Plan: | Tabaksschuur Bergweg 11 Amerongen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1581.AMRBergweg11-VA01 |
De drie dochters van de familie Van Amstel - wonend aan de Bergweg 7 te Amerongen - zijn eigenaar van de voormalige tabaksschuur en latere voorraadschuur aan de Bergweg 11 te Amerongen.
Om deze tabaksschuur blijvend in stand te kunnen houden en ook verder verval van de huidige deplorabele staat ervan te voorkomen, is een grondige restauratie noodzakelijk. Om dit laatste te kunnen bekostigen en hiervoor een passende financiering te verkrijgen is een wijziging van de huidige bestemming 'Natuur' naar 'Wonen' gewenst.
De Bergweg ligt in het Buitengebied aan de noordzijde van Amerongen. Dit boslandschap van de Amerongse Berg maakt deel uit van de Utrechtse Heuvelrug en omvat een stuwwal met hoge droge zandgronden, en kan aangemerkt worden als een gesloten boslandschap met plaatselijk hoge natuurwaarden. Het gebied valt volledig in de Ecologische Hoofd Structuur-natuur, nu Natuur Netwerk Nederland genaamd.
De al dan niet gemengde naald en loofbossen, alsmede de heide en stuifzandterreinen, zijn van groot belang voor flora en fauna. De bossen op de Amerongse Berg dateren grotendeels uit de negentiende eeuw.
De echte natuurkernen liggen verspreid op de Amerongse Berg. Dit gebied is tevens aangeduid als stiltegebied. De aanwezigheid van tabaksschuren geeft aan dit gebied een heel bijzondere waarde.
Ligging plangebied (groengele punt)
Ligging tabaksschuur (rood omlijnd) met kadastrale situatie
Het ter plaatse geldende bestemmingsplan: 'Buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen (OMMA)' is op 30 juni 2016 vastgesteld door de gemeenteraad van Utrechtse Heuvelrug en na uitspraak van de Raad van State op 3 juli 2017 enigermate gewijzigd.
Op het plangebied rust de bestemming 'Natuur'. Tevens gelden de volgende dubbelbestemmingen:
Ook kent het plangebied de volgende gebiedsaanduidingen:
Uitsnede vigerend bestemmingsplan Buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen (OMMA) met aanduiding plangebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
In het bestemmingsplan is in artikel 35.10.3 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Natuur' te wijzigen naar 'Wonen-B1'. Bij deze bevoegdheid is het, onder voorwaarden, toegelaten een waardevol gebouw (Tabaksschuur Bergweg 11 is een gemeentelijk monument en behoort als zodanig tot zover bekend nog tot de laatste 25 tabaksschuren welke te vinden zijn in Amerongen) te verbouwen tot woning.
In hoofdstuk 2 wordt een algemene beschrijving van het plan weergegeven. De huidige ruimtelijke en functionele structuur van het gebied en de eventuele verschillen tussen het geldende planologische regime en de toekomstige manier van bestemmen wordt beschreven.
Hoofdstuk 3 geeft vervolgens het algemene ruimtelijke beleidskader weer. Het overkoepelende beleid op alle bestuursniveaus en welke invloed dit beleid heeft op het plangebied wordt hier beschreven.
Het volgende hoofdstuk (4) bevat de uitwerking van de wijzigingsvoorwaarden. Hoofdstuk 5 geeft de specifieke wet- en regelgeving weer op de verschillende onderdelen. Te denken valt aan beeldkwaliteit, wonen, bedrijven, verkeer, water, etc. Hierin is alleen het voor het plan relevante beleid opgenomen. Het overige beleid wordt niet benoemd.
In hoofdstuk 6 is de juridische uitleg opgenomen van de bestemmingen die in de regels zijn verwoord.
Tenslotte geeft hoofdstuk 7 inzicht in de haalbaarheid van het plan. Hier wordt gekeken naar de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid en ook wordt het aspect handhaving besproken.
Het perceel Bergweg 11 is tot op heden in gebruik als voorraadschuur annex buitenberging.
De huidige slechte onderhoudsstaat van het dak en de hoofdconstructie maken het noodzakelijk dat er ingegrepen dient te worden voordat verder verval plaatsvindt, en dientengevolge gehele afbraak het geval zal zijn. Enkel de gebinten van de tabaksschuur zijn oorspronkelijk en hiermee van cultuurhistorische waarde. De oostgevel is ook nog origineel vanaf de jaren 30. De overige gevels zijn vervangen in de jaren 1990 - 2015.
Het perceel wordt aan de westzijde op ca. 2 meter afstand ervan begrensd door de Bergweg; aan de zuidzijde door een paardenweide/ grasland en aan de noord en oostzijde (lees: erfzijde) door half verharde paden in combinatie met bomen, struiken en gazon.
De tabaksschuur wordt vanaf de Bergweg - aan de noordzijde - ontsloten. De aanzichtzijde en tevens de gevelopeningen bevinden zich in de oostgevel van de Tabaksschuur.
Vanuit de Bergweg - zichtzijde vanuit openbaar gebied - kijk je derhalve tegen de achterzijde van de tabaksschuur aan.
Foto gebint Foto schild gemeentelijk monument
Foto westgevel en zuidgevel gezien vanaf de Bergweg
De tabaksschuur is van grote cultuurhistorische waarde voor de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Ze herinnert ons aan de tabakscultuur die gedurende enkele eeuwen de belangrijkste bron van inkomsten was voor de inwoners van Amerongen. Doordat de handel in Nederlandse tabak vanaf de negentiende eeuw drastisch terugliep, zijn vanaf die tijd veel tabaksschuren uit het landschap verdwenen.
De schuur op locatie Bergweg 11 heeft (sinds het verleden) een sterke samenhang met de woning op locatie Bergweg 7. Vanaf de jaren 1932 werden er bedrijfsmatige activiteiten binnen de tak van de bloembollen uitgevoerd. Bloembollen werden verkocht en droogbloem boeketten werden geëxporteerd in blik. Deze droogbloemen werden in de tabaksschuur gedroogd.
De tabaksschuur is sinds eind 2021 in gedeeld eigendom van de drie dochters (52% - 24% - 24%) van de familie Van Amstel-Kuiper. Bergweg 7 is in eigendom van de familie Van Amstel-Kuiper, tevens initiatiefnemers. Eén van de dochters zal in de tabaksschuur gaan wonen.
Met het restaureren en verbouwen van de tabaksschuur tot woning wordt het monumentale karakter ervan versterkt. Op deze manier kan het pand behouden blijven; wanneer deze nieuwe bestemming er niet aan gegeven kan worden, loont restauratie niet en bestaat er groot risico dat dit cultuurhistorisch bezien waardenvolle gebouw verdwijnt uit het landschap.
De verbetering van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten van het perceel, is met de uitvoering van het inrichtingsplan (zie 2.3.2) gegarandeerd.
De restauratie van de tabaksschuur gebeurt in nauwe samenspraak met monumentenzorg van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Daarbij wordt met name getoetst aan het doel: het behoud van de cultuurhistorische waarden. In dat kader stelt Monumentenzorg voorwaarden waaraan moet worden voldaan. Het gaat hierbij om voorwaarden over het volume, de indeling, het behoud van karakteristieken, daglichttoetreding, de constructie en het materiaalgebruik. Het voorlopig ontwerp van de woning in de tabaksschuur is reeds positief ontvangen. Het uiteindelijke bouwplan wordt getoetst door de gemeentelijke Monumentencommissie.
De eigenaren - en toekomstige bewoner - willen de tabaksschuur volledig restaureren en voor permanente bewoning geschikt maken.
Dit heeft geresulteerd in het navolgende ontwerp:
Het is nodig een grondige renovatie uit te voeren gezien de bestaande tabaksschuur in zeer slechte staat is. De financiering van deze renovatie is economisch alleen haalbaar met een functiewijziging naar een woning. Daarvoor zullen - gelet op de woonkwaliteitseisen en het geldende Bouwbesluit - zowel bouwkundige, bouwfysische en installatietechnische aanpassingen nodig zijn met zoveel mogelijk behoud van de oorspronkelijke opzet, materialisatie en beeldkwaliteit ervan.
De volgende stappen worden voorzien:
De schuur
De schuur zal worden rechtgetrokken waarbij het originele gebint blijft behouden. De poeren zullen waar nodig worden verhoogd. Deze werkzaamheden zijn noodzakelijk gezien er, door het scheefhangen van de schuur, spanning in de constructie is ontstaan.
Tevens zal de vloer waterpas worden gemaakt om de fundering geschikt te maken voor het realiseren van de all electric vloerverwarming.
Het dak
De huidige dakpannen zakken weg en zijn aan het verkruimelen. Daarom worden deze bijna allemaal vervangen. De sporen worden grotendeels vernieuwd door de aanwezigheid van rot en houtworm. Ditzelfde geldt voor de hanken.
Tevens zal het dak worden geïsoleerd om all electric verwarming mogelijk te maken. De sporen zullen hierbij zichtbaar blijven in het woonhuis.
De gevels
De binnenwanden van de buitengevels zullen isolatietechnisch van een houtskeletbinnenwand worden voorzien van een dik isolatiepakket. De bestaande buitenkozijnen zullen van isolerende restauratiebeglazing worden voorzien.
Waar nodig worden de schaaldelen in de oost- en westgevel vernieuwd. Het karakteristieke buitenopschrift op de oostgevel zal worden vernieuwd.
De noord- en zuidgevel worden vervangen voor nieuwe schaaldelen. De huidige waren vernieuwd in de jaren '70, maar zijn echter onoordeelkundig geplaatst.
Met het oog op een goede invulling heeft de initiatiefnemer aan de hand van de historie van het landschap een inrichtingsplan laten maken (zie Bijlage 1). Langs de Bergweg bevinden zich aantal opstallen in het bos. Deze liggen in een soort groene boskamers die worden gevormd door bosranden, hagen en boomgroepen met hier en daar een solitaire boom. De verhardingen bestaan voor een gedeelte uit grindpaden. Kenmerkend is de eenvoud van deze opzet. Voor Bergweg 11 is aangesloten op deze structuur. Zo weinig mogelijk verharding en dan bij voorkeur in grind en een eenvoudige groenstructuur van hagen (beukenhaag), gazon en een enkele solitair boom (een beuk, tamme kastanje oid). Het gebied krijgt daardoor meer de uitstraling van een erf dan van een tuin. Door deze ingrepen wordt dit terrein op een samenhangende manier opgenomen in het grotere geheel.
