Plan: | Dorpskern Lichtenvoorde, herziening Hof aan de Dijkstraat |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1586.BPLIC107-VG01 |
Aan de Dijkstraat in het centrum van de kern Lichtenvoorde bevindt zich reeds geruime tijd een locatie met leegstaande winkelpanden. De locatie is plaatselijk bekend als 'Hof aan de Dijkstraat'. In het kader van het programma 'Geef Lichtenvoorde Kleur' heeft de gemeente Oost Gelre in 2017 de "Visie Hof aan de Dijkstraat, Kleurrijk Wonen voor Jong en Oud" opgesteld waarin de herontwikkelingsmogelijkheden van het plangebied zijn geanalyseerd en uitgewerkt in een visie en mogelijke schetsverkavelingen.
Na vaststelling van de visie zijn er afspraken gemaakt omtrent de ontwikkeling van het plangebied tussen WWW Ontwikkeling BV en de gemeente Oost Gelre en is het plan nader uitgewerkt in een stedenbouwkundig plan. Concreet voorziet het plan in de sloop van de bestaande bebouwing en de nieuwbouw van in totaal 25 grondgebonden woningen in zowel de huur- als koopsector. Met dit plan wordt de Dijkstraat weer een representatieve aanloopstraat naar het dorpscentrum en wordt tevens op passende wijze invulling gegeven aan de woningbehoefte in het dorp.
Het voornemen is op basis van het geldende bestemmingsplan “Dorpskern Lichtenvoorde” niet mogelijk, omdat de locatie is voorzien van een detailhandel- en verkeersbestemming die het bouwen van woningen niet toelaat.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een adequaat juridisch-planologisch kader voor de voorgenomen ontwikkeling. Hierbij zal worden aangetoond dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in overeenstemming is met 'een goede ruimtelijke ordening'.
Het plangebied bevindt zich aan de Dijkstraat en wordt omgeven door bebouwing aan de Koemstraat en Nieuwe Maat. Het plangebied bestaat uit de kadastrale percelen gemeente Lichtenvoorde, sectie I, nummers 323, 759, 760, 761, 2243, 2244 en 5714 (deels)
In afbeelding 1.1 is het plangebied ten opzichte van de kern Lichtenvoorde en de directe omgeving aangegeven, door middel van de rode ster en de rode belijning. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding.
![]() |
Afbeelding 1.1 Ligging van het plangebied in Lichtenvoorde en de directe omgeving (Bron: PDOK/Gemeente Oost-Gelre) |
Het bestemmingsplan “Dorpskern Lichtenvoorde, herziening Hof aan de Dijkstraat” bestaat uit de volgende stukken:
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld met een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten, maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het plangebied is onderdeel van het bestemmingsplan “Dorpskern Lichtenvoorde”. Dit bestemmingsplan is op 25 mei 2010 door de raad van de gemeente Oost Gelre vastgesteld. Tevens geldt voor het plangebied het facetbestemmingsplan “Parkeren" (vastgesteld op 5 juni 2018). Enkel daar waar relevant wordt op dit plan ingegaan.
Het noordelijke deel van het plangebied heeft de bestemming 'Detailhandel' met bijbehorend bouwvlak en maatvoeringsaanduidingen. Tevens is een deel van detailhandelbestemming voorzien van de functieaanduiding 'supermarkt'.
Voor het zuidelijke deel van het plangebied geldt de bestemming 'Verkeer'. Tot slot gelden binnen het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 2 en 3'.
In afbeelding 1.2 is een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingplan opgenomen. Het plangebied is indicatief weergegeven met de rode omlijning.
![]() |
Afbeelding 1.2 Uitsnede geldend bestemmingsplan “Dorpskern Lichtenvoorde” (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl) |
Detailhandel
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel (m.u.v. volumineuze goederen) en op de verdiepingen van de gebouwen voor woningen en kamerbewoning. Ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' is tevens een supermarkt toegestaan. De bebouwing dient binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak te worden gebouwd met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven hoogten.
Verkeer
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
En de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en verhardingen.
Waarde - Archeologische verwachtingswaarde
De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
Voor de gronden met verwachtingswaarde 2 geldt een archeologische onderzoekplicht voor projecten groter dan 100 m². Voor gronden met verwachtingswaarde 3 geldt een archeologische onderzoekplicht voor projecten groter dan 2.500 m².
In Hoofdstuk 1 is de aanleiding en doel van dit bestemmingsplan uiteengezet. In Hoofdstuk 2 van de toelichting wordt de bestaande en toekomstige situatie in het plangebied beschreven. De historie en cultuurhistorie komt aan bod. Ook wordt inzicht gegeven in de opbouw van het plangebied met de daarbij behorende functies. Vervolgens wordt in Hoofdstuk 3 het beleidskader van het Rijk, de provincie Gelderland en de gemeente Oost Gelre uiteen gezet. Hoofdstuk 4 gaat over de omgevingsaspecten die voor dit plangebied relevant zijn. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische opzet waarbij de verbeelding en planregels worden besproken. Tot slot volgt in Hoofdstuk 6 een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan en de resultaten van overleg en terinzagelegging.
In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie vanuit ruimtelijk oogpunt en per functie, evenals de ontwikkelingen op basis van het vigerende beleid beschreven. Dit is gedaan aan de hand van de 'Visie Hof aan de Dijkstraat'. Er wordt flexibiliteit geboden daar waar het kan. Rekening wordt gehouden met de dynamiek in het plangebied en ruimte voor 'reguliere' uitbreidingen en veranderingen.
De Dijkstraat is samen met de Rapenburgsestraat, Varkensmarkt en De Markt onderdeel van de historische lintbebouwing van Lichtenvoorde. Van oudsher had de Dijkstraat (aan weerszijden) een afwisseling tussen (gesloten) bebouwing en meer openheid. In de loop van de jaren is aan de zuidzijde de bebouwing steeds meer verdicht en is de huidige parkeerplaats aangelegd voor o.a. de detailhandelsfuncties.
De (historisch) bebouwing aan de noordzijde is qua structuur meer intact gebleven. Op de kaart uit 1987 (zie afbeelding 2.1) is voor het eerst het bebouwingsbeeld te herkennen zoals dat nu in hoofdlijnen aanwezig is. Er valt op dat de Koemstraat een veel “‘jongere” straat is dan de Dijkstraat. De Koemstraat is voor het eerst te zien op de kaart uit 1975.
Binnen het plangebied zijn geen monumenten en/of waardevolle panden aanwezig. In de directe omgeving van het plangebied (o.a. aan de noordelijke zijde van de Dijkstraat) zijn wel diverse monumenten aanwezig. Het pand op de hoek van de Dijkstraat/Nieuwe Maat is ook monumentaal. Van belang is om met name aan de Dijkstraat de historische context in de toekomstige architectuur terug te laten komen.
![]() |
Afbeelding 2.1 Historische kaarten Dijkstraat (bron: Gemeente Oost Gelre) |
De bebouwing aan de noordzijde van de Dijkstraat heeft overwegend een goede kwaliteit. De bebouwing bestaat uit 2 lagen met een kap. De kapvormen zijn divers en de bebouwing heeft een statige en verfijnde uitstraling. Aan en in de omgeving van de Dijkstraat staan diverse panden met een soortgelijke statige uitstraling. De bebouwing staat voor een groot deel kort op de straat. Een uitzondering zijn de vrijstaande villa’s aan weerszijden van de Hofstraat.
Bij de ontwikkeling is van het belang om het historische straatbeeld (statige gevels in 2 lagen met kap) te versterken. De (recentere) bebouwing aan de zuidzijde van de Dijkstraat (ter plaatse van het plangebied) heeft een laagwaardige uitstraling. Veel van deze panden staan leeg. Herontwikkeling door sloop en nieuwbouw is noodzakelijk.
De parkeerplaats aan de Koemstraat geeft een rommelig beeld. De Koemstraat maakt onderdeel uit van de parkeerroute naar het centrum. Door de aanwezige parkeerplaats ontbreekt hier een duidelijke gevelwerking en daarmee begeleiding naar het centrum. Deze parkeerplaats had een functie voor de aanwezige detailhandel. Voor bijvoorbeeld de Lidl die inmiddels verplaatst is het naar kernwinkelgebied.
Wat verder opvalt aan de zuidzijde van de Dijkstraat is dat deze panden niet of nauwelijks een relatie of een samenhang met de omgeving hebben. De bestaande Hofstraat heeft geen aansluiting in de richting van de Koemstraat. Hier ligt een mooie kans om de Hofstraat door te trekken, waardoor een aantrekkelijke wandelroute kan ontstaan.
De zuidzijde van de Koemstraat wordt gekenmerkt door vrijstaande woningen. De woningen staan op een relatief ruime afstand van de straat. Aan de Koemstraat, in de richting van de centrum, staan diverse panden met een moderne uitstraling, vaak zonder kap. Enkele voorbeelden hiervan zijn de projecten de Nieuwe Maat en de Nieuwmarkt.
In onderstaand kaartbeeld is de huidige situatie in en rondom het plangebied in beeld gebracht. In afbeelding 2.3 zijn straatbeelden van de huidige situatie weergegeven.
![]() |
Afbeelding 2.2 Analyse huidige situatie omgeving plangebied (bron: Gemeente Oost Gelre) |
![]() |
Afbeelding 2.3 Straatbeelden huidige situatie (bron: Gemeente Oost Gelre) |
In het kader van het programma 'Geef Lichtenvoorde Kleur' heeft de gemeente Oost Gelre in 2017 de "Visie Hof aan de Dijkstraat, Kleurrijk Wonen voor Jong en Oud" opgesteld waarin de herontwikkelingsmogelijkheden van het plangebied zijn geanalyseerd en uitgewerkt. In de visie wordt eerst ingegaan op de aanleiding van de herontwikkeling, het doorlopen proces en de (beleidsmatige) context waarin het plan zich bevindt. Vervolgens gaat de visie in op de ambities voor het plangebied en zijn en er mogelijke schetsverkavelingen uitgewerkt.
Het plan is vormgegeven aan de hand van de vijf hoofdspeerpunten uit de Visie Hof aan de Dijkstraat namelijk:
Het stedenbouwkundig plan is vormgegeven in overleg met omwonenden en toekomstige bewoners en voorziet in een mix van huur- en koopwoningen op ruime kavels in een groene setting. De woningen worden duurzaam en gasloos gebouwd. Hieronder wordt nader ingegaan op de ambities voor de beeldkwaliteit en wordt het stedenbouwkundig plan nader toegelicht.
De visie Hof aan de Dijkstraat is tevens de visie op de beeldkwaliteit van het plangebied. Deze visie is gebaseerd op het welstandsbeleid van de gemeente Oost Gelre. De welstandscommissie zal de visie als toetsingskader gebruiken. De volgende criteria zijn van toepassing op de beeldkwaliteit in het plangebied:
In navolgende paragraaf wordt het stedenbouwkundig plan weergegeven en uiteengezet. Deze sluit aan bij bovenstaande criteria.
Binnen het plangebied zijn drie deelgebieden te onderscheiden. Aan de noordzijde langs de Dijkstraat worden rijwoningen (huur) gerealiseerd in blokken van zes. De gevels verspringen ten opzichte van de straat en doen daarmee - samen met een bij de Dijkstraat passende verschijningsvorm - recht aan de beeldkwaliteit van de historische Dijkstraat. Langs de Dijkstraat worden enkele bomen aangeplant die passen in het historische straatbeeld. Temidden van de twee blokken bevindt zich een voetgangersverbinding naar de achterzijde van de erven en de woningen in het middeldeel.
In het middendeel worden aan weerszijden van een groenelement acht seniorenwoningen in de huur/koopsector gerealiseerd. Het betreffen twee blokken van vier woningen waarbij de gevel van een van de middenwoningen iets naar voren springt. Ook deze woningen worden via een voetpad aan de voor- en achterzijde ontsloten.
In het zuidelijk deel aan de Koemstraat worden vijf koopwoningen gerealiseerd in de vorm van een twee-onder-één-kap en een drie-onder-één-kapwoning. De linker 2^1 kapwoning en de rechter 3^1 kapwoning kunnen parkeren op eigen erf. Tussen de woonblokken bevindt zich een voetpad naar het middengebied.
Het woongebied wordt ontsloten via een nieuwe ontsluitingsweg vanaf de Koemstraat. Deze weg loopt achter de koopwoningen aan de Koemstraat langs. Achter de koopwoningen worden 14 haaksparkeervakken aangelegd. Aan de oostrand van het plangebied wordt eveneens een strook met 22 haaksparkeervakken gerealiseerd.
Binnen en langs de randen wordt op diverse plaatsen opgaande beplanting aangelegd om het gewenste groene karakter met bijbehorende ruimtelijke kwaliteit te realiseren. In afbeelding 2.4 is de stedenbouwkundige verkaveling weergegeven.
