Plan: | Deurneseweg 190 Ysselsteyn |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0984.WBP22003-va01 |
Initiatiefnemer is voornemens om ter hoogte van de Deurneseweg 190 in Ysselsteyn een bedrijfswoning om te zetten naar burgerwoning. Daarnaast worden twee bestaande stallen gesloopt. Deze ontwikkeling past niet binnen het vigerende bestemmingsplan, maar past binnen de in de op de locatie geldende wijzigingsbevoegdheid. Daarom wordt medewerking verleend aan een wijziging van het bestemmingsplan. In dit document wordt de ontwikkeling toegelicht en gemotiveerd waarom deze passend is volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Het plangebied is gelegen aan de Deurneseweg 190 in Ysselsteyn. Bijgevoegde afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.
Ligging plangebied ten opzichte van omgeving (bron: openstreetmap.org)
Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de bestaande situatie en van het plan. Daarna wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 wordt de haalbaarheid van het project getoetst op grond van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Ook wordt ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische opzet van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de wijze hoe burgers en andere belanghebbenden betrokken zijn bij het plan (maatschappelijke uitvoerbaarheid). Hierin zijn de uitkomsten van inspraak, vooroverleg en zienswijzen opgenomen.
In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. Eerst wordt ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied en de relatie met de omgeving. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.
Het plangebied is gelegen aan de Deurneseweg 190 in Ysselsteyn, in het buitengebied van de gemeente Venray. De Deurneseweg betreft een doorgaande weg tussen Venray en Deurne, waar verschillende (agrarische) bedrijven en woningen aan gevestigd zijn. Het gebied wordt aan de meeste kanten omringd door agrarische grond. Ten zuiden van het plangebied is, aan de overzijde van de weg, een woning en natuur aanwezig.
Ter hoogte van het plangebied is momenteel een agrarisch bedrijf (viskwekerij) gevestigd. In het gebied bevinden zich drie bedrijfsgebouwen en een bedrijfswoning. De bedrijfswoning is georiënteerd op de Deurneseweg. De bedrijfsbebouwing bevindt zich achter deze woning. Aan de zuid- en westkant van het plangebied staat een bomenrij. Het plangebied wordt ontsloten door de Deurneseweg. Door middel van een inrit is de locatie via deze weg te bereiken. Parkeren vindt op het eigen terrein plaats.
Navolgende afbeelding geeft een impressie van de huidige situatie weer:
Globale weergave huidige situatie plangebied (bron: PDOK viewer)
In de toekomstige situatie is de bedrijfsvoering van de in het plangebied aanwezige viskwekerij stopgezet. De twee noordelijke stallen die voor deze activiteit gebruikt worden, worden gesloopt. Het grootste bedrijfsgebouw zal als bijgebouw bij de woning gebruikt worden. De bestaande bedrijfswoning verandert naar een burgerwoning. De inhoud van de woning, inclusief bijgebouwen, is groter dan 875 m3 (zie paragraaf 3.3.6). Aan de buitenkant van deze twee gebouwen verandert ten opzichte van de oude situatie niets. De inrit blijft behouden en parkeren vindt nog steeds plaats op eigen terrein.
Navolgende afbeelding geeft een impressie van de toekomstige situatie weer:
Impressie toekomstige situatie plangebied (bron: Michels Advies)
Duurzaamheid
In een duurzame leefomgeving wordt bewust omgegaan met energie, klimaat, grondstoffen, ruimte, water en groen. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn een logisch moment om de verschillende aspecten van duurzame stedenbouw vanaf het begin in de planvorming mee te nemen.
Bouwbesluit
Het Bouwbesluit stelt eisen aan energiezuinigheid van nieuwe woningen en utiliteitsgebouwen. De maat voor energiezuinigheid heet Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Voor woningen geldt sinds 2015 een Energie Prestatie Coëfficiënt van 0,4 op gebouwniveau. Vanaf 2020 wordt deze verlaagd richting een coëfficiënt dichter bij de nul. Vanaf 2020 moeten alle nieuwe gebouwen voldoen aan de BENG-eisen. Dit is rijksbeleid, waarbij BENG staat voor Bijna EnergieNeutrale Gebouwen.
Naast energieprestatie-eisen voor nieuwbouw gelden er ook eisen bij verbouw en renovatie. Volgens het Bouwbesluit, artikel 5.6 lid 1, geldt voor thermische isolatie het rechtens verkregen niveau, met als ondergrens Rc = 1,4 m2K/W. Voor de luchtvolumestroom geldt het rechtens verkregen niveau..Tevens gelden er voorwaarden voor het toepassen van hernieuwbare energie bij een ingrijpende innovatie (meer dan 25% van de oppervlakte van de gebouwschil). Bij hernieuwbare energie gaat het om duurzame of groene energie die afkomstig is van natuurlijke bronnen die constant worden aangevuld. Zonnepanelen, een warmtepomp of warmtenet zijn hiervan voorbeelden.