In de landschappelijke inrichting zijn parkeerplaatsen opgenomen, alsmede een erf- en terreinafscheiding tussen een deel van het plangebied en de Bergweg (zie ook 5.2 en 5.13).
Boskamers aan de Noordwestkant van Boskamers aan de Noordwestkant van
Amerongen 1928 Amerongen 2020
Landschappelijke inpassing Bergweg 11 te Amerongen
In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op beleid dat sinds de vaststelling van het bestemmingsplan buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen (vastgesteld op 3 juli 2019) is gewijzigd of geactualiseerd.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld als rijksstructuurvisie. De NOVI vervangt onder andere de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De NOVI is de langetermijnvisie voor een duurzame fysieke leefomgeving in Nederland.
Nederland staat voor een aantal urgente maatschappelijke opgaven, die zowel lokaal als regionaal, nationaal en internationaal spelen. Grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw zullen Nederland flink veranderen. Nederland heeft een lange traditie van zich aanpassen. Deze opgaven worden benut om vooruit te komen en tegelijkertijd het mooie van Nederland te behouden voor de generaties na ons. De NOVI biedt een perspectief om deze grote opgaven aan te pakken, om samen Nederland mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. Omgevingskwaliteit is het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit. Met inachtneming van maatschappelijke waarden en inhoudelijke normen voor bijvoorbeeld gezondheid, veiligheid en milieu. In dat samenspel van normen, waarden en collectieve ambities, stuurt de NOVI op samenwerking tussen alle betrokken partijen.
De NOVI heeft de maatschappelijke opgaven samengevat in 4 prioriteiten:
Onder deze prioriteiten hangen 21 nationale belangen die het lokale, regionale en provinciale niveau overstijgen. Deze belangen hebben onder andere betrekking op het realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit, zorgt dragen voor een woningvoorraad die aansluit op woonbehoeften, het beperken van klimaatverandering, et cetera. De verantwoordelijkheid van het omgevingsbeleid ligt voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen, waardoor inhoudelijke keuzes in veel gevallen ook het beste regionaal kunnen worden gemaakt. Met de NOVI wordt het proces in gang gezet waarmee de keuzes voor de leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
Conclusie
Onderhavig initiatief betreft een ontwikkeling van beperkte omvang zonder strijdigheid met rijksbelangen. De ontwikkeling is passend binnen de NOVI.
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Gemeenten moeten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigingsplannen of uitwerkingsplannen rekening houden met het Barro. Doel van het Barro is bepaalde onderwerpen uit het nationale beleid te verwezenlijken. In het Barro worden een aantal projecten opgesomd die een groot Rijksbelang hebben. Per project worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. De regels zijn een uitwerking van de onderwerpen uit het nationale beleid.
In het Barro zijn veertien onderwerpen met bijzonder rijksbelang beschreven:
Conclusie
Het initiatief vindt plaats binnen het Natuurnetwerk Nederland en valt zondoende onder een van de onderwerpen uit het Barro. Op grond van een uitgevoerd quickscan flora & fauna als benoemd in hoofdstuk 5.8 Ecologie en opgenomen in Bijlage 2 Quickscan flora & fauna Bergweg 11 blijkt echter dat het iniatief geen onevenredig negatief impact heeft op het Natuurnetwerk Nederland. Door het initiatief zal dan ook geen nationaal belang worden geschaad.
Het nationale beleid vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Deze verplichte toetsing is vastgelegd in het Barro. Het Barro verwijst naar het Bro; geformuleerd is dat deze toetsing een procesvereiste is bij alle nieuwe ruimtelijke besluiten en plannen ten aanzien van bijvoorbeeld kantoorlocaties en woningbouwlocaties. Gemotiveerd dient te worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt ten aanzien van het ruimtegebruik. De kernbepaling van de Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro, luidt:
De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
Om dit te onderbouwen dienen de volgende stappen te worden doorlopen:
Stedelijke ontwikkeling
Om aan deze verplichting uit de Bro te kunnen voldoen dient allereerst te worden nagegaan of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling.
In het Bro is het begrip stedelijke ontwikkeling als volgt vastgelegd:
'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren,
detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
Conclusie
Uit jurisprudentie blijkt dat er in beginsel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling vanaf de realisatie van 12 woningen. Onderhavig initiatief betreft de transformatie van een tabaksschuur naar 1 woning. Per saldo zal er één woning toe worden gevoegd, waardoor het doorlopen van de laddertoets niet noodzakelijk is.
Provinciale Staten hebben de Omgevingsvisie van de provincie Utrecht op 10 maart 2021 vastgesteld. Dat betekent dat de provincie Utrecht - vooruitlopend op de Omgevingswet - vanaf 1 juni 2021 aan de slag is gegaan met de uitvoering van het omgevingsbeleid, zoals verwoord in de Omgevingsvisie. De omgevingsvisie is het thematisch ruimtelijk beleidsdocument waarin doelstellingen op de middellange termijn worden vormgegeven.
In de Omgevingsvisie van de provincie Utrecht is het beleid voor een gezonde en veilige leefomgeving opgedeeld in zeven beleidsthema's. De sociale en veilige leefomgeving vormen een rode draad door de beleidsthema's heen. De zeven beleidsthema's zijn als volgt:
Voor ontwikkelingen in landelijk gebied is 'het onze inzet om de kwaliteiten en potenties van landschap en cultuurhistorie te behouden en versterken'. Verder zijn op basis van de plankaarten van de Omgevingsvisie in relatie tot het plan en plangebied navolgende begrippen met name relevant:
Kernrandzone: nieuwe verstedelijking kan in deze gebieden mogelijk worden gemaakt. Gemeenten worden gevraagd specifiek beleid op te stellen om de ruimtelijke kwaliteit in deze gebieden te behouden en versterken.
Archeologisch waardevolle zone: bevorderen van duurzaam behoud en beheer van de archeologische resten in de bodem (‘in situ’). Als ruimtelijke ingrepen onvermijdelijk zijn, vragen wij aandacht voor het op goede wijze uitvoeren van archeologisch onderzoek.
Natuurnetwerk Nederland (NNN): wij zorgen er voor dat zich geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voordoen die een negatief effect hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden, oppervlakte en samenhang van ons NNN. Voor de bescherming van het NNN handhaven we het nee-tenzij principe.
Conclusie
Onderhavig plan maakt geen nieuwe bebouwing mogelijk, maar ziet op een functieverandering. Het plan voorziet in behoud van cultuurhistorisch erfgoed. Een archeologisch en ecologisch onderzoek hebben reeds plaatsgevonden en hebben aangetoond dat onderhavig plan geen schade toebrengt op gebied van archeologie en natuur/ecologie waaronder het Natuurnetwerk Nederland. Door de opwaardering van cultuurhistorisch erfgoed binnen NNN-gebied, kan het intiatief worden gezien als een extra impuls. De omgeving van de aante passen bebouwing zal tevens intact blijven.
Zie respectievelijk 5.3 Archeologie, 5.8 Ecologie en 3.2.2 voor onderbouwing met betrekking tot de archeologische waardevolle zone en effecten op het NNN, met bijbehorend Bijlage 2 Quickscan flora & fauna Bergweg 11. Onderhavig plan is niet in strijd met de provinciale Omgevingsvisie.
Provinciale Staten hebben eveneens op 10 maart 2021 de interim Omgevingsverordening van de provincie Utrecht vastgesteld. De interim Omgevingsverordening bevat instructieregels over taken en bevoegdheden van gemeenten en waterschappen. Daarnaast bevat de interim omgevingsverordening direct werkende regels. Dit zijn regels die rechtstreeks gelden voor bedrijven, burgers en andere initiatiefnemers bij het uitvoeren van een activiteit. Andere voorbeelden van direct werkende regels zijn de meld- en informatieplichten en de specifieke zorgplichten. Regels over bijvoorbeeld een vergunningplicht gelden ook voor bedrijven, burgers en andere initiatiefnemers.
Van toepassing met betrekking tot de ligging van het plangebied binnen het Natuurnetwerk Nederland is instructieregel 6.3:
Artikel 6.3 Instructieregel geen aantasting natuurnetwerk Nederland
De Interim Omgevingsverordening hanteert verder de volgende definitie voor verstedelijking: 'van verstedelijking is sprake als een bestemmingsplan ten opzichte van het vigerende regime nieuwe mogelijkheden biedt voor vestiging of uitbreiding van stedelijke functies'. Aangezien onderhavig plan binnen deze definitie valt en tevens is gelegen in landelijk gebied en tevens in een kernrandzone zijn artikel 9.4 en 9.8, behorend binnen paragraaf 9.1 van toepassing:
Artikel 9.4 Instructieregel woningen, woonschepen en woonarken in landelijk gebied
Artikel 9.8 Instructieregel kernrandzone
Artikel 9.10 Instructieregel functiewijziging (voormalig) agrarisch bedrijfsperceel naar woonfunctie
Conclusie
In de bestaande situatie kent het plangebied de bestemming 'Natuur' met een specifieke aanduiding voor de monumentale tabaksschuur. Ook is een dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' opgenomen. In de nieuwe, gewenste situatie wordt de bestaande monumentale tabaksschuur getransformeerd tot woning. Hiertoe verkrijgt een deel van het perceel een woonbestemming. De grenzen van deze woonbestemming lopen gelijk aan de vigerende aanduiding voor de monumentale tabaksschuur. De parkeerplaatsen en erf- en terreinafscheiding kunnen worden gerealiseerd binnen bestaande bestemmingen.
Krachtens artikel 6.3 lid 2 van de IOV wordt onder de oppervlakte van het Natuurnetwerk Nederland als bedoeld in artikel 6.3 lid 1 in ieder geval niet de bestaande legale bebouwing, erven en verhardingen begrepen. De daadwerkelijke bestemmingswijziging naar 'Wonen' komt overeen met de begrenzing van de bestaande bebouwing, waarbij tevens de bouwmassa ongewijzigd blijft, en tast het NNN derhalve niet aan. Zodoende is er geen sprake van oppervlakteverlies en noodzaak tot compensatie. Op de overige delen van het perceel vindt geen bestemmingswijziging plaats en is dus geen toetsing aan NNN noodzakelijk.
