direct naar inhoud van 3.4 Flora en fauna
Plan: Overberg, Eindseweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1581.bpAMReindseweg-va01

3.4 Flora en fauna

Bij ruimtelijke ingrepen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden van het plangebied. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Door SAB Arnhem BV is een quick scan6 uitgevoerd. De quick scan flora en fauna is opgenomen in de bijlage. Uit deze quick scan kan het volgende worden geconcludeerd.

Gebiedsbescherming

In het kader van de Natuurbeschermingswet (NB-wet) en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) dient er getoetst te worden of de beoogde ontwikkelingen een negatieve invloed hebben op de beschermde gebieden.

Het plangebied te Overberg ligt niet in of nabij de EHS of een gebied dat is aangewezen in het kader van de NB-wet. Het dichtstbijzijnde beschermde natuurgebied ligt op een afstand van meer dan drie kilometer (hemelsbreed gemeten). Het dichtstbijzijnde natuurgebied dat is aangewezen als onderdeel van de EHS ligt op een afstand van 3,5 kilometer (hemelsbreed gemeten). Gezien de afstand, de barrièrewerking van het tussenliggende gebied, de aard van de ontwikkelingen en de huidige functie van het plangebied zijn negatieve effecten op beschermde gebieden zijn niet te verwachten. Gebiedsbescherming is op deze locatie niet aan de orde.

Soortenbescherming

In het kader van de Flora- en faunawet dient te worden nagegaan of vaste rust- en verblijfplaatsen door de ingreep worden aangetast (verwijderd, ongeschikt gemaakt) of dieren opzettelijk worden verontrust. De beoogde ontwikkelingen kunnen biotoopverlies of verstoring (indirect biotoopverlies) tot gevolg hebben. Invloeden die leiden tot een verminderde geschiktheid van het plangebied als bijvoorbeeld foerageergebied zijn niet ontheffingsplichtig, tenzij het een zodanig belang betreft dat bij het wegvallen van deze functie ook de vaste rust- en verblijfplaatsen van soorten niet langer kunnen functioneren. Door de werkzaamheden kunnen alle aanwezige soorten negatieve effecten ondervinden van de ingreep. Voor de meeste soorten is dit tijdelijk van aard.

Algemene soorten

De meeste van deze soorten zijn beschermd maar vallen onder het lichte beschermingsregime van de Flora- en faunawet (tabel 1). Hiervoor geldt dat aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen op basis van een vrijstelling mogelijk is, zonder dat er sprake is van procedurele consequenties.

Strikt beschermde soorten

Een aantal van de mogelijk voorkomende soorten staat vermeld op tabel 3 van de Flora- en faunawet en is daarmee strikter beschermd. Voor deze soorten geldt dat bij een aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet moet worden aangevraagd. Gebouwbewonende soorten vleermuizen waren op voorhand niet uit te sluiten in het plangebied.

Verder kunnen bij de start van werkzaamheden in het broedseizoen, broedende vogels worden verstoord, of hun nesten worden aangetast. Er is geen vrijstelling te verkrijgen in het kader van de Flora- en faunawet voor activiteiten die vogels in hun broedseizoen zou kunnen verstoren. Werkzaamheden dienen plaats te vinden buiten het broedseizoen of tijdens het broedseizoen, als broedende vogels binnen en in de directe omgeving van het plangebied uitgesloten kunnen worden.

Nader onderzoek

In de zomer en herfst van 2010 en het voorjaar van 2011 is gericht onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek heeft zich gericht op vleermuizen, Steenuil, Das, Huismus en strikt beschermde amfibieën. Naar aanleiding van reacties van omwonenden is voor de volledigheid ook onderzoek gedaan naar de Steenuil, Das, Huismus en amfibieën. Dit onderzoek is uitgevoerd door Adviesbureau Mertens en SAB en is verwerkt in een activiteitenplan flora en fauna7. Voor een nauwkeurige beschrijving van de methode en resultaten wordt verwezen naar de bijlage.

Uit deze onderzoeksronden is gebleken dat het plangebied fungeert als foerageergebied voor vleermuizen (Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger), territorium voor de Steenuil (territorium) en belangrijk foerageergebied van de Huismus. Het plangebied fungeert niet als belangrijk foerageergebied voor vleermuizen. Tijdens en na de ontwikkelingen behoud het plangebied de functie voor vleermuizen en treden met de plannen geen negatieve effecten op. In het plangebied zijn geen vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen, Das of strikt beschermde amfibieën aangetroffen.

Met de plannen wordt een territorium van de Steenuil en broedlocaties (indirect) en foerageergebied van de Huismus aangetast. Dit betreft een overtreding van de Flora- en faunawet. Om overtreding van de Flora- en faunawet voor deze soorten te voorkomen is een activiteitenplan door SAB opgesteld. In dit activiteitenplan zijn maatregelen opgesteld die ervoor zorgen dat het plangebied en zijn omgeving ten allen tijde geschikt blijft voor de Steenuil en Huismus, zodat er geen leefgebied verloren gaat.

Activiteitenplan

Voorafgaand aan de activiteiten wordt voor de Steenuil nieuw leefgebied gecreëerd ten noorden van de woningbouwlocatie. Dit leefgebied wordt geschikt gemaakt voor de soort door aanplant van onder andere bomen en knotwilgen, ontwikkelen van een mozaïek grasland en het plaatsen van een takkenril, paaltjes en steenuilenkasten. Deze kasten worden geplaatst om nieuwe broedgelegenheid te bieden.

Voor de Huismus worden meidoornhagen aangeplant. Deze hagen zijn ideale schuilplaatsen voor huismussen. Om nieuwe broedgelegenheid te bieden wordt de nieuwbouw geschikt gemaakt door plaatsing van vogelvides.

Bovengenoemde maatregelen zijn verwerkt in een inrichtingsschets. Deze inrichtingsschets is weergegeven in de afbeelding op de volgende pagina. Voor het volledige activiteitenplan wordt verwezen naar de bijlage .

Deze mitigerende maatregelen zijn middels een ontheffingsaanvraag voorgelegd aan het ministerie van Economische zaken, Landbouw & Innovatie (EL&I). Met als doel een 'positieve' afwijzing van de ontheffing te verkrijgen. Het ministerie van EL&I heeft via een brief op 15 november 20118 aangegeven de gevraagd ontheffing niet te kunnen verlenen, omdat er geen sprake is van overtreding van de Flora- en faunawet. Dit houdt in dat het toegestaan is de voorgenomen werkzaamheden zonder ontheffing uit te voeren, mits de maatregelen zoals in het mitigatieplan beschreven worden uitgevoerd (zie bijlage voor het besluit van het ministerie van EL&I).

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.bpAMReindseweg-va01_0006.jpg"

Inrichtingsschets nieuw leefgebied Steenuil en Huismus (SAB, 2011)

Conclusie

Met het uitvoeren van de voorgestelde maatregelen in het activiteitenplan vindt er geen overtreding van de Flora- en faunawet plaats. Hiermee is de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond en wordt onderbouwd dat het bestemmingsplan niet in strijd is met de bepalingen uit de Flora en faunawet of andere natuurwetgeving.