Kansen
Bij de herinrichting van een perceel en bij nieuwbouw liggen kansen om duurzaamheid te verbeteren. Het energieneutraal maken van een gebouw kan beter bij de bouw dan achteraf. Nieuwbouw biedt de kans om meteen voor een duurzame wijze van verwarming te kiezen, maar ook andere duurzaamheidsaspecten zijn bij nieuwbouw relatief eenvoudig te realiseren, zoals het opwekken van duurzame energie. Het is van belang de kansen voor het opwekken van duurzame energie te benutten om de gestelde toename van duurzaam opgewerkte energie te behalen. Sinds 01-07-2018 moeten nieuwe woningen gasloos worden gebouwd.
Daarnaast kan bij de inrichting van de buitenruimte rekening worden gehouden met water- en hittestress. Het aanplanten van groen is goed voor de klimaatbestendigheid, omdat het bijdraagt aan het verminderen van de hittestress en het verbeteren van het watervasthoudend vermogen van het gebied. Tevens zijn op platte daken sedum- of grasdaken mogelijk. Dit is naast wateropvang goed als isolerende maatregel bij extreme temperaturen. Ook overstekken op de juiste plaats kan bijdragen aan minder zonnestraling in huis bij hete zomers. Ook kan er gedacht worden aan het hergebruik van materialen of het gebruik van circulaire isolatiematerialen.
Planspecifiek
Het plangebied voorziet niet in het optuigen van nieuwe bouwwerken, die een belasting vormen voor de omgeving. Het hemelwater wordt, net als in de huidige situatie, geborgen op eigen terrein. Door het beëindigen van de activiteiten rond de viskwekerij verdwijnt er in het buitengebied van Venray een milieubelastend bedrijf. Daarnaast biedt de grond van de te slopen bedrijfsbebouwing ruimte voor het realiseren van klimaatadaptieve en duurzame maatregelen. Waar mogelijk wordt ingespeeld op de hierboven genoemde kansen.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Per januari 2021 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van kracht. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.
Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal. Deze visie is ontwikkeld in nauwe samenwerking met provincies, gemeenten, waterschappen, maatschappelijke instellingen en burgers.
De NOVI is vastgesteld op grond van de geldende regelgeving omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet tevens aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet.
Met de komst van de NOVI komen meerdere nationale beleidsstukken te vervallen, waaronder de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Strategisch relevante delen van de SVIR en het Barro worden echter opgenomen in de NOVI en blijven daarmee ook na inwerkingtreding van de NOVI gelden. Dit wijzigingsplan zal daarom ook aan dit beleid worden getoetst.
Gebiedsgericht
De NOVI benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de ecologische hoofdstructuur), de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen.
In het Barro waren regels opgesteld waarmee deze gebiedsbescherming juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.
Ladder duurzame verstedelijking
Een meer algemeen onderwerp uit de SVIR is 'duurzame verstedelijking'. Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2).
De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In de toelichting van een plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient de behoefte aan die ontwikkeling te worden beschreven. Als de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet bovendien gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen." Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur."
Planspecifiek
Gebiedsgericht
Het plangebied ligt niet in een van de aangewezen gebieden van de NOVI. Het initiatief heeft geen effect op één of meerdere aspecten van nationaal ruimtelijk belang.
Ladder duurzame verstedelijking
Voorliggend initiatief voorziet niet in de toevoeging van bebouwing of nieuwe functies en is daarmee dus geen stedelijke ontwikkeling. Een nadere toetsing aan de ladder is daarmee niet aan de orde.
Het initiatief past binnen het rijksbeleid.
Op 1 oktober 2021 is de Provinciale Omgevingsvisie Limburg vastgesteld. In de omgevingsvisie Limburg is de lange termijn visie van de provincie Limburg beschreven. In de visie staat beschreven hoe de provincie richting wil geven aan toekomstbestendige ontwikkeling en hoe daarbij steeds de balans wordt gezocht tussen het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving. De provincie geeft met deze visie een doorkijk voor de periode 2021 tot 2030 - 2050.
De omgevingsvisie Limburg vervangt het in 2014 vastgestelde Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2014) en is in een interactief proces met overheden, semi - overheden, belangenvertegenwoordigers, andere partnerorganisaties en inwoners opgesteld. De visie bouwt deels voort op eerder gemaakte beleidskeuzes. Op andere onderdelen zijn nieuwe keuzes gemaakt.
In de omgevingsvisie staan drie hoofdopgaven centraal:
Deze opgaven spelen Limburg-breed, maar de accenten verschillen per gebied en per sector. Per sector is in de omgevingsvisie aangegeven wat de opgave is voor de sector, welke ambitie de provincie heeft met deze sector en welke keuzes worden gemaakt per sector. Ook voor de sector 'land- en tuinbouw' is op deze manier beschreven welke richting de provincie de komende jaren op wil.