Beide artikelen 9.4 en 9.8 omtrent verstedelijking maken ontwikkelingen mogelijk onder voorwaarde van een goede ruimtelijke inpassing. Bij de ontwikkeling van bebouwing in het landelijk gebied is ruimtelijke samenhang nodig met de bestaande bebouwing én met structurerende elementen in het landschap. Een ruimtelijke inpassing is dan ook reeds uitgevoerd en maakt deel uit van de toelichting. Hierin komt naar voren dat bij de transformatie van de Bergweg 11 de aansluiting wordt gezocht bij de (historische) boskamers in de omgeving. Hierbij wordt er gebruik gemaakt van zo weinig mogelijk verharding en een eenvoudige groenstructuur in de vorm van hagen, gazon en een enkele solitaire boom. De ruimtelijke inpassing is te vinden onder 2.3 Ruimtelijke gevolgen.
Artikel 9.10 geeft aan dat een functiewijziging enkel kan plaatsvinden als het betreffende perceel niet is uitgerust voor de grondgebonden landbouw. De tabaksschuur is in een dusdanige staat dat het niet kan fungeren als volwaardig onderdeel van een agrarische bedrijfsvoering. Een functiewijziging biedt kansen om de bestaande cultuurhistorische waarden van het pand te behouden en te versterken door middel van renovatie. In de nabije omgeving zijn geen agrarische bedrijven die eventueel kunnen worden belemmerd in de bedrijfsvoering.
Tevens valt het plangebied binnen de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS), welke het beschermen en benutten van de cultuurhistorisch erfgoed beoogd. Voorliggend plan voorziet hierin. Het plan is concluderend dan ook niet strijdig met de Interim Omgevingsverordening van de provincie Utrecht.
In de Nota tabaksschuren (2012) wordt beschreven hoe de kenmerkende takbasschuren binnen de gemeente Utrechtse Heuvelrug, die getuigen van een belangrijk onderdeel van de geschiedenis binnen de gemeenten, behouden kunnen blijven zodat ook toekomstige generaties inwoners en bezoekers nog lang van de gebouwen kunnen genieten. In de nota wordt een kader gesteld die als basis fungeert waaraan de gemeente een eventuele herbestemming van tabaksschuren kan toetsen.
Voor de toekomst moet er op het gebied van tabaksschuren ruimte zijn voor nieuwe functies. Hierbij kan de gemeente informerend en waar nodig voorwaarden stellend optreden bij de aanpassingen van de gebouwen om de nieuwe bestemming mogelijk te maken. Op deze manier blijven de cultuurhistorische waarden zoveel mogelijk in stand. Conform de Nota is een bestemming 'Wonen' mogelijk onder voorwaarden bij de categorie 'overige tabaksschuren'. De tabaksschuur aan de Bergweg 11 valt onder deze categorie. Hierbij moet met de volgende voorwaarden rekening worden gehouden:
Bouwkundige uitgangspunten
De hoofdvorm van het gebouw
De karakteristieke hoofdvorm van een tabaksschur, rechthoekige plattegrond met een groot zadeldak en ononderbroken dakvlak, is van essentieel belang. Het uitgangspunt is dat deze hoofdvorm volledig in stand wordt gehouden. Het bouwvolume van een tabaksschuur wordt in principe niet gewijzigd. Een oplossing omwille van voldoende lichttoetreding kan worden gezocht in het toevoegen van dakvensters die in het dakvlak zijn gelegen, of in een glasstrook of -vlak.
Van oorsprong hebben tabaksschuren geen dakgoten. Hemelwater stroomt via de dakpannen direct op de grond. Bij een restauratie moet de oplossing hiervoor worden gevonden in de aanleg van een grindkist rondom het pand, dat de absorptie van het water bevordert en opspattend water tegengaat.
Materialen en vormen
Oorspronkelijke materialen dienen alleen vervangen te worden indien dit strikt noodzakelijk is. Behouden gaat hiermee voor vernieuwen, maar soms is vernieuwen onvermijdelijk. Bij vernieuwing is het zaak om naar de oorspronkelijke vormgeving te kijken.
Lichttoevoer
Voor de toelating van licht in het gebouw wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de bestaande vensters. Als hiermee de lichttoetreding niet toereikend is, kunnen eventueel nieuwe vensteropeningen worden toegevoegd. Het uitgangspunt is hierbij om terughoudend te zijn. Er moet zo veel mogelijk worden aangesloten bij het karakter van de tabaksschuren. Openingen in de gevels dienen altijd zoveel mogelijk uit het zicht te worden gehouden, kozijnen worden achter de wand geplaatst. De daklijn blijft ook ononderbroken.
Interieur
Bij de onderverdeling van de ruimte in de tabaksschuur geldt dat er steeds een gedeelte van de ruimte verdiepingsvrij blijft, zodat daar vanaf de begane grond de dakvlakken tot aan de nok zichtbaar zijn. De constructie wordt zoveel mogelijk in het zicht gelaten.
Isolatie
Isolatie dient op een vakkundige manier te worden aangepakt. Gezien tabaksschuren grotendeels opgetrokken zijn uit hout, is goede doorluchting belangrijk om rotting te voorkomen. Een dun isolatiepakket kan worden aangebracht tussen de sporen van de kap en de panlatten waarop de pannen liggen. Op de sporen wordt dan een beschot bevestigd waarop het isolatiepakket komt te liggen. Daksporen in het interieur blijven zo zichtbaar, en tevens wordt er niks gewijzigd aan het aanzicht van het dak.
Conclusie
Initiatiefnemers hebben bij het definitieve ontwerp, behorende bij de transformatie van de tabaksschuur aan de Bergweg 11, rekening gehouden met de uitgangspunten afkomstig uit de Nota tabaksschuren. Het ontwerp is toegevoegd in bijlage 6.
De concept Omgevingsvisie van de gemeente Utrechtse Heuvelrug beschrijft de gemeentelijke visie op de fysieke leefomgeving voor de langere termijn. Dat betekent dat ingegaan wordt op alle onderwerpen die inwoners kunnen zien, voelen of ruiken. De omgevingsvisie voorziet in een samenhangende strategie voor de aanpak van grote opgaven als de energietransitie, verstedelijking in de regio, woningtekorten en toenemende recreatiebehoefte.
Een drietal ambities en keuzes staan in de omgevingsvisie centraal:
Robuuste natuur
Ruimte voor recreatie en toerisme
Waardevolle cultuurhistorie en archeologie
Kwaliteit van de leefomgeving
Prettig wonen voor jong en oud
Bedrijvigheid in en rond de dorpen
Gezonde en betrokken inwoners
Vrije tijd en voorzieningen
Een veilige leefomgeving
Openbare ruimte en groen in de dorpen
Een toekomstbestendige economie
Klimaatbestendige omgeving
Duurzame energie
Duurzaam bereikbaar
Duurzame voedselproductie
Verder voorziet de omgevingsvisie in een uitwerking per gebied, waaronder voor Amerongen waar onderhavig plangebied binnen valt.
Conclusie
In de visie wordt meermaals genoemd dat er meerdere tabaksschuren in de gemeente aanwezig zijn, zo ook bij de plaats Amerongen. Relevant voor het plan is met name dat de gemeente waardevolle cultuurhistorie in stand wil houden. De ontwikkeling van dit erfgoed wordt volgens de Omgevingsvisie mogelijk gemaakt. Onderhavig plan sluit hierbij aan. Voorliggend plan is dan ook niet strijdig met de concept Omgevingsvisie van de gemeente Utrechtse Heuvelrug.
De Woonvisie 2018-2022 is vastgesteld door de gemeentraad van Utrechtse Heuvelrug op 29 november 2018. Met de Woonvisie wordt richting gegeven aan demografische ontwikkelingen, veranderingen in de samenleving en wetgeving op het gebied van wonen. De demografische pronoses lopen daarbij tot 2040, maar voor acties ligt de focus op de komende vier jaar. Centraal staan een drietal hoofdthema's:
Op de woningmarkte is nog steeds krapte in zowel huur- als koopwoningen. Om de woningmarkt in beweging te krijgen is nieuwbouw en doorstroming in bestaande voorraad nodig. Het aanbod moet ook beter worden afgestemd op de vraag, zo zal de toename van het aantal eenpersoonshuishoudens leiden tot meer vraag naar kleinere woningen. Voor nieuwbouwprojecten van minder dan 4 woningen is er geen vastgestelde verdeling qua segment. Er worden onder andere extra mogelijkheden gecreeërd voor transformatie van minder bruikbare bestaande gebouwen naar woningen.
Alle inwoners moeten goed kunnen wonen, hierbij wordt gezocht naar nieuwe mogelijkheden en woonvormen, in het bijzonder ook voor mensen met een psychische beperking of fysieke aandoening.
Om de gemeentelijke duurzaamheidsambities te halen, moeten er grote stappen worden gemaakt in de verduurzaming van de gehele woningvoorraad. Daarnaast wordt ingezet op duurzame nieuwbouw en bewustwording. Particuliere initiatieven richting energieneutrale en aargasvrije woningen worden ondersteund.
Conclusie
Onderhavig plan voorziet in de transformatie van een tabaksschuur naar woning. De tabaksschuur is gezien de huidige staat toe aan renovatie. Onderhavig plan voorziet enerzijds in behoud van de beeldbepalende, waardevolle tabaksschuur en anderzijds in een nieuwe kleine tot middelgrote woning. Zoals in 1.1 Aanleiding en doelstelling reeds genoemd zal een enkelvoudige woning gerealiseerd worden. De nieuwe woning zal hierbij 'all-electric' en dus ook aardgasvrij zijn. Het plan sluit met voornoemde kenmerken goed aan bij de Woonvisie 2018-2022.
Op 30 juni 2016 heeft de gemeenteraad van Utrechtse Heuvelrug het bestemmingsplan 'Buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen (OMMA)' vastgesteld. Hier zijn na uitspraak van de Raad van State op 3 juli 2019 enkele wijzigingen opgenomen, welke geen (directe) betrekking hebben op onderhavig plangebied.
In het genoemde bestemmingsplan zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Voor dit plan is gebruik gemaakt van de 'Wijzigingsbevoegdheid Wonen' (artikel 35.10.3). De plannen voor Bergweg 11 passen binnen de voorwaarden van deze wijzigingsbevoegdheid, wat navolgend gemotiveerd zal worden.
Uitsnede planlocatie met bestemmingsplan 'Buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen,
Amerongen (OMMA)' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Artikel 35.9.3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de voor deze gronden geldende bestemming te wijzigen in de bestemming met bijbehorende functieaanduiding , bouwvlak en eventuele maatvoering aanduidingen volgens onderstaande tabel:
Mits:
Functieverandering dient ten dienste te staan van het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden. Onderhavig plan voorziet hierin. Een verdere toelichting is te vinden in Hoofdstuk 2 Het plan.