![]() |
Afbeelding 2.4 Stedenbouwkundige verkaveling (bron: Van der Heijden Architecten) |
Voor het gebied geldt een groot aantal juridische kaders en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste samengevat. Op internationaal niveau zijn diverse regelingen van kracht die de duurzame instandhouding van habitats en soorten tot doel hebben. De meest verplichtende regelingen van de Europese unie zijn de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Op nationaal en provinciaal niveau zijn eveneens een groot aantal juridische kaders en beleidskaders van toepassing op het plangebied.
De "Vogelrichtlijn" (79/409/EG) uit 1979 heeft tot doel: de bescherming en het beheer van alle op het grondgebied van de Europese Unie in het wild levende vogels en hun habitats. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de instandhouding van al deze vogelsoorten en in het bijzonder de trekvogels en zijn verplicht om de verschillende natuurlijke habitats die het leefmilieu van de wilde vogels vormen, in stand te houden. Op grond van deze richtlijn worden gebieden aangewezen als Speciale Beschermingszone. Deze gebieden maken deel uit van het Europese initiatief om een ecologisch netwerk van natuurgebieden duurzaam te beschermen (Natura 2000). Daarnaast stelt de richtlijn nadere regels voor de bescherming, het beheer en de regulering van vogelsoorten.
De rechtsgevolgen die voortvloeien uit de Vogelrichtlijn betreffen, naast het aanwijzen van de Speciale Beschermingszones, ook de verplichting om passende maatregelen te nemen om de kwaliteit van de leefgebieden van de vogelsoorten niet te laten verslechteren. Verder mogen er geen storende invloeden optreden in gebieden die negatieve gevolgen hebben voor het voortbestaan van de vogelsoorten, die door de Vogelrichtlijn beschermd worden. Nieuwe plannen of projecten in en in de nabijheid van Speciale Beschermingszones worden volgens de richtlijn getoetst.
Het plangebied en de directe omgeving zijn niet aangewezen als Speciale Beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn.
De in 1992 vastgestelde "Habitatrichtlijn" is het voornaamste stuk wetgeving van de Europese Gemeenschap ter bevordering van de biologische verscheidenheid. Deze richtlijn houdt de verplichting in voor deelstaten om de habitats en soorten, die voor de Europese Unie van belang zijn, in stand te houden. Iedere lidstaat moet op zijn grondgebied de gebieden die voor het behoud van de onder de richtlijn vallende habitats en soorten het belangrijkst zijn, identificeren en vervolgens aanwijzen als Speciale Beschermingszones.
Het plangebied en de directe omgeving zijn niet aangewezen als Speciale Beschermingszone in het kader van de Habitatrichtlijn.
Het "Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed", kortweg het Verdrag van Malta, is op 16 januari 1992 te Valletta tot stand gekomen. Uitgangspunt van het verdrag is het archeologisch erfgoed waar mogelijk te behouden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang, beter nog het cultuurhistorisch belang, vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Het verdrag is geratificeerd door de Eerste en Tweede Kamer. Invoering van het verdrag heeft gevolgen voor het huidige archeologisch bestel. Het moet nog (beter) in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd worden. Alle overheden hebben zorgplicht voor archeologische waarden gekregen, dus ook de gemeenten. In de ruimtelijke ordening wordt aan veel aspecten aandacht geschonken en worden tal van belangen tegen elkaar afgewogen. Voor veel zaken wordt de afweging gestuurd door wet- en regelgeving. Het verdrag van Malta heeft tot gevolg dat dit ook voor de archeologie het geval is. Door het verdrag heeft (ook) de gemeente de inspanningsverplichting de archeologische waarden te beschermen.
In paragraaf 4.1 wordt nader ingegaan op de archeologische waarden binnen het plangebied
De Kaderrichtlijn water (KRW) is een Europese richtlijn gericht op de verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De KRW is sinds december 2000 van kracht en maakt het mogelijk om waterverontreiniging van oppervlaktewater en grondwater internationaal aan te pakken. De kaderrichtlijn is geen vrijblijvende richtlijn, ze vormt een Europese verplichting, waar de waterbeheerder (Rijk, waterschappen, provincies en gemeenten) niet omheen kan. De belangrijkste uitgangspunten van de KRW zijn:
Via de Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water is de KRW vertaald in de Nederlandse wetgeving. De Kaderrichtlijn water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat 'een goede ecologische toestand'. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen. Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.
In paragraaf 4.3 wordt nader ingegaan op de waterhuishouding binnen het plangebied.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Het Rijk wil ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Het verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan provincies en gemeenten.
In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland (de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:
De SVIR doet geen specifieke uitspraken die van belang zijn voor het voorliggende plan.
Het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) is als Algemene maatregel van Bestuur (AmvB) direct gekoppeld aan de SVIR. In het Barro is concreet aangegeven welke nationale belangen geborgd worden in bestemmingsplannen en andere plannen van de overheden. Dat betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan het Barro aan de gemeente opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
Deze algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau.
Op 30 december 2011 is de eerste tranche van het Barro in werking getreden. Deze eerste tranche van het Barro bevat een vertaling van het geldende planologische beleid dat bedoeld was om op lokaal niveau: in bestemmingsplannen, te worden verwerkt. De vastgestelde onderdelen van het Barro Ruimte hebben betrekking op onder meer het kustfundament, de grote rivieren en het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR).
Op 1 oktober 2012 is de tweede tranche van het Barro in werking getreden. Deze tranche vormt een vertaling van nieuw ruimtelijk beleid van het Rijk, dat eerder is vastgelegd in o.a. de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de MIRT-agenda's.
Dit deel van het Barro bevat regels voor onder meer het Natuur Netwerk Nederland (de opvolger van de ecologische hoofdstructuur), radarverstoringsgebieden, militaire terreinen, gebieden van uitzonderlijke universele waarde en reserveringsgebieden voor (nieuwe en uitbreiding van bestaande) hoofdwegen en spoorlijnen.
Het BARRO geeft geen specifieke regels voor het plangebied.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2)
Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. Om gebruikers goed te kunnen ondersteunen bij de toepassing van de nieuwe Ladder heeft het Rijk een nieuwe handreiking opgesteld.
De nieuwe handreiking begint met de vraag om wat voor een plan het gaat. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Vervolgens dient bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen in eerste instantie gekeken te worden of er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen. Als de behoefte voldoende is gemotiveerd, wordt gekeken of aan deze behoefte kan worden voldaan door het benutten van locaties voor herstructurering, intensivering of transformatie binnen bestaand stads- en dorpsgebied. Als ook dat niet tot de mogelijkheden behoort, wordt – onder voorwaarden - aansluitend aan het bestaand stads- en dorpsgebied een locatie gezocht. Door de ladder voor duurzame verstedelijking toe te passen, wordt verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied geconcentreerd. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt.
Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'. In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:
bestaand stedelijk gebied: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.
stedelijke ontwikkeling: ´ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.´
Bij het beschrijven van de behoefte dient te worden uitgegaan van het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, zijnde de looptijd van het bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit).
Zoals hiervoor reeds aangeven is een toetsing aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking' noodzakelijk bij 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' (3.1.6 Bro). Er zijn inmiddels meerdere gerechtelijke uitspraken geweest over deze begripsdefinitie.
Er is geen ondergrens bepaald voor wat een 'stedelijke ontwikkeling' is. Op basis van jurisprudentie blijkt dat het antwoord op de vraag of sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van die ontwikkeling, in relatie tot de omgeving. Voor woningbouw geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig (ABRvS 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724). Voorliggende ontwikkeling betreft de realisatie van in totaal 25 woningen Binnen het plangebied zijn echter reeds een vijftal bestaande (legale woningen) aanwezig welke worden gesloopt ten behoeve van de nieuwe ontwikkeling. Per saldo neemt het aantal woningen met 20 toe. Vanwege de omvang van het project kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting bij een bestemmingsplan een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hieronder wordt nader ingegaan op de passendheid binnen de vigerende beleidskaders, de behoefte en ligging binnen het bestaand stedelijk gebied.
Het plan past binnen de vigerende beleidskaders
Het plan is in overeenstemming met de uitgangspunten van de gemeentelijke woonvisie en structuurvisie. Het uitgangspunt van de woonvisie is namelijk gericht op het bouwen van met name huurwoningen voor senioren en starters/jongeren in Lichtenvoorde. Het plan is met grondgebonden woningen een aanvulling op het plan Nieuwmarkt waar huurappartementen worden gebouwd. Daarnaast is het plan in overeenstemming met de provinciale omgevingsvisie zoals blijkt uit paragraaf 3.3.
Toets kwantitatieve behoefte
In de woonvisie Oost Gelre 2016-2025 is aangegeven waar en hoeveel woningen er de komende jaren, gezien de behoefte, nog gebouwd moeten worden. Tot 2025 gaat dit om maximaal 293 woningen (gerekend vanaf 1 januari 2017). Dit aantal is regionaal afgestemd. De huidige plancapaciteit binnen de gemeente ligt hoger. Dit zijn alle plekken in de gemeente waar nog gebouwd kan gaan worden. In de woonvisie is aangegeven dat het overschot aan plancapaciteit teruggebracht moet worden (rapport verplaatsingsreductie, zie ook paragraaf 3.4.7). Enerzijds om in de toekomst leegstand in de bestaande voorraad te voorkomen en anderzijds om ruimte te creëren om een invulling te kunnen geven aan vrijkomende locaties en gebouwen (bijvoorbeeld vrijkomende winkelpanden). Voor het plan Dijkstraat zijn in de planningslijst van de woonvisie maximaal 20 woningen gereserveerd. Het voorliggende plan voorziet in maximaal 25 woningen, dit is meer dan in de planningslijst is gereserveerd. Echter zoals hiervoor reeds aangegeven zijn binnen het plangebied reeds een vijftal bestaande (legale woningen) aanwezig welke worden gesloopt ten behoeve van de nieuwe ontwikkeling. Per saldo neemt het aantal woningen met 20 toe, passend binnen de woonvisie die reeds regionaal is afgestemd.
Toets kwalitatieve behoefte
In de woonvisie is aangegeven dat er in Oost Gelre deels sprake is van een evenwichtige en deels sprake is van een ontspannen sociale huurmarkt. Vooral in Lichtenvoorde is (extra) behoefte aan huurwoningen. De huidige plancapaciteit voorziet echter vooral in (dure) koopwoningen en onvoldoende in betaalbare huurwoningen. Uit de prognoses blijkt dat de doelgroep senioren in de komende jaren absoluut en relatief fors toeneemt. Tevens zullen als gevolg van extramuralisering méér kwetsbare huishoudens een beroep (moeten) doen op een sociale huurwoning. In de woonvisie is aangegeven dat bij toevoeging van (sociale) huurwoningen voor o.a. jongeren de betaalbaarheid een belangrijk aandachtspunt vormt. Het voorliggende plan voorziet in 12 sociale huurwoningen langs de Dijkstraat en 8 betaalbare seniorenwoningen in de huur of koopsector in het middengebied. Het plan voorziet hiermee voor een belangrijk deel in de kwalitatieve behoefte van Lichtenvoorde.
Relatie met bestaande plannen in Lichtenvoorde
In Lichtenvoorde is er op dit moment nog een aantal plannen in voorbereiding en/of in ontwikkeling. Veel van deze plannen voorzien juist in (dure) koopwoningen. Het segment betaalbare huurwoningen is onvoldoende aanwezig. Het plan omgeving Bonifatiushof /Nieuwmarkt voorziet in een forse uitbreiding van goedkope huurappartementen voor o.a. jongeren en/of senioren. Hierbij wordt rekening gehouden met het gegeven dat de berekende kwantitatieve behoefte (zie woonvisie) relatief beperkt is. Het plan Nieuwmarkt leent zich gezien de ligging goed voor huurappartementen. Bij de ontwikkeling van de Nieuwmarkt fase 1 & 2 is bouwkundig al rekening gehouden met de ontwikkeling van fase 3 voor huurappartementen. Hiermee wordt ingespeeld op deze specifieke vraag. Het voorliggende plan “Hof aan de Dijkstraat” vormt met grondgebonden huurwoningen op ruime kavels een kwalitatieve aanvulling op het plan Nieuwmarkt. Hiermee zorgt de gemeente niet alleen voor huuraanbod voor jongeren, maar kunnen zij ook kiezen voor een woning en woonmilieu dat bij hen past.
Ligt de ontwikkeling binnen bestaande stedelijk gebied
Op basis van de definitie van het Bro kan worden geconcludeerd dat het plangebied binnen bestaand stedelijk gebied ligt.
Conclusie toetsing Ladder van duurzame verstedelijking
Daarmee vormt de ladder van duurzame verstedelijking geen belemmering voor de voorliggende ontwikkeling.
Het provinciaal beleid behelst een doorvertaling van rijksbeleid en is verwoord in tal van plannen. De belangrijkste plannen betreffen de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland en de Omgevingsverordening Gelderland.
