Plan: | Multatulihof ong. Gendringen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1509.BP000067-DE01 |
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien de beleidsvelden naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling dient onderzocht te worden welke milieu aspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals wonen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat de bodemkwaliteit geschikt moet zijn voor de beoogde functie. In juni 2005 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is in bijlage 4 van dit bestemmingsplan opgenomen.
Uit het verkennend onderzoek blijkt dat zintuiglijk geen afwijkingen zijn waargenomen. Op basis van de analyseresultaten van de grondmonsters wordt geconcludeerd dat in de grond geen van de onderzochte stoffen in een concentratie voorkomen die boven de streefwaarde ligt.
Het grondwater is licht verontreinigd met chroom. Het is niet aannemelijk dat de geconstateerde verontreiniging van het grondwater risico's voor de volksgezondheid met zich meebrengt. Deze verontreiniging is vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmering.
Het beleid op het gebied van de externe veiligheid heeft als doel zowel individuele als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Daarbij kan het gaan om ongevallen die te maken hebben met een stationaire bron (zoals propaanopslag) of bedrijven die gevaarlijke stoffen opslaan (zoals ammoniak) maar ook om een ongeval veroorzaakt door het transport van gevaarlijke stoffen.
Het externe veiligheidsbeleid voor inrichtingen heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Op grond van deze benadering worden in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) grenzen gesteld aan de risico’s, waarbij gelet wordt op de kwetsbaarheid van functies in de omgeving. De risico’s worden daarbij in twee maten gemeten: een plaatsgebonden risico (voor individuen) en een groepsrisico (voor groepen mensen).
Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een harde grenswaarde van 10-6. Voor sommige bedrijven - bijvoorbeeld LPG-stations - zijn in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) vaste afstanden tot gevoelige functies vastgelegd. Ten aanzien van het groepsrisico zijn geen grenswaarden vastgesteld, maar gelden richtwaarden gekoppeld aan een verantwoordingsplicht.
Het bestemmingsplan dient bij de bestemmingskeuzen rekening te houden met de grenswaarden, richtwaarden en afstanden uit het Bevi. Concreet betekent dit dat nieuwvestiging van risicovolle inrichtingen wordt uitgesloten. Voor de bestaande risicovolle inrichtingen geldt als uitgangspunt dat deze planologisch worden vastgelegd in hun huidige omvang.
Een overzicht van de locaties van de inrichtingen in Oude IJsselstreek die onder de werking van het Bevi en de Revi vallen of waar gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen is weergegeven op de Risicokaart provincie Gelderland.
Ten noordwesten van de planlocatie buiten dit bestemmingsplan ligt een LPG-tankstation met een vergunde doorzet van maximaal 500 m3 per jaar. In dat geval ligt de zogenaamde grenswaardecontour van het plaatsgebonden risico (de 10-6 PR-contour) op een afstand van 25 m rondom het vulpunt van de LPG-installatie. De planlocatie valt niet binnen deze contour.
De grens van het invloedsgebied van het groepsrisico van een LPG-tankstation met een doorzet van maximaal 1.500 m3 per jaar ligt op een afstand van 150 m rondom het vulpunt van de LPGinstallatie gelegen. Binnen het invloedsgebied mogen niet zondermeer nieuwe kwetsbare objecten worden gerealiseerd. De planlocatie valt voor een klein gedeelte binnen het invloedsgebied van het groepsrisico.
Afbeelding 5.1.2 Groepsrisico externe veiligheid
De veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland heeft op 16 januari 2008 een advies opgesteld voor de realisatie voor een twintigtal woningen op de planlocatie en ten oosten daarvan op de afbeelding aangegeven als agrarisch gebied. Dit advies is ook van toepassing op de huidige planlocatie. Dit advies is als bijlage 5 bij dit bestemmingsplan toegevoegd.