Gezien de gebiedsaanduiding 'Waarde - Ecologie' die voor het plangebied geldt dient aangetoond te worden dat de waarden als bedoelt in artikel 27.1 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen (OMMA)' niet significant worden of kunnen worden aangetast. De bestemmingsomschrijving van artikel 27.1 luidt als volgt:
De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
met daarbij behorend:
Dat de landschapswaarden instandgehouden worden met onderhavig initiatief volgt uit 2.3.2 Landschappelijke inrichting. Dat de natuurwaarden instandgehouden worden met onderhavig initiatief volgt uit 5.8 Ecologie met onderliggend Bijlage 2 Quickscan flora & fauna Bergweg 11.
Aangetoond dient te worden dat in milieu hygiënisch opzicht geen oneenvredig ongunstiger gevolgen ontstaan voor de omgeving. Dit is verder toegelicht in Hoofdstuk 5 Specifieke regelgeving en beleid.
Voor de verkeersbelasting is gekeken naar CROW-publicatie 381 'toekomstbestendig parkeren'. Daarbij is in de huidige situatie de tabaksschuur het best te vergelijken met een bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief (loods, opslag, transportbedrijf). Voor deze categorie geldt in het buitengebied van een weinig stedelijke gemeente (CBS) een verkeersgeneratie van 3,9-5,7 mvt/etmaal.
Na functieverandering geldt dat voor een vrijstaand koophuis in het buitengebied van een weinig stedelijke gemeente (CBS) een verkeersgeneratie van 7,8-8,6 mvt/etmaal geldt.
De verwachte, geringe toename zal naar niet leiden tot een onevenredige verkeersbelasting op de nabijgelegen Bergweg.
Voor de parkeerbehoefte is gekeken naar CROW-publicatie 381 'toekomstbestendig parkeren'. Voor een vrijstaand koophuis in het buitengebied van een weinig stedelijke gemeente (CBS) geldt een parkeerbehoefte van 2,0-2,8. Dit komt neer op 3 parkeerplaatsen. Deze zullen beschikbaar zijn op eigen terrein.
Aangetoond dient te worden dat de inpassing in het landsachap op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Hiervoor is een landschappelijke inpassing opgesteld welke beschreven staat onder 2.3.2 Landschappelijke inrichting.
Op grond van bovenstaande wordt geconcludeerd dat voldaan wordt aan alle voorwaarden die op grond van het bestemmingsplan buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen worden gesteld aan het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid.
In aanvulling op de toetsing aan de in het bestemmingsplan buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen opgenomen wijzigingsvoorwaarden is met het oog op uitvoerbaarheid tevens een toets uitgevoerd aan relevante milieu-aspecten.
Wettelijk kader
In de Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat op basis van selectiecriteria vastgesteld dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zal hebben of niet. Onderdeel D van de bijlage bevat activiteiten, plannen en besluiten waarvoor het maken van een m.e.r.-beoordeling verplicht is. Voor elke activiteit die genoemd wordt in kolom 1 van onderdeel D van het besluit m.e.r. moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) nadelige milieugevolgen. Voor activiteiten die onder de drempelwaarde zoals genoemd in kolom 2 van onderdeel D vallen, volstaat een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Deze motivering dient qua inhoud aan te sluiten bij de m.e.r.-beoordeling, maar heeft geen vormvereisten. Voorliggend initiatief kan gezien worden als 'stedelijk ontwikkelingsproject' (D 11.2). De gewenste ontwikkeling blijft ruim onder de drempelwaarde van 2.000 woningen, waardoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling volstaat. In een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient aandacht te worden besteed aan drie criteria die zijn opgenomen in Bijlage III van de Europese richtlijn 'betreffende milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'. Dit zijn achtereenvolgens de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van het potentiële effect.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Kenmerken
In de gewenste situatie wordt de op het perceel aanwezige tabaksschuur omgebouwd tot woning.
Locatie
Het plangebied is gelegen aan de Bergweg 11 in Amerongen. Het is gelegen in het buitengebied van Amerongen. Het plangebied ligt in nabijheid van het Natura-2000 gebied 'rijntakken' (circa 1 kilometer afstand) en in het Natuurnetwerk Nederland.
Effecten
Met het initiatief treden geen overtredingen op in het kader van de flora- en faunawetgeving. Het voornemen leidt niet tot een onevenredige toename van verkeer en omliggende woningen, leidt niet tot luchtvervuiling, geluidsoverlast en bedrijven worden in milieutechnische zin niet extra belemmerd.
In het wijzigingsplan worden de diverse milieuaspecten zorgvuldig afgewogen. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten. Het plan is niet gelegen in kwetsbaar of waardevol gebied en het heeft geen nadelige milieugevolgen voor de omgeving. Voor dit wijzigingssplan is het dan ook niet noodzakelijk een formele m.e.r.-procedure te doorlopen.
Aan de Bergweg 11 in Amerongen wil men een historische tabaksschuur verbouwen tot een woning. Nabij het plangebied ligt de Bergweg. Ten behoeve van de transformatie van dit gemeentelijk monument is akoestisch onderzoek uitgevoerd voor toetsing aan de Wet geluidhinder en het gemeentelijke geluidbeleid. De rapportage van het onderzoek wegverkeerslawaai is opgenomen als Bijlage 5, een aanvullend akoestisch onderzoek inzake de geluidwering van de gevels is opgenomen als Bijlage 6.
Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
De nieuwe woning ligt buiten de bebouwde kom, in de geluidzone van de Bergweg. De overige wegen liggen op grotere afstand van het plangebied en/of de verkeersintensiteit is er dusdanig gering, dat deze wegen niet relevant zijn met betrekking tot de geluidbelasting.
Uit het onderzoek wegverkeerslawaai blijkt het volgende: "de nieuwe woning zal een geluidbelasting ondervinden van maximaal 60 dB. Dit is hoger dan de voorkeurswaarde van 48 dB en ook hoger dan de maximale ontheffing van 53 dB, hetgeen niet toelaatbaar is.
De geluidbelasting op de oostgevel is lager dan de voorkeurswaarde en daarmee een geluidluwe gevel. Ook is aan deze oostgevel een buitenruimte gesitueerd. Bij de overige gevels wordt de maximale ontheffing (deels) overschreden en zijn maatregelen noodzakelijk om woningbouw mogelijk te maken.
Gezien de situatie en de berekende waarden zijn er geen reële maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied mogelijk, waardoor de geluidbelasting bij de nieuwe woning gereduceerd wordt tot maximaal 48 dB (de voorkeurswaarde) of 53 dB (maximale ontheffing).
Het realiseren van de nieuwe woning op de huidige positie is alleen mogelijk als de woning gerealiseerd wordt, op één van de volgende twee manieren:
1. Met drie dove gevels (west-, noord- en zuidgevel). De gemeente zal dan:
Bij de realisatie van de nieuwe woning zal bij de indeling rekening gehouden moeten worden met de indelingseis van de gemeente: per etage minimaal één verblijfsruimte aan de zijde van de geluidsluwe gevel; oftewel aan de oostgevel. Ook zal rekening gehouden moeten worden met de ventilatie- en spui-eisen.
OF:
2. Met drie dove gevels, waarbij 1/3 deel (het westelijke deel) van de zuid- en noordgevel doof uitgevoerd worden en de woningindeling zodanig wordt, dat er alleen geluidgevoelige ruimten aan de overige 2/3 delen van deze gevels gerealiseerd worden. De gemeente zal dan:
Bij de realisatie van de nieuwe woning zal bij de indeling rekening gehouden moeten worden met de indelingseis van de gemeente: per etage minimaal één verblijfsruimte aan de zijde van de geluidsluwe gevel; oftewel aan de oostgevel. Ook zal rekening gehouden moeten worden met de ventilatie- en spui-eisen.
Als er nog een scherm ten zuiden van de woning gerealiseerd wordt met een minimale lengte van 12 meter (1,65 meter hoog), zal de geluidbelasting op de zuidgevel op de begane grond overal lager zijn dan de voorkeurswaarde. Hierdoor ontstaat een extra geluidluwe gevel en buitenruimte.
De geluidbelasting, zonder aftrek artikel 110g van de Wet geluidhinder, bedraagt maximaal 65 dB."
De westgevel en de noordgevel worden doof uitgevoerd. Voorts zal in ieder geval een scherm ten zuiden van de woning gerealiseerd worden met een minimale lengte van 12 meter (1,65 meter hoog). Hierdoor zal de geluidsbelasting op de zuidgevel overal lager zijn dan de voorkeurswaarde, waarmee een extra geluidluwe gevel en buitenruimte ontstaat. Per etage zal minimaal één verblijfsruimte aan de zijde van een geluidsluwe gevel worden gerealiseerd. Ook wordt rekening gehouden met de ventilatie- en spui-eisen. Tenslotte dienen nog wel hogere waarden van maximaal 53 dB te worden vastgesteld en vastgelegd in het Kadaster. Het besluit hogere waarden zal gelijktijdig met voorliggend plan ter inzage gaan en worden vastgesteld.
Aanvullend akoestisch onderzoek geluidswering van de gevels
In het kader van de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het onderdeel Bouwen dient aangetoond te worden, dat het plan voldoet aan de eisen uit Bouwbesluit 2012. Uit het hiervoor opgesteld akoestisch onderzoek geluidswering van de gevels blijkt "dat op basis van de in het voorliggende rapport opgenomen uitgangspunten wordt voldaan aan de gestelde eisen conform Bouwbesluit 2012 en de gestelde eisen aan het binnengeluidniveau van de Omgevingsdienst Regio Utrecht. Hierbij moeten aanvullende voorzieningen getroffen worden aan de gevels en het dak."