In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw. In de Omgevingsvisie worden twee provinciale hoofddoelen onderscheiden:
Deze hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, waarbij per ambitie de aanpak op hoofdlijnen is beschreven. De nadere invulling vindt plaats via provinciale uitvoeringsprogramma's en samenwerking met partners. Daarmee is de Omgevingsvisie een 'plan' dat richting geeft en ruimte biedt; geen plan met exacte antwoorden. Ofwel: 'de Omgevingsvisie gaat over het speelveld en de spelregels, niet over de uitkomst van het spel'. In voorliggend geval is met name het beleid ten aanzien van het woon- en leefomgeving van belang.
Om Gelderland voor mensen en bedrijven aantrekkelijk te houden, is de kwaliteit van de leefomgeving van groot belang. Bovendien draagt een goede kwaliteit van de leefomgeving bij aan gezondheid. Goed bereikbare voorzieningen, aansprekende evenementen, unieke cultuurhistorie, inspirerende culturele voorzieningen, een mooie natuur; het is allemaal van belang. Ook goed wonen hoort daarbij. Gelderland heeft op woongebied een bijzondere positie met uiteenlopende woonkwaliteiten, zowel stedelijke als landelijke. De Gelderse streken hebben ieder hun eigen aard, waar mensen zich thuis en verbonden met elkaar voelen. In de groeiende Gelderse steden komen veel activiteiten samen. Tegelijkertijd wordt er geïnvesteerd in een vitaal platteland, juist als daar krimp plaatsvindt. Om het landschap open, groen en het voorzieningenniveau op peil te houden en leegstand te voorkomen, is bouwen binnen bestaand verstedelijkt gebied het vertrekpunt. De voorkeur wordt gegeven aan het benutten van bestaande gebouwen en het concentreren van bebouwing. Pas als er geen andere goede mogelijkheden zijn, wordt er uitgebreid aan de randen van de steden of dorpen.
Het plan voorziet in de realisatie van 25 woningen, waarvan 20 in de betaalbare huur/koopsector op een inbreidingslocatie in het dorpscentrum van Lichtenvoorde. Het plan sluit hiermee zowel kwantitatief als kwalitatief aan bij de woningbehoefte in Lichtenvoorde. De ontwikkeling vormt geen belemmering voor overige functies in de omgeving. Het plan lost juisteen ruimtelijk knelpunt op. De nieuwe woningen passen zowel vanuit stedenbouwkundig als functioneel oogpunt goed in de omgeving. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar Hoofdstuk 2. Verder is er vanuit het provinciale programma Steengoed Benutten reeds subsidie toegekend voor de uitvoering van het project. Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland.
Met een omgevingsverordening stelt de provincie regels aan ruimtelijke plannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen.
De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan op deze regels afstemmen.
In voorliggend geval is uitsluitend artikel 2.2 (instructieregel bestemmingsplan doorwerking regionale woonagenda) van de omgevingsverordening van toepassing.
Artikel 2.2 (instructieregel bestemmingsplan doorwerking regionale woonagenda)
In de verordening wordt aangegeven dat een ontwikkeling dient te passen binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda. Kortheidshalve wordt verwezen naar paragrafen 3.4.7 en 3.2.3.2 waar het voornemen is getoetst aan de Woonvisie Oost Gelre en Ladder voor duurzame verstedelijking. Hier wordt geconcludeerd dat het voornemen in overeenstemming is met artikel 2.2 van de Omgevingsverordening Gelderland.
Het gemeentelijk beleid is een doorvertaling van rijks-, provinciaal en regionaal beleid en is verwoord in tal van plannen. In deze paragraaf wordt ingegaan op de voor de ontwikkeling relevante beleidsstukken. Opgemerkt wordt dat niet opnieuw wordt ingegaan op de Visie 'Hof aan de Dijkstraat', omdat deze in hoofdstuk 2 in het kader van de planbeschrijving reeds uitgebreid aan bod is gekomen.
Als gevolg van enkele rampen en incidenten, zoals de vuurwerkramp in Enschede, is externe veiligheid een belangrijk thema geworden. Deze rampen en incidenten hebben ertoe geleid dat de Rijksoverheid diverse maatregelen heeft genomen om acht te krijgen op de risicobronnen in Nederland en het optimaliseren van de risicobeheersing rondom de risicobronnen. Maatschappelijk gezien hebben deze rampen eveneens een belangrijke bijdrage geleverd aan de bewustwording van het leven met veiligheidsrisico's. Helder is dat de huidige maatschappij nu eenmaal veiligheidsrisico's met zich meebrengt, maar dat er wel grenzen aan deze risico's gesteld moeten worden.
Met de beleidsvisie externe veiligheid geeft de gemeente allereerst haar visie op de beheersing van veiligheidsrisico's binnen de gemeente. Het gaat dan om risico's als gevolg van de opslag, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarmee geeft de gemeente Oost Gelre eveneens haar ambitieniveau aan. Op basis van deze visie wordt een nadere invulling gegeven aan de beleidsvrijheid op het gebied van externe veiligheid. Zo wordt aangegeven hoe de gemeente omgaat met (de verantwoording van) het groepsrisico en de richtwaarde bij het plaatsgebonden risico bij (beperkt) kwetsbare objecten.
Daarnaast wordt aangegeven welke maatregelen genomen moeten worden om de geformuleerde ambities te realiseren en welke instrumenten daarvoor kunnen worden ingezet. De maatregelen worden uitgewerkt in andere gemeentelijke documenten (bestemmingsplannen / streekplannen, milieuvergunningen en rampenbestrijdingsplannen). In die zin bestrijkt de beleidsvisie zowel de beheersing van risico's als de bestrijding van een ramp wanneer die zich voordoet.
In paragraaf 4.8 wordt nader ingegaan op de externe veiligheidsrisico in relatie tot de woningbouwontwikkeling.
Met het welstandsbeleid wordt richting gegeven aan gebouwen en het landschap in de gemeente Oost Gelre. Wat is belangrijk om te behouden of te beschermen en op welke plekken kunnen de burgers meer vrijheid van handelen krijgen. Deze keuze vormt de politieke component van het welstandsbeleid. De gemeenteraad heeft aangegeven meer "vrijheid" te willen en meer te willen "inspireren".
Het beleid is gericht op deregulering: voor minder bouwaanvragen een welstandstoets gebaseerd op minder en duidelijkere regels. Op de vraag hoe eventueel welstandstoezicht zou moeten plaatsvinden, wordt hier al een voorlopig antwoord geformuleerd: niet door te omschrijven hoe het gebouw moet worden, maar door aan te geven waarop de beoordeling van het ontwerp gebaseerd moet worden. Het welstandsbeleid biedt concreet gereedschappen (handvatten) voor burgers, ondernemers en gemeente om samen aan de slag te gaan met nieuwe ruimtelijke initiatieven.
Aan het welstandsbeleid is een Inspiratiedocument gekoppeld. Dit document vormt een belangrijke basis voor het welstandsbeleid. In dit document zijn de kernkwaliteiten voor Oost Gelre beschreven. Deze kernkwaliteiten en kansen voor de kernen bieden aanknopingspunten ter inspiratie voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
In paragraaf 3.4.6 wordt nader ingegaan op het Inspiratiedocument Oost Gelre. Verder bevat het Visiedocument 'Hof aan de Dijkstraat' ambities voor de beeldkwaliteit die gebaseerd zijn op het welstandsbeleid. Deze zijn reeds beschreven in paragraaf 2.2.2.Bij de verdere uitwerking van het plan zullen de beeldkwaliteitscriteria zoals beschreven in de Visie 'Hof aan de Dijkstraat' in acht worden genomen. Opgemerkt wordt dat het schetsplan in januari 2021 op hoofdlijnen reeds positief is beoordeeld door de welstandscommissie.
Geluid is een belangrijke bron van hinder en zelfs een mogelijk gevaar voor de volksgezondheid. Naar schatting een miljoen mensen in Nederland ondervinden ernstige hinder van geluid. Belangrijke bronnen zijn wegverkeer en in minder mate railverkeer en industrielawaai. Ook buren zijn belangrijke veroorzakers van geluidhinder. Het is daarom belangrijk om in het gemeentelijke geluidbeleid hinder ten gevolge van geluid te reduceren. Stilte (het ontbreken van hinderlijk geluid) is een belangrijke kernkwaliteit van de Achterhoek. Deze kwaliteit is het waard om beschermd te worden.
Daarnaast is het een belangrijke gemeentelijke taak om ruimte te bieden aan (geluidproducerende) bedrijvigheid en verkeer. Een goede balans daartussen is de uitdaging van dit beleidsstuk.
Gemeente Oost Gelre heeft in regionaal verband geluidbeleid ontwikkeld om de stilte als kwaliteit van de Achterhoek te versterken en richting te geven aan het geluidaspect in bestemmingsplannen, vergunningen e.d. De Rijksoverheid treedt steeds verder terug om geluidzaken meer decentraal te laten regelen. De gemeente Oost Gelre grijpt deze kans om maatwerk te leveren: stilte beschermen waar mogelijk en geluidruimte te bieden waar nodig.
Het gemeentelijk geluidbeleid is gebiedsgericht beleid. Het gemeentelijk beleid is verdeeld in 10 akoestisch relevante gebiedstypen, zoals natuur, agrarisch gebied, woonwijken, centra en industrieterrein. Voor elk gebied is vastgesteld welke akoestische streef-, grens- en plafondwaarden gelden. Bij nieuwe activiteiten dient een geluidbelasting tussen streef en grenswaarden te ontstaan, waarbij streefwaarden de norm zijn. Alleen akoestisch uitzonderlijke situaties geven mogelijkheden geluidbelastingen tussen grens- en plafondwaarden aan te houden. Kortom, hoe verder de geluidbelasting boven de streefwaarden komt des te belangrijker wordt een goede motivatie van deze afwijking. Doel is immers om een gekozen akoestisch leefklimaat te realiseren, indien nodig ten koste van nieuwe (te luidruchtige) activiteiten. Waar meer geluidruimte is gegeven, zijn dus ook meer activiteiten mogelijk.
Het Rijk en de provincies leggen hun verkeer- en vervoersbeleid vast in een beleidsplan. Gemeenten zijn vrij in de manier waarop zij hun beleid vastleggen. Het is wel een verplichting om aan te geven hoe het verkeer- en vervoersbeleid in de gemeente wordt vormgegeven. Hiervoor heeft de gemeente Oost Gelre, in navolging van het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoer Plan 2011-2015 (GVVP), het "Integraal verkeersprogramma Oost Gelre 2014-2024" vastgesteld.
Het uitvoeringsprogramma (hoofdstuk 6) heeft betrekking op de periode 2014-2018 en wordt geactualiseerd. Waar voorheen het GVVP zich vrijwel uitsluitend beperkte tot een aantal maatregelen die slechts betrekking hadden op de verkeersproblematiek, is nu gekozen voor een opzet die de oplossing van verkeers- en vervoersproblemen in een breder kader plaatst.
De hernieuwde insteek voorziet in een integrale benadering van het verkeer in een landschappelijke en ruimtelijke omgeving. Verkeer is vaak een afgeleide van ruimtelijke ontwikkelingen. Vanuit deze integrale benadering zijn er ambities, aandachtspunten en beleidsprincipes in beeld gebracht. Dit leidt tot een concreet uitvoeringsprogramma om de komende jaren aan te werken. In het uitvoeringsprogramma (hoofdstuk 6) is ruimte geboden voor het inbrengen van (lokale) aandachtspunten door burgers/belangengroepen. Deze zijn geïnventariseerd en vervolgens opgenomen in het uitvoeringsprogramma.
In voorliggend geval zijn de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkeling van belang. In paragraaf 4.10 wordt hier nader op ingegaan.
Lichtenvoorde is de grootste kern van Oost Gelre, en na Doetinchem en Winterswijk de grootste kern van de Achterhoek en heeft dan ook een belangrijke regionale positie. Deze positie is flink versterkt door de uitvoering van de Ontwikkelingsvisie Centrum Lichtenvoorde uit 2002. Sindsdien is het centrum van Lichtenvoorde sterk herontwikkeld.
Lichtenvoorde is de afgelopen jaren uitgegroeid tot een plaats met een regionaal aantrekkelijk centrum met een gezellige markt, goede voorzieningen en een aangenaam klimaat om te wonen en te werken. Een aantal ontwikkelingen stagneert helaas ook; de Nieuwmarkt fase 3 is nog net helemaal gerealiseerd en er is veel leegstand in de omgeving van de Dijkstraat. Een nieuwe stimulans en herdefiniëring van het centrum is zowel qua projecten als qua identiteit wenselijk.
