direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Sassenheim-Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1525.BP2015SAS05009-0401

Toelichting

De toelichting moet een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten geven. Met name een goede afstemming tussen de toelichting en de beide juridische onderdelen van het bestemmingsplan (verbeelding en planregels) is van groot belang. De toelichting heeft geen bindende werking, maar vervult een belangrijke rol voor de onderbouwing van het plan en de uitleg van de planregels.

De toelichting bevat achtereenvolgens de volgende hoofdstukken:

1 Inleiding

2 Gebiedsvisie

3 Juridische Planbeschrijving

4 Beleidskader

5 Onderzoek

6 Uitvoerbaarheid

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) moeten alle gemeenten voor het gehele grondgebied over actuele bestemmingsplannen beschikken (jonger dan 10 jaar). Daarnaast heeft het college van burgemeester en wethouders op 1 april 2014 het programma "Actualisering bestemmingsplannen 2014-2024" vastgesteld. Met dit programma streeft het college naar actuele bestemmingsplannen, maar ook naar een vermindering van het aantal bestemmingsplannen, een geografisch en functioneel logische gebiedsindeling, uniformiteit in planvoorschriften en planmethodiek en het digitaliseren van bestemmingsplannen.

Voor het oostelijk deel van Sassenheim vormt het bestemmingsplan "Oost" het vigerend juridisch-planologisch kader. Dit bestemmingsplan is in 2007 vastgesteld en dus bijna ouder dan 10 jaar. Daarnaast voldoet het niet meer aan de eisen die ten aanzien van de digitalisering worden gesteld en is versnippering in het juridisch-planologisch kader opgetreden. Vandaar dat het noodzakelijk is dat een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de gewenste actualisatie.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt ten zuidoosten van de kern Sassenheim en het betreft een geografisch aaneengesloten gebied, dat in hoofdzaak een woonfunctie heeft. De begrenzing van het plangebied is als volgt:

  • noordoostzijde: Sassenheimervaart, Industriekade, Geelhoornstraat, Kagertuinen, Kagerweide;
  • zuidoostzijde: Kagerweide, watergang achter Kagerdreef, (watergang langs) Rijksweg A44, noordoostzijde perceel voormalige RWZI-locatie, speeltuin Bijdorp, Zandsloot;
  • zuidwestzijde: Zandsloot;
  • noordwestzijde: Narcissenlaan, Gladiolenstraat, Crocussenstraat, tennisvelden, Mondriaanlaan, Rembrandtlaan, Parklaan.

Onderstaande afbeelding geeft de begrenzing van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2015SAS05009-0401_0001.jpg"

Afbeelding: Ligging plangebied

Ten opzichte van het bestemmingsplan "Oost" uit 2007 maken enkele locaties geen onderdeel meer uit van het bestemmingsplangebied, namelijk:

  • Tennispark STV aan de Parklaan; voor deze locatie is het bestemmingsplan "Parklaan-Mondriaanlaan" in voorbereiding, dat woningbouw op de locatie mogelijk maakt.
  • Teylingerhof aan de Schoonzorgseweg; voor deze locatie is het bestemmingsplan "Teylingerhof, Sassenheim" in voorbereiding, dat woningbouw op de locatie mogelijk maakt.

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Zoals in 1.1 Aanleiding al is aangegeven, is het vigerende bestemmingsplan "Oost" bijna ouder dan 10 jaar. Daarnaast zijn nog enkele andere bestemmingsplannen van kracht en is in de loop der jaren bovendien een vrijstellingsprocedure doorlopen. Hierdoor is sprake van een versnipperde planologische regeling. In de navolgende tabel is een overzicht gegeven van de voor het plangebied geldende bestemmingsplannen en doorlopen vrijstellingsprocedure. Hierbij is ook aangegeven of het betreffende plan volledig (V) of deels (D) binnen onderhavig plangebied is gelegen.

VIGERENDE BESTEMMINGSPLANNEN  
Nr.   Naam   Vastgesteld Raad   Goedgekeurd GS    
SAS05004   Mennepark, Sassenheim   13-03-2014   n.v.t.   V  
SAS00320   Oost   27-09-2007   27-05-2008   D  
SAS00500   Industriekade   24-08-1982   04-10-1983   D  
SAS05007   Menneweg 20, Sassenheim   25-06-2015   n.v.t.   V  
 
VERLEENDE VRIJSTELLINGEN  
Nr.   Naam   Vastgesteld Raad   Goedgekeurd GS    
Art. 19 WRO   Appartementen Essenlaan   03-02-2009   12-01-2011   V  
 
BESTEMMINGSPLAN IN PROCEDURE  
Nr.   Naam   Status  
SAS05006   Menneweg 55a, Sassenheim   Ontwerp, 12-01-2016  

1.4 Planvorm

Het bestemmingsplan "Sassenheim-Oost" is in eerste instantie een op beheer gericht bestemmingsplan en krijgt daardoor een conserverend karakter. Dit betekent, dat bestaande kwaliteiten worden behouden en ontwikkelingen slechts in het bestemmingsplan worden opgenomen als die voldoende zijn uitgekristalliseerd. De bestemmingen liggen nauwkeurig omschreven vast en de bebouwingsregels geven precies aan waar en hoe mag worden gebouwd. In detail kunnen er dingen gewijzigd zijn, zoals bouw- en goothoogtes. In sommige straten zijn deze op de werkelijke situatie afgestemd. Daarnaast zijn de aan- en uitbouwen zo veel mogelijk buiten het hoofdbouwvlak gelaten.

Op enkele locaties worden door middel van een wijzigingsbevoegdheid (kleinschalige) ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Hierbij wordt verwezen naar 2.4 Ontwikkellocaties.

1.5 Planproces

Voordat het bestemmingsplan rechtskracht verkrijgt, moet de procedure worden doorlopen, zoals deze is neergelegd in de Wet ruimtelijke ordening. Kort weergegeven betreft het de volgende stappen:

  • 1. Ter inzage legging van het voorontwerpbestemmingsplan. In deze fase vindt plaats:
    • a. overleg over het voorontwerp bestemmingsplan met diverse betrokken instanties, waaronder het Waterschap en de Provincie;
    • b. overleg met belanghebbenden en belangstellenden: inspraak (gemeentelijke inspraakverordening);
    • c. verwerken resultaten vooroverleg en inspraak.
  • 2. Ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan met de bekendmaking van onder meer de mogelijkheid zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad.
  • 3. Vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad.
  • 4. Beroepsprocedure.
  • 5. Onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.

De vooraankondiging van dit bestemmingsplan (Bro art. 1.3.1) heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2016.

1.6 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende regels, vergezeld van een toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridische bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met de resultaten van het vooroverleg en de inspraak.

De toelichting bestaat uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk 1 volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan, waaronder de bestaande situatie en de geplande ontwikkelingen. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de juridische beschrijving. Hoofdstuk 4 bevat het relevante beleidskader. In hoofdstuk 5 wordt het uitgevoerde onderzoek beschreven. In de hoofdstuk 6 wordt tot slot ingegaan op de maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Sassenheim is gesticht op een langgerekte zandrug. Deze zandruggen zijn in de loop der tijd vrijwel geheel afgegraven voor de steenfabricage en de bloembollenteelt. Aan de ligging van de oude dorpskern is nog duidelijk te zien dat deze op een hoog niveau gebouwd is. De loop van de zandrug is ook gebruikt voor de aanleg van de Heerweg, de route tussen Leiden en Haarlem. De kern van Sassenheim kent van oorsprong een lineair karakter en heeft zich in de loop der jaren ontwikkeld langs de oude verbinding tussen Leiden en Haarlem.

Tot aan de 18e eeuw vond in Sassenheim voornamelijk agrarische ontwikkeling plaats. Rond 1860 kwam de bloembollenteelt in opkomst en maakte Sassenheim tot een gewilde plaats om te wonen. Uitbreiding van het woningbestand was noodzakelijk voor de groeiende behoefte aan arbeiders. De oplossing werd gevonden in het verdichten van de bestaande lintstructuur van Sassenheim, dat tot ongeveer 1920 is doorgegaan. Tussen 1880 en 1925 zijn vele fraaie villa's gebouwd die getuigen van de bloei van het dorp. De bloembollengronden in de gemeente Teylingen en de bijbehorende bloembollenschuren, zijn tegenwoordig vrijwel geheel verdwenen. De handel en teelt hebben zich verplaatst naar gebieden buiten Sassenheim.

Na de planmatige uitbreidingen van 1920 tot 1940 en de woningbouwcomplexen in de jaren ’50 en ’60, vond in Sassenheim in de jaren ’60 en ’70 op grote schaal uitbreiding plaats. Het plangebied maakt deel uit van de uitbreiding die tussen de Parklaan en de rijksweg plaatsvond.

Sinds de Tweede Wereldoorlog is veel nadruk gelegd op het aantrekken van lichte industrie. Het grondgebied van Sassenheim is deels voor lichte industrie en deels voor woningbouw gebruikt. De ontwikkeling als industriegemeente en forensengemeente zorgde voor een sterke groei die zich voortzette tot in 1991. Deze groei ging gepaard met een aanzienlijke toename van de welstand. De vernieuwing en uitbreiding van de winkelstand hield met de groei een gelijke tred. Het karakteristieke dorpsgezicht van Sassenheim ging door de drastische verandering van modernisering van panden, kaalslag en nieuwbouw veelal verloren. Hedendaags kent Sassenheim een grondgebrek waardoor beperkte mogelijkheden zijn voor woningbouw en de groei van de gemeente beperkt is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2015SAS05009-0401_0002.jpg"

Afbeelding: Sassenheim ca. 1840

2.2 Ruimtelijk-functionele structuur

2.2.1 Stedenbouwkundige opzet

Het plangebied is primair een woongebied. De aanwezige woningen dateren daarbij voornamelijk uit de jaren ’60 tot ’80 van de vorige eeuw. Op enkele locaties hebben de afgelopen decennia enkele herstructureringen plaatsgevonden. In Sassenheim Oost is sprake van een beperkte variatie in woningtypen en bouwvormen. Zo zijn voornamelijk grondgebonden woningen aanwezig, maar ook enkele beneden-bovenwoningen, flats en galerijwoningen. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt kunnen in Sassenheim Oost vier verschillende deelgebieden onderscheiden worden. Hieronder wordt kort op deze deelgebieden ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2015SAS05009-0401_0003.jpg"

Afbeelding: Indeling deelgebieden (begrenzing komt niet geheel overeen met het plangebied)

Gebied I

Langs de Rusthofflaan / Parklaan, Adelborst van Leeuwenlaan en de Kerklaan bevindt zich voornamelijk een grote differentiatie aan vrijstaande woningen en korte rijwoningen (maximaal drie woningen) op ruime kavels. Op de overwegend grote percelen zijn enkele bedrijven te vinden. Een aantal van deze gebouwen kan als oriëntatiepunt in de wijk worden beschouwd, zoals het appartementencomplex op de hoek van de J.P. Gouverneurlaan en de Rusthofflaan.

De Parklaan is een doorgaande weg door Sassenheim met een wisselend bebouwingstype. Er staan enkele en dubbele woonhuizen en korte rijtjes die worden herhaald. De voorgevels zijn naar de weg georiënteerd met een gevarieerde rooilijn parallel aan de weg. De woningen langs de Parklaan bestaan uit één á twee bouwlagen en een nadrukkelijke, uitstekende kap waarbij verschillende dakvormen voorkomen. Erkers zijn veel voorkomende accenten en geven de massa een verticaal karakter, waarbij de daklijsten zorgen voor een horizontale geleding. De detaillering is grotendeels zorgvuldig en het materiaalgebruik traditioneel. Sommige rijenwoningen wijken in kleurgebruik af en ondersteunen daarmee niet het statige beeld van de Parklaan. Langs met name de Rusthofflaan en de Kerklaan is sprake van structuurbepalend groen, voornamelijk in de vorm van bomen en plantsoenen. Ook de omgeving van de vrijstaande woningen aan de Adelborst van Leeuwenlaan heeft een groen karakter. De Adelborst van Leeuwenlaan wordt naast het groen en water gekenmerkt door architectonisch zorgvuldig uitgewerkte rijenwoningen en grotere twee-onder-een-kapwoningen met een duidelijke horizontale geleding en een nadrukkelijke kap. De bebouwing vormt samenhangende clusters.

Gebied II

De woningen rondom de Sportlaan, Lindenlaan en Berkenlaan kennen in mindere mate variatie in woningtypen en bouwvormen. Het behoort tot een grote uitbreidingswijk met een heldere structuur en een eenvoudige woningopbouw van twee lagen met kap. De woningen beschikken over onbebouwde voortuinen. In de loop der tijd heeft zich op enkele achtererven kleinschalige ontwikkelingen ten behoeve van de woonfunctie voorgedaan. De opbouw van het stratenpatroon en bebouwingsstructuur is hier overwegend lineair. Groene elementen zijn aanwezig in de vorm van bomen die verticale accenten vormen in de lineaire structuur van de woonstraten. Enkele andere groene elementen zijn de bijzondere kwaliteiten van de open ruimten. De buurtverzamelwegen worden gevormd door de Adelborst van Leeuwenlaan, Lindenlaan en de Essenlaan / Rusthofflaan, deze vervullen ook een ontsluitingsfunctie voor het

achterliggende woongebied de Kooi.

Gebied III

Dit deel van het plangebied is in de jaren zestig ontwikkeld om de groei van inwoners en de toenemende woningbehoefte op te vangen. Het gebied kent een hoge bebouwingsdichtheid en is primair een woongebied met een mindere mate van diversiteit in bebouwingstypen en bouwvormen. In het gebied komen naast woningen ook enkele voorzieningen voor. De eengezinswoningen in het gebied hebben variërende woonlagen van twee lagen met kap tot drie lagen met kap of plat dak. Centraal in dit deelgebied liggen enkele flats bestaande uit zeven bouwlagen, waarbij de balkons en galerijen zorgen voor een horizontale geleding. De belangrijkste ontsluitingen van dit deelgebied vormen de Kagerdreef, de Essenlaan, de Mercuriusstraat, de Platanenlaan en de Kagertuinen. De overige wegen zijn korte woonstraten die direct aansluiten op de buurtontsluiting en zijn ingericht als verblijfsgebied.

Gebied IV

In dit deel van het plangebied heeft de opbouw van het stratenpatroon en de bebouwingsstructuur een overwegend lineair karakter. De woningen beschikken over onbebouwde voortuinen en hebben een beperkte variatie in woningtypen en bouwvormen. De woningen kennen een eenvoudige opbouw van twee lagen met kap, voornamelijk een zadeldak. Uitzondering vormen de woningen rondom de Tulpenstraat. Hier is juist sprake van een plat dak. De hoekwoningen zijn, op een extra raam of deur na, gelijk aan tussenwoningen. Op enkele plaatsen is sprake van een woonaccent in de vorm van gestapelde woningen met een flauw hellend of plat dak.

De woningen aan de Menneweg vormen een uitzondering op de woningen in de overige buurten. Deze weg maakt onderdeel uit van een voormalige route richting de Kagerplassen en kent een dorpse uitstraling. De Menneweg is ruim opgezet met voornamelijk vrijstaande woningen en slechts enkele twee-onder-een-kap- of rijwoningen, waardoor sprake is van een meer landelijk karakter dan in de rest van de omgeving. De bebouwing is veelal gesitueerd op grote percelen en zijn incidenteel voorzien van een zorgvuldige detaillering. De woningen hebben een heldere hoofdmassa en bestaan uit een of twee lagen met voornamelijk een zadeldak. Ook andere kapvormen worden aangetroffen. Op een enkele plek aan de Menneweg heeft herstructurering plaatsgevonden.

Van oudsher was centraal in dit deelgebied een sportcomplex gelegen. De begin 21e eeuw is een groot deel van dit complex omgevormd tot woongebied met in totaal 176 woningen. Deze buurt, genaamd Mennepark, kenmerkt zich als 'kindvriendelijk' met rustige woonstraten en een eenvoudige verkavelingsstructuur. Centraal door de woonbuurt is een waterstructuur aangelegd, waarin water en groen het beeld domineren. De woonbuurt is opgedeeld in vier woonstraten met elk een eigen verkavelingstype:

  • 1. Rembrandtlaan: deze laan volgt de centrale waterstructuur en bestaat uit een gelede aaneengesloten bebouwing (twee-onder-één-kap) langs de westzijde, als drager van de omringende open structuren. Deze bebouwingsstructuur is doorgetrokken tot aan de Mondriaanlaan. De aanliggende openbare ruimte heeft allure door het licht gebogen verloop van de straat.
  • 2. Mondriaanlaan: deze laan ligt ingesloten tussen de tennisvelden, de woningen langs de Rembrandtlaan, een waterstructuur en het rugbyveld. Aan de korte straten zijn twee-onder-één-kap-woningen gerealiseerd. Door de aaneengesloten bebouwing (blokken rijwoningen) aan de westzijde van de Mondriaanlaan is sprake van een open rand, waardoor een duidelijke relatie met het water aanwezig is. Aan de zuidzijde zijn geluidswallen geplaatst in verband met het wegverkeerslawaai van de Rijksweg A44.

  • 3. Charley Tooroplaan: de bebouwing aan de Charley Tooroplaan vormt de entree van het gebied vanaf de Menneweg. Het geheel van de bebouwing aan deze laan heeft een waaiervorm, waardoor een verweving is ontstaan met de groenstrook langs de Parklaan. Gestapelde woningen in vier bouwlagen langs de oostzijde van de Rembrandtlaan accentueren de zichtlijn vanuit het centrale deel van de woonbuurt op de kerktoren in het centrum van Sassenheim. Naast de gestapelde woningen zijn twee blokken rijwoningen gerealiseerd. Als 'scharnierpunt' van de waaiervorm is een waterelement in de vorm van gestapelde woningen in vier bouwlagen gerealiseerd.
  • 4. Van Goghlaan: de Van Goghlaan is gesitueerd tussen de waterstructuur en de bebouwing langs de Menneweg. De Van Goghlaan is een kronkelende smalle woonstraat met een eigen besloten sfeer. De vrijstaande woningen langs deze laan zijn in een orthogonale structuur geplaatst, waardoor sprake is van een gevarieerd straatbeeld.