Het ontwerp van de woning stemt overeen met het gehanteerde model in voorgenoemd akoestisch onderzoek. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de op de tekeningen gegeven indeling van ruimtes en onderstaande constructies en materialen:
Met bovenstaande toegepaste maatregelen in het ontwerp, is het binnenniveau berekend. De resultaten hiervan zijn te vinden in Bijlage 6. Hierbij komt naar voren dat het maximale binnenniveau bij geen enkele ruimte wordt overschreden. Hiermee wordt voldaan aan de gestelde eisen conform het Bouwbesluit 2012 en tevens ook de gestelde eisen aan het binnengeluidniveau van de Omgevingsdienst Regio Utrecht. In onderstaande tabel zijn de berekende binnenniveau's weergegeven:
Conclusie
Voorgenomen ontwikkeling is mogelijk op het gebied van akoestiek. De westgevel en de noordgevel worden doof uitgevoerd. Er zal een geluidswal worden gerealiseerd (zie 2.3.2) en de gehanteerde constructies, indeling van ruimtes en materialen, zoals deze zijn meegenomen in de berekeningen binnen Bijlage 6, worden toegepast in de woning. Hierbij wordt voldaan aan de vereiste binnenniveaus van de Omgevingsdient Regio Utrecht. Tenslotte zal gelijktijdig met voorliggend plan een besluit hogere waarden ter inzage gaan. Deze hogere waarden van maximaal 53 dB zullen ook worden vastgelegd in het kadaster.
Door Transect te Nieuwegein is op 20 mei 2021 een archeologisch bureauonderzoek (BO) en inventariserend Veldonderzoek (IVO)/ verkennende fase verricht (projectcode 21030090).
Het volledige rapport is toegevoegd als Bijlage 2 bij deze toelichting.
Het hierin opgemaakte advies luidt:
In het plangebied bestaat het voornemen de aanwezige tabaksschuur te renoveren en het terrein erom heen in te richten. Op basis van het veldonderzoek zijn vanaf minimaal 35 cm mv archeologische resten te verwachten, waarop een zeer hoge verwachting geldt. Daarom wordt in het kader van de herontwikkeling van het gebied geadviseerd vervolgmaatregelen te nemen. Op basis van de voorlopige planvorming beperken de graafwerkzaamheden zich in het gebied tot het huidig bouwvlak van de tabaksschuur. Hierbinnen zal de vloer worden verlaagd. Vanwege de geringe omvang van het plangebied en de mogelijk inpandig uit te voeren werkzaam heden, wordt voorgesteld de werkzaamheden in het kader van planvorming onder archeologische begeleiding uit te voeren (Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven, variant Archeologische Begeleiding). De exacte wijze waarop het onderzoek zal worden uitgevoerd, zal moeten worden vastgelegd in een Programma van Eisen (PVE), dat op voorhand van het onderzoek moet zijn beoordeeld en goedgekeurd door de gemeente.
Conclusie
Bovenstaande vormt een advies. Op grond van de resultaten van het rapport en het advies zal het gezag (de gemeente Utrechtse Heuvelrug) een besluit nemen over de daadwerkelijke omgang met eventueel aanwezige archeologische waarden binnen het plangebied. Verder zal bij eventuele graafwerkzaamheden een archeoloog aanwezig zijn om toezicht te houden op eventuele toevalsvondsten.
Figuur: Ligging van het plangebied (met rode lijnen aangegeven, bron: www.pdok.nl)
Op grond van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten ook cultuurhistorische waarden worden meegewogen bij het vaststellen van wijzigingsplannen. Navolgend een historische beschrijving van de tabaksschuur.
Door de toename van de welvaart in de 17e eeuw, in met name de stedelijke gebieden in Zeeland en Holland legde de agrarische sector zich meer en meer toe op het verbouwen van luxeproducten. Daartoe behoorden ook de productie van genotmiddelen zoals tabak. Mede door initiatieven van Amsterdamse kooplieden kwam de tabaksteelt in eigen land op gang. De eerste vermelding van tabaksteelt in Amerongen dateert uit 1645, waar de zonnige zuidflanken van de Utrechtse Heuvelrug bijzonder geschikt bleken voor tabaksteelt. Mede door daling van de graanprijzen werd tabaksteelt een lucratieve inkomstenbron. In Amerongen was een groot deel van de tabaksteelt in handen van de kasteelheer. Het arbeidsintensieve werk werd grotendeels aan pachters uitbesteed.
De tabaksteelt is halverwege de 20e eeuw verdwenen maar de tabaksschuren zijn als relicten van deze agrarische activiteit in het landschap bewaard gebleven. Deze schuren zijn nu nog binnen de gemeente in het dorp Amerongen en het naastgelegen dorp Elst te vinden. Met hun houten gevels en grote zadeldaken zijn het karakteristieke maar ook kwetsbare gebouwen. Ze hebben grote cultuurhistorische waarde, temeer omdat in andere voormalige tabaksteeltgebieden geen tabaksschuren meer te vinden zijn. Daarmee zijn de tabaksschuren zeldzame gebouwen die een bijzondere geschiedenis vertellen.
De tabaksschuur aan de Bergweg is gebouwd in 1881 voor Harmen Huyderman, architect van beroep en echtgenoot van Johanna Maria Versteegh. In de jaren '30 verloor de schuur haar oorspronkelijke functie en werd gebruikt als voorraadschuur voor de droogbloemen en bollenkwekerij van de heer G. A. Dagnelle. Op de oostgevel staat nog te lezen: "Kwekerij Rojestein". De oostgevel is nog intact. De overige gevels en de sporenkap zij door de vorige eigenaar omstreeks 1998 vernieuwd. De gebintconstructie is geheel intact gebleven.
Conclusie
Onderhavig initiatief voorziet in transformatie van de tabaksschuur naar een woning. Het initiatief draagt daarmee bij aan het behoud van dit cultuurhistorisch waardevolle object. Voor verdere toelichting wordt verwezen naar Hoofdstuk 2 Het plan. Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor onderhavig plan.
De Wet Bodembescherming schrijft voor dat in het kader van een ruimtelijk planologische procedure moet worden aangetoond dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het gewenste nieuwe gebruik. De bodemkwaliteit kan (negatief) van invloed zijn op de gewenste nieuwe ontwikkeling.
Onderhavig initiatief betreft een wijziging naar 'Wonen - B1' op een locatie die bestemd is als 'Natuur'. De planologisch voorziene functie van het perceel betreft een milieugevoelige functie waardoor een bodemonderzoek noodzakelijk is.
Een verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd door Grondvitaal BV, opgeleverd op 16 maart 2022. Het volledige rapport is te vinden in Bijlage 8.
Tijdens de terreininspectie en de monstername van de grond zijn geen asbestverdachte materialen op of in de bodem aangetroffen. De onderzoekshypothese "onverdacht" kan op grond van de analyseresultaten van de grondmonsters heel strikt genomen niet worden gehandhaafd. Formeel gesproken is de kwalificatie verdacht van toepassing. De aangetroffen concentraties zijn echter van lichte aard en geven geen aanleiding tot aanvullend onderzoek. De invloed hiervan op de volksgezondheid en het milieu is nihil.
Conclusie
Met betrekking tot de voorgenomen bouwactiviteiten op de onderzochte locatie, zijn milieutechnisch geen belemmeringen aan te geven.
Op grond van het bestaande gebruik en de functie van het gebied (buitengebied) kan in het kader van de VNG bedrijven en milieuzonering worden gesproken over een "rustig buitengebied". In de direct omgeving van het plangebied bevinden zich geen bedrijven, het plangebied valt dan ook niet binnen de richtafstand van een bedrijf.
Conclusie
In voorliggend plan wordt een nieuwe milieugevoelige functie mogelijk gemaakt. De dichtsbijzijnde bedrijvigheid bevindt zich op voldoende afstand ten opzichte van het plangebied. Er kan derhalve een goed woon-en leefklimaat in het plangebied worden gewaarborgd en omliggende functies worden niet in hun mogelijkheden geschaad. Bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor onderhavig plan.
De gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft de ambitie om in 2035 een volledig klimaatneutrale gemeente te worden. Op grond daarvan is het van belang dat bij aanpassingen aan de leefomgeving rekening wordt gehouden met duurzaamheid. Onderhavig plan voorziet niet in nieuwbouw maar in een verbouwing, duurzaamheid is dan ook in dat stadium van belang.
Daarnaast heeft de gemeente per gebied een milieukwaliteitsprofiel opgesteld. De locatie aan de Bergweg 11 valt binnen het milieukwaliteitsprofiel 'Landelijk gebied, hoofdfunctie natuur'. Binnen dit profiel is de hoofdfunctie natuur, ecologie en landschap met plaatselijk waardevolle cultuurhistorische elementen. Recreatie is ondergeschikt, maar wel belangrijk. Binnen het profiel is er sprake van een zeer lage bebouwingsdichtheid en gebruiksintensiteit. Het initiatief aan de Bergweg 11 betreft het transformeren van bestaande bebouwing tot een woning. Door deze transformatie zal er per saldo dus 1 woning worden toegevoegd. De bebouwingsdichtheid zal niet toenemen gezien bestaande bebouwing wordt opgewaardeerd. De bestaande bebouwing is een cultuurhistorisch element binnen het milieukwaliteitsprofiel die met de transformatie blijft behouden en wordt verbeterd. De gebruiksintensiteit zal licht toenemen door de transformatie. De woning zal aansluiten bij de bestaande infrastructuur op locatie, en hiermee dus geen verdere veranderingen in het gebied met zich meebrengen.
De initiatiefnemer houdt bij de transformatie rekening met duurzaamheidsmaatregelen. Het gebouw zal 'all electric' worden opgeleverd, er is geen sprake van een gasaansluiting. De woning zal gebruik maken van een lucht warmtepomp om het binnenklimaat te reguleren.
Conclusie
Het plan draagt bij aan de duurzaamheidsambities van de gemeente.
Door middel van een QuickScan in het kader van de Flora- en faunawet is onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde plant- en diersoorten in het plangebied. Deze QuickScan is toegevoegd als Bijlage 1 bij deze toelichting. Hierna volgt een korte weergave van de relevante conclusies waarbij wordt aangegeven hoe daar invulling aan gegeven wordt.
Uit de QuickScan blijkt dat zowel in de tabaksschuur zelf, als in het aangrenzende grasland, het zeer onwaarschijnlijk is dat er door de Wet natuurbescherming beschermde soorten (die niet binnen de provincie Utrecht vrijgesteld zijn) voorkomen. Zodoende levert, zolang de werkzaamheden zich tot dit terrein beperken, het voorkomen van door de Wet natuurbescherming Wet natuurbescherming beschermde soorten geen belemmering op bij de uitvoering van de werkzaamheden.