Begin 2017 heeft de gemeenteraad van Oost Gelre het programma Geef Lichtenvoorde Kleur vastgesteld. Het programma kwam tot stand met veel inbreng uit de samenleving van Lichtenvoorde. Met een kaartenactie werden vanaf 2015 ideeën verzameld voor de toekomst van Lichtenvoorde. Die gingen onder andere over gastvrijheid, gezelligheid, voorzieningen, kernwinkelgebied, eigentijds wonen en werken, ondernemerschap, zorg voor elkaar, verenigingsleven, evenementen, toerisme, ontmoeten, innovatie, promotie, bereikbaarheid en uitstraling.
Het programma Geef Lichtenvoorde Kleur beschrijft welke projecten de komende jaren in uitvoering gaan en hoe de gemeente daarbij samenwerkt met partijen uit de samenleving.
Ook nodigt het Lichtenvoordenaren uit om zelf met initiatieven te komen die het dorp letterlijk of figuurlijk meer kleur geven. Het is daarmee een echt programma van én voor de inwoners en ondernemers!
In het programma is het plan Hof aan de Dijkstraat opgenomen. Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de uitwerking van dit plan en is hiermee in overeenstemming.
De gemeente Oost Gelre heeft een Inspiratiedocument Ruimte Oost Gelre opgesteld voor de kernen en buitengebied. Dit inspiratiedocument biedt een visie voor de toekomst van Oost Gelre door middel van het weergeven van de kwaliteiten. Het vormt een leidraad voor ruimtelijke ontwikkelingen.
Lichtenvoorde heeft een goede mix van winkels, horeca wonen en maatschappelijke voorzieningen. Het bruisende dorpshart van Lichtenvoorde met goede voorzieningen wordt als bijzonder benoemd. In het inspiratiedocument wordt het plan genoemd om dit te versterken. Er wordt ingezet op het stimuleren van herbestemming van winkelpanden in het centrum Lichtenvoorde.
Voorliggend plan sluit aan bij dit inspiratiedocument. De bestaande verouderde winkelbebouwing wordt gesloopt en vervangen door woningbouw met een hoogwaardige ruimtelijke uitstraling. De woningen aan de Dijkstraat worden gebouwd in een stijl die past bij het historische karakter van deze weg. Hiermee is sprake van een forse verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.
De gemeenten in de Achterhoek hebben gezamenlijk een visie voor het woonbeleid vastgesteld. Een demografische ontwikkeling in deze regio is dat het aantal inwoners in de komende periode langzaam maar zeker afneemt. In de Regionale Woonvisie wordt ingespeeld op die bevolkingsdaling en afname van het aantal huishoudens. Concreet betekent dit voor iedere gemeente in de Achterhoek dat de aangegeven bouwvolumes in de gemeentelijke woonvisies naar beneden bijgesteld moeten worden.
De gemeente Oost Gelre heeft een eigen woonvisie vastgesteld voor de periode 2016 - 2025 waarin de regionale woonvisie in is verweven. Deze is door de gemeenteraad vastgesteld op 20 september 2016.
De woonvisie Oost Gelre is een kernachtige en toegankelijke visie. De visie is vormgegeven op basis van een drietal thema's: kwantiteit & kwaliteit, beschikbaarheid & betaalbaarheid en wonen met zorg en welzijn. Bij ieder thema is aangegeven wat wordt gezien als ontwikkelingen, wat er bereikt moet worden en wat hiervoor moet worden gedaan. Voorafgaand hierop is ingegaan op de kwaliteiten van Oost Gelre, specifiek de verschillende kernen, en de maatschappelijke ontwikkelingen die het woonbeleid beïnvloeden. In een uitvoeringsprogramma is aangegeven welke activiteiten uit de woonvisie voortvloeien en wanneer en door wie deze worden uitgevoerd.
Zoals in de inleiding reeds aangegeven hebben de gemeenten in de Achterhoek gezamenlijk een visie voor het woonbeleid voorbereid. Daarin wordt ingespeeld op die bevolkingsdaling en afname van het aantal huishoudens. Concreet betekent dit voor iedere gemeente in de Achterhoek dat de aangegeven bouwvolumes in de gemeentelijke woonvisies naar beneden bijgesteld moeten worden. De gemeenten in de Achterhoek hebben afspraken gemaakt over het aantal nog te bouwen woningen. Dat is niet alleen een kwantitatieve opgave, maar ook een kwalitatieve opgave. De nog toe te voegen woningen moeten een zo goed mogelijke aanvulling zijn op de bestaande voorraad. Dat vraagt om een zorgvuldige prioritering van projecten. De planningslijst inclusief de 'stoplichtmethode' wordt gebruikt voor de lokale woonvisie. Hiermee worden plannen geprioriteerd in drie categorieën (groen, oranje en rood).
Op basis van de regionale afspraken en behoefte van destijds kon Oost Gelre maximaal 685 woningen bouwen tot 2025. Met vaststelling van de regionale Woonagenda is besloten dat het eerder afgesproken aantal netto toe te voegen woningen op regioniveau wordt verlaagd met 10%. In december 2015 heeft Oost Gelre besloten 5% te willen reduceren t.o.v. de eerdere regionale afspraken. Conform de huidige regionale afspraken kunnen er in Oost Gelre nog 293 woningen (netto behoefte) toegevoegd worden tot en met 2025.
Elk jaar wordt de planningslijst voor de woningbouwprogrammering in Oost Gelre doorgenomen en doorgestuurd naar de provincie Gelderland. In de planningslijst zijn alle (voorziene) bouwplannen in Oost Gelre opgenomen. De totale plancapaciteit per 1 januari 2021 is 317 woningen. Dit zijn alle plekken in de gemeente waar nog gebouwd kan gaan worden en waar er nog wensen zijn voor nieuwbouw. Het plan Hof aan de Dijkstraat is met netto 20 woningen opgenomen in de actuele planningslijst.
In de woonvisie is aangegeven dat er in Oost Gelre deels sprake is van een evenwichtige en deels sprake is van een ontspannen sociale huurmarkt. Vooral in Lichtenvoorde is (extra) behoefte aan huurwoningen. De huidige plancapaciteit voorziet echter vooral in (dure) koopwoningen en onvoldoende in betaalbare huurwoningen. Uit de prognoses blijkt dat de doelgroep senioren in de komende jaren absoluut en relatief fors toeneemt. Tevens zullen als gevolg van extramuralisering méér kwetsbare huishoudens een beroep (moeten) doen op een sociale huuwoning. In de woonvisie is aangegeven dat bij toevoeging van (sociale) huurwoningen voor o.a. jongeren de betaalbaarheid een belangrijk aandachtspunt vormt.
Het voorliggende plan voorziet in maximaal 25 woningen binnen het plangebied. Dit is meer dan in de planningslijst voor de locaties is opgenomen. Echter zoals eerder in deze toelichting reeds aangegeven zijn binnen het plangebied reeds een vijftal bestaande (legale woningen) aanwezig welke worden gesloopt ten behoeve van de nieuwe ontwikkeling. Per saldo neemt het aantal woningen met 20 toe. Het plan staat op groen in de planningslijst en past daarmee binnen het woonbeleid.
Kwalitatief gezien sluit het plan aan op de behoefte en voorziet in 12 sociale huurwoningen langs de Dijkstraat en 8 betaalbare seniorenwoningen in de huur of koopsector in het middengebied. Het plan draagt hiermee wezenlijk bij de kwalitatieve behoefte van Lichtenvoorde
Het plan Hof aan de Dijkstraat vormt met grondgebonden huurwoningen op ruime kavels daarnaast een kwalitatieve aanvulling op het plan Nieuwmarkt waar huurappartementen worden gerealiseerd. Hiermee zorgt de gemeente niet alleen voor huuraanbod voor jongeren, maar kunnen zij ook kiezen voor een woning en woonmilieu dat bij hen past.
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. De gemeente Oost Gelre heeft een archeologische beleidsadvieskaart. Op deze kaart is aangegeven welke gebieden archeologisch waardevol zijn en welke gebieden de verwachting hebben archeologisch waardevol te zijn. Het beleid dient direct door te werken in het bestemmingsplan. Bescherming (behoud/conservering) van gebieden met archeologische (verwachtings)waarden is uitgangspunt bij de zorg voor het archeologische erfgoed in het plangebied.
Afhankelijk van de verstoring moeten de gebieden eerst nader worden onderzocht, voordat hier bebouwing of grondbewerking (=verstoring) plaatsvindt. Tijdens het onderzoek gevonden archeologische resten, moeten zo mogelijk onaangetast in de grond bewaard blijven of anders op verantwoorde wijze worden opgegraven. De kosten hiervan komen voor degene die de grond wil verstoren. Met behulp van een dubbelbestemming wordt voornoemde bescherming van archeologische waarden dan wel archeologische verwachtingswaarden in het bestemmingsplan geregeld.
Zoals in paragraaf 1.4 heeft het plangebied in het geldende bestemmingsplan de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' en 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 3'. Het betreft een doorvertaling van de archeologische beleidskaart van gemeente Oost Gelre. Het grootste deel van het plangebied ligt in een gebied met AWV categorie 6 (geomorfologische eenheden met een plaggendek, gebieden met een hoge archeologische verwachting) en de zuidelijke en oostelijke rand van het plangebied ligt in een gebied met AWV categorie 10 (gebieden met een lage archeologische verwachting, verhoogde kans op archeologische off-site resten mogelijk goed geconserveerd; beekdalen). Aangezien het gebied met een lage verwachting grenst aan een gebied met een hoge verwachting kan het gezien worden als een hoge verwachting, aangezien de kans groot is dat er off-site resten van de hooggelegen delen aanwezig kunnen zijn. Het plangebied heeft dus een hoge verwachting en er geldt daarom een verplichting voor onderzoek als de 100 m² en de diepte van 30 cm-mv voor bodemingrepen wordt overschreden. Daarnaast dient getoetst te worden of in het plangebied sprake is van de oude aanvoer van de Hofgracht (Verlengde van de Hofstraat.). Op basis van historische kaarten kon dit niet in voldoende mate vastgesteld worden.
Hamaland Advies heeft ten behoeve van de ontwikkeling een bureauonderzoek en een verkennend booronderzoek uitgevoerd binnen het plangebied met een oppervlakte van ca. 5.200 m2. Hieronder worden de resultaten van het bureauonderzoek en booronderzoek weergegeven. De volledige rapportage is opgenomen in Bijlage 1.
Bureauonderzoek
Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied deels op een dekzandrug of -kop ligt en deels in een beekdal. Deze landschapsdelen worden respectievelijk bedekt met enkeerdgronden en beekeerdgronden. Op de enkeerdgronden is waarschijnlijk een esdek aanwezig wat dikker is dan 50 cm. Voor het deel van het plangebied op het dekzand geldt een hoge verwachting voor alle archeologische periodes en voor de delen in het beekdal geldt in principe een lage verwachting, maar aangezien het grenst aan een gebied met een hoge verwachting kan het gezien worden als een hoge verwachting, aangezien de kans groot is dat er off-site resten van de hooggelegen delen aanwezig kunnen zijn. Voor het hele plangebied geldt dus een hoge verwachting voor archeologische resten uit alle periodes, met de focus op off-site activiteiten voor de oostelijke en zuidelijk rand van het plangebied. In tabel 2 van de onderzoeksrapportage de archeologische verwachting gedetailleerd weergegeven. Uit het cartografische onderzoek blijkt dat het plangebied vanaf de 17de eeuw bebouwd is geweest en dat de huidige gebouwen onderkelderd zijn. Dit betekent dat het deel van het plangebied wat bebouwd is volledig verstoord is. De rest van het plangebied is nooit bebouwd geweest dus de kans is aanwezig dat er nog archeologische resten aanwezig zijn binnen dat deel van het plangebied. Onderzocht moet worden of de bodem in dit deel van het plangebied inderdaad nog intact is.
Booronderzoek
Uit de resultaten van het verkennend booronderzoek blijkt dat de basis van het bodemprofiel bestaat uit fijn dekzand van de Formatie van Boxtel (Laagpakket van Wierden). De top van het dekzand is aangetroffen op een diepte variërend van 75 cm-mv (boring 9) tot 90 cm-mv (boring 13). Op basis van eerdere onderzoeken en de resultaten van het bureauonderzoek werd de intacte top van het dekzand op 50 cm-mv verwacht. Dit betekent dat circa 40 cm van het oorspronkelijke dekzandpakket verdwenen is, vermoedelijk bij de aanleg van het parkeerterrein. Het dekzandpakket wordt afgedekt door een 75 cm tot 90 cm dik pakket grof zand met kiezels, grind en soms wat modern bouwpuin. Het plangebied is verhard met betonklinkers.
