Plan: | Buitengebied Wisch, locatie Aaltenseweg 86 Varsseveld |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1509.BP000037-DE01 |
Op basis van het Verdrag van Malta en de Wet archeologische monumentenzorg is het verplicht om archeologische waarden bij ruimtelijke planvorming te betrekken, met name bij plannen waarbij bodemwerkzaamheden uitgevoerd worden. Het gaat hierbij om het bekende en nog niet bekende bodemarchief. Uitgangspunt hierbij is dat de archeologische waarden zoveel mogelijk behouden moeten blijven en niet aangetast mogen worden.
In februari 2010 is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlage van dit bestemmingsplan. Hieronder is de conclusie uit het rapport verwoord.
Volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) van Nederland bevindt het plangebied zich grotendeels in een gebied met een lage indicatieve archeologische waarde. De noordwesthoek van het plangebied bevindt zich binnen een gebied met een hoge indicatieve archeologische waarde. Dit is eveneens aangegeven op de CultuurHistorische Waardenkaart van de provincie Gelderland. Op deze kaart valt de overgang van de lage en hoge waarde echter samen met de begrenzing van het plangebied, waardoor zich binnen het plangebied nauwelijks oppervlakte met een hoge waarde bevindt.
Het noordwestelijk deel van het plangebied is bebouwd met pluimveeschuren, welke voorzien zijn van een fundering maar die niet zijn onderkeldert. Tijdens de aanleg van de schuren is het waarschijnlijk dat (een deel van) het oorspronkelijke bodemprofiel verstoord is geraakt. In het zuidoostelijk deel van het plangebied heeft in de 19e eeuw en mogelijk begin 20e eeuw een zandweg gelegen. Het bodemprofiel zal door ontwikkeling van deze weg vermoedelijk niet dieper verstoord zijn dan de huidige bouwvoor. Het overige deel van het plangebied is voor zover bekend alleen in agrarisch gebruik geweest. Hier mag verwacht worden dat de bodem, afgezien van de bouwvoor, minimaal verstoord is.
In het noordwestelijk deel van het plangebied kunnen archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden vanaf het Laat-Paleolithicum. Door de aanleg van een eerdlaag ook wel bekend als een plaggendek of esdek zijn mogelijk aanwezige archeologische resten goed bewaard gebleven. De archeologische resten komen voor onder de eerdlaag en in de top van de dekzandrug. Het zuidoostelijk deel van het plangebied heeft een lage archeologische verwachting. Door het ontbreken van een eerddek is de kans groot dat eventueel aanwezige archeologische resten en sporen zich in de bouwvoor bevinden. Deze zullen daardoor vermoedelijk verstoord zijn.
Op basis van bovenstaande gegevens wordt geadviseerd om een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van een verkennend booronderzoek. In april 2010 is een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlage van dit bestemmingsplan. Hieronder is de conclusie uit het rapport verwoord.
Uit het onderzoek blijkt dat de bodem binnen het plangebied grotendeels intact is. In de noord-westelijke hoek van het plangebied, ten westen van de bebouwing, zijn hoge enkeerdgronden aangetroffen, met daaronder een volledig intact podzolprofiel, inclusief de oude bosbodem. In een zone ten oosten en zuiden hiervan zijn (deels) intacte veldpodzolen aangetroffen en op het oostelijke terreindeel beekeerdgronden. Ter plaatse van de enkeerdgronden en de veldpodzolen zijn houtskool-fragmenten aangetroffen en ter plaatse van de enkeerdgrond ook een fragment vermoedelijk laat-middeleeuws aardewerk.
Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van het esdek, waar een intacte bosbodem aanwezig was, de kans op aanwezigheid van vindplaatsen laag is. Het oostelijke terreindeel, waar beekeerdgronden zijn aangetroffen, behoudt de verwachte lage trefkans. Het gebied waar hoge enkeerdgronden en veldpodzolen zijn aangetroffen, een hoge archeologische trefkans heeft voor archeologische resten. Binnen dit terreindeel bestaan de geplande werkzaamheden uit de sloop van de bestaande bebouwing, de nieuwbouw van een woning en de aanplant van een hoogstamboomgaard. Geadviseerd wordt om de sloop van de ondergrondse delen van de twee kippenschuren en het ontgraven van de bouwput voor de nieuwe woning (die grotendeels ter plaatse van de twee schuren zal worden gerealiseerd) archeologisch te begeleiden.
Bij het aanplanten van de hoogstamboomgaard zal de bodem lokaal tot 50 cm –mv worden verstoord. Omdat het eerddek/oude bosbodem hier een dikte van ten minste 65 cm heeft, vormt de aanplant zelf niet direct een bedreiging voor eventueel aanwezige archeologische waarden, aangezien het sporenvlak direct onder de eerdlaag/bosbodem wordt verwacht. Als de boomgaard in de toekomst gerooid wordt, kunnen echter wel diepere verstoringen optreden. Het verdient dus de aanbeveling hier een karterend/ waarderend inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven uit te voeren. Voor zowel het uitvoeren van een archeologische begeleiding als het graven van proefsleuven is een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen (PvE) noodzakelijk.
Geconcludeerd wordt dat wat betreft het aspect archeologie er geen belemmeringen geconstateerd zijn voor de realisatie van de woning binnen het plangebied.