Hiernaast vindt er in dit geval ook geen aanslag op het oppervlak van het Nederlands natuurnetwerk of Natura 2000 gebieden plaats. Zoals reeds in paragraaf 3.2.2 is gesteld, wordt krachtens artikel 6.3 lid 2 van de IOV onder de oppervlakte van het Natuurnetwerk Nederland als bedoeld in artikel 6.3 lid 1 in ieder geval niet de bestaande legale bebouwing, erven en verhardingen begrepen. De daadwerkelijke bestemmingswijziging naar 'Wonen' komt overeen met de begrenzing van de bestaande bebouwing, waarbij tevens de bouwmassa ongewijzigd blijft, en tast het NNN derhalve niet aan. Zodoende is er geen sprake van oppervlakteverlies en noodzaak tot compensatie. Op de overige delen van het perceel vindt geen bestemmingswijziging plaats en is dus geen toetsing aan NNN noodzakelijk.
Met het oog op de externe werking van de ontwikkeling wordt opgemerkt dat door wijziging van het bestemmingsplan het mogelijk zal zijn om de tabaksschuur permanent als woning te gebruiken. In de huidige situatie heeft de tabaksschuur een opslagfunctie. Permanente bewoning kan leidentot meer geluid en beweging door het jaar heen. Het is echter niet aannemelijk dat de absolute geluidssterkte toe zal nemen in verhouding tot de opslagfunctie. Voor de transformatie van de tabaksschuur zijn werkzaamheden benodigd, deze zijn echter tijdelijk van aard.
Conclusie
Wanneer de ontwikkelingen worden uitgevoerd met hetgeen hiervoor is beschreven, vormt het aspect flora en fauna geen belemmering.
Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico's:
In het Besluit Externe Veiligheid (Bevi) zijn de risiconormen voor bedrijven met gevaarlijke stoffen vastgesteld. Het besluit heeft tot doel om zowel individuele burgers als groepen een minimum beschermingsniveau te bieden tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen. Raadpleging van de Risicokaart leert dat in de directe nabijheid geen risico-inrichtingen aanwezig zijn of vervoer van gevaarlijke per buisleiding of weg, water of spoor plaatsvindt. Op circa 250 meter ligt een kwetsbaar object in de vorm van een woonverblijf, deze vormt echter geen belemmering voor onderhavig plan.
Uitsnede risicokaart met ligging plangebied (bron: risicokaart.nl)
Conclusie
(Externe) veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van de plannen.
Wettelijk kader
Wet Milieubeheer
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van de luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. In de Wet milieubeheer zijn onder andere regels en grenswaarden opgenomen voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen.
De Wet luchtkwaliteit (artikel 5.16, eerste lid, Wm) stelt dat ruimtelijke plannen doorgang kunnen vinden indien aan één van de onderstaande voorwaarden is voldaan:
AMvB en Regeling niet in betekenende mate (NIBM)
De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het slechts in geringe mate (ofwel niet in betekenende mate) leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een toename van de NO2 en /of PM10 jaarconcentratie met maximaal 3% van de grenswaarden (of wel een toename van maximaal 1,2 ìg/m3 NO2 en/of PM10). NIBM projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Grotere projecten daarentegen kunnen worden opgenomen in het NSLprogramma, mits ook overtuigend wordt aangetoond dat de effecten van dat project worden weggenomen door maatregelen.
De AMvB en Regeling “niet in betekenende mate” bevatten criteria waarmee kan worden bepaald of een project van een bepaalde omvang wel of niet als “in betekenende mate” moet worden beschouwd. Het betreft onder andere de onderstaande gevallen, waarbij een project als NIBM wordt beschouwd:
Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven. Tevens is in artikel 5 van het Besluit NIBM een anticumulatie bepaling opgenomen, die zegt dat de effecten van beoogde ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied moeten worden meegenomen in de beoordeling van het betreffende plan. Hiermee wordt voorkomen dat verschillende NIBM-projecten samen toch in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit.
Beoordeling
De ontwikkeling kan, gezien de beperkte omvang, aangemerkt worden als een project dat niet in betekenende mate van invloed is op de luchtkwaliteit. Toetsing van het aspect luchtkwaliteit is daardoor, op grond van artikel 4 van de Regeling NIBM niet noodzakelijk. Er behoeft dus niet getoetst te worden aan de grenswaarden.
Anderzijds is het wel van belang dat er op de planlocatie een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. De luchtkwaliteit ter plaatse is door middel van de grootschalige concentratie en depositiekaarten getoetst.
Wettelijke grenswaarden Wm
De kaarten met concentratie luchtverontreinigende stoffen in de lucht op de onderhavig planlocatie zijn weergegeven in het Geoportaal van de Omgevingsdienst Regio Utrecht. Uit de analyse van het Geoportaal volgt de volgende tabel waarin de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 van 2018 en 2030 zijn weergegeven in µg/m3 (microgram per kubieke meter).
Concentraties stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5) aan de Bergweg 11.
Op de planlocatie wordt ruimschoots voldaan aan de wettelijke grenswaarden voor NO2, PM10 en PM2,5.
De World Health Organisation (WHO) en Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) hanteren advieswaarden voor NO2, PM10 en PM2,5, dit zijn respectievelijk 10 µg/m3, 15 µg/m3 en 5 µg/m3. Deze advieswaarden liggen ver beneden de wettelijke grenswaarden. In de huidige situatie aan de Bergweg 11 liggen de concentraties ver beneden de wettelijke grenswaarden. In de toekomstige situatie ligt de waarde voor NO2 op de rand van de advieswaarde. De huidige waarden zijn acceptabel voor een goed woon- en leefklimaat op de planlocatie.
Water en ruimtelijke ordening hebben veel met elkaar te maken. Aan de ene kant is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daamee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik zoals locaties voor stadsuitbreiding. Aan de andere kant kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding.
Op Europees en nationaal niveau heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de verplichte 'watertoets'. Een watertoets geeft aan wat de gevolgen zijn van een ruimtelijke plan voor de waterhuishouding in het betreffende gebied. Zo'n waterparagraaf moet sinds 1 januari 2003 worden opgenomen in de toelichting bij ruimtelijke plannen. Doel van de watertoets is de relatie tussen planvorming op het gebied van de ruimtelijke ordening en de waterhuishouding te versterken.
Een watertoets is verplicht als het gaat om een functieverandering en/of bestemmingswijziging. Op basis van informatie en randvoorwaarden vanuit waterbeheer, het waterbeleid en relevante bodemgegevens worden de verschillende wateraspecten uitgewerkt in een waterparagraaf. De waterparagraaf beschrijft het huidige watersysteem alsmede de mogelijkheden en randvoorwaarden voor het toekomstige watersysteem. De waterparagraaf wordt afgestemd met de waterbeheerder.
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding. Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's.
Europa
Met ingang van december 2020 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht geworden. In het kader van de Kaderrichtlijn worden kwaliteitseisen gesteld, gericht op het beschermen en verbeterne van de auatische ecosystemen (verplicht per stroomgebied). Deze richtlijn stelt als norm dat oppervlaktewateren binnen 15 jaar na inwerkingtreding moeten voldoen aan 'goede ecologische' toestand (GET). Voor kunstmatige wateren, zoals de meeste stadswateren, geldt dat de oppervlaktewateren minimaal moeten voldoen aan een 'goed ecologische potentieel' (GEP). Inmiddels zijn de GEP-normen per stroomgebied uitgewerkt.
Rijk
De Waterwet, die in werking is getreden in 2009, regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Op grond van deze wet moeten de provincies één of meer regionale waterplannen vaststellen die wat betreft de ruimtelijke aspecten de status van provinciale structuurvisie hebben. De Waterwet schrijft eveneens voor dat elke zes jaar een nieuw Nationaal Waterplan uitgebracht wordt. Op 10 december 2015 is het Nationaal Waterplan 2 (NWP2) vastgesteld. Het NWP2 is opgesteld vanuit het perspectief om een nationale Omgevingsvisie te ontwikkelen richting 2018 conform de Omgevingswet in wording. Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met dit NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Het beleid en de maatregelen in het nieuwe Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.
Bodem- en Waterprogramma 2022-2027 Provincie Utrecht
Het Bodem- en waterprogramma provincie Utrecht 2022-2027 (BWP) bundelt het provinciaal bodem- en waterbeleid in één programma. Het vervangt de bodem- en wateronderdelen uit het Bodem-, Water- en Milieuplan 2016-2021. In het bodem- en waterprogramma worden eerst de overkoepelende thema's uitgewerkt, zoals duurzaam gebruik van de ondergrond en circulariteit. Daarna komen de thema's een voor een aan de orde:
Ook is een gebiedsspecifieke uitwerking opgenomen. Onderhavig plangebied is gelegen in het gebied Utrechtse Heuvelrug. Opgemerkt wordt dat de Utrechtse Heuvelrug steeds droger wordt. Maatregelen zijn nodig, bijvoorbeeld aan de flanken van de Utrechtse Heuvelrug. Het hydrologische systeem van de Utrechtse Heuvelrug wordt benut om regenwater vast te houden en te infiltreren. Om de verdroging tegen te gaan wordt met het project Blauwe Agenda samen met gemeenten, de waterschappen HDSR en Vallei en Veluwe, drinkwaterbedrijven, particuliere grondeigenaren en terreinbeherende organisaties gewerkt aan integrale wateroplossingen. Het doel van de Blauwe Agenda is om op de Heuvelrug samen op te trekken bij projecten die als doel hebben om het watersysteem meer robuust te maken. Er zijn hiertoe acht lokale projecten geselecteerd die worden ondersteund. Ook zijn de volgende doelen geformuleerd:
Waterbeheerplan 'Waterkoers 2016 - 2021' Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
Het beleid van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is neergelegd in het Waterbeheerplan. Het plan bestaat uit 3 delen, te weten: Strategie, Beleids- en uitvoeringsplan en een Achtergronddocument. Het deel Strategie betreft een beschrijving over hoe wordt ingespeeld op maatschappelijke ontwikkelingen als klimaatverandering en verstedelijking. Het vormt de basis voor de uitvoeringsstrategie. In het Beleids- en uitvoeringsplan zijn de ambities uit het strategisch deel vertaald naar vier beleidsthema's (veiligheid, voldoende water, schoon water en recreatie, landschap en cultuurhistorie) en 7 vernieuwende projecten. Het thema 'veiligheid' heeft met name te maken met het beleid ten aanzien van waterkeringen (primaire waterkeringen, regionale waterkeringen en overige waterkeringen), het voorkomen van overstromingen en het beperken van eventuele gevolgen. Bij de zorg voor het thema 'voldoende water' worden de volgende onderdelen onderscheiden:
Het thema 'schoon water' staat gelijk aan ecologisch gezond water. Dit gebeurt door aanpassing van de inrichting, het beheer en het onderhoud van watersystemen. Hierdoor verbetert de leefomgeving van mensen, dieren en planten. De veranderingen worden doorgevoerd via integrale gebiedsgerichte planvorming, in samenhang met maatregelen om andere doelen te halen. Dit wordt gedaan via integrale, gebiedsgerichte planvorming middels het opstellen van watergebiedsplannen.