De Menneweg en Vijfmeiweg / Tulpenstraat vormen de buurtverzamelwegen voor het westelijk deel. De overige woonstraten, welke zijn ingericht als verblijfsgebied sluiten hierop aan. De Menneweg heeft een overwegend groen karakter door een breed wegprofiel met bomen en diepe voortuinen. Het overige groen is voornamelijk aan de randen, langs de Zandsloot en de A44, te vinden.

2.2.2 Verkeer

Ontsluiting

Langs het plangebied ligt een belangrijke doorgaande route; de Parklaan. De Parklaan sluit ter hoogte van de Sassenheimervaart aan op de provinciale weg N208 (van Pallandtlaan), die een verbinding vormt met de A44. De Parklaan kent een maximale rijsnelheid van 50 km/h.

De belangrijkste wijkontsluitingswegen die zich in het plangebied bevinden zijn de Narcissenlaan, Vijfmeiweg, Menneweg, Kagertuinen/Lindelaan/Kerklaan en de Adelborst van Leeuwenlaan. De buurtwegen worden gevormd door de Essenlaan, Mercuriusstraat, Platanenlaan, Rembrandtlaan en de Rusthofflaan. Tussen deze wijkontsluitings- en buurtwegen ligt een netwerk van woonstraten. Het stratenpatroon binnen het plangebied vormt voornamelijk een eenheid van rechthoekige straten. De woonstraten- en erven hebben voornamelijk een verblijfsfunctie en zijn dan ook ingericht als 30 km/uur-gebied.

Openbaar vervoer

Door het plangebied lopen momenteel drie buslijnen; namelijk de lijnen 'Leiden – Haarlem', 'Noordwijk – Schiphol' en 'Hoofddorp - Sassenheim'. De haltes voor deze buslijnen bevinden zich alle aan de Parklaan. Parallel langs de rijksweg A44 is net ten zuiden van het plangebied de spoorlijn 'Leiden – Schiphol' gelegen. Deze lijn halteert ook op het station Sassenheim. De kortste loopafstand van dit station naar het plangebied bedraagt hierbij circa 10 minuten.

Fietsroutes

Er is geen uitgesproken en als zodanig herkenbaar fietsenstelsel door het plangebied. Het langzaam verkeer maakt gezamenlijk met het gemotoriseerde verkeer gebruik van de rijbanen. Alleen langs de Parklaan en de Narcissenlaan zijn fietsstroken aanwezig. De J.P.Gouverneurlaan is aan de zijde van de Parklaan afgesloten voor het autoverkeer, maar kan wel gebruikt worden door het fietsverkeer.

Parkeren

Het parkeren in het plangebied wordt, op enkele straten na, opgelost door parkeren langs de straat. Op doorgaande wegen, zoals onder andere de Lindenlaan, Kagertuinen en Kagerdreef zijn parkeervakken evenwijdig aan de weg gelegen. In de woonstraten wordt geparkeerd op de straat en de stoep, op enkele plekken levert dit een hoge parkeerdruk op. Parkeren op eigen terrein vindt plaats op de brede kavels, zoals aan de Menneweg, Adelborst van Leeuwenlaan en op enkele kavels aan de Parklaan.

Door het gehele plangebied komen garageboxen voor. Deze bevinden zich over het algemeen aan de achterzijde van de woningen, in hofjes en op pleintjes. De garageboxen leveren een bijdrage aan het terugdringen van parkeren in de woonstraten.

2.2.3 Bedrijvigheid, detailhandel en horeca

Bedrijven zijn verspreid over de hele wijk te vinden, maar er zijn ook enkele kleine concentraties. Een kleine concentratie van bedrijvigheid bevindt zich aan de Adelborst van Leeuwenlaan en de achterliggende Oosthaven, aan de Menneweg op de hoek met de Parklaan en aan de Menneweg nabij de Kagerdreef. Aan de Menneweg is ook een agrarisch bedrijf gevestigd.

Detailhandel is nauwelijks in het plangebied aanwezig. Op slechts drie locaties komt detailhandel voor; aan de Kerklaan bevinden zich een bloemenwinkel en een kapper en aan de Kagerdreef is een kringloopwinkel gelegen.

In het plangebied is uitsluitend lichte horeca toegestaan; horeca categorie I. Onder categorie 1 vallen bijvoorbeeld een snackbar, een traiteur en een broodjeszaak. In het plangebied is naast een snackbar aan de Essenlaan ook een Chinees-Indisch restaurant aan de Parklaan aanwezig.

2.2.4 Maatschappelijke voorzieningen

Verspreid door het plangebied zijn diverse maatschappelijke voorzieningen gesitueerd. Zo bevinden zich twee basisscholen binnen de plangrenzen, namelijk Rooms-Katholieke Basisschool De Springplank aan het Kagerplein (met direct ten zuiden daarvan een sporthal) en Openbare Basisschool Het Bolwerk aan de Menneweg. In de directe omgeving van laatstgenoemde voorziening bevinden zich aan de Rusthofflaan ook nog een kinderopvang, het Riagg, een gezondheidscentrum en het clubgebouw van Stichting De Zevensprong. Ook aan de Kagerdreef is een kinderopvanglocatie gesitueerd. Naschoolse opvang vindt onderdak bij de sportfaciliteiten aan de Vijfmeiweg.

2.2.5 Openbare ruimte

In het plangebied komen naast enkele grotere groene ruimten beperkt kleine groenelementen voor. Het grootste gedeelte van het plangebied heeft een beperkte groene uitstraling. De privé-ruimten zijn strikt gescheiden van de openbare ruimte. Garageboxen komen in het gebied op enkele plaatsen voor, maar veelal vindt het parkeren plaats in de openbare ruimte. De verkeersstructuur van de buurten kenmerkt zich door woonstraten die zijn ingericht als verblijfsgebied.

De groenvoorzieningen in het oostelijk deel van Sassenheim zijn gering en bestaan op wijkniveau uit open groene ruimte die worden gebruikt als speelterreinen. In enkele woonstraten wordt de openbare ruimte bepaald door hoogopgaand groen, zoals in de Rusthofflaan en Kerklaan te zien is. Op het niveau van de buurt komen beperkt kleine groenelementen voor. Verder wordt het groen bepaald door de bomen in de woonstraten en de particuliere tuinen. Het water van de Sassenheimervaart en de Zandsloot aan de randen van het plangebied zijn voor belang van de wijk. Langs de Sassenheimervaart staan enkele woningen gesitueerd aan het water, waardoor het water op deze plek meer een privé karakter kent. Het water in de rest van het plangebied heeft een belangrijke rol binnen de openbare ruimte. Het water geeft doorzichten en biedt mogelijkheden voor recreatie, zoals vissen en varen.

2.2.6 Sport- en speeldoeleinden

Op diverse plekken in Sassenheim-Oost zijn in de openbare ruimte speelvoorzieningen aanwezig. Het gaat hierbij veelal om enkele kleinschalige locaties. Wel zijn in het plangebied ook enkele grootschalige speelvoorzieningen aanwezig, namelijk aan de Krelagehove, Sporthoflaan en aan de Kagerweide.

De aanwezige sportvoorzieningen in het plangebied zijn geclusterd aan de Vijfmeiweg. Het betreft hier het terrein van rugbyclub The Bassets en het clubgebouw van p.v. De Blauwband. Daarnaast functioneren het sport- en recreatiecomplex Wasbeek en sporthal De Korf, die zich ten zuidwesten van het plangebied bevinden, wijkoverschrijdend en voorzien de bewoners in het plangebied van de nodige sport en recreatie.

2.3 Gebiedsvisie

Behoud van de ruimtelijke structuur

De in het plangebied aanwezige en duidelijk herkenbare verkavelings- en wegenstructuur moet behouden en waar mogelijk versterkt worden. Daarbij moet voldoende aandacht zijn voor de groenstructuur.

Handhaving van het woon- en leefklimaat

In het plangebied is wonen de belangrijkste functie. Uitbreiding van het woongebied is alleen nog beperkt mogelijk op enkele inbreidingslocaties. Mogelijke inbreidingslocaties voor woningbouw dienen dan ook zorgvuldig te worden benut. Hiertoe zijn in het plangebied enkele wijzigingsbevoegdheden opgenomen.

Het beleid van de gemeente is gericht op behoud en versterking van het woon- en werkmilieu en de bestaande groen- en waterstructuren. Daarnaast streeft de gemeente naar verkeersveilige woonwijken en moet rekening worden gehouden met de belemmeringen die door diverse milieuaspecten aanwezig zijn.

2.4 Ontwikkellocaties

Zoals eerder aangegeven voorziet dit bestemmingsplan hoofdzakelijk in een actuele juridisch-planologische regeling voor het feitelijke (bestaande) gebruik van de gronden. Daarnaast zijn in het plangebied nog enkele ontwikkelingen voorzien, die mogelijk pas op langere termijn gaan spelen. Deze zijn in dit bestemmingsplan dan ook niet rechtstreeks mogelijk gemaakt, maar via een zogeheten wijzigingsbevoegdheid. Het gaat hierbij om:

Wijzigingsbevoegdheid 1 – hoek Parklaan-Menneweg

Op grond van deze wijzigingsbevoegdheid kan de bestemming gewijzigd worden van ‘Bedrijf’ naar Wonen - 3, Tuin en Verkeer - Verblijfsgebied. Het maximaal aantal te realiseren woningen bedraagt 12 en deze dienen als gestapelde woningen uitgevoerd te worden. De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 meter, met uitzondering van één hoekaccent waarvan de goothoogte niet meer mag bedragen dan 9 meter. Op dit moment zijn er (nog) geen ontwikkelingen gaande op deze percelen.

Wijzigingsbevoegdheid 2 – Menneweg 107, 109, 141 en Saturnusstraat

Het betreft hier een aantal percelen met verschillende bestemmingen, zoals 'Recreatie', 'Verkeer - Verblijf', 'Bedrijf 'en 'Groen'. Er zijn hier o.a. een dansschool en een autohandel gevestigd. De bestemmingen kunnen gewijzigd worden naar Wonen - 1, Wonen - 2, Tuin, Groen, Water, Verkeer - Verblijfsgebied . Het maximum aantal te realiseren woningen bedraagt 12. De bestaande bedrijfswoning wordt hierbij niet meegeteld. Deze woningen dienen te worden uitgevoerd in de vorm van vrijstaande dan wel geschakelde woningen. De goothoogte van een woning mag niet meer bedragen van 6 meter.

Wijzigingsbevoegdheid 3 – Kagerdreef 51a

Dit perceel heeft de bestemming ‘Maatschappelijk’ en is in eigendom van de gemeente Teylingen. Hier is momenteel het depot van een kringloopwinkel gevestigd. Op grond van de wijzigingsbevoegdheid kan de bestemming gewijzigd worden naar Wonen - 3, Tuin, Groen, Water, Verkeer - Verblijfsgebied. Het maximum aantal te realiseren woningen bedraagt 10. De woningen dienen te worden uitgevoerd als gestapelde woningen. De hoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 12 meter.

Wijzigingsbevoegdheid 4 – Lindenlaan 32 (hoek Platanenlaan)

Het betreft hier een perceel met de bestemming ‘Bedrijf’, waar een autoservicebedrijf en een tankstation is gevestigd. De bestemming kan gewijzigd worden naar Wonen - 2, Tuin, Groen, Water, Verkeer - Verblijfsgebied. Er mogen hier maximaal 3 geschakelde woningen gerealiseerd worden met een goothoogte van maximaal 6 meter.

Wijzigingsbevoegdheid 5– Industriekade 2 t/m 8, Acacialaan 2 t/m 20, Geelhoornstraat 2

t/m 10, Arend Verkleijstraat, Joseph Elststraat en Kagertuinen 1 t/m 15

Het betreft hier hoofdzakelijk woningen in eigendom van Woonstichting Vooruitgang. Het openbaar gebied (Verkeer) is eigendom van de gemeente Teylingen. De bestemmingen kunnen gewijzigd worden naar Wonen - 2, Wonen - 3, Tuin, Groen, Water, Verkeer - Verblijfsgebied. Hierbij dienen het minimale aantal te realiseren woningen 50 en het maximum aantal te realiseren woningen 100 te zijn. De woningen dienen uitgevoerd te worden in de vorm van gestapelde, geschakelde en rijenwoningen. De hoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 14 meter. De goothoogte van niet-gestapelde woningen mag niet meer bedragen dan 6 meter.

Wijzigingsbevoegdheid 6 – Adelborst van Leeuwenlaan 5, 5a, 5b, 15a en deel Sassenheimervaart

Op deze percelen zijn een aantal bedrijven, waaronder een aannemersbedrijf, en water gelegen. De bestemmingen kunnen gewijzigd worden naar Wonen - 1, Wonen - 2, Tuin, Groen, Water, Verkeer - Verblijfsgebied. Het maximum aantal te realiseren woningen bedraagt 16, met een maximum woningdichtheid van 26 woningen per hectare. De bestaande bedrijfswoningen worden bij het bepalen van het aantal en woningdichtheid niet meegeteld. De woningen dienen te worden uitgevoerd in de vorm van grondgebonden woningen. De goothoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 6 meter. De bouwhoogte (nokhoogte) mag niet meer bedragen dan 11 meter, uitgezonderd woningen aan de zijde van de Adelborst van Leeuwenlaan, daar mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 9 meter.

Ook wordt een strook van 10 meter langs de Sassenheimervaart vrij gehouden van hoofdgebouwen.

Dit wordt gedaan om het ruimtelijk karakter langs de Sassenheimervaart te waarborgen en rekening te houden met de aan de overzijde gelegen bedrijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2015SAS05009-0401_0004.jpg"

Afbeelding: Overzicht ontwikkelingslocaties binnen het plangebied van dit bestemmingsplan

2.5 Conclusie

Het bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter waarbij de bestaande situatie wordt vertaald in dit bestemmingsplan. Hierbij is het behoud van de ruimtelijke structuur de basis en zal het woon- en leefklimaat worden gehandhaafd. Op zes locaties is in het plan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Deze hebben allen de verplichting meegekregen dat wijziging pas is toegestaan nadat is aangetoond, met aanvullende onderzoeken, dat het plan uitvoerbaar is. Vanwege de consoliderende planopzet kan geconcludeerd worden dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving

3.1 Planvorm

Conserverend

Het bestemmingsplan biedt voor de bestaande (woon)bebouwing een conserverende planvorm. De gekozen planvorm maakt het mogelijk alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en gerealiseerd. Daarnaast zijn in het plangebied nog enkele ontwikkelingen voorzien, die mogelijk pas op langere termijn gaan spelen. Deze zijn in dit bestemmingsplan dan ook niet rechtstreeks mogelijk gemaakt, maar via een zogeheten wijzigingsbevoegdheid.

3.2 Systematiek bestemmingen

3.2.1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1) en Wijze van meten (artikel 2)

De begrippen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen, worden in artikel 1 nader gedefinieerd. Bij toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de definities van begrippen, die in dit artikel zijn opgenomen. Naast begrippen zijn in het bestemmingsplan hoogte- en andere maten opgenomen die van belang zijn bij het bouwen van bouwwerken. Artikel 2 van de regels geeft een nadere omschrijving hoe de bedoelde maten gemeten moeten worden.

3.2.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

Op de hoek van de Menneweg en Vijfmeiweg is een agrarisch bedrijf aanwezig. De betreffende gronden zijn dan ook bestemd als 'Agrarisch' en bestemd voor de uitoefening van agrarische doeleinden. De verkoop van eigen agrarische producten als ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsuitoefening is daarbij toegestaan. Gebouwen en overkappingen moeten binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden opgericht. De goot- en/of bouwhoogte mag hierbij niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte. Bij het bedrijf mag één bedrijfswoning aanwezig zijn; deze is alleen toelaatbaar ter plaatste van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

Artikel 4 Bedrijf 

Op diverse locaties binnen het plangebied zijn bedrijven aanwezig. Deze zijn voorzien van de bestemming 'Bedrijf'. Daarnaast is met de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie ...' bepaald, tot welke milieucategorie de bedrijfsactiviteiten mogen behoren. Op enkele locaties is zeer specifiek vastgelegd, welk type bedrijf is toegelaten. Dit alles vanuit het oogpunt van een goede milieuzonering. Bedrijfswoningen zijn alleen toegestaan binnen de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'bedrijfswoning'. Als onderdeel van het bedrijf is het toegestaan om 50% van het bedrijfsvloeroppervlakte te gebruiken ten behoeve van een kantoor. De bedrijfsgebouwen en bedrijfswoning dienen gebouwd te worden binnen het aangegeven bouwvlak. Daarbij is eveneens aangegeven wat de maximale bouwhoogte bedraagt voor de gebouwen.

Het perceel aan de Lindenlaan 32 is bestemd met 'Bedrijf' en op dit perceel is een tankstation gevestigd. Naar aanleiding van een ingediende zienswijze wordt kort toegelicht waarom ter plaatse van dit perceel de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zaaksgebonden overgangsrecht' is opgenomen. Het betreft hier een tankstation met een verkooppunt van motorbrandstof dat beschikt over de vereiste vergunningen en in die zin legaal aanwezig is.