Ter plaatse van boring 1 t/m 8 is onder de subrecente grove zandophoging sprake van de oude beekloop die in het verleden de Hofgracht gevoed heeft. De beekvulling is aangetroffen vanaf een diepte van 86 cm-mv (boring 8) tot een maximale diepte van 205 cm-mv (boring 2). De vulling van de beek bestaat uit grijs/gele gevlekte sterk zandige en lemige klei (Formatie van Singraven) met brokken zwart veraard veen. In boring 2 bestaat de vulling van de voormalige beek (tussen 145 cm-mv en 205 cm-mv) volledig uit bruin iets veraard veen met wat puinspikkels. Dit duidt erop dat de beek op een gegeven moment 'verland' is. De beekvulling is in de gehele boorraai (1 t/m 8) aanwezig. De randen van de beek konden niet onderzocht worden, doordat de boringen gezet zijn tot aan de wegvakken, waarin kabels en leidingen aanwezig zijn.
Selectieadvies
Alleen ter plaatse van de voormalige beekloop (zie bijlage 3 van de onderzoeksrapportage) is vervolgonderzoek noodzakelijk, indien de bodemingrepen dieper reiken dan de top van de beekvulling (86 cm-mv). In dat geval adviseert Hamaland om de geplande bodemingrepen archeologisch te laten begeleiden. Voorafgaand aan gravend onderzoek dient een Programma van Eisen te worden opgesteld dat getoetst wordt door het bevoegd gezag en diens archeologisch adviseur.
Indien er ter plaatse van de voormalige beek geen bodemingrepen dieper dan 86 cm-mv plaatsvinden is geen vervolgonderzoek noodzakelijk, aangezien de vindplaats dan in situ behouden kan worden.
Voor het overige deel van het plangebied dat buiten de beekloop gelegen is, adviseert Hamaland volledige vrijgave. De bodem is hier reeds verstoord tot in de top van het onderliggende dekzand.
Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden meegewogen bij het vaststellen van ruimtelijke ingrepen. Dit betekent dat in aanvulling op de archeologische aspecten nu ook de overige cultuurhistorische waarden moeten worden betrokken in het onderzoek.
Tot de overige cultuurhistorische waarden worden gerekend:
Het aspect cultuurhistorie is behandeld in paragraaf 2.1 Bestaande situatie. Het voorliggend bestemmingsplan tast de cultuurhistorische waarden niet aan en levert een kwalitatieve bijdrage aan het historische karakter van de Dijkstraat. Ook zijn binnen het plangebied geen monumenten aanwezig.
De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Het plangebied wordt grotendeels vrijgegeven ten aanzien archeologische verwachtingen, met uitzondering van de grondstrook ter plaatse van de voormalige beekloop. Voor deze gronden blijft een maatwerk dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2 van kracht.
Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er daardoor gezondheidsrisico's of ecologische risico's zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.
Op 1 juli 2012 zijn in Oost Gelre de Nota Bodembeheer en Bodemkwaliteitskaart in werking getreden. De Nota Bodembeheer en bodemkwaliteitskaart zijn bedoeld om de omgang met grond goed te regelen. Op basis van de Nota Bodembeheer en bodemkwaliteitskaart is het in veel gevallen mogelijk om het hergebruik van grond als bodem zonder extra keuringen toe te staan. Grondverzet op basis van Nota Bodembeheer en bodemkwaliteitskaart is mogelijk binnen de volgende gemeenten: Aalten, Bronckhorst, Berkelland, Doetinchem, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Winterswijk. De Nota Bodembeheer met bodemkwaliteitskaart vormt de basis van duurzaam bodembeheer binnen de regio Achterhoek.
Door Rouwmaat Groep is een verkennend bodemonderzoek en nader bodemonderzoek in het plangebied verricht. Hieronder worden de onderzoeksresultaten puntsgewijs weergeven. De volledige rapportages zijn opgenomen in Bijlage 2 en Bijlage 3.
Verkennend bodemonderzoek
Uit het uitgevoerde verkennende bodemonderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:
Nader bodemonderzoek
Het nader bodemonderzoek is uitgevoerd als gevolg van tijdens het voorafgaande verkennende bodemonderzoek aangetroffen verontreiniging. Het onderzoek heeft tot doel vaststellen of er mogelijk sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging, welke een belemmering kan vormen voor de voorgenomen ontwikkeling.
Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat:
Beoordeling Omgevingsdienst Achterhoek
Omgevingsdienst Achterhoek heeft het verkennend en nader bodemonderzoek beoordeeld. De omgevingsdienst heeft de onderzoek akkoord bevonden en aangegeven dat de geadviseerde voorwaarden zo zijn opgesteld, dat met naleving daarvan, de bodemkwaliteit op de locatie geschikt wordt voor de gebruiksfunctie 'Wonen'. De locatie is vrij toegankelijk en in die zin is bodemsanering uitvoerbaar.
Na sloop van de bebouwing dient aanvullend onderzoek plaats te vinden om tot nadere afperking van de verontreiniging te komen. Daarnaast dient er een plan van aanpak/saneringsplan te worden opgesteld. Verder dient de grond die maximaal voldoet aan industrie te worden afgedekt met een leeflaag of met duurzame afdekking als tegels, klinkers, kunstgras enz.) of moet worden afgegraven. In de regels van dit bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen om het aanvullende onderzoek en de sanering juridisch te waarborgen.
Het aspect bodem is in het kader van de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan voldoende onderzocht.
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het thema watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden-Bergen-Afvoeren'. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft het waterschap naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.
De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk in het plangebied wordt vastgehouden in de bodem (infiltratie) en in het oppervlaktewater wordt geborgen. Vervolgens wordt, zo nodig, het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd.
Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
In de stroomgebiedsvisie (Provincie Gelderland in nauwe samenwerking met de waterschappen en de Directie Oost-Nederland van Rijkswaterstaat) staan zowel bestaand beleid als suggesties voor nieuw waterbeleid, waarbij de nadruk ligt op de ruimtelijke aspecten van dit waterbeleid.
De stroomgebiedsvisie geeft inzicht in de aard en omvang van de wateropgaven die relevant zijn. Het accent in de wateropgaven voor de Achterhoek en Liemers ligt op het voorkomen van wateroverlast en herstel c.q. bescherming ecologisch waardevolle wateren en natte landnatuur. Ter voorkoming van huidige en toekomstige wateroverlast is in en langs bestaande waterlopen naar oplossingen gezocht (verbreden, verondiepen, hermeanderen). Het beleid gaat uit van:
Specifiek voor het stedelijk gebied is het volgende van belang:
Civicon milieutechnisch advies heeft voor de ontwikkeling een waterparagraaf opgesteld. Deze is hieronder opgenomen.
In de bestaande situatie zijn er enkele commerciële gebouwen aanwezig en is er een parkeerplaats gesitueerd. Het bouwplan voorziet in de bouw van 25 woningen. Het bestaande maaiveld varieert van 19,80 tot 20,20 m +NAP. In de Dijkstraat en Koemstraat is een gemengd rioolstelsel aanwezig, in de Nieuwe Maat en in de Van der Meer de Walcherenstraat is een geschieden rioolstelsel aanwezig. De bovengrond bestaat uit zeer tot matig fijn zand (siltig). De doorlatendheid varieert van 0,3 tot 1,5 m/dag. De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) is circa 19,30 m +NAP. Ten oosten van het plan is het Wentholtpark gelegen. Het hierboven genoemde gescheiden stelsel stort over op het oppervlaktewater van het Wentholtpark. Het bestaand verhard oppervlak is circa 5.200 m2, het toekomstig verhard oppervlak is circa 4.000 m2.
Hieronder wordt ingegaan op de waterthema's
Riolering en afwaterketen
Het afvalwater neemt toe door de ontwikkelingen in dit plan. Het afvalwater wordt afgevoerd naar het gemengde stelsel (bemalingsgebied Lichtenvoorde). In de huidige situatie wordt het hemelwater afgevoerd via het gemengde stelsel. Hemelwater wordt in de toekomst niet meer afgevoerd via dit riool (zie thema wateroverlast). Het gemengd stelsel kan het extra afvalwater verwerken. De toename van het afvalwater op het gemengd stelsel is namelijk relatief klein in vergelijking tot de afname door het niet meer aansluiten van hemelwater.
Uitgangpunten
De afvoercapaciteit moet op alle plaatsen voldoende zijn om bij droog weer het aanbod van afvalwater te verwerken. Hiertoe dient het stelsel conform de normen van de “Kennisbank Riolering, locatie functioneel ontwerp” te worden ontworpen.
Wateroverlast
Omgaan met hemelwater
Om wateroverlast, kwantitatief en kwalitatief, nu en in de toekomst te voorkomen wordt het hemelwater niet afgevoerd naar het openbaar vuilwaterriool, maar volgens de trits vasthouden - bergen - afvoeren behandeld. De ontwikkelaar geeft in een Waterhuishoudkundig plan -mede op basis van geohydrologisch onderzoek- aan op welke doelmatige wijze invulling wordt gegeven aan deze trits.
Uitgangspunten
Het hemelwater wordt binnen het projectgebied geborgen en zo mogelijk geïnfiltreerd. Gedoseerde afvoer (maximaal landelijke afvoer van 0,8 l/s/ha) vindt in principe plaats naar het openbaar hemelwaterriool in het omliggend gebied. Dit riool maakt deel uit van de hoofdafwateringsstructuur van het centrum van Lichtenvoorde. Het hemelwaterriool loost in het oppervlaktewater van het Wentholtpark.
Het betreft hier een ontwikkeling "grijs voor grijs" zodat voor de bergingsberekening moet worden uitgegaan van een bui T= 10 + 10 % klimaattoeslag (nieuw verhard oppervlak is groter dan 2.500 m2). De bergingsopgave is daarbij 40 mm gerekend over de totale toekomstige verhard oppervlak.
Indien in het gebied sprake is van een goede doorlatendheid mag gerekend worden met infiltratieverliezen tijdens de bui.
Bij bui T = 100 + 10% moet het uitgangspunt zijn, dat het water zoveel mogelijk in het plangebied geborgen wordt, waarbij geen wateroverlast mag ontstaan (berging tot maaiveld). Wanneer dit niet mogelijk is, moet in het Waterhuishoudkundig plan worden opgenomen, dat het water afgevoerd wordt naar een locatie die minder kwetsbaar is.
De afvoercapaciteit moet op alle plaatsen voldoende zijn om het aanbod van hemelwater bij hevige regenval te verwerken. Hiertoe dient het stelsel voor het inzamelen en het afvoeren van hemelwater te worden ontworpen conform de normen van de “Kennisbank Riolering, locatie functioneel ontwerp”. Daarbij wordt hydraulisch getoetst/gedimensioneerd op overschrijding van de waakhoogte van 20 cm bij een bui 08 (110 l/s/ha). Door middel van een bui 10 (210 l/s/ha) wordt het ontworpen systeem getoetst op uittreding (overlast).
Grondwateroverlast
In het plangebied komen slecht doorlatende lagen voor en de grondwaterstand is relatief hoog. Bij de planuitwerking dient voldoende ontwatering gegarandeerd te worden (verschil tussen GHG en bouwpeil) en dienen infiltratievoorzieningen voldoende hoog aangelegd te worden. Door de berging van hemelwater in het gebied mag er geen (grond)wateroverlast ontstaan. Slecht doorlatende lagen moeten doorbroken worden.
Uitgangspunten
Ondergrondse infiltratievoorzieningen:
Gangbare normen voor de ontwateringsdiepte (verschil tussen maaiveld en gemiddeld hoogste grondwaterstand, GHG), waarbij het vloerpeil van de gebouwen 0,20 m tot 0,30 m boven het omringend maaiveld wordt aangelegd, zijn:
Conclusie
Ongeachte voor welke vorm van bergingsvoorziening wordt gekozen, dient rekening te worden met de uitgangspunten zoals genoemd in deze paragraaf. De uitwerking wordt de ontwikkelaar vastgelegd in een waterhuishoudkundig plan.
Het aspect water vormt op voorhand geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling, wel moet de uitwerking nog worden vastgelegd in een waterhuishoudkundig plan.
In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) is bij de wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.
Naast het wettelijk kader van de Wet geluidhinder moet ook een afweging gemaakt worden of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Gemeente Oost Gelre heeft in regionaal verband geluidsbeleid ontwikkeld, om de stilte als kwaliteit van de Achterhoek te versterken en richting te geven aan het geluidsaspect in bestemmingsplannen, vergunningen en dergelijke.
Bij nieuwe activiteiten dient de geluidsbelasting te voldoen aan de streefwaarden. Een goed akoestisch leefklimaat kan soms ten koste gaan van nieuwe (te luidruchtige) activiteiten.
De geplande woningen worden op basis van de Wgh aangemerkt als een geluidsgevoelige objecten. Hierna wordt achtereenvolgens ingegaan op de aspecten wegverkeer-, railverkeer- en industrielawaai als bedoeld in de Wgh.
Wegverkeerslawaai
In artikel 74 van de Wgh is aangegeven dat wegen aan weerszijden van de weg een wettelijke geluidszone hebben waarvan de grootte is opgenomen in onderstaande tabel.