Convenant en Leidraad Afkoppelen en Infiltreren op de Utrechtse Heuvelrug
Het convenant 'Leidraad afkoppelen en infiltreren op de Utrechtse Heuvelrug' is op 27 januari 2010 door twaalf overheden en drinkwaterbedrijf Vitens getekend. Het convenant dat gaat over het afkoppelen en infiltreren van afstromend hemelwater op de Utrechtse Heuvelrug, is op 26 november 2015 geactualiseerd. Het streven is om diffuse bronnen terug te dringen, zoals het gebruik van uitlogende materialen. In het convenant is een beslisschema opgenomen waarmee kan worden bepaald of en op welke wijze hemelwater wordt afgevoerd naar de bodem (geïnfiltreerd).
Op 4 januari 2022 is de digitale watertoets uitgevoerd via www.dewatertoets.nl. Hieruit volgde dat er geen waterbelang is bij onderhavige ruimtelijke activiteit. Het resultaat van de watertoets is als Bijlage 4 bij deze toelichting opgenomen.
Binnen het ontwerp van de woning wordt er geen gebruik gemaakt van uitloogbare materialen. Het hemelwater wordt rechtstreeks vanaf het dak opgevangen middels direct onder het maaiveld ingebrachte infiltratiekratten. Deze kratten verspreiden het hemelwater vervolgens in de ondergrond. De afvoer van vuilwater sluit aan bij de bestaande rioleringsinfrastructuur in het gebied.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor het plan.
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
Uit de toelichting en verbeelding van bestemmingsplan 'buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen' is op te maken dat er geen planologisch relevante kabels en leidingen in het plangebied of in de directe omgeving daarvan aanwezig zijn.
Conclusie
Voor de verdere realisatie van het plan zal indien nodig een KLIC-melding gedaan worden om te achterhalen of er relevante kabels en leidingen in het plangebied of in de directe omgeving daarvan aanwezig zijn.
Als beschreven in de uitwerking van de voorwaarden wijzigingsbevoegdheid in respectievelijk 4.2.4 Verkeersbelasting en 4.2.5 Parkeergelegenheid op eigen terrein vormt het aspect verkeer en parkeren geen belemmering voor onderhavig initiatief.
Uit de toetsing van de milieu-aspecten akoestiek, archeologie, cultuurhistorie, bodem, bedrijven en milieuzonering, duurzaamheid, ecologie, externe veiligheid, luchtkwaliteit, water en kabels en leidingen blijkt dat er geen belemmeringen zijn om de wens van onderhavig wijzigingsplan uit te voeren.
Dit wijzigingsplan bestaat uit geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1581.AMRBergweg11- met de bijbehorende regels (en bijlagen) en een toelichting hierop. Het GML-bestand (simpel gezegd: de kaart) en de bijbehorende regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. In het GML-bestand zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels over het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het wijzigingsplan.
In het GML-bestand hebben alle gronden met hun bebouwing binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere soorten aanduidingen zijn opgenomen. Deze aanduidingen hebben alleen een juridische betekenis als in de regels in combinatie met het GML-bestand aan de betreffende aanduiding een gevolg wordt verbonden. Een aantal aanduidingen heeft juridisch gezien geen betekenis en is uitsluitend opgenomen ten behoeve van de leesbaarheid van de verbeelding. In de legenda zijn deze als "verklaringen" aangegeven (bijvoorbeeld kadastrale gegevens).
De regels van het bestemmingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:
Regels in verband met de bestemmingen
De bestemmingsregels kennen allemaal dezelfde opbouw:
Bestemmingsomschrijving
De bestemmingsomschrijving is de centrale bepaling van elke bestemming. In de bestemmingsomschrijving worden de binnen een bestemming toegestane functies genoemd. Het gebruik wordt hier geregeld.
Bouwregels
De bouwregels zijn gerelateerd aan deze bestemmingsomschrijving. In de bouwregels wordt aangegeven welke bebouwingsmogelijkheden er op een perceel bestaan. Zoals bijvoorbeeld de goot- en bouwhoogten.
Nadere eisen
Het is mogelijk om in bepaalde gevallen (wanneer dit nodig is in het kader van een goede ruimtelijke ordening) aan de mogelijkheden die in de bouwregels zijn beschreven nadere eisen te stellen. De omstandigheden waaronder deze eisen worden gesteld moeten dan wel duidelijk zijn geformuleerd. Een voorbeeld van een nadere eis is het moeten overleggen van een beplantingsplan.
Afwijken van de bouwregels
Door het opnemen van een afwijkingsregeling bestaat de mogelijkheid om middels een omgevingsvergunning af te wijken van de algemeen toegestane bouwregels. In een afwijkingsregeling wordt opgenomen waarvan afwijking wordt verleend, de maximale omvang van de afwijking die kan worden toegestaan en eventuele voorwaarden waaronder de omgevingsvergunning tot afwijken wordt verleend. Een voorbeeld is een afwijkende goot- en/of bouwhoogte in een bepaalde situatie.
Overigens biedt bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht nog bouw- en gebruiksmogelijkheden buiten dit wijzigingsplan om, onder meer door middel van 'vergunningsvrij bouwen'.
Specifieke gebruiksregels
Deze regels zijn in feite een aanvulling op de bestemmingsomschrijving. Hier worden vormen van gebruik beschreven die men in strijd acht met de bestemming, maar waarvan niet direct uit de bestemmingsomschrijving blijkt dat dit zo is.
Afwijken van de gebruiksregels
Onder afwijken van de gebruiksregels wordt het mogelijk gemaakt een bepaalde vorm van gebruik toch onder de bestemming te laten vallen. Een afwijking van een gebruiksregel mag echter niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Het betreft dus altijd gebruik dat inherent is aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies. Een voorbeeld hiervan is het toestaan van een bedrijf die niet in de staat van bedrijfsactiviteiten is opgenomen in de bestemming Bedrijf.
Overigens biedt bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht nog bouw- en gebruiksmogelijkheden buiten dit bestemmingsplan om.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Specifieke inrichtingsactiviteiten, niet bestaande uit bouwen (dat is immers al onder de bouwregels beschreven), dienen soms aan een omgevingsvergunning te worden gebonden. Hiervan zal sprake zijn als bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden van invloed kunnen zijn op in de specifieke bestemming voorkomende bijzondere omstandigheden. Voorbeelden van deze omstandigheden zijn cultuurhistorische- of landschappelijke waarden. Deze waarden kunnen met een omgevingsvergunningstelsel worden beschermd. De regeling is nadrukkelijk niet bedoeld om alle werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden geheel uit te sluiten. Concreet kan je denken aan bijvoorbeeld het moeten aanvragen van een vergunning voor het afgraven of egaliseren van gronden of het vellen van bos in de bestemming 'Natuur'.
Voorwaardelijke verplichting
Een voorwaardelijke verplichting is een planregel die verplicht tot het uitvoeren van bepaalde maatregelen alvorens een nieuwe ontwikkeling tot stand kan worden gebracht. Deze maatregelen zijn nodig om de nieuwe ontwikkeling ruimtelijk aanvaardbaar te laten zijn. Gezien onderhavige ontwikkeling gebruikmaakt van een wijzigingsbevoegdheid zijn daarbij behorende voorwaarden van toepassing. De onderbouwing hiervan staat in Hoofdstuk 4 Uitwerking voorwaarden wijzigingsbevoegdheid.
Wijzigingsbevoegdheid
Door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om het bestemmingsplan te wijzigen (binnenplanse wijziging). Het kan dan gaan om het wijzigen van een op een perceel gelegde bestemming, maar ook bijvoorbeeld het wijzigen of vergroten van een bouwvlak (met bijbehorende bouwmogelijkheden).
De inleidende regels (hoofdstuk I)) en de overgangs- en slotregel (hoofdstuk IV) worden hier verder niet toegelicht. Voor de overige bestemmingen volgt in de volgende paragraaf een inhoudelijke beschrijving.
In dit wijzigingsplan is een tweetal bestemmingen weergegeven. Daarnaast kent het plangebied 2 dubbelbestemmingen en 2 gebiedsaanduidingen. Hieronder volgt een beschouwing van deze bestemmingen.
De bestemming 'Wonen - B 1' duidt op een vrijstaande woning in het buitengebied. De functieverandering van de tabakschuur naar vrijstaande woning is conform de wijzigingsvoorwaarden als gemotiveerd in Hoofdstuk 4 Uitwerking voorwaarden wijzigingsbevoegdheid. Verder geldt de toelichting op deze bestemming uit het moederplan.
De bestemmingsplanregeling bevat naast de bovengenoemde bestemmingen ook een tweetal dubbelbestemmingen. Dubbelbestemmingen vallen als het ware over 'onderliggende' (enkel)bestemmingen heen en houden beperkingen en aanvullingen in voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden van die bestemmingen. Dubbelbestemmingen dienen een specifiek ruimtelijk belang dat middels de dubbelbestemming beschermd wordt.
Volgens de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart bestaat het gemeentelijk grondgebied uit zones met verschillende archeologische verwachting. Binnen de gemeente bestaan gebieden met een zeer hoge, hoge, middelhoge en lage archeologische verwachting. Voor elke categorie verwachtingswaarde is bepaald vanaf welke planomvang rekening gehouden moet worden met het (laten) uitvoeren van archeologisch onderzoek.
Dit geldt voor bodem verstorende activiteiten die plaats zullen vinden in het kader van 'plannen' waarvoor het vereist is een reguliere omgevingsvergunning voor het bouwen dan wel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden aan te vragen. De op de aanvraag om een omgevingsvergunning aangegeven oppervlakte die de bodem (nagenoeg) raakt is het oppervlak dat gehanteerd moet worden voor de beoordeling voor de noodzaak van een archeologisch onderzoek.