In het vigerende bestemmingsplan "Oost" viel het tankstation, wegens het ontbreken van de aanduiding "verkooppunt motor-brandstof" onder het overgangsrecht. Het is echter niet mogelijk een situatie voor een tweede maal onder het overgangsrecht te laten vallen. Daarbij is er (binnen de nieuwe planperiode) geen concreet perspectief op uitplaatsingen of bedrijfsbeëindiging. Het tankstation is om die reden opgenomen in een zaaksgebonden overgangsrecht. Dat houdt in dat het gebruik als tankstation mag worden voortgezet, maar dat na bedrijfsbeëindiging het tankstation niet opnieuw in gebruik mag worden genomen. Daarbij is bepaald, dat binnen een termijn van 1 jaar na beëindiging het gebruik toch nog mag worden hervat.

Artikel 5 Detailhandel

Op één locatie binnen het plangebied komt de bestemming 'Detailhandel' voor, namelijk aan de Kerklaan. Zoals de naam van de bestemming al aangeeft zijn deze gronden bestemd voor detailhandel, maar ook voor dienstverlening. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Op de verbeelding is aangegeven tot welke bouwhoogte binnen het bouwvlak gebouwd mag worden.

Artikel 6 Gemengd

Deze verzamelbestemming is opgenomen voor die locaties waar het wonen veelal op verdiepingen wordt gecombineerd met een andere functie. Andere functies die mede mogelijk zijn gemaakt binnen deze bestemming zijn detailhandel, horeca en bedrijven. De toegestane goot- en/of bouwhoogte is aangegeven binnen het bouwvlak waar hoofdgebouwen gebouwd mogen worden. Daarnaast is op sommige locaties een bebouwingspercentage opgenomen. Als er geen percentage is opgenomen, mag het bouwvlak volledig worden gebouwd.

Artikel 7 Groen

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen en water. Daarnaast biedt de bestemming ruimte aan speelvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van gescheiden inzameling, wegmeubilair, duikers en voet- en fietspaden. Ter plaatste van de aanduiding 'geluidswal' (gw) is uitsluitend een geluidswal toegestaan, welke in stand moet worden gehouden. Binnen de bestemming 'Groen' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd.

Artikel 8 Horeca

Op één locatie binnen het plangebied komt de bestemming 'Horeca' voor, namelijk aan de Parklaan. Zoals de naam van de bestemming al aangeeft zijn deze gronden bestemd voor horeca. Hierbij is uitsluitend horeca behorende tot categorie 1c uit de bij de regels gevoegde Staat van Horeca-activiteiten toegestaan . Op de verbeelding is aangegeven tot welke bouwhoogte binnen het bouwvlak gebouwd mag worden. Het bouwvlak mag hier voor 100% bebouwd worden.

Artikel 9 Kantoor

Deze bestemming komt op enkele locaties binnen het plangebied voor. Het betreft het kantoorgebouw achter de woningen Kerklaan 70/72 en het kantoorgebouw aan de Essenlaan . De betreffende gronden zijn bestemd voor kantoren en dienstverlening, waarbij gebouwen opgericht moeten worden binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Dit vlak mag voor 100% bebouwd worden, waarbij de hoogte niet meer mag bedragen dan de op de verbeelding aangegeven hoogte.

Artikel 10 Maatschappelijk

Deze bestemming omvat de gebruikelijke maatschappelijke voorzieningen op het gebied van educatie, gezondheidszorg, cultuur, levensbeschouwing en religie, voorzieningen ten behoeve van kinderopvang, wooncomplexen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening, evenementen en het verenigingsleven. De regeling is relatief flexibel, zodat een uitwisseling van functies eventueel mogelijk is. Dit wil zeggen dat binnen de bestemming 'Maatschappelijk' diverse maatschappelijke voorzieningen gevestigd kunnen worden en onderling uitwisselbaar zijn. De kringloopwinkel en bijbehorend depot zijn met een specifieke aanduiding vastgelegd. Waar een bouwvlak is aangegeven, zijn hoofdgebouwen zijn binnen het bouwvlak toegestaan, waarbij ook de maximale goot- en bouwhoogten zijn aangegeven. Als er geen bouwvlak op het betreffende perceel is ingetekend, dan mag op het gehele bouwperceel worden gebouwd. Daarnaast is op de verbeelding aangegeven hoeveel procent van het bouwvlak bebouwd mag worden; als er geen bebouwingspercentage is opgenomen, mag het bouwvlak voor 100% bebouwd worden.

Artikel 11 Recreatie

De gronden voorzien van de bestemming 'Recreatie' zijn bestemd voor recreatieve en sportieve dienstverlening en sportvelden. Op enkele plekken is nog sprake van een specifieke aanduiding: zo is ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin' (spt) een speeltuin toegestaan. Gebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht, waarbij de goot- en/of bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de op de verbeelding aangegeven hoogte. Daarnaast is op de verbeelding aangegeven hoeveel procent van het bouwperceel bebouwd mag worden; als er geen bebouwingspercentage is opgenomen, mag het bouwvlak voor 100% bebouwd worden.

Artikel 12 Sport

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor sportvoorzieningen. Deze bestemming is opgenomen voor de gronden van de rugbyvereniging en het clubgebouw van de duivensportvereniging. Daarnaast is het clubgebouw van de rugbyvereniging mede bestemd voor een naschoolse opvang ter plaatse van de aanduiding 'naschoolse opvang' (nso).

Bij de bestemming is met een bebouwingspercentage aangegeven hoeveel procent van het bouwperceel bebouwd mag worden, hiertoe wordt ook het binnen het bouwperceel aangegeven bouwvlak gerekend.

Artikel 13 Tuin

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen. Het gaat hier in de meeste gevallen om de voortuinen van woningen. Deze bestemming is gekozen om te voorkomen dat in de voortuinen zonder meer wordt gebouwd. Onder strikte voorwaarden is bebouwing binnen de bestemming toegestaan, in de vorm van erkers aan de voor- en zijgevel van de woningen. Een carport is alleen toegestaan ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport'. Een bestaand zwembad is met de aanduiding 'zwembad' aangegeven, waardoor deze binnen de bestemming mogelijk is gemaakt.

De volgende figuur geeft een toelichting op deze voorwaarden bij de bestemming 'Tuin'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2015SAS05009-0401_0005.png"

Afbeelding: Situering van erkers aan voor- en zijgevels van woningen

Artikel 14 Verkeer

Voor wegen waar geen sprake is van een 30 km/h regime, is de bestemming 'Verkeer' opgenomen. Daar waar de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gericht is op de verblijfsfunctie, is de bestemming 'Verkeer' met name gericht op de ontsluiting van het gebied. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

Artikel 15 Verkeer - Autoboxen

In het plangebied zijn garageboxen aanwezig. De boxen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd en hebben een maximale bouwhoogte van 3 meter.

Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied

In het plangebied bevinden zich 30 km/h wegen. Deze wegen zijn opgenomen binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. De bestemming is erop gericht om ook bijvoorbeeld speelvoorzieningen binnen de woonstraten te kunnen realiseren. Binnen deze bestemming wordt eveneens ruimte geboden voor parkeergelegenheden. Voor zover het openbaar gebied geen onderdeel uitmaakt van het structureel groen, is de openbare ruimte en de groenvoorzieningen opgenomen binnen deze bestemming.

Artikel 17 Water

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen, verkeer te water en oeververbindingen, bruggen, duikers en steigers. Binnen de bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Voor terrassteigers gelden specifieke oppervlakte- en breedtematen.

Artikel 18 t/m 20 - Wonen 1 t/m 3

Bij de bestemming Wonen zijn de gronden bestemd voor wonen, hier wordt onderscheid gemaakt in:

Dit bestemmingsplan is conserverend en legt de situatie vast zoals deze op dit moment is. Zowel de grondgebonden woningen als de gestapelde woningen in dit plan hebben op basis van het geldende bestemmingsplan elk hun eigen bouwmogelijkheden afgestemd op de woonvorm, er is getracht hierin zoveel mogelijk uniformiteit aan te brengen.

De volgende figuren geven ten aanzien van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen een toelichting op de bouwregels bij de bovengenoemde bestemmingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2015SAS05009-0401_0006.png"

Afbeelding: Afbeelding: Situering aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Artikel 21 Leiding - Riool

In het plangebied is een rioolpersleiding aanwezig. De ligging van deze leiding is geborgd en wordt beschermd door deze dubbelbestemming.

Artikel 22 Leiding - Water

In het plangebied ligt een belangrijke regionale watertransportleiding. De ligging van deze transportleiding is geborgd en wordt beschermd door deze dubbelbestemming.

Artikel 23 Waarde - Archeologie

In het plangebied zijn de diverse archeologische waarden beschermd door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Voor deze gebieden geldt een vergunningsverplichting bij werkzaamheden waarbij de grond wordt verstoord.

Artikel 24 Waterstaat - Waterkering

In het plangebied zijn enkele waterkeringen gelegen, waarbij ook sprake is van kern- en beschermingszones. De werking van de waterkering is geborgd en wordt beschermd door deze dubbelbestemming.

3.2.3 Algemene regels

Artikel 25 anti-dubbeltelregel

In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om omgevingsvergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.

Artikel 26 algemene bouwregels

In deze regeling is vastgelegd dat ondergeschikte bouwdelen in beperkte mate zijn gevrijwaard van de in het bestemmingsplan genoemde maten en afmetingen. Ook is vastgelegd dat de bestaande afmetingen en afstandsmaten van bestaande bouwwerken als maximale afmetingen dan wel minimale afstandsmaten worden beschouwd. Daarnaast is een bepaling opgenomen omtrent ondergronds bouwen en -aanleggen.

Artikel 27 algemene gebruiksregels

In dit artikel is een regeling opgenomen over evenementen die buiten de aangewezen evenemententerreinen plaatsvinden. Daarnaast zijn ook regels opgenomen over standplaatsen, ten behoeve van kramen of stalletjes.

Artikel 28 algemene aanduidingsregels

Binnen de regels komen verschillende algemene aanduidingsregels voor.

Het betreffen de zes wijzigingsgebieden, die zijn aangeduid als 'wetgevingszone- wijzigingsgebied' voor:

  • ter plaatse van wijzigingsgebied 1 is het mogelijk om onder voorwaarden de geldende bestemming te wijzigen naar 'Wonen - 3', 'Tuin' en 'Verkeer - Verblijfsgebied',zodat hier maximaal 12 woningen gerealiseerd kunnen worden;
  • ter plaatse van wijzigingsgebied 2 is het mogelijk om onder voorwaarden de geldende bestemmingen te wijzigen naar 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Tuin', 'Groen', 'Water' en 'Verkeer - Verblijfsgebied', zodat hier maximaal 12 woningen gebouwd kunnen worden;
  • ter plaatse van wijzigingsgebied 3 is het mogelijk om onder voorwaarden de geldende bestemming te wijzigen naar 'Wonen - 3', 'Tuin', 'Groen', 'Water' en 'Verkeer - Verblijfsgebied', zodat hier maximaal 10 woningen opgericht kunnen worden;
  • ter plaatse van wijzigingsgebied 4 is het mogelijk om onder voorwaarden de geldende bestemming te wijzigen naar 'Wonen - 2', Tuin', 'Groen', Water' en 'Verkeer - Verblijfsgebied', zodat hier 3 woningen gerealiseerd kunnen worden;
  • ter plaatse van wijzigingsgebied 5 is het mogelijk om onder voorwaarden de geldende bestemmingen te wijzigen naar 'Wonen - 2', 'Wonen - 3', 'Tuin', 'Groen', 'Water', 'Verkeer - Verblijfsgebied', zodat hier minimaal 50 en maximaal 100 woningen gebouwd kunnen worden;
  • ter plaatse van wijzigingsgebied 6 is het mogelijk om onder voorwaarden de geldende bestemmingen te wijzigen naar 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Tuin', 'Groen', 'Water' en 'Verkeer - Verblijfsgebied', zodat hier maximaal 16 woningen opgericht kunnen worden.

Bij de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheden, moet de uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond op diverse sectorale aspecten zoals bodemkwaliteit, flora- en fauna, water, externe veiligheid, luchtkwaliteit en geluidshinder.

Artikel 29 algemene afwijkingsregels

Dit artikel is een aanvulling op de (afwijkings)regels uit de bestemmingen. In het artikel is een algemene afwijking opgenomen, die met een omgevingsvergunning kan worden verleend. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om onder voorwaarden bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van de toegestane bouwgrenzen (niet zijnde bestemmingsgrenzen) mogelijk te maken.

Verder is het mogelijk gemaakt om door middel van een omgevingsvergunning de bestemmingen, 'Groen', 'Verkeer' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' af te wijken van het bestemmingsplan voor de bestemming 'Tuin' en 'Wonen". Bij toepassing van deze afwijkingsregel moet worden voldaan aan de genoemde voorwaarden in lid 29.2. Na afwijking dient voldaan te worden aan het bepaalde in de onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2015SAS05009-0401_0007.jpg"

Afbeelding: Tekening situering wonen en tuin

Om tegemoet te komen aan de maatschappelijke behoefte om mensen langer te kunnen huisvesten in de eigen omgeving, zijn afwijkingsregels opgenomen om met een omgevingsvergunning ook buiten het bouwvlak, dan wel de aangewezen bestemmingen, liften mogelijk te maken. Bij de grondgebonden woningen betreft dit eenpersoonsliften, bij de gestapelde woningen zijn meerpersoonsliften mogelijk, ook binnen de aangrenzende bestemmingen met een niet-wonen functie.

 

Artikel 30 algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden. Het betreft bijvoorbeeld een overschrijding van de bestemmingsgrenzen, of het wijzigen danwel schrappen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie na negatieve resultaten van een nader archeologisch onderzoek.

Artikel 31 overige regels

In dit artikel is bepaald dat wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. Daarnaast is bepaald dat bij een bouwwerk, dat voorziet in een behoefte aan parkeergelegenheid, voldoende parkeermogelijkheden gerealiseerd moeten worden en in stand gehouden.

3.2.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 32 Overgangsrecht

In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.

Artikel 33 Slotregel

Het laatste artikel van het bestemmingsplan betreft de slotregel. Hierin is de officiële naam van het bestemmingsplan bepaald. Onder deze naam kan het plan worden aangehaald.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de beleidsonderdelen van de verschillende overheden, voor zover het beleid van belang is voor het plangebied van dit bestemmingsplan. Hetgeen in dit bestemmingsplan is vastgelegd past binnen de beleidskaders van de onderstaande beleidsdocumenten. Daar waar sprake is van afwijking van het relevant beleid zal dit gemotiveerd worden aangegeven.

4.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie vervangt de Nota ruimte, Nota mobiliteit (gedeeltelijk), de structuurvisie Randstad en nog een aantal kleine plannen. Deze nota's zijn daarom niet meer opgenomen in dit bestemmingsplan. In de SVIR zijn, uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk, de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028, waarbij is aangegeven welke nationale belangen aan de orde zijn.

Nederland moet concurreren en daarnaast bereikbaar, leefbaar en veilig zijn, dat is het streven van het Rijk. Het Rijk voorziet dit met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. De ruimtelijke structuur van Nederland heeft zich ontwikkeld van steden in een landelijk gebied naar stedelijke regio's in interactie met landelijke en cultuurhistorische gebieden. Dit maakt Nederland sterk en onderscheidend in de wereld. Die samenhang van het internationale en regionale schaalniveau wil het Rijk behouden, laten groeien en versterken. Nederland heeft met zijn internationale oriëntatie en open economie een hoog welvaartsniveau opgebouwd. Een netwerk van hoogwaardige internationale verbindingen van weg, spoor, water en lucht, met daarbinnen de mainports als belangrijke knooppunten is de basis voor die internationale concurrentiepositie. De 3 hoofddoelen (nationale belangen) van de structuurvisie zijn:

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.

Barro

Aangezien een structuurvisie geen bindende werking heeft voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld, zijn de nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen geborgd in de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte. Deze AMvB wordt aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en is op 1 oktober 2012 volledig in werking getreden. Het Barro richt zich op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Dit betekent dat dit besluit regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich daarbij primair richt tot de gemeenten. Daarnaast kan het Barro aan de gemeenten opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De volgende onderwerpen uit het Barro moeten worden vertaald in bestemmingsplannen: (1) Project Mainportontwikkeling Rotterdam, (2) Kustfundament, (3) Grote Rivieren, Waddenzee en Waddengebied, (4) Defensie, (5) Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, (6) Rijksvaarwegen, (7) Hoofdwegen en spoorwegen, (8) Elektriciteitsvoorzieningen, (9) EHS, (10) Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en de (11) uitbreidingsruimte van het IJsselmeer.

Met het inwerkingtreding van het Barro heeft er ook een wijziging plaatsgevonden van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Bro is opgenomen dat gemeenten en provincies verplicht zijn om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen, wanneer een zodanig ruimtelijk besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt.

Conclusie ten aanzien van Rijksbeleid

Voor dit bestemmingsplan is 'Nationaal belang 1' van toepassing: "een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren". Het plangebied ligt in de stedelijke regio Den Haag. Omdat bestemmingsplan een conserverende insteek heeft en geen rechtstreekse ontwikkelingen toestaat, is dit plan niet in strijd met de doelstellingen die het rijk heeft verwoord in de SVIR. Ook het Barro vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

Omdat geen directe ontwikkelingen in dit bestemmingsplan zijn opgenomen, is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.

Indien een wijzigingsbevoegdheid uit het voorliggende bestemmingsplan wordt aangewend moet de Ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd.

4.2 Provinciaal beleid

Visie ruimte en mobiliteit

Als gevolg van grote veranderingen, zoals een veranderende economie, op sommige plaatsen een krimpende bevolking en meer behoefte aan duurzame energievoorzieningen, hebben Provinciale Staten van Zuid-Holland op 9 juli 2014 de structuurvisie "Visie ruimte en mobiliteit (VRM)" vastgesteld. Ook de Verordening Ruimte 2014 en de programma's 'Ruimte' en 'Mobiliteit' maken hiervan deel uit. In deze documenten is het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid van de provincie tot aan 2030 vastgelegd, waarbij de programma's een grotere dynamiek kennen dan de visie.