Wettelijke geluidszones van wegen:
Aantal rijstroken | Stedelijk gebied | Buitenstedelijk gebied |
1 of 2 rijstroken | 200 m | 250 m |
3 of 4 rijstroken | 350 m | 400 m |
5 of meer rijstroken | 350 m | 600 m |
De hiervoor genoemde zones gelden niet voor:
De wegen rondom het plangebied betreffen 30 km/uur wegen waarvoor geen geluidzone geldt. De woningen liggen op 250 meter van de Aaltenseweg en de Lievelderweg buiten de geluidzone van deze wegen.
Om te onderzoek of desondanks sprake is van een goede ruimtelijke ordening heeft Adviesburo van der Boom BV een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De volledige onderzoeksrapportage is opgenomen in Bijlage 4. Hieronder worden de onderzoeksresultaten weergegeven.
De woningen liggen niet binnen de geluidzone van een gezoneerde weg. Er hoeft voor de woningen geen hogere waarde te worden aangevraagd. De hoogste geluidbelasting van alle (30 km) wegen samen bedraagt 58 - 59 dB zonder aftrek op de zuidgevels van de woningen aan de Koemstraat en 57 - 58 dB zonder aftrek op de noordgevels van de woningen aan de Dijkstraat. Bij het toetsen of sprake is van een “goede ruimtelijke ordening” is aangesloten bij het toetsingskader van de gemeente Oost Gelre uit haar “Beleidsregel Hogere geluidsgrenswaarden”. Hierin wordt tevens voor 30 km wegen beschreven onder welke voorwaarden wordt voldaan aan het criterium “goede ruimtelijke ordening”. Dat is het geval indien de ten hoogste toelaatbare waarde niet wordt overschreden.
De geluidbelasting op de woningen bedraagt ten hoogste 59 dB zonder aftrek, dat is 54 dB na aftrek van 5 dB ex art 110g Wgh. De ten hoogst toelaatbare waarde bedraagt 63 dB na aftrek van 5 dB voor woningen binnen de bebouwde kom. Voor het aspect geluid is derhalve sprake van een “goede ruimtelijke ordening”.
Volgens het Bouwbesluit moet de zogenaamde karakteristieke geluidwering GA;k van de uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied in een woning ten minste gelijk zijn aan de invallende geluidbelasting verminderd met 33 dB; voor verblijfsruimten gelden 2 dB lagere waarden voor de geluidwering GA;k. De voorschriften hebben tot doel de geluidbelasting binnenshuis in de verblijfsgebieden van een woning te beperken tot 33 dB.
Bij het bepalen van de benodigde geluidwering mag geen aftrek plaatsvinden ex. artikel 110-g Wgh. De berekende invallende geluidbelasting Lden in 2030 zonder aftrek bedraagt ten hoogste 57 - 59 dB op de geluidbelaste gevels. De benodigde karakteristieke geluidwering GA;k voor deze gevels bedraagt 24- 26 dB. Voor deze gevels zijn geluidwerende voorzieningen nodig. Deze voorzieningen zijn redelijkerwijs te realiseren.
Railverkeerslawaai
In de omgeving van het plan bevindt zich geen spoorweg. Het onderdeel railverkeerslawaai van de Wgh is niet van toepassing.
Industrielawaai
In de omgeving van het plan bevindt zich geen gezoneerd industrieterrein. Het onderdeel industrielawaai van de Wgh is niet van toepassing. In paragraaf 4.7 wordt nader ingegaan op (individuele) milieubelastende functies in de omgeving van het plangebied.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling mits de benodigde geluidswerende voorzieningen zoals beschreven in het akoestisch onderzoek worden getroffen.
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
In de Wet luchtkwaliteit staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip “niet in betekenende mate” is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.
Besluit gevoelige bestemmingen
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een herontwikkeling van het plangebied waarbij 29 nieuwe woningen worden gerealiseerd. Een ontwikkeling met een dergelijke omvang is aan te merken als een project welke “niet in betekenende mate bijdraagt” aan luchtverontreiniging.
Uit de jaarlijkse rapportage van de luchtkwaliteit blijkt dat er, in de omgeving van het plangebied, langs wegen geen overschrijdingen van de grenswaarden aan de orde zijn. Een overschrijding van de grenswaarden is ook in de toekomst niet te verwachten.
Tot slot wordt geconcludeerd dat de nieuwe woningen niet worden aangemerkt als een gevoelige bestemming in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Wet natuurbescherming en het Natuur Netwerk Nederland (voorheen EHS). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.
In navolgende paragrafen wordt eerst ingegaan op gebiedsbescherming en vervolgens op soortenbescherming.
Natura 2000-gebieden
Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd.
De locatie ligt niet binnen een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt ten oosten van het plangebied op circa 4.3 kilometer afstand. Dit betreft het Natura 2000-gebied “Korenburgerveen”. In afbeelding 4.1 is de ligging van het plangebied ten opzichte van Natura 2000 weergegeven.
![]() |
Afbeelding 4.1 Ligging plangebied ten opzichte van Natura 2000 (Bron: AERIUS.nl) |
Van directe negatieve effecten (bijv. geluid/verlichting) op Natura 2000-gebied is gelet op de onderlinge afstand geen sprake. Naast directe negatieve effecten dient tevens de mogelijke toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden onderzocht te worden. Er is daarom door Ecogroen een stikstofdepositieberekening gemaakt met behulp van de AERIUS Calculator 2020. Hierbij is gekeken naar de aanleg- en gebruiksfase uitgaande van een worstcase scenario met maximaal 25 woningen. De volledige rapportage is opgenomen in Bijlage 5. Hieronder worden de conclusies weergegeven.
Uit de berekeningen is naar voren gekomen dat zowel in de aanleg- als gebruiksfase geen sprake is van rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j. Er is daarmee geen sprake van een stikstofdepositie met significant negatief effect op Natura 2000-gebieden. Het project is in het kader van de Wet natuurbescherming, ten aanzien van de effecten van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden, niet vergunningsplichtig.
Gelders Natuurnetwerk
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voormalig EHS) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN.
De provincie Gelderland streeft naar het veiligstellen van de verscheidenheid (biodiversiteit) en kwaliteit van de Gelderse natuur. Hiertoe zet de provincie in op de realisatie van een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. Dit wil de provincie bereiken door de bestaande natuur in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) te beschermen en de samenhang te versterken door het uitbreiden van natuurgebieden in het GNN en het aanleggen van verbindingszones in de Groene Ontwikkelingszone (GO). Dit vindt plaats in de Omgevingsverordening Gelderland. De GNN en GO kent formeel geen externe werking.
De locatie ligt niet binnen het concreet begrensde GNN. Het dichtstbijzijnde natuur die onderdeel uitmaakt van het GNN ligt op ruime afstand buiten de kern Lichtenvoorde. De ligging ten opzichte van het NNN wordt in afbeelding 4.2 weergegeven.
![]() |
Afbeelding 4.2 Ligging plangebied ten opzichte van het Gelders Natuurnetwerk (Bron: Provincie Gelderland) |
Wat betreft de soortbescherming is de Wet natuurbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.
Omdat binnen het plangebied bebouwing wordt gesloopt is door Staring advies een Quickscan natuurtoets en aanvullend onderzoek naar vleermuizen voor het plangebied uitgevoerd. Hieronder worden de onderzoeksresultaten weergegeven. De volledige rapportages zijn opgenomen in Bijlage 6 en Bijlage 7.
Quickscan natuurtoets
Uit de quickscan natuurtoets bleek dat bij het slopen van enkele bedrijfs- en winkelpanden nader onderzoek naar vleermuizen noodzakelijk is om vast te stellen of hier sprake is van een verblijfplaats. Aanvullend onderzoek naar vleermuizen bestaat uit 3 avond- en ochtendronden in de periode 15 mei - 15 juli en 2 avondronden in de periode 15 augustus – 1 oktober. Uit dit onderzoek zal blijken of er ontheffing noodzakelijk is. Het verlenen van de ontheffing kan pas nadat dit onderzoek is uitgevoerd en de eventuele extra maatregelen zijn genomen.
Daarnaast moet bij het uitvoeren van de werkzaamheden rekening worden gehouden met het mogelijk voorkomen van broedvogels. Er moet buiten het broedseizoen (globaal tussen 15 maart en 15 juli) gestart worden met de werkzaamheden.
Vleermuizenonderzoek
Uit het onderzoek naar vaste rust- en verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen blijkt dat door de geplande herontwikkeling van het plangebied de functie van één zomerverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis aangetast wordt. Het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming en het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen is noodzakelijk voor de gewone dwergvleermuis.
De gemeente Oost Gelre heeft een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming aangevraagd en ontvangen. Verder zijn er op basis van het onderzoek reeds mitigerende maatregelen getroffen in de vorm van twee nestkasten bij Sociale Cultureel Centrum Den Diek (Dijkstraat 30).
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is. Hoewel deze richtafstanden indicatief zijn, volgt uit jurisprudentie dat deze afstanden als harde eis gezien worden door de Raad van State bij de beoordeling of woningen op een passende afstand van bedrijven worden gesitueerd.
In de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' wordt een tweetal gebiedstypen onderscheiden; 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Daarnaast zijn er functiemengingsgebieden zoals dorps en stadscentra.
In voorliggend geval ligt het plangebied in een functiemengingsgebied. In dergelijke gebieden wordt gestreefd naar een zekere mate van functiemenging. Voor dergelijke gebieden wordt de 'Staat van bedrijven (SvB) – functiemenging' gehanteerd. De 'Staat van Bedrijven (SvB) - functiemenging' bevat geen richtafstanden, maar categorieën A, B en C, die aangeven onder welke omstandigheden activiteiten inpasbaar zijn. De toelaatbaarheid van milieubelastende functies in gebieden met functiemenging wordt beoordeeld aan de hand van de volgende drie ruimtelijke relevante milieucategorieën:
Categorie A:
Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze inpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
Categorie B:
Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.
Categorie C:
De activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.
Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. De VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' geeft een eerste inzicht in de milieuhinder van inrichtingen. Er wordt bij het realiseren van nieuwe bestemmingen gekeken te worden naar de omgeving waarin de nieuwe bestemmingen gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen en rol:
Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast of het plan leidt tot hinder of belemmeringen voor de bedrijven in de omgeving.
De functie 'wonen' betreft geen milieubelastende activiteit voor de omgeving. Van enige vorm van aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden is dan ook geenszins sprake.
Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe woningen binnen het plangebied hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving. Omgekeerd gaat het om de vraag of bestaande functies in de omgeving belemmerd worden in de bedrijfsvoering door de nieuwe milieugevoelige functies.
In de directe omgeving bevinden zich zoals hiervoor aangegeven diverse centrumfuncties. Aan de overzijde (noordzijde) van de Dijkstraat bevinden zich detailhandel en dienstverlenende functies. Aan de oostzijde aan de Koemstraat bevinden zich detailhandelsfuncties. Aan de westzijde aan de Dijkstraat 8 bevindt zich een horecafunctie (restaurant). Dergelijke functies betreffen categorie A functies, en zijn dan ook aanvaardbaar in- en aanpandig aan woningen.
De afstand tussen de nieuwe woningen en de detailhandel en dienstverlening aan de overzijde van de Dijkstraat bedraagt meer dan 10 meter. Voor de detailhandel aan de Koemstraat is dit ongeveer 5 meter. Het restaurant aan de Dijkstraat 8 ligt op zeer korte afstand van de meest westelijk geprojecteerde woning (circa 2 meter). De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding van wonen en bedrijven zijn hiervoor gelet op de zwaarte van de bedrijvigheid voldoende.
Ter plaatse van de woningen is in het kader van milieuzonering sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Omgekeerd worden omliggende functies ten gevolge van het plan niet belemmerd.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Bij externe veiligheid gaat het onder meer om productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en 'gevoelige objecten' wordt voldaan aan de wettelijke normen.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 27 oktober 2004 en de hierin opgenomen Regeling externe veiligheid inrichtingen, geeft aan welke activiteiten/bedrijven risicocontouren kennen, waarmee rekening dient te worden gehouden bij het verlenen van vergunningen in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
Het Bevi heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in bedrijven tot het aanvaarde maximum te beperken. Het gaat daarbij om het beperken van de kans op en effect van een ernstig ongeval vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen. Op vergelijkbare wijze zijn de aanvaardbare risico's, verbonden aan transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en het transport door buisleidingen, vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de daarbij behorende regelingen.
Het doel wordt in Bevi, Bevt en Bevb vertaald naar de begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico:
In Bevi, Bevt en Bevb zijn de risiconormen (plaatsgebonden risicoafstanden) wettelijk vastgelegd. Binnen deze afstanden mogen geen kwetsbare objecten worden opgericht. Beperkt kwetsbare objecten mogen alleen onder zwaarwegende motieven binnen deze risicoafstanden. Er is in Bevi, Bevt en Bevb geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.