Terreinen met een bepaalde archeologische verwachting zullen door middel van het stellen van voorwaarden aan de omgevingsvergunning worden beschermd met de volgende dubbelbestemmingen:
Dubbelbestemming |
Archeologisch waardevol gebied | Regime |
Waarde - Archeologie 1 | Zones met een zeer hoge archeologische verwachting - (vroeg) middeleeuwse wegen en paden en grafheuvelbufferzones verwachting | Bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van meer dan 50 m2 en dieper dan 30 cm onder maaiveld dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. |
Waarde - Archeologie 2 | Zones met een zeer hoge archeologische verwachting (Bufferzone) | Bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van meer dan 100 m2 en dieper dan 30 cm onder maaiveld dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. |
Waarde - Archeologie 3 | Zones met een hoge archeologische verwachting | Bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van meer dan 150 m2 en dieper dan 30 cm - onder maaiveld dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. |
Waarde - Archeologie 4 | Zones met een middelhoge en middelhoge/lage archeologische verwachting | Bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van meer dan 1000 m2 en dieper dan 30 cm onder maaiveld dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. |
Waarde - Archeologie 5 | Zones met een lage archeologische verwachting | Bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van meer dan 10 hectare en dieper dan 30 cm onder maaiveld dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. |
In het artikel zijn uitzonderingen opgenomen voor situaties waarbij geen omgevingsvergunning hoeft te worden aangevraagd en archeologisch onderzoek niet nodig is. Deze uitzonderingen zijn opgesomd in het artikel en hieronder vallen onder andere 'zaken die het normale onderhoud en/of gebruik betreffen'. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:
- normaal agrarische jaarlijkse werkzaamheden te weten: ploegen, woelen, zaaiklaar maken, oogsten/rooien, stoppelbewerking, graslandwoelen, planten/poten, rooien van bomen in het kader van boomkwekerijen en spitten, op percelen met een agrarische bestemming. Diepploegen en het aanleggen van drainage vallen niet onder de vrijstelling;
- graafwerkzaamheden in het kader van onderhoud aan reeds eerder aangelegde sportvelden waarbij de bodem deels is afgegraven en nieuwe grond is opgebracht;
- het zorgvuldig ruimen van (individuele) graven op de gemeentelijke begraafplaatsen.
De dubbelbestemming Waarde - Ecologie is bedoeld om de landschaps- en natuurwaarden van de gronden in stand te houden en te beschermen. Deze bestemming geldt naast de onderliggende (enkel) bestemming en is van toepassing op gebieden die binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) vallen. Naast de geldende bouwregels van de enkelbestemming mogen overige bouwwerken ten dienste van de bestemming Waarde - Ecologie worden gebouwd met een maximale hoogte van 3 meter. Tevens zijn burgemeester en wethouders bevoegd om nadere eisen te stellen aan de situering van de bouwwerken die volgens de andere bestemmingen mogen worden gebouwd. Dit om onevenredige aantasting van de belangen van de landschaps- en natuurwaarden te voorkomen.
Afwijkingsmogelijkheden
Er kan een omgevingsvergunning worden verleend voor het afwijken van het bepaalde in de artikelen over het maximale bebouwingspercentage in de bestemmingen: t toestaan van een hoger bebouwingspercentage dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is toegestaan, mits wordt voldaan aan de hiervoor bedoelde bepalingen in het provinciaal beleid inzake de EHS.
Naast de bescherming die de bestemming biedt is ook een omgevingsvergunningstelsel opgenomen om te voorkomen dat de bestaande landschaps- en natuurwaarden onevenredig kunnen worden aangetast.
Naast de algemene regels van het moederplan die in onderhavige situatie onverkort van toepassing blijven, is relevant om te vermelden dat in het plan twee algemene aanduidingen zijn opgenomen:
Gronden met deze aanduiding zijn mede bestemd voor de bescherming van de grondwaterkwaliteit. Er geldt een vergunningplicht voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden. Het gaat vooral om werken of werkzaamheden die tot gevolg hebben dat de waterhuishouding in dit gebied beïnvloeden.
Binnen de gemeente zijn verschillende waardevolle cultuurhistorische tabaksschuren en schaapskooien aanwezig. Om deze gebouwen in goede staat te behouden, is beleid opgesteld om de gebruiksmogelijkheden van deze gebouwen te vergroten. Aansluitend bij dit beleid is dit artikel opgenomen.
Gronden met de aanduiding 'overige zone - tabaksschuur en schaapskooi' en gronden met de aanduiding 'overige zone - tabaksschuur en schaapskooi in vrije ligging' zijn mede bedoeld voor het behouden van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, in het bijzonder voormalige tabaksschuren en schaapskooien. De bouwregels zijn er op gericht om de cultuurhistorische gebouwen in hun oorspronkelijke staat te behouden. Om een flexibele invulling te creëren ten aan zien van het gebruik, is een wijzigingsmogelijkheid opgenomen. Het is mogelijk de bestemming te wijzigen in de bestemmingen die in de tabel zijn opgenomen. Te denken valt aan gebruik als opslag, stal of theehuis. De wijzigingsmogelijkheden zijn mede afhankelijk van de ligging van de schuur: binnen of buiten het bouwvlak. Deze wijziging kan alleen worden toegestaan als de functieverandering in dienst staat van het behoud van de cultuurhistorische waarden van het gebouw en mits wordt voldaan aan de overige voorwaarden uit het artikel.
Bij de tabaksschuren en schaapskooien in vrije ligging mag de bebouwing voor minder functies worden gebruikt.
In artikel 7 van de regels is het overgangsrecht opgenomen. Daarbij is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij overgangsrecht dat is voorgeschreven voor bestemmingsplannen in de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.
In artikel 8 van de regels is de slotregel opgenomen.
Onderhavig plan voorziet in de transformatie van een tabaksschuur naar woning. Met de eigenaren van het perceel is door de gemeente Utrechtse Heuvelrug hiertoe geen anterieure overeenkomst gesloten. Wel worden door de gemeente leges geheven. Het plan wordt economisch uitvoerbaar geacht.
Naast de verplichte communicatie momenten die de Wet ruimtelijke ordening vraagt, is het van belang ook met de direct belanghebbenden te communiceren over de plannen. In dit kader hebben initiatiefnemers de buren binnen een straal van 300 meter van de toekomstige woning aan de Bergweg 11 geïnformeerd middels uitleg van de voorgenomen plannen met de ontwerptekening van de architect.
De buren waren geïnteresseerd en vonden het een "mooi project" en gaven te kennen dat de voorgenomen inspanningen in hun ogen zouden leiden tot een mooi eindresultaat.
Hieruit is af te leiden dat het plan voor de Bergweg 11 niet op zwaarwegende bezwaren zal stuiten.
Het betrekken van toezicht en handhavingsaspecten bij het opstellen en vaststellen van bestemmingsplannen is belangrijk, omdat het de manier is om de ruimtelijke ordening ontwikkelingsbestendiger te maken.
Daarom wordt bij de actualisering van dit bestemmingsplan voorafgaand waar mogelijk een zo goed mogelijk beeld verkregen van de huidige planologische situatie en ontwikkelings- / afwijkingsmogelijkheden, de in de afgelopen 10 jaar aangevraagde en verleende afwijkingen / omgevingsvergunningen en de in de afgelopen tien jaar verrichte handhavingsacties en verleende gedoogbeschikkingen. Dit onderzoek past volledig binnen de verplichtingen uit onder andere de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De investering betreft de invulling van de preventieve toezicht en handhavingsverplichting.
De kwaliteit van de preventieve toezicht en handhavingsverplichting beïnvloedt rechtstreeks de impact en de gevolgen van de repressieve toezicht- en handhavingsverplichting (1) en daarmee de houdbaarheid van het op te stellen en vast te stellen bestemmingsplan. Het is om die reden dat in het bestemmingsplan de nadruk op de preventieve aspecten is gelegd. Daarvoor is het bestemmingsplan het middel bij uitstek."
Repressieve toezicht en handhaving ligt wettelijk vast en leidt allereerst tot de te beantwoorden vraag of de afwijking/overtreding kan worden gelegaliseerd. Dat kan meer verruiming van het bestemmingsplan tot gevolg hebben dan dat met het bestemmingsplan oorspronkelijk is bedoeld. Dat zelfde geldt voor de discretionaire bevoegdheid om afwijkingen te gedogen. Als er niet voor legalisering dan wel gedogen wordt gekozen, kan er weliswaar met gebruikmaking van de repressieve handhavingsmiddelen (last onder dwangsom, last onder bestuursdwang, strafrechtelijke boete dan wel een bestuurlijke boete; de boetes waar van toepassing uiteraard) een aanmerkelijke kans worden gecreëerd op beëindiging van de afwijking/overtreding.
Wettelijk vooroverleg
Het voorliggende wijzigingsplan is geheel in overeenstemming met de relevante wijzigingsbevoegdheden uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen (OMMA)'. Dit plan is door de gemeenteraad vastgesteld op 30 juni 2016.
Dit initiatief is op de Intaketafel van 29 juni 2021 besproken. De Intaketafel is een overlegvorm waar alle ruimtelijk adviseurs van de gemeente aanschuiven om over initiatieven te adviseren. De Intaketafel (dossiernummer 21-008) heeft hierbij geconcludeerd - en per brief UHR d.d. 5 juli 2021/I. E. Eising - dat het initiatief voor de wijziging van de bestemming van de tabaksschuur in een woonbestemming geschikt is om verder uit te werken.
Tevens is het plan in het kader van het wettelijk vooroverleg aan de provincie Utrecht en het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden voorgelegd. Naar aanleiding hiervan zijn een aantal wijzigingen doorgevoerd.
Zienswijzenprocedure
Nadat burgemeester en wethouders met het ontwerp van het wijzigingsplan hebben ingestemd, wordt het gedurende een periode van zes weken voor een ieder ter visie gelegd. Het plan kan dan ook digitaal worden geraadpleegd via www.ruimtelijkeplannen.nl en de gemeentelijke website www.utrechtseheuvelrug.nl.
Tijdens de periode van tervisielegging kunnen belanghebbenden een zienswijze over het ontwerpwijzigingsplan aan het college van burgemeester en wethouders kenbaar maken. Vervolgens wordt een besluit genomen over de eventuele zienswijzen en de vaststelling van het ontwerp wijzigingsplan. Wanneer het wijzigingsplan is vastgesteld, ligt het plan ten slotte ter inzage met de mogelijkheid tot het indienen van beroep en/of voorlopige voorziening bij de Raad van State. Na het doorlopen van de fase van beroep en/of voorlopige voorziening wordt het plan onherroepelijk.
Nadat het wijzigingsplan in werking is getreden kunnen de benodigde vergunningen worden verleend.
Ter inzage legging - ontwerp
Het ontwerp wijzigingsplan heeft gedurende een periode van zes weken (18-11-2022 - 30-12-2022) ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is er geen zienswijze ingediend.