Uit berekeningen van het groepsrisico blijkt dat het groepsrisico binnen het invloedsgebied van het LPG- tankstation toeneemt. De toename van het groepsrisico leidt volgens de uitkomsten van de groepsrisicoberekeningen met de rekenmethode 'Stappenplan groepsrisicoberekeningen LPG-tankstations' echter niet tot een overschrijding van de oriënterende waarde.
De toename van het groepsrisico is minimaal met het realiseren van één woning. De ontsluitiing van de woning is aan de kant van de Multatulihof weg van het LPG-tankstation. De bewoners van de toekomstige woning zijn voldoende zelfredzaam bij een calamiteit.
Er zijn dus in relatie tot externe veiligheid géén beperkingen voor de realisatie van de vrijstaande woning binnen het plangebied.
Volgens de Wet Milieubeheer (Wm) zijn woningen zogenaamde 'gevoelige functies'. Het is daarom bij ruimtelijke plannen belangrijk om te kijken in hoeverre de nabijgelegen bedrijven en inrichtingen een belemmering kunnen vormen voor de realisatie van een woning (het woon- en leefklimaat moet voor de nieuwe woning gewaarborgd kunnen worden). Andersom mag het ook niet zo zijn dat door de realisatie van een woning de omliggende bedrijven en inrichtingen geschaad gaan worden in hun bedrijfsvoering. De wet Milieubeheer hanteert hierbij verschillende afstandsnormen voor bijvoorbeeld geur en geluid.
Ten noorden van de planlokatie ligt het bedrijventerrein IJsselweide.
Hier bevinden zich op 67 meter van de planlokatie een tennisclub, op 77 meter een sportcentrum en op 127 meter een tankstation. De afstand ten opzichte van de planlokatie tot de omliggende bedrijven is voldoende voor zowel de mogelijkheid voor de bedrijven om uit te kunnen breiden als om een gedegen woon- en leefklimaat te kunnen waarborgen.
Geconcludeerd wordt dat er voor wat betreft de milieuhinder bedrijvigheid geen belemmeringen geconstateerd zijn voor de realisatie van het plan.
Op 15 november 2007 is de 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden. Met de 'Wet luchtkwaliteit' wordt de wijziging van de 'Wet milieubeheer' op het gebied van luchtkwaliteitseisen bedoeld. De 'Wet luchtkwaliteit' vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005'. De 'Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het 'Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)'. Deze programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'Niet in betekenende mate' (besluit NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor een ruimtelijke ontwikkeling als:
In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die 'niet in betekende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Het betreft de volgende categorieën:
Gelet op het bovenstaande en vanwege het feit dat het voorliggende plan geen ontwikkelingen worden toegestaan die in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit in het plangebied, kan worden gesteld dat er aan de grenswaarden van de 'Wet luchtkwaliteit' wordt voldaan en dat er ten gevolge van de vaststelling van dit bestemmingsplan geen significant negatief effect op de luchtkwaliteit te verwachten is.
Ingevolge de Wet geluidhinder dient bij ruimtelijke ontwikkelingen, ter waarborging van een akoestisch goed woon- en leefklimaat, rekening te worden gehouden met het aspect wegverkeerslawaai. De hoogst toelaatbare geluidsbelasting van een gevel mag, behoudens uitzonderingen, niet meer bedragen dan 48 dB. Ten behoeve van het initiatief voor 8 woningen op het betreffende perceel is in juni 2008 een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 6 aan dit bestemmingsplan toegevoegd. De onderzoeksresultaten zijn hieronder verwoord.
De conclusie van het onderzoek is dat de geluidsbelasting die de woningen in de toekomst zal ondervinden van het wegverkeer lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Het onderzoek is ook van toepassing voor het huidige initiatief van één woning. Aangezien het oorspronkelijke initiatief van 8 woningen lager is dan de voorkeursgrenswaarde geldt dit ook voor één woning.
Het voeren van een procedure 'hogere grenswaarde' is dan ook overbodig.