Plan: | Kom Sinderen, locatie Kromkamp e.o. |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1509.BP000060-DE01 |
In Nederland is de bescherming van natuurwaarden in twee wetten geregeld, namelijk in de Flora- en faunawet (2002) en in de Natuurbeschermingswet (1998). De Flora- en faunawet is gericht op de bescherming van soorten, terwijl de Natuurbeschermingswet gericht is op de bescherming van leefgebieden.
In de Flora- en faunawet is opgenomen dat bij ruimtelijke plannen met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren het verplicht is om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dit het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, indien dit niet mogelijk is dienen de gevolgen voor beschermde soorten zoveel mogelijk beperkt te worden.
De Natuurbeschermingswet is gericht op het tegengaan van negatieve effecten op instandhoudingsdoelstellingen (habitats en soorten) in beschermde gebieden.
Voor de ontwikkeling van het voorgenomen plan is in 2009 door Econsultancy een quickscan uitgevoerd (Quickscan Flora en Fauna Plangebied Kromkamp te Sinderen Gemeente Oude IJsselstreek; Project: OUD.G10.ECO1; Rapportnr: 1003533; zie bijlage 7).
Het plangebied ligt buiten de ecologische hoofdstructuur (EHS) en ligt niet binnen de invloedsfeer van Natura 2000-gebieden. Het plan heeft dan ook geen negatieve gevolgen op beschermde gebieden. Voor de ontwikkeling van het voorgenomen plan hoeft in het kader van de Natuurbeschermingswet geen nader onderzoek te worden uitgevoerd
Uit de quickscan is gebleken dat er geen aanwijzingen zijn die er op duiden dat het plangebied geschikt is voor vogelsoorten waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn. Bij de uitvoering van werkzaamheden kan schade aan broedvogels worden voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen te starten of geheel buiten het broedseizoen uit te voeren.
De onderzoekslocatie vormt door de aanwezigheid van een groenstrook een geschikt habitat voor algemene grondgebonden zoogdieren en amfibieën. Voor grondgebonden zoogdieren en amfibieën geldt op basis van de Flora- en Faunawet de zorgplicht. Er zijn in het kader van de algemene zorgplicht geen maatregelen nodig.
Voor steenmarter wordt geadviseerd om enkele maanden voorafgaand aan de sloop van de bedrijfsbebouwing van het bedrijf Kromkamp B.V. een inspectie uit te voeren aan de binnenzijde van de bebouwing.
Het bedrijfspand van het bedrijf Kromkamp B.V. is geschikt voor vleermuizen. De loods op het oostelijke terreindeel is ongeschikt voor vleermuizen en broedvogels.
Gelet op het besloten karakter van het westelijke terreindeel, dat bestaat uit grasveld, omgeven door bomen, is het niet op voorhand uit te sluiten dat het een belangrijk foerageergebied voor vleermuizen is. Op basis van de onderzoeksresultaten van de quickscan kan niet worden vastgesteld of het plangebied dient als een foerageergebied voor vleermuizen. Aanvullend onderzoek binnen het geschikte seizoen wordt noodzakelijk geacht.
Indien uit aanvullend vleermuisonderzoek blijkt dat zich op de onderzoekslocatie een vaste rust- of verblijfplaats of belangrijk foerageergebied bevindt, dient ontheffing te worden aangevraagd op basis van artikel 75c van de Flora- en Faunawet. Ontheffingen van verbodsbepalingen ten aanzien van vleermuizen worden alleen nog verleend op basis van een wettelijk belang uit de Habitatrichtlijn. Ruimtelijke ontwikkeling valt niet onder een dergelijk belang. Door het treffen van maatregelen zal de functionaliteit van een rust- of verblijfplaats behouden moeten blijven. De maatregelen, vastgelegd in een activiteitenplan, kunnen vooraf aan Dienst Regelingen ter goedkeuring worden voorgelegd middels een ontheffingsaanvraag.
Aanvullend ecologisch veldonderzoek
Naar aanleiding van de conclusie van de quickscan is een aanvullend ecologisch veldonderzoek uitgevoerd naar vleermuizen en de steenmarter (zie bijlage 8).
Ten aanzien van vleermuizen is geconcludeerd dat de te slopen bebouiwng binnen de onderzoekslocatie geen verblijfsfunctie heeft. Het westelijk deel van de onderzoekslocatie vormt een foerageergebied voor 3 à 4 gewone dwergvleermuizen. Ten oosten van het plangebied, rond woningen Aaltenseweg nr. 16 en 18, bevindt zich mogelijk in een van de huizen een paarverblijfplaats van gewone dwergvleermuis.
Tijdens de veldbezoeken zijn geen eenduidige vliegpatronen aangetroffen dat door meerdere individuen wordt gevolgd. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat de te slopen bebouwing wordt gebruikt door steenmarter.
In het kader van de voorgenomen plannen zijn er geen overtredingen te verwachten ten aanzien van vleermuizen en steenmarter. Opgemerkt wordt dat voor broedvogels geldt dat het verwijderen van nestgelegenheden buiten het broedseizoen gebeurt. Wanneer er tijdens de werkzaamheden onverhoopt toch één of meerdere vleermuizen worden aangetroffen dienen de sloopwerkzaamheden ter plaatse tijdelijk te worden gestaakt en dient er in eerste instantie contact te worden opgenomen met Econsultancy of een lokale vleermuisdeskundige.
Ontheffingsaanvraag voor overtreding van verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet ten aanzien van het verstoren van vaste rust- en verblijfplaatsen is niet aan de orde.