Het strategisch ruimtelijk beleid zoals verwoord in de structuurvisie "Visie Ruimte en Mobiliteit" is operationeel vertaald in het Programma Ruimte. Dit programma verwijst naar de kwaliteitskaart, die bij ontwikkelingen buiten of grenzend aan het 'bestaand stads- en dorpsgebied' (BSD) gebruikt wordt als richtingskader. Hierbij is de inzet van de provincie, dat ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan het behoud en de versterking van de op deze kaart benoemde ruimtelijke kwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2015SAS05009-0401_0008.jpg"

Afbeelding: Functiekaart

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2015SAS05009-0401_0009.jpg"

Afbeelding: Kwaliteitskaart

De provinciale structuurvisie bevat een functiekaart en een kwaliteitskaart, waarmee wordt aangegeven welke functies en kwaliteiten aan een gebied worden toegekend. Op de kwaliteitskaart is het aan het plangebied grenzende gebied gedefinieerd als 'bollenlandschap in de binnenduinrand' met 'kwaliteit van de stads- en dorpsrand'. Op de functiekaart is het gehele plangebied aangemerkt als 'stads- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer'. Dit betekent dat de betreffende delen van het stads- en dorpsgebied in de nabijheid en invloedssfeer van haltes van hoogwaardig openbaar vervoer van het Zuidvleugelnet liggen. Eén van de speerpunten van het provinciaal ruimtelijk beleid is om het bestaand stads- en dorpsgebied beter te benutten, door herstructurering, intensivering en/of transformatie van het stedelijk gebied, met een beperkte toevoeging van nieuwe detailhandelsfuncties. Hierbij speelt de ladder voor duurzame verstedelijking een belangrijke rol.

Provinciale Verordening Ruimte; ontwikkelen met schaarse ruimte

Om het provinciale ruimtelijke belang, zoals beschreven in de Provinciale structuurvisie, te kunnen uitvoeren is, onder meer, de provinciale verordening opgesteld. In de provinciale verordening zijn de zaken die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie vooral een werend of beperkend karakter hebben vastgelegd. De provincie acht de borging hiervan van groot belang.

Daarnaast zijn de nationale belangen zoals vastgelegd in de AMvB Ruimte ook in de provinciale verordening opgenomen ten behoeve van een doorwerking in de gemeentelijke bestemmingsplannen. Tot slot zijn in de verordening regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen. De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen. Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet daarom ook rekening worden gehouden met ander provinciaal beleid. Bovendien moet worden voldaan aan de overige wet- en regelgeving.

Conclusie ten aanzien van provinciaal beleid

Met de voorliggende actualisatie wordt voorzien in een overwegend consoliderend bestemmingsplan, dat de bestaande ruimtelijk-functionele kwaliteiten en structuur van het gebied vastlegt en beschermt. Mogelijkheden voor ruimtelijke verdichting zijn - uitgezonderd eventuele herstructureringsopgaven - nauwelijks meer in het gebied aanwezig. Doelstelling is dan ook het behoud en waar mogelijk de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Het bestemmingsplangebied is op de bij de verordening behorende kaart 'Bebouwingscontour' geheel gelegen binnen de bebouwingscontour. Binnen deze contour is verstedelijking toegestaan en zijn er vanuit de verordening geen belemmeringen. De provinciale verordening doet verder geen uitspraken die van belang zijn voor het plangebied. Het bestemmingsplan "Sassenheim-Oost" is in lijn met de provinciale structuurvisie, alsook de bijbehorende programma's en de verordening.

4.3 Regionaal beleid

Op regionaal niveau bestaat een aantal intergemeentelijke samenwerkingsverbanden waarbinnen de visie en het beleid voor de regio waartoe Teylingen behoort, zijn uitgewerkt.

Regionale Structuurvisie Holland Rijnland 2020

In deze visie leggen twaalf gemeenten, waaronder Teylingen, de koers voor de ruimtelijke inrichting in de regio 'Holland Rijnland' tot 2020 vast.

Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek (2006)

Uit deze gebiedsuitwerking blijkt, dat binnen dezelfde regio het streven is om tussen 2020 en 2030 14.000 woningen te realiseren. Hiervan zijn 4.000 woningen voorzien in de vijf bollengemeenten.

Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport Bollenstreek (2016)

De gemeenteraad van Teylingen heeft samen met vijf andere gemeenten de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport Bollenstreek (2009) vastgesteld. Deze structuurvisie is gericht op het creëren van een vitale Greenport met een vitaal landschap en ziet met name op ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied.

Conclusie ten aanzien van regionaal beleid

Omdat het bestemmingsplan een conserverend karakter heeft en de bestaande situatie vastlegt, hebben de bovengenoemde intergemeentelijke afspraken geen invloed op de haalbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Teylingen 2030 'Duurzaam Bloeiend'

De gemeenteraad van Teylingen heeft op 25 juni 2015 de structuurvisie "Gemeente Teylingen 2030 ‘Duurzaam Bloeiend’"met het bijbehorend Planmilieu effectrapport vastgesteld. In deze structuurvisie is het gemeentelijk ruimtelijk beleid tot 2030 op hoofdlijnen vastgelegd. De kern van deze visie is dat Teylingen duurzaam bloeit in een krachtige regio, met ruimtelijk hoogwaardige en sociaaleconomisch sterke kernen Voorhout, Sassenheim en Warmond, een vitale Greenport en aantrekkelijk plassengebied. Daarnaast wordt integraal richting en fundament gegeven aan belangrijke ambities, zoals de bouw van woningen, de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen, de aanleg van nieuwe ligplaatsen aan de Kaag en de realisatie van glastuinbouw op de locatie Trappenberg-Kloosterschuur. De in het document opgenomen ambities zijn in diverse thema's en deelgebieden uitgewerkt.

Een van de deelgebieden betreft de kern Sassenheim. Het ruimtelijk beleid is hier onder andere gericht op de versterking van het centrum met behoud en waar mogelijk ontwikkeling van het cultureel erfgoed. Daarnaast wordt ingezet op herstructurering c.q. kwaliteitsverbetering van enkele verouderde woon- en winkelgebieden, herstructurering van delen van bedrijventerrein Jagtlust, intensivering van Sportpark De Roodemolen en behoud en versterking van groene, blauwe en cultuurhistorische kwaliteiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2015SAS05009-0401_0010.jpg"

Afbeelding: Structuurvisie Teylingen

Strategische Visie Teylingen 2040 (2009)

Centraal in deze visie staat Teylingen als ideale gemeente om te wonen.

  • ideale uitvalsbasis om te werken in de centra om ons heen;
  • ideaal om te winkelen en te recreëren;
  • met heel eigen kwaliteiten in de drie dorpen;
  • met een openbare ruimte van hoge kwaliteit die uitnodigt tot ‘ontmoeten’, verblijven en recreëren en;
  • een sociaal klimaat dat uitnodigt tot sociale contacten en sociale verbondenheid.

Verder is het de bedoeling om Teylingen uit te bouwen tot een voorbeeldgemeente op het gebied van toekomstbestendigheid en duurzaamheid. Het centrale thema in de visie is: Teylingen 2040, moderne dorpen, midden in de wereld. Het centrale thema is uitgewerkt tot zeven uitgangspunten voor beleid:

  • koesteren van de drie dorpen met ieder hun eigen karakter;
  • verder verhogen van de kwaliteit van de openbare ruimte (ook in het buitengebied);
  • toekomstbestendig en hoogwaardig maken van het woningbestand:
  • bevorderen van duurzaamheid;
  • vasthouden van de sociale samenhang en de actieve betrokkenheid van de inwoners;
  • samenwerken met inwoners, bedrijven en instellingen;
  • versterken van de samenwerking binnen de Bollenstreek.

Woonvisie Teylingen 2015-2020

In deze Woonvisie beschrijft de gemeente Teylingen het beleid op het gebied van wonen voor de periode 2015-2020. De Woonvisie vormt de basis voor woningbouw in de gemeente en voor prestatieafspraken met de corporaties. Onderdeel van deze woonvisie is de regionale woonvisie die samen met de gemeenten Hillegom en Lisse is opgesteld. De drie gemeenten hebben afstemming gezocht in het woonbeleid en dit vastgelegd in een regionale woonvisie. Centraal staan de thema's: bestaande kernen en bestaande woningvoorraad, duurzaamheid, wonen met zorg, welzijn, beschikbaarheid, doelgroepen en betaalbaarheid.

In het bestemmingsplan is een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen waarbij het mogelijk is om een andere bestemming te veranderen naar een woonbestemming. Relevant voor deze wijzigingsbevoegdheid is dat in de woonvisie het beleid zich richt op goedkope/betaalbare huur- en goedkope en middeldure koopwoningen.

Voor een belangrijk deel zijn in de toekomst kleinere woningen nodig, ook voor 1-persoonshuishoudens, waarvan een groot deel geschikt moet zijn voor ouderen.

Gemeentelijk verkeer en vervoersplan

De raad van Teylingen heeft op 4 februari 2010 het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP) 2010-2020 vastgesteld. Het verkeersbeleid is hierin opgesplitst in de onderdelen Bereikbaarheid, Parkeren, Verkeersveiligheid en Leefbaarheid.

Het GVVP bestaat, naast de hoofdnota en een bijlagerapport, uit vijf deelnota's: bereikbaarheid, parkeren, verkeersveiligheid, leefbaarheid en kaderstellend beleid. In de deelnota's zijn de betreffende onderwerpen tot in detail beschreven en geanalyseerd. Daarbij worden het gemotoriseerd verkeer, langzaam verkeer en openbaar vervoer per onderwerp beschouwd. In de hoofdnota zijn de koers, ambities en visie(kaart) opgenomen met een uitvoeringsprogramma tot 2020 en een doorkijk naar 2030.

Samengevat dient het GVVP vier doelen:

  • 5. Bieden van een kaderstellend samenhangend en richtinggevend verkeers- en vervoerbeleid van waaruit verkeersplannen worden ontwikkeld en verkeersvraag stukken worden opgelost.
  • 6. Inspelen op toekomstige lokale, provinciale en regionale ruimtelijke ontwikkelingen.
  • 7. Eenduidige en heldere visie op het gebied van verkeer en vervoer, ten behoeve van communicatie naar burgers, belanghebbenden en andere overheden.
  • 8. Voldoen aan de Planwet verkeer en vervoer.

In het kort komt de visie er op neer dat Teylingen in 2020 duurzame bereikbaarheid, veiligheid, leefbaarheid en parkeersituatie kent, waardoor de gemeente een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven en nieuwe inwoners kent die graag in de Randstad maar ook 'buiten' willen wonen. Deze visie is weergegeven in de visiekaart 2020/

Duurzaamheidsagenda 2016-2018

Teylingen heeft de "Duurzaamheidsagenda 2016-2018" vastgesteld. De gemeente wil, samen met bewoners en bedrijven, zo veel mogelijk duurzaamheidskansen benutten. Voorbeelden van speerpunten en prioriteiten voor de komende periode op het gebied van gezondheid, veiligheid en duurzaamheid zijn:

  • Stimuleren van duurzaam vervoer door onder andere bevorderen van gebruik van deelauto’s en elektrisch rijden. De gemeente geeft hierin zelf het goede voorbeeld.
  • Alle nieuwbouwprojecten worden zoveel mogelijk duurzaam ontwikkeld.
  • Particulieren en woningbouwcorporaties worden gestimuleerd energiebesparende maatregelen te nemen.
  • Aandacht voor opwekking van duurzame energie.

Parkeernota Teylingen 2014

Op 2 december 2014 heeft het college van burgemeester en wethouders de Parkeernota Teylingen 2014 vastgesteld. In deze nota zijn parkeernormen opgenomen voor diverse functies. Door een wetswijziging is eind 2014 ook de wettelijke grondslag van stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening vervallen. Dit betekent dat in nieuwe bestemmingsplannen een eigen regeling in het plan moet worden opgenomen voor onder andere parkeren. De regeling van de parkeerbepaling in de bouwverordening wordt daarom overgenomen in dit bestemmingsplan, door middel van een voorwaardelijke verplichting. Een en ander leidt niet tot een inhoudelijke wijziging van de beoogde toetsing. Aan het Besluit ruimtelijke ordening is mede in verband met het intrekken van toetsing aan de bouwverordening de mogelijkheid opgenomen om voor de invulling van de eis van voldoende parkeren in concrete situaties gebruik te maken van beleidsregels (zie artikel 3.1.2 lid 2 onder a Bro), zoals dit ook onder de werking van de bouwverordening mogelijk was.

Conclusie ten aanzien van gemeentelijk beleid

Met dit bestemmingsplan wordt de bestaande situatie vastgelegd, maar waar er mogelijkheden tot kwaliteitsverbetering zijn, worden deze kansen benut. Binnen het plangebied is sprake van enkele locaties die op termijn herontwikkeld kunnen worden. Aangezien hier nog geen concrete bouwplannen voor zijn, zijn deze met een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Voor deze wijzigingsbevoegdheden is het van belang dat er wordt aangesloten op de woonvisie. De woonvisie richt zich op goedkope/betaalbare huur- en goedkope en middeldure koopwoningen.

Hoofdstuk 5 Onderzoek

Het nieuwe bestemmingsplan wordt een hoofdzakelijk conserverend bestemmingsplan met een aantal wijzigingsbevoegdheden. In het plangebied overheerst de woonfunctie Alle omgevingsaspecten zijn beschouwd voor het voorliggende plan.

In het bestemmingsplan zijn enkele directe en indirecte ontwikkelingen opgenomen. Voor de directe ontwikkeling is per thema de effecten beschreven. Bij de indirecte ontwikkelingen en de daarbij behorende regels is bepaald dat voorafgaand eerst de uitvoerbaarheid moet worden aangetoond op het gebied van diverse milieuaspecten. Wel is per thema het relevante beleidskader gegeven. De beleidsstukken vormen de onderlegger van het bestemmingsplan en gelden als toetsingskader voor eventueel toekomstige ontwikkelingen.

De Omgevingsdienst West-Holland heeft een eerste beoordeling uitgevoerd van milieuaspecten voor de wijzigingsbevoegdheden 1-6. De volledige beoordeling is opgenomen in Bijlage 1. De volgende aspecten zijn beoordeeld;

  • Milieueffectenrapportage
  • Bedrijven- en milieuzonering
  • Externe veiligheid
  • Bodem
  • Geluid
  • Luchtkwaliteit
  • Flora en fauna.

Als er knelpunten bij de bovenstaande aspecten worden vastgesteld dan worden nader bezien gedurende het ontwerp proces van het voorliggende plan. Het is ook mogelijk dat er pas wordt ingegaan op deze knelpunten bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid.

Voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid moeten niet alleen milieuaspecten maar ook omgevingsaspecten zoals water, verkeer en parkeren worden onderzocht.

5.1 Milieueffectrapportage

5.1.1 Kader

Voor plannen en activiteiten, die mogelijk belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu, kan het noodzakelijk zijn dat een milieueffectrapport wordt opgesteld.

In hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage is dit geregeld. Er is een m.e.r.-plicht voor plannen (planMER)en een m.e.r.-plicht voor besluiten. Een plan is plan-m.e.r.-plichtig als het plan kaders stelt voor m.e.r.-plichtige activiteiten.

Een bestemmingplan (of wijzigingsplan) kan plan m.e.r.-plichtig zijn. Dit is het geval als het plan kaders stelt voor latere m.e.r.-plichtige activiteiten en/of als voor het plan een passende beoordeling nodig is. Daarnaast kan een plan ook m.e.r.-plichtig zijn als er een concreet (bouw)plan ter uitvoering ligt.

5.1.2 Beoordeling wijzigingsbevoegdheden

In het bestemmingsplan zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor het realiseren van woningen. Hiermee bevat het plan een activiteit die genoemd wordt in onderdeel D, categorie D11.2 ‘De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen’ van de bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage.

Voor woningen geldt een drempelwaarde van 2000 woningen of meer.

Het plan maakt de realisatie van maximaal 152 woningen mogelijk. Aangezien de drempelwaarde niet wordt overschreden is er voor deze activiteit geen verplichting om een m.e.r.-beoordeling uit te voeren.

Echter, er moet wel een motivering (vormvrije-m.e.r.-beoordeling) worden gegeven waarom er geen m.e.r.-beoordelingsplicht is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij m.e.r.-beoordeling. In deze m.e.r.-beoordeling moet worden nagegaan of er belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn te verwachten.

De beoordeling is gebaseerd op de drie onderwerpen genoemd in bijlage III van de Europese m.e.r.-richtlijn

  • 1. Kenmerken van het project

De ontwikkelingen bestaan uit het realiseren van maximaal 152 woningen ter plaatse van stedelijk gebied. Het betreft herontwikkeling van locaties ter vervanging van bestaande bebouwing. De ontwikkeling van de woningen heeft geen bijzondere effecten op de omgeving. De ontwikkeling van de woningen heeft geen bijzondere effecten op de omgeving

  • 2. Plaats van het project

De locaties liggen in bestaand stedelijk gebied. Aanwezige archeologische waarden worden in het bestemmingsplan al beschermd. In de omgeving ligt nog meer stedelijk gebied.

  • 3. Kenmerken van het potentiële effect

Ontwikkelingen kunnen hooguit een plaatselijk effect hebben, zoals een kleine toename van het verkeer op omliggende wegen. Bij het gebruikmaken van de wijzigingsbevoegdheid kan hiermee rekening worden gehouden.

De volledige resultaten van de beoordeling m.e.r. zijn opgenomen in de beoordeling van de milieuaspecten in Bijlage 1.

