direct naar inhoud van 5.3. Externe veiligheid
Plan: Uitbreiding J.G. van der Mey Group Vleeswarenbedrijven e.o.
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1525.BP2009TEY02001-0201

5.3. Externe veiligheid

Normstelling en beleid

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

Plaatsgebonden risico en groepsrisico

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken6 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Risicovolle inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Met het besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten 7. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR (zie hieronder) geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In augustus 2004 is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen in de Staatscourant gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde.

Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht8. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Onderzoek

Risicovolle inrichtingen

Aan de Anton Philipsweg 20 op circa 190 m van de geplande bedrijfsuitbreiding is Wesseling Transportbedrijf gevestigd. Bij dit bedrijf worden op beperkte schaal gevaarlijke stoffen opgeslagen (opslagruimte CPR 15-2). Uit informatie van de Provinciale Risicokaart blijkt dat hierop een PR 10-6-contour van 20 m van toepassing is. Deze contour reikt niet tot het plangebied. Zodoende wordt aan de normstelling voor het PR voldaan.

Uit informatie van de Milieudienst West-Holland blijkt voorts dat het invloedsgebied van het bedrijf Wesseling tot circa 350 m buiten de inrichting reikt. De beoogde ontwikkeling is daarmee binnen het invloedsgebied gelegen en leidt tot een verhoging van de personendichtheid binnen het invloedsgebied. Zodoende dient een verantwoording van het GR plaats te vinden, zie bijlage 3.

Gezien de geringe toename van het aantal werknemers en de oppervlakte van de bedrijfsvoering wordt geconstateerd dat het gaat om een zeer beperkte toename van het GR. Nadere kwantificering van het GR wordt derhalve niet nuttig geacht.

Het bedrijf AKZO Nobel is gevestigd op een afstand van meer dan 1 km. Voor dit bedrijf is door DHV een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) gemaakt9. Uit de risicoanalyse die voor deze inrichting is gemaakt blijkt dat de PR 10-6-contour van de inrichting niet tot het plangebied reikt. Uit het door DHV gebruikte Veiligheidsrapport van AKZO Nobel (18 juni 2008) blijkt dat het invloedsgebied tot circa 700 m afstand van de inrichting reikt. Zodoende kan worden geconcludeerd dat het bedrijf AKZO Nobel geen gevolgen heeft voor de ontwikkeling van het plangebied.

Op het terrein van het bedrijf van der Mey vindt beperkt opslag van ammoniak plaats. Voor deze opslag geldt een PR 10-6-contour van 6 m. Ter plaatse van de uitbreiding van het bedrijf komt een tweede opslag voor ammoniak waarvoor teven een PR 10-6-contour van 6 m geldt. Er geldt voor deze twee opslaglocaties geen relevant invloedsgebied.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Over de A44 worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Ook de A44 is meegenomen in de kwantitatieve risicoanalyse van DHV. Uit een berekening blijkt dat de 10-6-contour niet buiten de weg is gelegen. De 10-8-contour, indicator voor het invloedsgebied van het GR, ligt op 167 m van de weg. Het plangebied ligt op circa 230 m van de weg. Zodoende kan worden gesteld dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A44 geen gevolgen heeft voor de beoogde ontwikkelingen. Op grond van de Circulaire Vervoer van Gevaarlijke Stoffen wordt op een afstand van meer dan 200 m van het tracé overigens geen beperking aan het ruimtegebruik gesteld.

Conclusie

Ten opzichte van alle aanwezige risicobronnen wordt voldaan aan de norm voor het PR. Het plangebied is binnen het invloedsgebied van Wesseling Transportbedrijf gelegen. De geringe toename van GR is acceptabel. De beoogde ontwikkelingen leveren geen relevante bijdrage aan het GR. Zodoende staat het aspect externe veiligheid de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.