De gemeente Oost Gelre heeft in 2008 een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld.
Met de beleidsvisie externe veiligheid geeft de gemeente haar visie op de beheersing van veiligheidsrisico's binnen de gemeente. Het gaat dan om risico's als gevolg van de opslag, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarmee geeft de gemeente Oost Gelre eveneens haar ambitieniveau aan. Op basis van deze visie wordt een nadere invulling gegeven aan de beleidsvrijheid op het gebied van externe veiligheid. Zo wordt aangegeven hoe de gemeente omgaat met (de verantwoording van) het groepsrisico en de richtwaarde bij het plaatsgebonden risico bij (beperkt) kwetsbare objecten. Het externe veiligheidsbeleid is samengevat in onderstaand figuur.
Door de omgevingsdienst Achterhoek is de situatie omtrent externe veiligheid beoordeeld. De omgevingsdient heeft hierbij getoetst aan de volgende wet- en regelgeving:
Er wordt is rekening gehouden met een woningbezetting van 2,4 personen per woning, dat zijn voor 25 woningen 60 mensen welke toegevoegd worden aan deze omgeving. Dit is meer dan 10 personen, zodat er sprake kan zijn van een groepsrisico.
Met behulp van de signaleringskaart externe veiligheid is gekeken naar de risico's in de omgeving van het planinitiatief. De signaleringskaart externe veiligheid is een door de provincie Gelderland in samenwerking met de Gelderse omgevingsdiensten opgestelde verbeterde versie van de risicokaart Nederland.
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de signaleringskaart.
![]() |
Afbeelding 4.3 Uitsnede signaliseringskaart externe veiligheid (Bron: Provincie Gelderland) |
In onderstaande tabel worden de aanwezige risicobronnen weergegeven met de bijbehorende contouren en afstanden tot het plangebied. Aansluitend wordt op de risicobronnen ingegaan.
![]() |
Rompa Tanneries B.V. (inmiddels Vitelco Leather)
De inrichting Rompa Tanneries B.V. (inmiddels Vitelco Leather) aan de Aaltenseweg 4 te Lichtenvoorde heeft een opslag van gevaarlijke stoffen. De opslag heeft geen plaatsgebonden risico of invloedsgebied en vormt geen belemmering voor het initiatief.
Ivo Hendriksen B.V.
De inrichting Ivo Hendriksen B.V. aan de Nijverheidsstraat 15 te Lichtenvoorde heeft een propaan opslag. De plaatsgebonden risicocontour hiervan bedraagt 20 meter en een invloedsgebied ligt op 235 meter vanuit de inrichting. Het plangebied ligt hier ruim buiten op circa 510 meter.
Zwembad Meeckenesch
Het zwembad Meeckenesch aan de Kerkhoflaan 5 is aangeduid op de Signaleringkaart, maar heeft geen plaatsgebonden risico of invloedsgebied. Ook deze inrichting vormt geen belemmering voor het initiatief.
De provinciale weg N18
In de directe omgeving van de planlocatie is het aantal transporten met gevaarlijke stoffen op weg (N18) zodanig gering, dat de PR-contouren van 10-6 per jaar binnen de rijbaan liggen.
De planlocatie ligt op een afstand van 880 m van de N18. Daarmee ligt het buiten de 200 meter zone en buiten het invloedsgebied van 355 meter van de N18. Het groepsrisicio hoeft daarom niet (beperkt) verantwoord te worden.
Advies van de veiligheidsregio is niet nodig. Het planinitiatief ligt niet binnen een PR-contour of invloedsgebied van een risicobron, het groepsrisico hoeft niet verantwoord te worden. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Bij de realisatie van gevoelige bestemmingen, zoals woningen, is het van belang dat er een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd wordt. Daarom moet rekening worden gehouden met geurcontouren van bijvoorbeeld bestaande veehouderijen, maar ook andere geurproducerende industriële bedrijven. Hiervoor bieden het Activiteitenbesluit en de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) een toetsingskader.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning). De geurbelasting wordt berekend en getoetst met het verspreidingsmodel V-Stacks vergunning. Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. De Regeling geurhinder en veehouderij is gepubliceerd op 18 december 2006.
Door Omgevingsdienst Achterhoek is de situatie ter plaatse van het plangebied onderzocht. Hierbij is gekeken naar industriële bedrijven, horecabedrijven en agrarische bedrijven.
Industriële bedrijven
In deze situatie is sprake van een ontwikkeling in een omgeving zonder industriële bedrijven die geurhinder kunnen opleveren. De ontwikkeling vindt, met uitzondering voor wat betreft het hierna genoemde bedrijf ver plaats buiten de voor die bedrijven geldende richtafstanden voor geur of vanuit de vergunning/melding bekende geurcontouren. Verder onderzoek naar geurhinder van deze bedrijven is daarom niet nodig.
Een uitzondering hierop vormt het bedrijf Vitelco Leather, gevestigd op de locatie Aaltenseweg 4. Bij dit bedrijf is een langdurige geschiedenis van geurklachten bekend. Dat is de reden dat in een nu aangevraagde omgevingsvergunning milieu vergaande maatregelen worden getroffen om de geuruitstoot te reduceren. De nieuwe woningen voldoen niet aan de voor dit bedrijf geldende gecorrigeerde richtafstand voor geur voor gemengd gebied van 200 meter. Feitelijk is de afstand tot de meest nabijgelegen nieuwe woning 165 meter.
Vanuit onderzoeksgegevens is bekend dat de geurcontour van dit bedrijf feitelijk groter is dan de gecorrigeerde richtafstand (zie afbeelding 4.4). De buitenste (donker)blauwe geurcontour geeft de waarde aan die overeenkomt met 0,5 odour units/m3 als 98-percentiel. Die waarde komt overeen met de richtwaarde uit het Gelders geurbeleid. De richtwaarde wordt over het algemeen aangemerkt als het aanvaardbare geurhinderniveau. De beoogde woningen binnen het plangebied liggen binnen de met die richtwaarde overeenkomende geurcontour.
![]() |
Afbeelding 4.4 Geurcontouren Vitelco in bestaande situatie (donkerblauw) en na treffen maatregelen (lichtblauw) (Bron: Omgevingsdienst Achterhoek) |
Na het treffen van maatregelen ligt de woningbouwlocatie in zijn geheel buiten de geurcontour van Vitelco. Overigens wordt op dit moment ter plaatse van de beoogde woningen wel voldaan aan de grenswaarde uit het Gelders geurbeleid (van 1,5 odour units/m3 als 98-percentiel). Het bedrijf wordt niet belemmerd door deze ontwikkeling, omdat er sprake is van bestaande, dichterbij het bedrijf gelegen woningen.
Voor wat betreft het woon- en leefklimaat geldt dat er concreet zicht is op het terugdringen van de geurhinder ter plaatse.
Horecabedrijven
Direct aangrenzend aan het plangebied bevindt zich een restaurant op het adres Dijkstraat 8. Vanwege de bereiding van etenswaren is sprake van een bepaalde geuremissie. In het Activiteitenbesluit milieubeheer zijn regels gesteld ter voorkoming van geurhinder. Het bedrijf heeft daarbij de keuze uit de volgende maatregelen:
Daarnaast is een doelmatig vetvangend filter vereist. Verder kan het bevoegd gezag bij onaanvaardbare geurhinder maatwerkvoorschriften stellen met betrekking tot zaken als de situering van het emissiepunt en de uitvoering en het onderhoud van een ontgeuringsinstallatie. Vanuit het Activiteitenbesluit gelden geen afstandseisen.
Zoals blijkt uit paragraaf 4.7 over bedrijven en milieuzonering, is de voor gemengde gebieden en functiemengingsgebieden een gecorrigeerde richtafstand. Enerzijds is in gemengd gebied een bepaalde mate van geurhinder door de vermenging van functies meer acceptabel te achten en anderzijds bieden de regels van het Activiteitenbesluit milieubeheer voldoende waarborgen om geurhinder te voorkomen of tot een acceptabel niveau van geurhinder te beperken.
Agrarische bedrijven
Agrarische bedrijven bevinden zich gelet op de ligging van het plangebied in het dorpscentrum van Lichtenvoorde niet op korte afstand. Agrarische bedrijven vormen geen belemmering.
Het aspect geur vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
De beoogde woningen liggen op voldoende afstand van de meeste industriële en andere geurbronnen. Alleen het bedrijf Vitelco Leather voldoet op deze woningen niet aan de richtwaarde voor geur, maar er wordt wel voldaan aan de grenswaarde. De woningen werpen geen belemmeringen op voor dit bedrijf (vanwege meer maatgevende woningen op kortere afstand). Het woon- en leefklimaat is aanvaardbaar, zeker nu er concreet zicht is op het terugdringen van de door het bedrijf veroorzaakte geurbelasting (door het treffen van maatregelen) en in de bestaande situatie ook al sprake is van geurgevoelige objecten op deze locatie. Een bepaalde mate van geurhinder is niet uit te sluiten, maar is van toelaatbare proporties.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. Hiertoe kunnen berekeningen worden uitgevoerd op basis van de publicatie 'Toekomstbestendig parkeren, publicatie 381 (december 2018)' van het CROW. Het CROW ontwikkelt en publiceert kennis onder andere op het gebied van verkeer en parkeren. Specifiek voor verkeersgeneratie en parkeren heeft het CROW de publicatie, 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' opgesteld. Deze kencijfers zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en praktijkervaringen van gemeenten. De kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van onder andere de verkeergeneratie. Overigens wordt opgemerkt dat bij iedere functie, in de CROW-publicatie, een maximum en minimum wordt genoemd. Dit is de bandbreedte. Veelal wordt bij nieuwe ontwikkelingen het gemiddelde gehanteerd.
De gemeente Oost Gelre beschikt over een eigen Nota Parkeernormen. De nota ‘Parkeernormen gemeente Oost Gelre’ is een nadere uitwerking van het parkeerbeleid zoals dat is opgenomen in het integraal verkeersprogramma.
In deze nota is een eenduidig toepassingskader vastgelegd van de parkeernormen. Tevens zijn in deze nota de toe te passen parkeernormen van de gemeente Oost Gelre vastgelegd.
Het hanteren van parkeernormen is van belang om de vraag naar en aanbod van parkeerplaatsen met elkaar in evenwicht te houden. Bij bouwplannen (nieuwbouw, verbouw, herontwikkeling etc.) kan extra parkeerbehoefte ontstaan. De hoeveelheid en de kwaliteit van de extra te realiseren parkeer-plaatsen wordt berekend aan de hand van parkeernormen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet de initiatiefnemer in principe op eigen terrein in de eigen parkeerbehoefte voorzien. Hierdoor wordt een verhoging van de parkeerdruk in de openbare ruimte voorkomen.
De basis voor deze Nota Parkeernormen is het ASVV 2012 (Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom) en publicatie 317 'Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering' van CROW - het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte.
Op basis van het autobezit in Oost Gelre is ervoor gekozen om de gemiddelde CROW-parkeerkencijfers als uitgangspunt te hanteren. Bij de toekomstige werkwijze bij het aanvragen van een omgevingsvergunning wordt de gemiddelde norm gehanteerd voor het aantal aan te leggen parkeerplaatsen. De normen zijn opgenomen in de nota. De parkeernormen zijn opgenomen per functie, onderverdeeld naar de stedelijke zones: centrum Groenlo en Lichtenvoorde, schil rond centrum Groenlo en Lichtenvoorde, rest bebouwde kom (overige gebieden binnen de bebouwde kom van Groenlo en Lichtenvoorde evenals de kernen Zieuwent, Mariënvelde, Harreveld, Vragender en Lievelde) en buitengebied. In de normering is rekening gehouden met een aandeel van bezoekers van 0,3 parkeerplaatsen per woning. In de nota zijn ook richtlijnen gegeven voor bijvoorbeeld maatvoering van de parkeerplaatsen en de locatie van de parkeerplaatsen. Verder is een ontheffingsmogelijkheid opgenomen.
In voorliggend geval is voor het aspect parkeren aangesloten bij de uitgangspunten van de Nota Parkeernormen Oost Gelre. Voor het aspect verkeersgeneratie is aangesloten bij de meest recente publicatie 'Toekomstbestendig parkeren, publicatie 381 (december 2018)' van het CROW.
De volgende uitgangspunten zijn gehanteerd.
Parkeren
In onderstaande tabel is de parkeerbehoefte van de ontwikkeling in beeld gebracht.