5.1.3 Conclusie

In het hoofdstuk 5 Onderzoek worden de diverse milieuaspecten voldoende beschouwd. Er zijn geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten. Een formele m.e.r.-beoordeling is niet nodig.

5.2 Bedrijven en milieuzonering

5.2.1 Kader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden beoordeeld of bedrijven in de omgeving worden belemmerd door de ontwikkeling en of ter plaatse van gevoelige functies, zoals woningen, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Voor de beoordeling is gebruik gemaakt van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering (VNG, editie 2009). Per milieucategorie geldt een minimaal gewenste afstand, de richtafstand. Deze richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds als uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunning vrij bouwen mogelijk is. De in de handreiking opgenomen afstanden zijn indicatief en verschillen per gebiedstype waarin de ontwikkeling zal plaatsvinden Uitgangspunt is dat deze afstanden gemotiveerd worden toegepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2015SAS05009-0401_0011.jpg"

Afbeelding: Milieucategorie en richtafstanden

5.2.2 Beoordeling wijzigingsbevoegdheden

In het plangebied zijn naast woningen nog andere functies (zoals bedrijven, kantoren, detailhandel en horeca) aanwezig. Om in dit bestemmingsplan de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt gebruikgemaakt van milieuzonering. Dit vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB), die gebaseerd is op de VNG-uitgave en die als bijlage bij de regels is opgenomen. Bij toepassing van deze SvB wordt uitgegaan van een afstandstoetsing ten opzichte van een rustige woonwijk. Voor al deze activiteiten is naar aanleiding van hun milieubelasting een categorie bepaald. Met het opnemen van de categorieën op de verbeelding en in de regels worden de toegestane activiteiten bepaald. Lagere categorieën dan aangegeven zijn ook toegestaan. Het brandstofservicestation aan de Lindenlaan 32 vallen onder SBI-code 473.3 ‘Benzineservicestations: zonder LPG’, milieucategorie 2. Dit bedrijf valt hiermee onder de algemene toelaatbare bedrijven in milieucategorie 2.

Binnen het plangebied worden bedrijven van milieucategorie 2 algemeen toelaatbaar geacht, met een uitzondering van brandstofservicestation op de hoek van de Parklaan en de Menneweg. Deze activiteit is aangemerkt als een categorie 3-inrichting en ook als zodanig bestemd. Het betreft hier een bestaande situatie die conserverend wordt vastgelegd. Een nadere motivering van de richtafstanden is daardoor niet benodigd

De volledige resultaten van de beoordeling bedrijven en milieuzonering zijn opgenomen in de beoordeling van de milieuaspecten in Bijlage 1.

Voor elke wijzigingsbevoegdheid is nagegaan welke bedrijven en /of inrichting in de nabije omgeving aanwezig zijn.

Wijzigingsbevoegdheid 1

In de omgeving van deze wijzigingsgebied liggen geen bedrijven die op voorhand een belemmering vormen voor het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid 1 in het bestemmingsplan om de bestemming te wijzigen naar wonen met uitzondering van de basisschool gelegen aan de Menneweg 12.

Het schoolplein ligt binnen de richtafstand van 30 meter. Bij het gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid zal nader moeten worden onderzocht c.q. gemotiveerd dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ten gevolge van het stemgeluid van spelende kinderen op het schoolplein.

Ook moet het brengen en halen van kinderen worden beschouwd.

Wijzigingsbevoegdheid 2

Nabij het gebied behorende bij wijzigingsbevoegdheid 2 is een aannemersbedrijf aan de Kagerdreef 4 en een veehouderij op het perceel Menneweg 42 gevestigd. Deze bedrijven voldoen niet aan de gewenste richtafstand tot het wijzigingsgebied.

Kagerdreef 4

Op dit perceel is een aannemersbedrijf gevestigd. De reeds bestaande woningen liggen op kortere afstand van het bedrijf dan de wijzigingslocatie. Het bedrijf moet reeds ter plaatse van de bestaande woningen voldoen aan de milieunormen. Het bedrijf wordt niet belemmerd in de bedrijfsvoering. Ook is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de ontwikkelingslocatie.

Menneweg 42

De veehouderij aan Menneweg 42 is een melkrundveebedrijf. Er geldt op basis van het Activiteitenbesluit een vaste afstand van 100 meter tussen dierenverblijven en geurgevoelige objecten.

De kleinste afstand tussen de stal en het plangebied bedraagt 70 meter. Dit is ter plaatse van de bestaande woning (binnen de wijzigingsbevoegdheid) Menneweg 143.

De veehouderij zit ‘op slot’ als gevolg van de omliggende woningen aan de Menneweg. De ontwikkeling van wijzigingsbevoegdheid 2 levert geen extra belemmering op voor de veehouderij.

Op de grens van het perceel van wijzigingsbevoegdheid 2 zal onder bepaalde weersomstandigheden mogelijk agrarische geur van de veehouderij waarneembaar zijn, maar het woon- en leefklimaat binnen het plangebied kan in algemene zin voor wat betreft geurhinder als ‘goed’ worden omschreven.

Er zijn geen belemmeringen voor het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid 2 voor het wijzigen van de bestemming naar ‘Wonen’ in het bestemmingsplan.

Wijzigingsbevoegdheid 3

Uit de beoordeling blijkt dat er niet wordt voldaan aan de richtafstand. Er wordt niet voldaan aan de richtafstand (gemeten vanaf de grens van het wijzigingsgebied tot grens buitenterrein van de school/grens bestemming maatschappelijk). Met name het aspect geluid ten gevolge van stemgeluid van spelende kinderen is van belang. Bij het gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid moet nader worden onderzocht of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en of de school niet wordt belemmerd. Eventueel zijn maatregelen noodzakelijk.

Wijzigingsbevoegdheid 4

Uit de beoordeling blijkt dat er wordt voldaan aan de richtafstand. Vanuit bedrijven en milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid 4 voor het wijzigen van de bestemming naar ‘Wonen’ in het bestemmingsplan.

Wijzigingsbevoegdheid 5

Het wijzigingsgebied is gelegen binnen de richtafstand van diverse bedrijven. Het betreft in hoofdzaak bedrijven die zijn gelegen op het Bedrijventerrein Industriekade. Bij het gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid moet nader worden beoordeeld of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de te realiseren woningen en of bedrijven worden belemmerd door de ontwikkeling. Hierbij geldt wel dat de bestaande bedrijven nu reeds al rekening moeten houden met de bestaande woningen.

Wijzigingsbevoegdheid 6

In de nabije omgeving van het gebied behorende bij wijzigingsbevoegdheid 6 is een brandweerkazerne gevestigd. De afstand van het plangebied tot de brandweerkazerne aan de Parklaan 176 voldoet niet aan de richtafstand volgens de VNG. Dit betekent dat er bij het gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid nader zal moeten worden onderzocht of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de te realiseren woningen en of de brandweerkazerne wordt belemmerd in de bedrijfsvoering.

5.2.3 Specifieke aanduiding bedrijven

Voor een aantal bedrijven is binnen het plangebied een specifieke aanduiding in de regels en op de verbeelding opgenomen. Het betreft de percelen Kagerdreef 2-4, Parklaan 134 en Rusthoffweg 28.


Kagerdreef 2-4

Op dit perceel is een aannemersbedrijf met werkplaats met een bedrijfsoppervlakte groter dan 1000 m2 (SBI-code 41,42,42) gevestigd. Dit bedrijf valt onder milieucategorie 3.1 en past daarmee niet binnen de algemene toelaatbaarheid. Het betreft een bestaande situatie. Voor dit perceel wordt een specifieke aanduiding opgenomen.


Parklaan 134

Op dit perceel is een groothandel in verfproducten (SBI-code 41,42,42) gevestigd. Dit bedrijf valt onder milieucategorie 3.1 en past daarmee niet binnen de algemene toelaatbaarheid. Het betreft een bestaande situatie. Voor dit perceel wordt een specifieke aanduiding opgenomen.


Rusthoflaan 28

Het perceel Rusthofflaan 28 heeft een specifieke aanduiding ‘timmerwerkplaats’ gekregen. Volgens ons bedrijfsinformatiesysteem is er geen bedrijf aanwezig op deze locatie. Op het perceel was Trappenmakerij Van der Lans gevestigd. Aangezien de timmerwerkplaats niet meer aanwezig is, is de aanduiding verwijderd.

Lindelaan 32

Het perceel aan de Lindenlaan 32 is bestemd met Bedrijf en op dit perceel is sinds lange tijd een tankstation gevestigd. In het bestemmingsplan Oost-West uit 1994 had het tankstation een positieve bestemming. In het vigerende bestemmingsplan “Oost” viel het tankstation wegens het ontbreken van de aanduiding voor het verkopen van brandstoffen aan particulieren, onder het overgangsrecht. Het betreft een tankstation met een verkooppunt van motorbrandstof dat beschikt over de vereiste vergunningen en in die zin legaal aanwezig is. Het is niet mogelijk om een situatie twee maal onder het algemene overgangsrecht te brengen. Daarbij komt dat er op dit moment geen concreet perspectief op verplaatsing of bedrijfsbeëindiging. Dit was de reden dat in het ontwerpbestemmingsplan “Sassenheim Oost”  de specifieke aanduiding was opgenomen om het tankstation positief te bestemmen.

De gemeente heeft een zienswijze van omwonenden ontvangen op het ontwerp van het bestemmingsplan, waarin wordt aangegeven dat de aanwezigheid van het tankstation als ongewenst wordt ervaren. Na belangenafweging is gekozen om geen specifieke aanduiding voor het benzinestation op te nemen en te kiezen voor een zaaksgebonden overgangsrecht. Dit houdt in dat het tankstation mag worden voortgezet door het huidige bedrijf, maar dat na beëindiging het tankstation daarna niet meer in gebruik mag worden genomen. Binnen een termijn van 1 jaar is het echter toegestaan om na beëindiging het gebruik voort te zetten.

5.2.4 Conclusie

Vanuit bedrijven en milieuzonering zijn er op voorhand geen belemmeringen voor het ontwikkelen van woningen ter plaatse van de wijzigingsbevoegdheid 4.

Voor wat betreft de overige wijzigingsbevoegdheden wordt niet voldaan aan de richtafstand. Onderzoek moet uitwijzen of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en of de bedrijven worden belemmerd in de bedrijfsvoering. Mogelijk zijn er maatregelen noodzakelijk.

5.3 Externe veiligheid

5.3.1 Kader

Landelijk beleid

Externe veiligheidsbeleid heeft betrekking op het gebruik, productie, opslag en transport van gevaarlijke stoffen.

De overheid stelt grenzen aan de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen. De grenzen zijn vertaald in een norm voor het plaatsgebonden risico (PR), een oriëntatiewaarde en verantwoordingsplicht voor het groepsrisico3 (GR).

Plaatsgebonden risico

Het PR kent een grenswaarde van 10-6. Binnen de PR 10-6 contour mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als richtwaarde. In nieuwe situaties moet voor beperkt kwetsbare objecten in beginsel ook aan deze waarde worden voldaan.

Verantwoordingsplicht groepsrisico

Het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting in situaties waarin zich een ramp met gevaarlijke stoffen voordoet. De verantwoordingsplicht is erop gericht om een weloverwogen afweging te maken over de risico's in relatie tot de ontwikkelingen in het plangebied.

Het groepsrisico wordt vergeleken met de oriëntatiewaarde: de kans op een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers van 10-5 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 dodelijke slachtoffers van 10-7 per jaar, en met de kans op 1000 of meer dodelijke slachtoffers van 10-9 per jaar. Deze getallen gelden voor de oriëntatiewaarde in de omgeving van inrichtingen. Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg en via buisleidingen ligt de oriëntatiewaarde een factor 10 lager.

In de verantwoording van het groepsrisico worden onderwerpen behandeld die van belang zijn bij het maken van een afweging over het risico. Behalve de hoogte van het groepsrisico zijn dat de noodzaak van de ruimtelijke ontwikkeling, risicoreducerende maatregelen en mogelijkheden tot rampenbestrijding.

Inrichtingen

Het beleid voor inrichtingen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi).

Buisleidingen

Voor buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Behalve met het PR en het GR moet voor buisleidingen rekening worden gehouden met de belemmeringenstrook aan weerszijden van de leidingen die moet worden vrijgehouden ten behoeve van onderhoud en werkzaamheden aan de buisleiding. Binnen de belemmeringenstrook, mag niet gebouwd worden, tenzij met toestemming (via een ontheffing of een aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders. Werkzaamheden in deze strook mogen alleen worden uitgevoerd door of met instemming van de leidingbeheerder. De ligging van de leidingen en de belemmeringenstrook moet op de bestemmingsplankaart worden vastgelegd.

Vervoer over weg, water en spoor

Voor transportroutes geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).

Voor wegen die onderdeel zijn van het Basisnet weg geldt de Regeling basisnet, daarin zijn veiligheidsafstanden vastgelegd: een afstand voor het risicoplafond en het plasbrandaandachtsgebied (PAG).

Bij de vaststelling van de veiligheidsafstanden is rekening gehouden met een toename van het transport van gevaarlijke stoffen. De afstand voor het risicoplafond is zodanig gekozen dat, het plaatsgebonden risico op de grens van de zone niet meer bedraagt dan 10-6 per jaar. Binnen de afstand voor het risicoplafond mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

Binnen het PAG van 30 meter mag slechts bij hoge uitzondering en met een goede motivatie gebouwd worden

Provinciaal Beleid

De Provincie Zuid-Holland ambieert een veilig Zuid-Holland. In de provinciale structuurvisie (PSV) staat als provinciaal belang genoemd het ‘beschermen van grote groepen mensen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen’. De Provincie wil voorkomen dat risicovolle activiteiten gevestigd worden in de omgeving van grote groepen mensen of dat een nieuwe ontwikkeling gepland wordt binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Het is niet altijd te voorkomen dat dit soort functies gecombineerd worden en het groepsrisico toeneemt. In dat geval vraagt de provincie van de verantwoordelijke bestuurders dat zij een groepsrisicoverantwoording schrijven: een heldere en transparante toelichting waarin zij uitleggen waarom deze ontwikkeling op deze locatie noodzakelijk is. Op basis van een groepsrisicoverantwoording moet aannemelijk worden gemaakt dat op termijn in de eindsituatie wordt voldaan aan de oriëntatiewaarde.

Regionaal beleid

De regio Holland-Rijnland heeft in 2014 de omgevingsvisie externe veiligheid geactualiseerd (Bestuurlijk kader Externe Veiligheid Holland Rijnland). In deze omgevingsvisie heeft de regio een beslismodel op basis van zonering van het groepsrisicodiagram opgesteld en richtsnoeren voor veilig ruimtelijk ontwerpen geformuleerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2015SAS05009-0401_0012.jpg"

Afbeelding: Zonering groepsrisicodiagram (fN diagram: f= kans op calamiteit, N=aantal slachtoffers)

Het model gaat uit van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Als de groepsrisicocurve voor een activiteit of ruimtelijke ontwikkeling in een bepaalde zone uitkomt, volgt uit het model onder welke voorwaarden de activiteit of ruimtelijke ontwikkeling is toegestaan.

Richtsnoeren voor veilig ruimtelijk ontwerpen 

Afhankelijk van de positie van het plan ten opzichte van de risicobron, is het wenselijk een aantal maatregelen te overwegen die de veiligheid ten goede komen. Daartoe wordt een onderscheid gemaakt in een aantal zones rondom de risicobron:

  • Zone 1: het gebied binnen de 10-6-contour (de veiligheidszone)
  • Zone 2: de 100%-letaliteitszone
  • Zone 3: het GR-relevante invloedsgebied
  • Zone 4: de grens tot 1% letaliteit (het invloedsgebied)

Om het ruimtelijk veilig ontwerpen vorm te geven, is een aantal ontwerprichtsnoeren ontwikkeld. Het toepassen van deze ontwerprichtsnoeren leidt tot een ruimtelijk veilig ontwerp. De mate waarin deze ontwerprichtsnoeren moeten worden toegepast is afhankelijk van de hoogte van het groepsrisico. Is het groepsrisico kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde, dan hoeven de ontwerprichtsnoeren maar beperkt te worden toegepast. Komt het groepsrisico boven de oriëntatiewaarde, dan is het wenselijk alle ontwerprichtsnoeren onverkort toe te passen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2015SAS05009-0401_0013.jpg"

Afbeelding: Richtsnoeren voor een ruimtelijk veilig ontwerp

5.3.2 Beoordeling wijzigingsbevoegdheden

Risicobronnen

In de omgeving van het plangebied liggen de volgende risicobronnen:

  • transportroute gevaarlijke stoffen over rijksweg A44
  • transportroute gevaarlijke stoffen over provinciale weg N208
  • inrichting: Wesseling transport, Anton Philipsweg 20, Sassenheim

Berekening groepsrisico transportroutes

De Omgevingsdienst West-Holland heeft een groepsrisicoberekening uitgevoerd met RBM II versie 2.3.

Door de ontwikkeling van woningen (door middel van de wijzigingsbevoegdheden) neemt het groepsrisico op de A44 toe van 0,235 tot 0,236 maal de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico blijft dus onder de oriëntatiewaarde.

Het groepsrisico op de N208 is zowel in de huidige als in de nieuwe situatie 0,002 maal de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico blijft daar dus ruim onder de oriëntatiewaarde.

Groepsrisico inrichtingen

Wesseling Transport

Wesseling transport ligt op ruim 750 meter van het plangebied Sassenheim Oost. De afstand tot de grens van het invloedsgebied ten behoeve van de verantwoording van het groepsrisico is 320 meter. Daarom heeft de aanwezige populatie in het plangebied geen invloed op de hoogte van het groepsrisico.

