Plan: | Overberg, Eindseweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1581.bpAMReindseweg-va01 |
Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast. Archeologisch onderzoek zal moeten worden uitgevoerd indien sprake is van een hoge of middelhoge trefkans, of indien het plangebied niet is gekarteerd.
Onderzoek woongebied
Door ARC is een archeologisch bureau-onderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen9 uitgevoerd ter plaatse van de ontwikkelingslocatie aan de Eindseweg 10.
Uit het verkennend booronderzoek is gebleken dat de onderzoekslocatie op de overgang van gordeldekzanden naar een veengebied ligt. De locatie kan op basis van de bodemopbouw verdeeld worden in een zuidoostelijk deel, een centraal en een noordelijk deel. In het noordelijk deel is nog een restant van het veen aanwezig op dekzand zonder podzolbodem en in het centrale en zuidwestelijke deel gordeldekzanden met een afgetopt profiel. Alleen in het zuidoostelijke deel is nog een (deels) intacte laarpodzolgrond aangetroffen. In geen van de boringen zijn archeologische indicatoren aangetroffen.
Op basis van het bureau-onderzoek en verkennend booronderzoek wordt geconcludeerd dat alleen in het zuidoostelijk deel van de locatie nog archeologische resten en/of sporen aanwezig kunnen zijn. In het centrale, zuidwestelijke en noordelijke deel van de onderzoekslocatie zijn waarschijnlijk geen archeologische waarden (meer) aanwezig. Ter plaatse van het zuidoostelijk deel van het plangebied wordt archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen.
Omdat vervolgonderzoek noodzakelijk is, is in het bestemmingsplan voor het zuidoostelijk deel van het plangebied een beschermende dubbelbestemming opgenomen die de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden beschermd. In de dubbelbestemming is opgenomen dat voor bepaalde ingrepen de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. In paragraaf 4.2 wordt nader ingegaan op deze bestemming.
Overig gebied
In het noordelijk deel van het plangebied vinden in het kader van dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen plaats die van invloed kunnen zijn op de archeologische (verwachtings) waarden. Het gebied handhaaft haar agrarische bestemming en wordt mede bestemd en ingericht voor de bescherming van het leefgebied van de steenuil. Om de potentiƫle aanwezige archeologische waarden voor de toekomst te beschermen zijn voor dit deel van het plangebied beschermende dubbelbestemmingen opgenomen (zie paragraaf 4.2).
Het plangebied herbergt geen cultuurhistorische waarden die door de beoogde ontwikkeling aangetast zouden kunnen worden.