Woningtype | Aantal | Kencijfer Gemiddelde parkeerbehoefte | Parkeerbehoefte incl. 0.3 pp voor bezoekers |
Koop 2^1 kap | 2 | 1,7 | 3,4 |
Koop tussen/hoek | 3 | 1,5 | 4,5 |
Wonen, sociale huur/koop | 20 | 1,3 | 26 |
Totaal | 25 | 33,9 |
De 25 woningen genereren samen een parkeerbehoefte van afgerond 34 parkeerplaatsen. Zoals blijkt uit de stedenbouwkundige verkaveling zoals opgenomen in afbeelding 2.4 worden binnen het gebied in totaal 38 parkeerplaatsen aangelegd. Achter de koopwoningen aan de Koemstraat worden 14 haaksparkeervakken aangelegd. De twee buitenste hoekwoningen aan de Koemstraat krijgen verder ieder een eigen parkeerplaats. Aan de oostrand van het plangebied wordt eveneens een strook met 22 haaksparkeervakken gerealiseerd. Binnen het plangebied is op deze wijze voldoende parkeergelegenheid aanwezig.
Door de ontwikkeling verdwijnt er openbare parkeergelegenheid voor het dorpscentrum van Lichtenvoorde. De parkeerbehoefte kan echter worden opgevangen door de parkeervoorziening bij de Hamalandhal.
In het bestemmingsplan is conform het facetbestemmingsplan parkeren uit 2018 een parkeerregeling opgenomen, waarin wordt verwezen naar de gemeentelijke Parkeernota of een rechtsopvolger daarvan. Expliciet is aangegeven dat ook een rechtsopvolger het kader kan vormen. Als de Nota Parkeernormen gemeente Oost Gelre wordt aangepast, dan vormt de opvolger daarvan het nieuwe toetsingskader.
Verkeersgeneratie en ontsluiting
In onderstaande tabel is de verkeersgeneratie van de ontwikkeling in beeld gebracht.
Woningtype | Aantal | Kencijfer Gemiddelde verkeersgeneratie | Verkeersgeneratie |
Koop 2^1 kap | 2 | 7,6 | 15,2 |
Koop tussen/hoek | 3 | 7,2 | 21,6 |
Wonen, sociale huur/koop | 20 | 5,2 | 104 |
Totaal | 25 | 140,8 |
De 25 woningen genereren samen een verkeersgeneratie van afgerond 141 voertuigbewegingen per weekdagetmaal. Per saldo zal de toename van het verkeer minder zijn, omdat de bestaande centrumfuncties in het plangebied verdwijnen.
Het woongebied wordt voor autoverkeer ontsloten via een nieuwe ontsluitingsweg op de Koemstraat. De capaciteit van de in- en uitrit en de Koemstraat is van voldoende omvang om het verwachte aantal verkeersbewegingen veilig en eenvoudig te kunnen afwikkelen. Fietsers en voetgangers kunnen het plangebied via een verbinding naar de Dijkstraat (noordzijde) en de Koemstraat (zuidzijde) benaderen.
Geconcludeerd wordt dat de aspecten parkeren, verkeersgeneratie en ontsluiting geen belemmeringen opleveren als gevolg van voorliggend voornemen.
De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in de integrale ruimtelijke afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:
Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'.
Het komt er op neer dat voor bestemmingsplan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen in onderdeel D en beneden de drempelwaarden vallen, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
Artikel 2.8 van de Wet Natuurbescherming
Het plangebied ligt op enige afstand van Natura 2000-gebied (ca. 4,3 kilometer). Uit de stikstofberekening (Bijlage 5) is gebleken dat de ontwikkeling niet leidt tot een toename van stikstofdepositie. Van een aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied is geen sprake. Een passende beoordeling op basis van artikel 2.8 lid 1 van de Wet Natuurbescherming is in verband met deze ontwikkeling dan ook niet noodzakelijk. Er is daarom geen sprake van een m.e.r.-plicht op basis van artikel 7.2a van de Wet milieubeheer.
Drempelwaarden Besluit m.e.r.
Voor wat betreft het gehele plangebied wordt voorzien in directe eindbestemmingen en vormt daarmee een besluit in het kader van het besluit me.r.
In het voorliggende geval is geen sprake van activiteiten die op grond van onderdeel C van het Besluit milieueffectrapportage m.e.r.-plichtig zijn. Wel is er mogelijk sprake van een activiteit die is opgenomen in onderdeel D van het Besluit m.e.r., namelijk: 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject'. Het voornemen betreft de ontwikkeling van een nieuw woongebied met maximaal 25 woningen in het centrum van Lichtenvoorde. Het betreft hier een fysieke ontwikkeling. Er is echter geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject als genoemd in onderdeel D 11.2 van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage. Op grond van jurisprudentie vallen dit soort kleinere woningbouwontwikkelingen niet onder dit begrip. Hierbij zijn de volgende omstandigheden van belang:
Het bestemmingsplan is daarom niet vanuit het spoor van het Besluit milieueffectrapportage m.e.r.- of m.e.r.-beoordelingsplichtig. Er is op grond hiervan dan ook geen vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig.
Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.(beoordelings)-plichtig. Tevens zijn geen nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan.
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.
De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012. De planologisch-juridische regeling in dit bestemmingsplan sluit zoveel mogelijk aan bij andere recente bestemmingsplannen van de gemeente Oost Gelre.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
Begrippen (Artikel 1)
In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.
Wijze van meten (Artikel 2)
Dit artikel geeft op een eenduidige manier aan op welke wijze afstanden, dakhellingen en oppervlakten moeten worden gemeten en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in:
Bestemmingsomschrijving:
Hierin is de omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan binnen deze bestemming opgenomen. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies.
Bouwregels:
In deze regels zijn eisen opgenomen waaraan de binnen de bestemming voorkomende bebouwing aan moet voldoen. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd is hierin vastgelegd.
Afwijken van de bouwregels (indien van toepassing):
Op basis van deze regels hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels in het plan.
Nadere eisen (indien van toepassing):
In de nadere eisen is bepaald dat burgemeester en wethouders met inachtneming van het elders het betreffende artikel bepaalde, nadere eisen kunnen stellen aan bebouwing.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (indien van toepassing):
In deze regels is aangegeven welke werken of werkzaamheden verboden zijn om uit te voeren zonder een omgevingsvergunning.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
Anti-dubbeltelregel (Artikel 8)
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich bijvoorbeeld voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.
Algemene bouwregels (Artikel 9)
In dit artikel worden de algemene bouwregels beschreven inzake ondergronds bouwen, het overschrijden van bouwgrenzen en afwijkingsbevoegdheden.
Algemene gebruiksregels (Artikel 10)
In dit artikel worden het strijdig en toegestaan gebruik in dit bestemmingsplan geregeld.
Algemene afwijkingsregels (Artikel 11)
In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken. Onder meer kunnen de bestemmingsgrenzen van de bestemming wonen worden overschreden ten behoeve van een stedenbouwkundig gewenste invulling van de wijk.
Algemene wijzigingsregels (Artikel 12)
In dit artikel worden de algemene wijzigingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om het plan in geringe mate aan te passen. Het gaat hierbij om bestemmings- of bouwgrenzen of het bouwen van gebouwen van openbaar nut.
Parkeerregelgeving (Artikel 13)
In dit artikel is regelgeving opgenomen omtrent parkeren conform de nota Parkeernormen gemeente Oost Gelre, dan wel haar rechtsopvolger.
In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.
In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.
'Groen' (Artikel 3)
Deze bestemming is toegekend aan het groen in het middelgebied van het plangebied. De bestemming betreft gronden waarop uitsluitend groenvoorzieningen, paden, sport- en spelvoorzieningen, water e.d. zijn toegestaan. Deze gronden dienen een structureel groen karakter te hebben en behouden.
'Tuin' (Artikel 4)
De gronden aan de voorzijde van de woningen hebben de bestemming 'Tuin' gekregen. Hier is tuin en erf behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen toegestaan met inbegrip van daarbij horende in- en uitritten en paden. Daarnaast zijn onder voorwaarden uitbouwen (erkers) aan de voorzijde toegestaan.
'Verkeer' (Artikel 5)
De ontsluitingsweg en een groot deel van de paden in het plangebied hebben deze bestemming gekregen. Een deel van de achterpad is bij de bestemming 'Wonen' opgenomen. De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor
met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en verhardingen.
'Wonen' (Artikel 6)
Deze bestemming is opgenomen voor de woningen binnen het plangebied en de bijbehorende achtertuinen. Voor de woningen aan de Dijkstraat, het middengebied en aan de Koemstraat zijn bouwvlakken opgenomen met onderling afwijkende bouwregels. Het gaat hierbij om aantallen woningen per bouwvlak en de bouw- en goothoogte.
Aan de Dijkstraat worden aaneengebouwde huurwoningen toegestaan met een bouw- en goothoogte die overeenkomt met de bouw- en goothoogte die reeds geldt in de Dijkstraat. Via de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - sociale huurwoningen', gekoppeld aan de begripsomschrijving 'sociale huurwoning' is juridisch gewaarborgd dat hier sociale huurwoningen gebouwd worden.
In het middengebied worden eveneens aaneengebouwde woningen toegestaan, maar hier geldt dat een lagere goot- en bouwhoogte van ten hoogste 3,5 respectievelijk 7,5 meter is opgenomen. Op deze wijze kunnen hier de gewenste seniorenwoningen worden gebouwd. Dit komt overeen met de visie Hof aan de Dijkstraat.
Aan de Koemstraat worden zowel 2^1 kapwoningen als aaneengebouwde woningen (3^1 kap) toegestaan. Hier wordt aangesloten op de bouw- en goothoogte die reeds geldt voor andere bebouwing aan de Koemstraat.
Verder is vastgelegd dat binnen het plangebied minimaal 12 sociale huurwoningen (huur onder de huurtoeslaggrens) worden gebouwd. Dit komt overeen met 60% van de woningen.
Verder zijn binnen deze bestemming paden voor verkeer en verblijf; groenvoorzieningen, ondergrondse afvalcontainers, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, nutsvoorzieningen en straatmeubilair toegestaan.
In de bestemming is daarnaast de uitoefening van een aan huis verbonden beroep toegestaan, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m². De activiteit mag niet leiden tot belemmeringen voor de omliggende functies en geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
In de bouwregels is onderscheid gemaakt tussen een hoofdgebouw (de woning) en bij het hoofdgebouw behorende bijbehorende bouwwerken.
Het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, terwijl bijbehorende bouwwerken zowel binnen als buiten het bouwvlak zijn toegestaan, op minimaal 1 m achter de voorgevel van de woning.
De maximaal toegestane goot- en bouwhoogte van de woning is op de verbeelding aangeduid evenals de toegestane bouwwijze(n) twee-aaneen, of aaneengebouwd.
'Waarde – Archeologische Verwachtingswaarde 2 (Artikel 7)
Deze bestemming is opgenomen voor de strook daar de voormalige beek heeft gelegen. Uit het archeologisch onderzoek is gebleken dat de top van de beekvulling begint op 86 cm-mv. De opgenomen dubbelbestemming regelt dat bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen waarbij sprake is van het verrichten van bodemingrepen dieper dan 30 cm-mv de aanvrager een vervolgonderzoek dient uit te voeren, indien dat nog nodig mocht zijn. Voorafgaand aan gravend onderzoek dient een Programma van Eisen te worden opgesteld dat getoetst wordt door het bevoegd gezag en diens archeologisch adviseur.
Overleg
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Ter voldoening hieraan wordt het concept-ontwerpbestemmingsplan toegestuurd aan de vooroverlegpartners. Hieronder worden de reacties uit het vooroverleg weergegeven.
Provincie Gelderland
De Hof aan de Dijkstraat is een inbreidingslocatie waar een ruimtelijk knelpunt wordt opgelost met dit woningbouwplan. En gebouwd wordt voor de doelgroepen. Dit plan is al jarenlang opgenomen in de gemeentelijke planningslijst. De provincie heeft inmiddels een subsidie Steengoed Benutten voor dit plan toegekend en geeft daarmee te kennen in te stemmen met het plan.
Waterschap Rijn en IJssel
Het waterschap is betrokken bij het opstellen van de waterparagraaf en de uitgangspunten. De gemaakte opmerkingen zijn hierin verwerkt.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 12 februari 2021 voor een termijn van zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen binnengekomen.
Ambtshalve aanpassing
In het ontwerpbestemmingsplan is een ten aanzien van het benodigde aanvullende bodemonderzoek en de sanering van de bodem een aanpassing gedaan. De voorwaardelijke verplichting (artikel 6.4) voor het aanvullende bodemonderzoek en de sanering is minder specifiek gemaakt en verwijst nu naar een door bevoegd gezag voor sanering van de bodem goedgekeurd saneringsplan. Een directe verwijzing naar het uitgevoerde bodemonderzoek is komen te vervallen en daarom is ook het bodemonderzoek uit de bijlagen bij de regels verwijderd.
Gelet op deze wijziging is er sprake van een gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
In het voorliggende geval zijn afspraken omtrent het kostenverhaal (waaronder planschade) vastgelegd in een anterieure overeenkomst tussen de gemeente Oost Gelre en WWW Ontwikkeling B.V. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid van het plan verzekerd.