Groepsrisicoverantwoording

De ontwikkeling heeft geen invloed op de hoogte van het groepsrisico bij Wesseling transport. Ook op de N208 verandert het groepsrisico niet door deze ontwikkeling. Daar blijft het groepsrisico ruim onder de 0,01 maal de oriëntatiewaarde.

Het groepsrisico voor de A44 neemt toe van 0,235*OW naar 0,236*OW.

Er wordt ruim voldaan aan de oriëntatiewaarde. Het plan (inclusief de wijzigingsbevoegdheden) is niet in strijd met het provinciaal beleid.

Door het plan neemt het groepsrisico minimaal toe. Als getoetst wordt aan de geactualiseerde versie van de omgevingsvisie (het “Bestuurlijk kader Externe Veiligheid Holland Rijnland”) is de conclusie dat deze situatie in zone geel valt, tussen 0,1 en 1,0*OW.

Volgens de omgevingsvisie Externe veiligheid wordt een activiteit toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • Alle redelijkerwijs te treffen maatregelen zijn getroffen om het risico te reduceren
  • Er bevinden zich geen beperkt zelfredzame personen in de 100% letaliteitszone
  • De hulpdiensten kunnen adequaat ingrijpen als een calamiteit zich voordoet
  • De bevolking is goed geïnformeerd over hoe te handelen bij een calamiteit

In de groepsrisicoverantwoording is gekeken naar de bovenstaande aspecten

De volledige resultaten van de beoordeling externe veiligheid zijn opgenomen in de beoordeling van de milieuaspecten in Bijlage 1 en Bijlage 4.

5.3.3 Conclusie

Vanuit externe veiligheid is er geen belemmering voor het plan.

De PR grenswaarde contour (PR 10-6) ligt op de weg. Aan de norm voor de PR grenswaarde wordt voldaan.

Door de ontwikkeling van woningen (door middel van de wijzigingsbevoegdheden) neemt het groepsrisico op de A44 toe van 0,235 tot 0,236 maal de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico blijft dus onder de oriëntatiewaarde.

Het groepsrisico op de N208 is zowel in de huidige als in de nieuwe situatie 0,002 maal de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico blijft daar dus ruim onder de oriëntatiewaarde. Er heeft een verantwoording van het groepsrisico plaatsgevonden.

5.4 Bodem

5.4.1 Kader

Bij de ontwikkeling van een ruimtelijk plan en/of bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of voor de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Voor een bestemming zoals wonen, gelden ander normen dan voor bijvoorbeeld de bestemming bedrijven. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit als gevolg van aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Dit is het zogenaamde stand still-beginsel.

5.4.2 Beoordeling wijzigingsbevoegdheden

In het bestemmingsplan is een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen om de bestemming te wijzigen van bedrijven naar wonen. Dit betekent dat er sprake is van een gevoeliger gebruik (met uitzondering van de wijzigingsbevoegdheid 5, want daar is grotendeels al sprake van wonen).

Wanneer er binnen een gebied geen ontwikkelingen zijn gepland hoeft de bodem alleen gesaneerd te worden indien sprake is van een risicovolle bodemverontreiniging; een zogenaamde 'spoedlocatie'. Binnen het plangebied Sassenheim Oost zijn geen spoedlocaties bekend.

Op locaties waar wel ontwikkelingen plaatsvinden, dient de bodem gesaneerd te worden als sprake is van een ernstige bodemverontreiniging. In dat geval dient voorafgaand aan ontwikkelingen een saneringsplan of melding in het kader van het Besluit uniforme saneringen (BUS-melding) opgesteld te worden welke goedgekeurd moet worden door de Omgevingsdienst zijnde het bevoegd gezag in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb).

Door de Omgevingsdienst is een inventarisatie gemaakt van de meest relevante bodemgegevens uit het plangebied. Het gaat hierbij om informatie uit tank-, bodemonderzoek- en verontreinigingsbronnen. De informatie is afkomstig uit de volgende archieven:

  • het bodeminformatiesysteem (BIS/GIS)
  • het historische bedrijvenbestand (Hbb)

Bodeminformatiesysteem

In het plangebied Sassenheim Oost zijn op diverse locaties lichte tot sterke verontreinigingen aangetroffen, waarschijnlijk als gevolg van langdurig gebruik en ophooglagen. Er bevinden zich in het gebied geen zogenaamde spoed locaties of locaties waar binnen een bepaalde termijn saneringen moeten worden uitgevoerd.

Historisch bedrijvenbestand

In het plangebied Sassenheim Oost zijn bedrijven aanwezig geweest die potentieel verdacht zijn op het veroorzaken van bodemverontreiniging. Historisch onderzoek en/ of oriënterend onderzoek moet hier nog worden uitgevoerd. Andere locaties zijn bij bouwwerkzaamheden al wel onderzocht, alleen dermate lang geleden dat aan de uitkomst van die onderzoeken niet meer dan een historische waarde kan worden toegekend. De Omgevingsdienst verwacht niet direct belemmeringen voor het bestemmingsplan, wel zal bij het gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid een bodemonderzoek moeten worden gedaan.

De volledige resultaten van de beoordeling bodem zijn opgenomen in de beoordeling van de milieuaspecten in Bijlage 1.

5.4.3 Conclusie

In het bestemmingsplan worden een aantal ontwikkelingen mogelijk gemaakt door middel van een wijzigingsbevoegdheid. Op voorhand worden er geen belemmeringen verwacht voor het bestemmingsplan. Bij het gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid zal op dat moment een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd, en eventueel maatregelen moeten worden getroffen om de bodem geschikt te maken voor de beoogde functie.

5.5 Archeologie

5.5.1 Kader

Het archeologisch erfgoed wordt binnen Nederland als zeer waardevol beschouwd. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WaMZ) legt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het archeologische erfgoed bij de gemeente. Zo verplicht de WaMZ om bij de vaststelling van een bestemmingsplan of bij afwijking daarvan rekening te houden met in de bodem aanwezige of te verwachten archeologische waarden. De feitelijke bescherming daarvan krijgt gestalte door het opnemen van regels in het bestemmingsplan ten aanzien van de afgifte van omgevingsvergunningen in die gebieden die als archeologisch waardevol zijn aangemerkt.

In de nota "Onder de grond, beleid voor archeologie in Teylingen 2015" is het gemeentelijk archeologiebeleid vastgelegd. Het beleid is gebaseerd op het wettelijk kader en de archeologische verwachtings- en beleidskaart van Teylingen en heeft tot doel om het archeologisch erfgoed te behouden en te beschermen. Voor het nemen van beslissingen is een archeologische verwachtings- en beleidskaart opgesteld. Deze geeft inzicht in de archeologische waarden en verwachtingen in Teylingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2015SAS05009-0401_0014.png"

Afbeelding: Detail uit de archeologische beleidskaart 2015 van Teylingen

5.5.2 Analyse

Volgens de archeologische beleidskaart Teylingen 2015 is in het bestemmingsplangebied sprake van vier verschillende archeologische verwachtingswaarden. Het merendeel maakt hierbij onderdeel uit van categorie 8 (groen): zone met een lage archeologische verwachting. Hierbij geldt, dat archeologisch onderzoek alleen noodzakelijk is bij bodemverstorende activiteiten, als deze dieper reiken dan 30 centimeter beneden maaiveld en een oppervlak beslaan van meer dan 1.000 m2. Daarnaast is sprake van categorie 5 (licht rood) en 6 (geel); dit betreffen zones met een hoge respectievelijk middelhoge verwachting. Archeologisch onderzoek is hier noodzakelijk bij verstoringen dieper dan 30 centimeter beneden maaiveld en een oppervlak groter dan 250 respectievelijk 500 m2. Rondom de Baanbrekersweg is ook nog sprake van categorie 12 (grijs). Dit betreffen gebieden die archeologisch vrijgegeven zijn. Hier is dus geen archeologisch onderzoek benodigd, voorafgaand aan bodemverstorende activiteiten.

Ter bescherming van eventuele aanwezige archeologische resten is in dit bestemmingsplan een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen, met uitzondering van het gebied van categorie 12.

De categorieën zijn daarbinnen gespecificeerd aangeduid:

Categorie 5 is opgenomen in specifieke vorm van waarde - 1,

Categorie 6 is opgenomen in specifieke vorm van waarde - 2,

Categorie 8 is opgenomen in specifieke vorm van waarde - 3.

5.5.3 Conclusie

De van toepassing zijnde archeologisch waardevolle gebieden zijn in kaart gebracht en als dubbelbestemming in dit bestemmingsplan opgenomen. De archeologische waarden zijn hiermee voldoende gewaarborgd.

5.6 Cultuurhistorie

5.6.1 Kader

In 1999 is de Nota Belvedère verschenen. Doel van de nota is de cultuurhistorische identiteit meer richtinggevend te laten zijn voor de inrichting van de ruimte. Deze doelstelling wordt in de nota geconcretiseerd in een breed scala van te ondernemen acties op Rijks-, regionaal- en lokaal niveau. In het kader van de nota is een landsdekkend overzicht gemaakt van de cultuurhistorisch meest waardevol geachte steden en gebieden: de Cultuurhistorische Waardenkaart van Nederland (ook wel Belvedèrekaart genoemd).

De huidige juridische basis voor het omgaan met archeologische waarden is de Monumentenwet uit 1988. In 1998 is het Verdrag van Valletta door de Staten Generaal geratificeerd. Dit verdrag is in de Wet op de archeologische monumentenzorg verankerd, die officieel in werking is getreden op 1 september 2007, ondermeer als wijziging op de Monumentenwet 1988. In het kader van het project 'modernisering monumentenzorg' (MoMo) hebben per 1 januari 2012 enkele wijzigingen in de wet- en regelgeving plaatsgevonden. Voor het bestemmingsplanproces is de wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de belangrijkste: gemeenten dienen in hun bestemmingsplannen rekening te houden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.6.2 Analyse

De afwisselende bebouwing van de Menneweg en de Rusthofflaan staat in een oude lintstructuur en kan daarmee aangemerkt worden als cultuurhistorisch waardevol. De bebouwing langs de Parklaan kent een statig profiel en vormt door met name de ligging langs het park een waardevolle synthese tussen bebouwing en omgeving. Ook aan de boerderij aan de Menneweg kan enige cultuurhistorische waarde worden toegekend. Desondanks zijn in het plangebied geen rijks- en/of gemeentelijke monumenten aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2015SAS05009-0401_0015.jpg"

Afbeelding: Rusthofflaan Menneweg

5.6.3 Conclusie

De van toepassing zijnde cultuurhistorisch waardevolle gebieden zijn in kaart gebracht. Aangezien dit bestemmingsplan overwegend conserverend van aard is, worden deze cultuurhistorisch waardevolle gebieden niet negatief beïnvloed.

5.7 Geluid

5.7.1 Kader

Geluidoverlast kan worden veroorzaakt door industrielawaai, railverkeerslawaai, wegverkeerslawaai en luchtverkeerslawaai van Schiphol. De Wet geluidhinder en de Luchtvaartwet kent grenswaarden voor geluid. Bepaalde geluidgevoelige objecten mogen alleen worden toegelaten als zij geen ontoelaatbare geluidbelasting ondervinden. Daartoe moet op grond van artikel 3.3.1 Besluit ruimtelijke ordening, zones in het bestemmingsplan worden opgenomen rond geluidbronnen. Het bestemmingsplan moet de ligging en de afmetingen van woningen en andere geluidgevoelige gebouwen en van geluidgevoelige terreinen gelegen binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder aangeven.

Als een bepaalde bestemming en/of een bepaalde geluidbron niet in de Wet geluidhinder of Luchtvaartwet is geregeld, moet in het kader van de goede ruimtelijke ordening toch een akoestische afweging gemaakt worden.

De Wet geluidhinder (Wgh) geeft mogelijkheden om een hogere waarde vast te stellen voor wegverkeer, railverkeer en industrielawaai. Op 4 maart 2013 heeft de Omgevingsdienst West-Holland de herziene versie van de “Richtlijnen voor het vaststellen van hogere waarden” vastgesteld (verder: het beleid). Op basis van deze richtlijnen stelt de Omgevingsdienst een maximale hogere waarde van 58 dB voor, voor verkeerslawaai en 63 dB voor railverkeer (beleidswaarde). Voor industrielawaai en Luchtvaartlawaai gelden de wettelijke grenswaarden.

5.7.2 Beoordeling wijzigingsbevoegdheden

In het bestemmingsplan zijn zes wijzigingsbevoegdheden opgenomen, die het oprichten van nieuwe geluidgevoelige objecten (woningen) mogelijk maken.

Door de Omgevingsdienst West-Holland is beoordeeld of deze wijzigings-bevoegdheden haalbaar zijn. Bij het gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid zal gedetailleerd akoestisch onderzoek nodig zijn.

Industrielawaai

Het plangebied ligt niet binnen de geluidszone van een gezoneerd bedrijventerrein.

Dit aspect hoeft daarom niet te worden meegenomen in de beoordeling van het plan.

Luchtverkeerslawaai

Het plangebied is gelegen binnen de 20 Ke-geluidscontour van Schiphol. Het plangebied maakt onderdeel uit van het bebouwd gebied. Hierdoor legt de geluidscontour geen beperkende maatregelen op het plangebied.

De regelgeving met betrekking tot Schiphol wijzigt. Op 24 oktober 2016 is het ontwerpwijzigingsbesluit van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol vanwege externe veiligheid en geluid gepubliceerd in de Staatscourant. Dit besluit treedt naar verwachting in 2017 in werking. In de paragraaf Luchthavenindelingbesluit Schiphol wordt hier nader op ingegaan.

Wegverkeerslawaai en spoorweglawaai

Op grond van de Wgh moet akoestisch onderzoek plaatsvinden als nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk worden gemaakt binnen de geluidzone van onder meer een gezoneerde weg of een spoorweg. Daarnaast wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening gekeken naar de invloed van de 30 km/uur-wegen.

Als niet aan de voorkeurswaarde kan worden voldaan, wordt beoordeeld of een hogere waarde is vast te stellen. Hierbij wordt tevens gekeken naar de cumulatie van de verschillende geluidbronnen.

De locaties liggen binnen de geluidzone van:

WB1   Locatie   weg buitenstedelijk   weg binnenstedelijk   spoorweg  
1   hoek Parklaan-Menneweg   -   Parklaan   Spoorweg  
2   Menneweg 17, 109 ev   A44   Menneweg   Spoorweg  
3   Kagerdreef 51a   A44   -   Spoorweg  
4   Lindenlaan 32   -   -   -  
5   Industriekade ea   -   V. Pallandtlaan   -  
6   Adelborst v Leeuwenlaan   -   Parklaan + V. Pallandtlaan    

Tabel: geluidzone

Voor de A44 geldt een zonebreedte van 400m, voor de overige wegen is deze 200m. De spoorzone van de spoorlijn Leiden - Schiphol is hier 600m breed. Deze is afhankelijk van het vastgestelde geluidproductieplafond (hier max. 69,4 dB).

De volgende figuur geeft de gebieden met wijzigingsbevoegdheid weer:

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2015SAS05009-0401_0016.jpg"

Afbeelding: wijzigingsbevoegdheden

Weg   Grenswaarde[dB]  
Voorkeurswaarde   max beleid   max Wgh  
A44   48   53   53   58*  
Parklaan   48   58   63  
Van Pallandtlaan   48   58   63  
Spoorweg   55   63   68  

Tabel: Geldende grenswaarden

* bij vervangende nieuwbouw (art. 83 lid 7 Wgh)

Beoordeling

Op de berekende geluidbelasting vanwege wegverkeer wordt een aftrek toegepast op grond van art. 110 Wgh.

Indicatieve berekening

De zes wijzigingsgebieden zijn in een rekenmodel ingebracht. De gebouwen die binnen de locaties zijn gelegen zijn daarbij verwijderd. Deze hebben de hoogte 0 m gekregen.

Rekenresultaten

Wegverkeer

In de onderstaande afbeelding de maximaal berekende waarde in dB, per deelgebied per weg weergegeven incl. bovengenoemde aftrek en de gecumuleerde waarde vanwege alle wegen samen (incl. 30 km/uur) excl. aftrek. De geluidbelasting ten gevolge van de 30 km/uur wegen bedraagt respectievelijk 53, 54, 59 en 64 dB inclusief aftrek voor de wijzigingsgebieden 1, 3, 4 en 5.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2015SAS05009-0401_0017.jpg"

Afbeelding:maximaal berekende waarde in dB

(waarde tussen haakjes): formeel niet binnen zone van A44. Roze = hoger dan max. grenswaarde Wgh, lichtblauw= hoger dan max. beleidswaarde, wit =hoger dan voorkeurswaarde en groen = voldoet

Resultaten wegverkeer

Op alle locaties zou de voorkeurswaarde vanwege de A44 worden overschreden, maar er zijn maar twee wijzigingslocaties (2 en 3) die binnen de zone van de A44 vallen. Binnen de wijzigingsgebieden (2 en 3) wordt de maximale grenswaarde ook overschreden en zijn zonder maatregelen geen woningen toelaatbaar. De maatregelen kunnen uit bron- of overdrachtsmaatregelen bestaan, maar die lijken niet realistisch voor alleen deze twee wijzigingsgebieden. Blijft over dat de woningen afgeschermd kunnen worden door een niet-geluidgevoelige functie of door het realiseren van een dove gevel.

Voor de andere wijzigingsgebieden is een overschrijding te verwachten vanwege de Parklaan en/of de Van Pallandtlaan. Deze laatste bestaat uit een 50 en een 80 km/uur-deel. Per wijzigingsgebied moet bekeken worden of specifieke invulling kan leiden tot een lagere gevelbelasting.

De gecumuleerde waarde ligt niet alleen hoog omdat de aftrek niet is toegepast, maar tevens omdat de rand van de wijzigingslocatie (grens van de wijzigingsbevoegdheid) soms vlak langs een 30 km/uur-weg loopt. Deze rand is niet altijd een realistische bouwrand. Die zal in veel gevallen verder van de weg liggen. In de bijlage ''Indicatie geluidberekening'' bij deze beoordeling is per relevante weg een figuur met de gevelbelasting weergegeven (zonder aftrek art. 110g Wgh). De volledige beoordeling is opgenomen in Bijlage 1

Railverkeer

In de onderstaande afbeelding is de geluidbelasting in dB op de rand van de wijzigingsgebieden (WB) of, als er een rooilijn is, op de rooilijn weergegeven. Na de tabel is locatie WB-2 weergegeven. Dit is de locatie met de hoogste geluidbelasting vanwege railverkeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2015SAS05009-0401_0018.jpg"

Afbeelding: geluidbelasting in dB op de rand van de wijzigingsgebieden

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2015SAS05009-0401_0019.jpg"

Afbeelding: geluidbelasting spoorweglawaai op WB 2 op 1,5/5/8 m hoogte

De geluidbelasting blijft op alle wijzigingsgebieden onder de grens waar binnen het beleid nog een hogere waarde voor kan worden vastgesteld.

5.7.3 Beoordeling geluidsbelasting zoutopslag

Het wijzigingsgebied 6 is binnen de invloedssferen van de tijdelijke zoutopslag op het terrein van Parklaan 176 gesitueerd. Door de Omgevingsdienst West-Holland is de geluidbelasting ten gevolge van de zoutopslag ter plaatse van het wijzigingsgebied 6 beoordeelt. Het volledige advies is opgenomen in Bijlage 3.

De mogelijk optredende geluidniveaus ten gevolge van de zoutopslag en bijbehorende activiteiten zijn worstcase berekend. Bij de beoordeling is het algemene belang van het zout strooien meegewogen.

Uit de berekeningen volgt dat er sprake is van hoge geluidniveaus ter plaatse van de ontwikkellocatie ten gevolge van de werkzaamheden ten behoeve van gladheidbestrijding, oftewel zoutstrooiwerkzaamheden. De geluidniveaus van het incidenteel bevoorraden van de opslag voldoen aan het Activiteitenbesluit.

Doordat er al geluidisolerende maatregelen nodig zijn voor de gevel in verband met de geluidbelasting ten gevolge van de Van Pallandtlaan, zullen de geluidniveaus in de woningen al redelijk beperkt worden tot een acceptabel geluidsniveau. Een optredend LAmax geluidsniveau op de gevel resulteert in een binnenniveau LAmax van 46 dB(A) in de nachtperiode. Gezien het algemeen belang en incidenteel optreden hiervan is dit acceptabel.

Het eventueel mogelijk maken van ligplaatsen of woningen in/boven het water nabij de locatie is ongewenst vanuit een goede ruimtelijke ordening. Dit wordt niet mogelijk gemaakt middel de wijzigingsbevoegdheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2015SAS05009-0401_0020.jpg"

Afbeelding: weergave locatie en zoutopslagloods, het paarse gebied betreft wijzigingsgebied 6

5.7.4 Conclusie

Uit een indicatieve berekening ten gevolge van weg- en railverkeer blijkt dat de zes wijzigingsgebieden een hoge geluidsbelasting hebben op de rand van het bouwvlak of bepaalde rooilijn. De belangrijkste bron is erg locatieafhankelijk. Het is noodzakelijk om bij de planinvulling de geluidbelasting prioriteit te geven. Wijzigingsgebieden 2 en 3 zijn niet zonder meer mogelijk. De maximale grenswaarde vanwege de A44 wordt overschreden.

Wijzigingsgebied 3 kan onder voorwaarden nog gerealiseerd worden indien het om vervangende nieuwbouw gaat.

Voor de overige wijzigingsgebieden, met uitzondering van wijzigingsgebied 4, bedraagt de berekende waarde meer dan de maximale waarde die nog, op grond van het vastgestelde beleid, verleend kan worden. Er moet nader naar de invulling van de wijzigings-gebieden gekeken worden ten einde de geluidbelasting zo laag mogelijk te houden. Indien maatregelen redelijkerwijs niet zijn te nemen kan onder voorwaarden een hogere waarde worden vastgesteld. Deze hogere waarde zal bij het wijzigingsplan worden vastgesteld.

Nabij wijzigingsgebied 6 is een zoutopslag gelegen. De geluidsbelasting wordt als acceptabel geacht. Het eventueel mogelijk maken van ligplaatsen of woningen in/boven het water nabij de locatie is ongewenst vanuit een goede ruimtelijke ordening. Dit wordt niet mogelijk gemaakt middel de wijzigingsbevoegdheid.

Bij het gebruik maken van een wijzigingsbevoegdheid zal een gedetailleerde toetsing moeten plaatsvinden. Als gedetailleerdere invulling plaatsvindt, kan gedetailleerder worden getoetst. Geluid kan dus mogelijk een belemmering vormen voor het realiseren van woningen.

5.8 Luchtkwaliteit

5.8.1 Kader

In de Wet milieubeheer (Wm) zijn kwaliteitseisen voor de buitenlucht opgenomen. Hoofdstuk 5 Titel 5.2 ‘Luchtkwaliteitseisen’ wordt kortweg aangeduid als de Wet luchtkwaliteit. Het doel van de wet is om mens en milieubescherming te bieden tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Voor de gezondheid van de mens is een goede luchtkwaliteit van groot belang. Daarom zijn in bijlage 2 van de Wet milieubeheer grenswaarden opgenomen voor een aantal stoffen die als verontreiniging in de lucht voorkomen. In de praktijk richt de aandacht zich vooral op de stoffen stikstofdioxide en fijn stof (PM10 en PM2,5). Van deze stoffen komen in Nederland concentraties voor die in de buurt van de grenswaarde liggen. De overige stoffen die in bijlage 2 zijn genoemd liggen over het algemeen ver onder de grenswaarden.


Vanaf 1 januari 2015 geldt er een grenswaarde voor een kleinere fractie van fijn stof namelijk PM2,5. De grenswaarde voor PM2,5  bedraagt 25 µg/m3. Gezien het grote verschil tussen de grenswaarde en de achtergrondconcentratie zullen overschrijdingen van deze grenswaarde niet vaak voorkomen. De achtergrondconcentraties langs de gemeentelijke wegen onder de 20 µg/m3 . Het blijkt dat als de grenswaarde voor PM10  niet wordt overschreden, er geen overschrijding van de grenswaarde voor PM2,5  zal zijn.

Besluit en regeling 'niet in betekenende mate'

De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het slechts in geringe mate, ofwel niet in betekenende mate (NIBM), leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een verslechtering van maximaal 3% van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit.

Het Besluit en de Regeling 'niet in betekenende mate' bevat criteria waarmee kan worden bepaald of een bepaald project wel of niet als 'in betekenende mate' moet worden beschouwd.

NIBM-projecten kunnen - juridisch gezien - zonder toetsing aan de grenswaarden voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moet wel worden bekeken of het realiseren van het plan met betrekking tot de luchtkwaliteit op die locatie gewenst is. Daarbij speelt de mate van blootstelling aan de luchtverontreiniging een rol. Ook de gevoeligheid van bepaalde groepen mensen voor luchtverontreiniging kan daarbij worden afgewogen. Hierbij gaat het niet alleen om de toekomstige gebruikers van de locatie maar ook om de personen in de omgeving daarvan, bijvoorbeeld om de bewoners en/of kinderen in een school/kinderdagverblijf aan de gebiedsontsluitende wegen.

Op grond van Artikel 74 van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit worden concentraties vastgesteld vanaf de grens van het terrein van de betreffende inrichting. Op 19 december 2008 is een wijziging van deze regeling in werking getreden. Met deze wijziging werd het 'toepasbaarheidsbeginsel' geïntroduceerd. Dit beginsel geeft aan op welke plaatsen de luchtkwaliteitseisen toegepast moeten worden. Dit wil zeggen dat

  • Geen beoordeling van de luchtkwaliteit plaatsvindt op plaatsen waar het publiek geen toegang heeft en waar geen bewoning is.
  • Geen beoordeling van de luchtkwaliteit plaatsvindt op bedrijfsterreinen of terreinen van industriële inrichtingen (hier gelden de ARBO regels). Dit omvat mede de (eigen) bedrijfswoning. Uitzondering: publiek toegankelijke plaatsen; deze worden wel beoordeeld (hierbij speelt het zogenaamde blootstellingscriterium een rol). Toetsing vindt plaats vanaf de grens van de inrichting of bedrijfsterrein.
  • Geen beoordeling van de luchtkwaliteit op de rijbaan van wegen, en op de middenberm van wegen, tenzij voetgangers normaliter toegang hebben tot de middenberm.

5.8.2 Beoordeling wijzigingsbevoegdheden

Alle wijzigingsbevoegdheden hebben betrekking op het wijzigen naar woondoeleinden. Wijzigingsbevoegdheid 5 heeft betrekking op een renovatieproject, waarbij bestaande woningen worden vervangen door nieuwe woningen.

Het totaal aantal te ontwikkelen woningen is maximaal 152. Voor de toetsing aan de luchtkwaliteitsnormen kan gebruik gemaakt worden van de Regeling ‘niet in betekenende mate’ (NIBM). In voorschrift 3A.2 worden woningbouwlocaties als NIBM-locatie aangewezen als het project bij één ontsluitingsweg niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvat. Dat is hier het geval. Er hoeft daarom niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en PM10.

Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening dient wel afgewogen te worden of het aanvaardbaar is om het project op deze locatie te realiseren.

Om inzicht te geven in de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging als gevolg van het plan kunnen de concentraties uit de digitale monitoringstool, die behoort bij het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) worden gebruikt

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2015SAS05009-0401_0021.jpg"

Afbeelding: Uitsnede kaart monitoring NSL

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2015SAS05009-0401_0022.jpg"

Afbeelding: Resultaten Monitoring NSL (2015) jaargemiddelde concentraties.

Uit deze tabel blijkt dat de concentraties ruim onder wettelijke grenswaarden liggen. Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het hiermee aanvaardbaar om de woningen op deze locaties te realiseren. Voor het conserverende deel van het bestemmingsplan zijn de concentraties in de tabel vergelijkbaar .

In de regionale ambitie is vastgelegd dat de luchtkwaliteit in woongebieden minstens 10 % beter moet zijn dan de wettelijke grenswaarde. Op de locaties met een wijzigingsbevoegdheid wordt overal aan deze ambitie voldaan.

Voor het gehele bestemmingsplangebied geldt dat wordt voldaan aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer en de ambitie uit het beleid.

De volledige resultaten van de beoordeling luchtkwaliteit zijn opgenomen in de beoordeling van de milieuaspecten in Bijlage 1 en Bijlage 5.

5.8.3 Conclusie

Het plan voldoet aan de Wet milieubeheer, onderdeel luchtkwaliteitseisen. Hierdoor zijn er geen belemmeringen voor de wijzigingsgebieden met betrekking tot de luchtkwaliteit. Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het, gelet op de luchtkwaliteit, aanvaardbaar om de woningen binnen de wijzigingsgebieden te realiseren.

5.9 Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB)

5.9.1 Kader

In het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 15 oktober 2015, Stb. 2015, 389) worden beperkingen gesteld aan het ruimtegebruik rond de luchthaven. Deze regels moeten door gemeenten in acht worden genomen bij bestemmingsplannen en bij omgevingsvergunningen.

5.9.2 Beoordeling

In het Lib zijn twee gebieden vastgesteld: het luchthavengebied en het beperkingengebied.

Het luchthavengebied geeft de begrenzing aan van het terrein van de luchthaven en is niet relevant voor dit plan.

Op dit moment wordt gewerkt aan een herziening van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol. Deze wijzigingen hebben geen gevolgen voor het plangebied.

Het beperkingengebied geeft het gebied aan waarbinnen beperkingen aan de bebouwing gesteld worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2015SAS05009-0401_0023.jpg"

Afbeelding: uitsnede beperkingengebied LIB

Het plangebied valt niet binnen een beperkingengebied uit het geldende LIB.

20 Ke-contour Schiphol

Binnen de aangeduide 20-Ke contour van Schiphol mag buiten bestaand bebouwd/ stedelijk gebied niet worden gebouwd. Deze 20-Ke-contour is ook opgenomen in de Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland (actualisatie 2016).

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2015SAS05009-0401_0024.jpg"

Afbeelding: Uitsnede kaart 20 Ke-contour Schiphol Verordening ruimte 2016

Uitzondering hierop vormt onder andere kleinschalige woningbouw in aansluiting op en ter afronding van bestaand stads- en dorpsgebied, de toevoeging van ten hoogste enkele woningen in reeds aanwezige lintbebouwing en woningen volgens het principe ruimte voor ruimte, waarbij de ruimtelijke kwaliteit wordt verbeterd door de sloop van overtollige bebouwing en kassen. Herstructurering en intensivering in bestaand bebouwd/stedelijk gebied zijn binnen de 20 Ke-contour dus wel mogelijk.

De ontwikkelingslocaties liggen binnen bestaand stedelijk gebied. De 20 Ke-zone vormt geen belemmering voor het plan.

Wel moeten toekomstige bewoners van de woningbouwontwikkeling rekening houden met mogelijke geluidsoverlast in verband met de ligging binnen die 20 Ke-contour van Schiphol.

Wijziging Luchthavenindelingbesluit

Op dit moment wordt gewerkt aan een herziening van het Luchthavenindelingbesluit

Schiphol. Het ontwerpbesluit is op 24 oktober 2016 gepubliceerd (Staatscourant 2016 nr. 55748). Het LIB wordt als volgt gewijzigd:

  • en eerste wordt een afwegingsgebied voor externe veiligheid en geluid in het LIB opgenomen (nu bekend als het '20 Ke-gebied'). In dit gebied mogen gemeenten op basis van een eigen integrale afweging omgevingsvergunningen afgeven voor de bouw van nieuwe woningen binnen het bestaand stedelijk gebied. Buiten het bestaand stedelijk gebied blijven nieuwe woningbouwlocaties niet toegestaan.
  • Ten tweede worden de ruimtelijke regels over externe veiligheid en geluidhinder verduidelijkt en vereenvoudigd. Met deze wijzigingen krijgen gemeenten meer eigen afwegingsruimte en verantwoordelijkheid voor ruimtelijke ontwikkelingen. Dit mede naar aanleiding van knelpunten bij gemeenten in verband met de lokale leefbaarheid.

Het beperkingengebied zoals opgenomen in bijlage 2 wordt op enkele punten gewijzigd. Deze wijzigingen hebben geen gevolgen voor het plangebied.

Beoordeling

Het plangebied ligt binnen het beperkingengebied Schiphol zoals aangegeven in bijlage 2 van het ontwerp besluit LIB.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2015SAS05009-0401_0025.jpg"

Afbeelding: beperkingengebied Lib

In bijlage 3 bij het ontwerp-LIB wordt op de kaart aangegeven in welk gebied er beperkingen voor bebouwing gelden. Het plangebied is niet gelegen binnen een sloopgebied zoals aangegeven op de kaart bijlage 3 met nummer 1 en 2. Ook is het plangebied niet gelegen binnen beperkingen gebied voor kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (kaart in bijlage 3 met nummer 3) en niet binnen het beperkingengebied voor geluidsgevoelige objecten (kaart bijlage 3 met nummer 4).

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2015SAS05009-0401_0026.jpg"

Afbeelding: beperkingengebied bebouwing

Het plangebied ligt binnen het afwegingsgebied voor geluid en externe veiligheid zoals aangegeven op de kaart in bijlage 3 (nummer 5) van het ontwerp-LIB.

In artikel 2.2.1d van het ontwerpbesluit LIB is bepaald dat:

  • 1. Op de gronden die op de kaart in bijlage 3 bij dit besluit met nummer 5 zijn aangewezen, zijn buiten bestaand stedelijk gebied geen nieuwe woningbouwlocaties toegestaan.
  • 2. Voor de gronden die op de kaart in bijlage 3 bij dit besluit met nummer 5 zijn aangewezen, motiveren gemeenten in de toelichting op het bestemmingsplan of in de onderbouwing van de omgevingsvergunning de wijze waarop rekening is gehouden met de mogelijke gevolgen van een vliegtuigongeval met meerdere slachtoffers op de grond als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen.

De voorgenomen ontwikkelingen zijn gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. Artikel 2.2.1d onder 1 is niet van toepassing. Afhankelijk van de planning van het bestemmingsplan en de vaststelling van het LIB moet in de toelichting van het bestemmingsplan worden gemotiveerd op welke wijze rekening is gehouden met de mogelijke gevolgen van een van een vliegtuigongeval met meerdere slachtoffers op de grond als gevolg van de in het plan opgenomen ruimtelijke ontwikkelingen.

5.10 Flora en fauna

5.10.1 Kader

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan de natuurbeschermingswetgeving en beleid. Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. In de wet wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Met deze wet zijn de Europese Vogelrichtlijn en de Europese Habitatrichtlijn verankerd in de nationale wetgeving.

Naast de wetgeving bestaat er ook provinciaal ecologisch beleid waarmee bepaalde gebieden en landschapselementen worden beschermd, zoals de Ecologische Hoofdstructuur en het weidevogelgebied. Tevens worden op basis van provinciaal beleid bepaalde soorten vrijgesteld van bescherming.

Formeel moeten alle ruimtelijke aspecten vooraf in beeld zijn gebracht alvorens in te stemmen met een ruimtelijk plan (artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening). Dit houdt in dat vooraf duidelijk moet zijn of, onder meer op het gebied van flora en fauna, er planologische belemmeringen zijn te verwachten en zo ja of de belemmering door "mitigatie" kan worden weggenomen en/of ontheffing kan worden verkregen. De planning van de activiteiten in de wijzigingsgebieden is van belang voor de uit te voeren ecologische onderzoeken. Dit omdat de betreffende onderzoeken, maar ook een eventuele ontheffing van de Wet natuurbescherming, een beperkte houdbaarheid hebben. Een ecologische quickscan heeft een houdbaarheid van 5 jaar, een soortgericht onderzoek 3 jaar en een ontheffing 3-5 jaar.

Door middel van een bureauonderzoek wordt inzicht gegeven op de planologische haalbaarheid van het bestemmingsplan.

5.10.2 Beoordeling wijzigingsbevoegdheden

De resultaten van de beoordeling Flora en Fauna zijn opgenomen in de volledige beoordeling van de milieuaspecten in Bijlage 1.

Soortenbescherming

Bureauonderzoek

Het onderzoek naar flora en fauna in het plangebied is uitgevoerd door middel van een bureaustudie (verder: het bureauonderzoek). Er is gebruik gemaakt van expert kennis, luchtfoto’s, de “nota van uitgangspunten voor het opstellen bestemmingsplan Sassenheim Oost” en vrij beschikbare verspreidingsgegevens om in te schatten of effecten kunnen optreden op beschermde soorten. Vanwege de looptijd van het bestemmingsplan (10 jaar) zijn nog geen soortgerichte veldonderzoeken uitgevoerd. In dit bureauonderzoek is per soortgroep welke veldonderzoeken nodig zijn en of dit de haalbaarheid van het bestemmingsplan beïnvloed. Daarbij wordt onderscheid in wijzigingsgebieden gemaakt waar dat relevant is.

Vogels

Voor stedelijke soorten geldt dat deze kunnen voorkomen in de wijzigingsgebieden en dat bij de sloop-, bouw- en/of aanlegwerkzaamheden en eventuele kap van bomen rekening moet worden gehouden met broedende vogels tijdens het broedseizoen. Soorten met een jaarrond beschermd nest die in het plangebied kunnen voorkomen zijn huismus en gierzwaluw. Deze soorten zijn in 4 van de 6 wijzigingsgebieden (2, 3, 5 en 6) zijn te verwachten. Met een veldbezoek moeten de uitkomsten van het bureauonderzoek nader worden onderzocht.

Als gebouwen worden gesloopt, gerenoveerd of groenstructuren verwijderd worden (met name struwelen, hagen zijn geschikt voor de huismus) moet de geschiktheid van het plangebied voor huismus en gierzwaluw in het veld beoordeeld worden.

De mogelijke aanwezigheid van beschermde vogels kan invloed hebben op de haalbaarheid van de individuele wijzigingsgebieden Als er maatregelen kunnen worden genomen of een ontheffing kan worden aangevraagd en kan worden verkregen, hebben beschermde vogels geen invloed op de haalbaarheid van het bestemmingsplan als geheel

Grondgebonden zoogdieren

Beschermde grondgebonden zoogdieren zoals egel, bunzing en algemene muizensoorten kunnen mogelijk op de wijzigingslocaties worden verwacht. In de Wet Natuurbescherming geldt vanaf 1 januari 2017 voor deze soorten een vrijstellingsregeling voor ruimtelijke ontwikkelingen en beheer en onderhoud. De zorgplicht blijft wel gelden.

Vleermuizen

Beschermde vleermuizen kunnen wel in het huidige plangebied aanwezig zijn. Verschillende soorten en functies zijn te verwachten. De gewone- en ruige dwergvleermuis, laatvlieger en rosse vleermuis en mogelijk de watervleermuis en meervleermuis kunnen gezien het habitat en de verspreiding binnen Nederland in de wijzigingsgebieden 1, 2, 3, 5 en 6 worden verwacht. De verschillende wijzigingsgebieden kunnen worden gebruikt als verblijfplaats (zomer-, winter-, paar- en kraamverblijfplaats), vliegroutes en foerageergebieden. Met een veldbezoek moeten de uitkomsten van het bureauonderzoek nader worden onderzocht, met dien verstande dat voor wijzigingsgebied 5 op voorhand al kan worden gesteld dat een soortgericht onderzoek moet worden uitgevoerd. Naar gelang de bevindingen van het veldbezoek kan een nader soortgericht onderzoek en een ontheffing noodzakelijk zijn.


De geschiktheid van de verschillende wijzigingsgebieden voor vleermuizen moet daarom tijdig worden onderzocht. Naar gelang de resultaten kan een ontheffing met mitigatieplan kan noodzakelijk zijn. Er kunnen maatregelen worden genomen of er kan een ontheffing worden aangevraagd. Omdat het aannemelijk is dat maatregelen kunnen worden genomen of een ontheffing kan worden verkregen, hebben vleermuizen geen invloed op de haalbaarheid van het bestemmingsplan als geheel. Wel moet in het bestemmingsplan voldoende financiële ruimte en tijd worden gereserveerd om goed om te kunnen gaan met eventueel aanwezige verblijfplaatsen.

Vissen

Beschermde soorten vissen worden niet in het plangebied verwacht. Wel moet rekening worden gehouden met de zorgplicht die ook voor meer algemene vissoorten geldt. Alleen in wijzigingsgebieden 5 en 6 vinden activiteiten plaats in of in de directe nabijheid van water. Op voorhand is niet duidelijk of in wijzigingsgebieden 5 en 6 daadwerkelijk activiteiten gaan plaats vinden in het water. Omdat er goede mitigatiemaatregelen bestaan wordt de haalbaarheid van het plan niet beïnvloed door de aanwezigheid van beschermde soorten vissen.

Reptielen, amfibieën, vlinders, libellen, beschermde ongewervelden en vaatplanten

Voor deze soortgroepen ontbreekt geschikt habitat waardoor effecten op beschermde soorten uit deze soortgroepen met zekerheid kunnen worden uitgesloten. Ook in de toekomst worden deze soorten niet verwacht. Door de sterk stedelijke ligging zijn de wijzigingsgebieden niet bereikbaar voor de rugstreeppad.

Conclusie soortenbescherming

Voor wat betreft de Wet natuurbescherming (voorheen Flora- en faunawet) kan worden geconcludeerd dat enkele beschermde soorten kunnen voorkomen binnen het plangebied.

  • Voor wijzigingsgebied 4 geldt dat er geen beschermde soorten zijn te verwachten. Een planologische belemmering wordt niet verwacht.
  • Voor wijzigingsgebieden 2, 3, 5 en 6 geldt dat er beschermde soorten broedvogels zijn te verwachten. Hiervoor moet met een veldbezoek de geschiktheid van de wijzigingsgebieden voor broedvogels nader worden bepaald.
  • Voor alle wijzigingsgebieden, met uitzondering van wijzigingsgebied 4 geldt dat er beschermde soorten vleermuizen zijn te verwachten. Hiervoor moet met een veldbezoek de geschiktheid van deze wijzigingsgebieden voor vleermuizen worden bepaald.
  • Voor wijzigingsgebied 5 is op voorhand al te verwachten dat een soortgericht onderzoek ten behoeve van vleermuizen en vogels moet worden uitgevoerd.

Op dit moment is voor alle wijzigingsgebieden niet duidelijk wanneer de ontwikkelingen gaan plaatsvinden. Indien voor beschermde vogels en vleermuizen nader onderzoek naar het voorkomen moet worden uitgevoerd, dient dit te gebeuren in een specifieke periode in het jaar. Hiermee moet tijdig gestart worden, circa een jaar voorafgaand aan de sloop/bouw/aanleg werkzaamheden. Als blijkt dat een ontheffing moet worden aangevraagd en dat mitigerende maatregelen moeten worden getroffen, dient inclusief de vervolg onderzoeken ongeveer 2 jaar (of 3 jaar) voor de geplande ontwikkeling te worden bekeken of beschermde soorten aanwezig kunnen zijn.

De wijzigingsbevoegdheden bieden voldoende flexibiliteit in invulling. Bij de voorbereiding van de ontwikkelingen zullen voldoende financiële ruimte en tijd worden gereserveerd om goed om te kunnen gaan met eventueel aanwezige verblijfplaatsen en andere onderdelen van het leefgebied van beschermde soorten.

Overigens zal op basis van de zorgplicht genoemd in de Wet natuurbescherming bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht worden genomen voor de in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat bij uitvoeren van werkzaamheden altijd rekening wordt gehouden met de aanwezige planten en dieren.

Gebiedsbescherming

Voor gebiedsbescherming geldt dat voorafgaand aan het vaststellen van het bestemmingsplan, duidelijk moet zijn of het aspect gebiedsbescherming een belemmering oplevert. Hoewel de verschillende wijzigingsgebieden zijn gelegen op 6 km of meer van het dichtstbij gelegen Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid en de wijzigingsgebieden niet zijn gelegen in provinciale beschermde gebieden, moet de afwezigheid van effecten wel onderbouwd worden in het bestemmingsplan. Hiertoe is een kort bureauonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek geeft inzicht op de ligging van de wijzigingsgebieden ten opzichte van beschermde gebieden en dus op de planologische haalbaarheid van het bestemmingsplan.

Bureauonderzoek

Voor wat betreft het Natuurnetwerk Nederland (NNN: voorheen Ecologische hoofdstructuur EHS) kan worden gesteld, dat de 6 wijzigingsgebieden niet zijn gelegen in een gebied wat is aangewezen als ecologische verbindingszone. Dit geldt overigens ook voor belangrijke weidevogelgebieden en gebieden die zijn aangewezen als “strategische reservering natuur”. Daarnaast zijn binnen de 6 wijzigingsgebieden geen karakteristieke landschapselementen aanwezig. Op dit punt zijn geen planologische belemmeringen te verwachten.

Voor wat betreft Natura 2000 kan worden gesteld dat de 6 wijzigingsgebieden niet zijn gelegen in een Natura2000-gebied. Mogelijk hebben de ontwikkelingen per wijzigingsgebied nog negatieve effecten op het dichtstbij gelegen Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid. Gelet op de aard van de planontwikkelingen binnen de 6 wijzigingsgebieden en de afstanden van de wijzigingsgebieden tot het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid, is de verwachting dat hier geen sprake zal zijn van een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelen van het betreffende Natura 2000-gebied. In Aerius Calculator is een indicatieve stikstofberekening gemaakt waarbij alle 6 de wijzigingsgebieden zijn ingevoerd.

Uit de berekening blijkt weliswaar dat de stikstofdepositie zal toenemen met maximaal 0,06 mol/hectare/jaar. Echter, er mag worden uitgegaan dat de werkelijke depositie lager zal zijn (lager dan 0,05 mol). Omdat woningbouw geen meldingsplichtige activiteit is en de ondergrens van 0,05 mol niet wordt overschreden, indien rekening wordt gehouden met het bestaand gebruik, is de conclusie gerechtvaardigd dat de wijzigingsgebieden geen significante negatieve effecten zullen veroorzaken op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid.

Tevens zijn geen van de wijzigingsgebieden gelegen in een gebied dat is beschermd op grond van provinciaal beleid, karakteristieke landschapselementen zijn niet aanwezig in de diverse wijzigingsgebieden. Een planologische belemmering wordt dan ook niet verwacht. Een nader onderzoek is niet noodzakelijk.

5.10.3 Conclusie

Vanuit gebiedsbescherming is er geen belemmering voor het plan. Voor soortenbescherming geldt dat er op de Vanuit gebiedsbescherming is er geen belemmering voor het plan. Voor soortenbescherming geldt dat er op de wijzigingslocaties, met uitzondering van wijzigingslocatie 4, beschermde soorten worden verwacht. Voordat het bevoegd gezag medewerking verleend aan de wijzigingsbevoegdheid zal dan ook een flora- en faunaonderzoek moeten worden uitgevoerd en moet duidelijk zijn dat er maatregelen worden genomen ter voorkoming van negatieve gevolgen voor beschermde soorten en/of een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming is verleend. Dit moet worden geborgd in de wijzigingsregels.

5.11 Water

Bij elk besluit binnen de ruimtelijke ordening is de betrokkenheid van de waterbeheerder van groot belang. Met het uitvoeren van de zogenaamde ‘watertoets’ wordt de waterbeheerder actief bij ruimtelijke besluitvormingsprocessen betrokken en krijgt water een duidelijke plek binnen de ruimtelijke ordening.

Het plangebied is gelegen in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, dat zowel de kwantiteit als de kwaliteit van het oppervlaktewater beheert, alsmede ook de aanwezige waterkeringen.

5.11.1 Kader

Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water (KRW) omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebieds-beheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven; ook de ecologische ambities worden op dit niveau geregeld.

Nationaal beleid

Het Rijksbeleid is in diverse nota's vastgelegd. Het meest directe beleidsplan is het Nationaal Waterplan. Dit plan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van het wetsvoorstel Waterwet en beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de KRW. Daarnaast bevat het een eerste beleidsmatige uitwerking op het advies van de Deltacommissie.

Provinciaal beleid

Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010 – 2015. Dit waterplan is op 11 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Provinciaal Waterplan beschrijft op hoofdlijnen wat de provincie in de periode tot 2015 samen met haar waterpartners wil bereiken. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:

  • 1. Waarborgen waterveiligheid.
  • 2. Zorgen voor mooi en schoon water.
  • 3. Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening.
  • 4. Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.

In het plan zijn deze opgaven verder uitgewerkt in 19 thema’s én voor drie gebieden, in samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven.

Regionaal beleid

Het hoogheemraadschap heeft zijn beleid vastgelegd in het Waterbeheerplan 5: "Waardevol Water" (WBP5), dat op 9 maart 2016 door het algemeen bestuur is vastgesteld. In het WBP5 staat samen werken met de omgeving aan water centraal. Rijnland wil samen met zijn omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. In het document worden vier hoofddoelen onderscheiden:

  • 1. waterveiligheid: bescherming tegen overstromingen vanuit zee en de rivieren;
  • 2. voldoende water: er is voldoende water aanwezig, passend bij het gebruik;
  • 3. schoon en gezond water, zodat mens, natuur en economie hier optimaal gebruik van kan maken;
  • 4. waterketen: het afvalwater wordt optimaal gezuiverd en de grondstoffen hergebruikt.

Met de keur en bijbehorende uitwerkingsregels kan het hoogheemraadschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder uitvoeren. De Keur geeft regels voor het gebruik van of het uitvoeren van activiteiten op het gebied van waterkeringen, watergangen en andere waterstaatswerken. Daarnaast zijn aan de keur bepalingen toegevoegd voor het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem.

5.11.2 Analyse

Het plangebied valt binnen de Floris Schouten Vrouwenpolder en behoort tot het peilgebied 3.19.1.2. Het plangebied watert, door middel van een stuw, af richting het zuiden naar peilgebied 3.19.1.1, waar het overschot aan water via een vijzelgemaal afgewaterd wordt op het boezemwater. Het plangebied is met een duiker verbonden met peilgebied 3.19.1.3, dat gelegen is ten oosten van het plangebied, achter de Sassenheimervaart. De grondwaterstroming vindt plaats in zuidelijke richting, naar de Kooipolder en de Kagerplassen.

In het plangebied van dit bestemmingsplan zijn twee waterkeringen aanwezig, namelijk de kade van de Zandsloot en een waterkering ter plaatse van de Adelborst van Leeuwenlaan behorende bij de Sassenheimervaart. Voor deze waterkeringen (alsook de bijbehorende beschermingszones) is een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen.

In het plangebied bevinden zich diverse oppervlaktewateren, die voornamelijk behoren tot het polderwater. Echter zijn ook enkele wateren aanwezig, die onderdeel uit maken van het boezemwater. Het betreft hier onder andere de Zandsloot en haar zijtakken. Het oppervlaktewater heeft een belangrijke functie in de ontwatering van het plangebied. Daarnaast heeft het water een recreatieve functie en een ecologische functie. De aanwezige watergangen zijn voorzien van een passende bestemming.

In het plangebied is voornamelijk sprake van een gemengd rioolstelsel. Dit betekent, dat het relatief schone hemelwater tegelijkertijd met het afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolzuiveringsinstallatie. Op enkele plekken is sprake van een gemengd rioolstelsel, bijvoorbeeld in het Mennepark.

Binnen het bestemmingsplan worden geen directe nieuwe bouwontwikkelingen mogelijk gemaakt. Hierdoor vinden geen veranderingen in de waterhuishouding plaats. Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden, die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen, moet onderzoek gedaan worden naar de invloed op de waterhuishouding en moet daarnaast rekening worden gehouden met mogelijke compensatie. Immers is pas op dat moment duidelijk wat de herontwikkeling inhoud.

5.11.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt, dat het aspect water geen belemmering oplevert voor dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wro stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In het tweede lid van artikel 6.12 Wro is aangegeven dat onder andere van het opstellen van een exploitatieplan kan worden afgezien wanneer het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd.

Met onderhavig bestemmingsplan worden geen aangewezen bouwplannen door middel van rechtstreeks bouwrecht mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan biedt immers een consoliderende planologische regeling voor reeds bestaande functies en gebruik. Zodoende hoeft geen exploitatieplan te worden opgesteld en is aannemelijk dat het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de voor de gemeente vaste overleginstanties. Eventuele reacties naar aanleiding van het wettelijk vooroverleg worden betrokken bij het opstellen van het ontwerpbestemmingsplan.

Daarnaast wordt het voorontwerpbestemmingsplan overeenkomstig de gemeentelijke inspraakverordening ter inzage worden gelegd en worden vrijgegeven voor inspraak. Daarna doorloopt het plan de procedure van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening doorlopen. Met het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan start de formele bestemmingsplanprocedure. Een ieder krijgt dan de gelegenheid op het ontwerpbestemmingsplan een zienswijze in te dienen. De zienswijzen worden betrokken bij de vaststelling van het bestemmingsplan. Zodoende is het aannemelijk dat het bestemmingsplan maatschappelijk uitvoerbaar is.