De Omgevingsvisie beschrijft dat in de Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020-2024 nadrukkelijk de verbinding gelegd wordt tussen de (toekomstige) bevolkingssamenstelling en de bestaande woningvoorraad. Uit die analyse blijkt dat de aandacht met name moet uitgaan naar de bestaande voorraad. De transformatie van de bestaande woningvoorraad naar meer toekomstige woonvormen en woningen speelt hierbij een rol. Met het oog op de verwachte leegstand in vrijkomende agrarische bebouwing en de bijbehorende agrarische bedrijfswoningen als gevolg van het groot aantal stoppende agrariërs, wordt in beginsel ruimte gegeven om een herbestemming van deze locaties en gebouwen te onderzoeken. Daaronder wordt ook het omzetten van bedrijfswoningen naar burgerwoningen verstaan.
Planspecifiek
Voorliggend plan voorziet in de wijziging van een bedrijfswoning naar burgerwoning. Dit is in lijn met de in de Omgevingsvisie en Regionale Woonvisie geschepte verwachtingen.
Het plan is passend binnen de Omgevingsvisie.
Omgevingsverordening Limburg 2014
De Omgevingsverordening Limburg 2014 schept de regels die nodig zijn om het POL2014 juridische binding te geven. De Omgevingsverordening is een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterwetverordening en de Ontgrondingenverordening. De verordening is uitgebreid met een nieuw hoofdstuk Ruimte, wat een aantal instrumenten bevat gericht op de doorwerking van het ruimtelijk beleid van het POL 2014.
Omgevingsverordening Limburg 2021
De Omgevingsverordening Limburg 2021 treedt in werking bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Tot die tijd geldt de Omgevingsverordening Limburg 2014. De Omgevingsverordening Limburg 2021 voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
Planspecifiek
In de Omgevingsverordening Limburg zijn geen direct relevante artikelen opgenomen voor de voorgenomen ontwikkeling. Wel is opgenomen in de verordening dat onderhavig plangebied gelegen is in de regio Noord-Limburg. Voor deze regio geldt dat een ruimtelijke plan niet voorziet in de toevoeging van woningen aan de bestaande voorraad woningen, alsmede aan de bestaande planvoorraad woningen anders dan op de wijze zoals beschreven in de door de gemeenteraden vastgestelde Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg. Met voorliggend plan worden echter geen nieuwe woningen toegevoegd, dus toetsing hieraan is niet nodig.
Voorliggend initiatief past binnen de Omgevingsverordening. Het plan is passend binnen het provinciaal beleid.
Op 27 juni 2019 is de Toekomstvisie Venray 2030 'Venray loopt voorop' vastgesteld. In deze visie heeft de gemeente Venray haar ambities opgesteld voor de ontwikkeling van de gemeente tot 2030. Deze visie vervangt de Strategische visie 2020 en de nota 'Venray, stad in de Peel (2025)'. De toekomstvisie geeft de gemeente een koers voor het omgaan met nieuwe trends en ontwikkelingen in de gemeente, zowel binnen de gemeenschap van Venray als in de regio. Belangrijke thema's uit de vorige strategische visie worden doorgezet in deze visie. 'Venray loopt voorop' heeft aandacht voor burgerparticipatie, de rol van de overheid, en regionale samenwerking, met name op het gebied van onderwijs, bedrijfsleven en in de naaste omgeving van inwoners. Hiermee speelt de toekomstvisie in op de nieuwe Omgevingswet. Daarnaast is er veel aandacht voor de kwalitatieve ontwikkeling van onder meer de leefomgeving. De uitdaging daarbij is om de ruimtelijke kwaliteit zowel in de stad, op het platteland als in de natuur op een hoog niveau te houden.
De gemeente Venray heeft voor de komende tien jaar de volgende vijf ambities geformuleerd.
In het Venray van 2030:
Planspecifiek
Met voorliggend plan wordt de bedrijfswoning aan de Deurneseweg 190 in Ysselsteyn omgezet in een burgerwoning. Door het slopen van twee oude bedrijfsgebouwen op het terrein wordt een ruimtelijke kwaliteitsverbetering bewerkstelligd. Op het gebied van milieu wordt daarnaast, door het verdwijnen van de bedrijfsbebouwing en -functie, ten gunste van de minder vervuilende functie wonen, een aanzienlijke ruimtelijke kwaliteitswinst op het platteland geboekt. Het plan draagt op die manier bij aan de ambities van de gemeente Venray, onder meer op het gebied van groen wonen.
Het initiatief past binnen de Toekomstvisie Venray 2030 'Venray loopt voorop'.
Op 2 november 2021 heeft de gemeente Venray de 'Omgevingsvisie Venray' vastgesteld. In de Omgevingsvisie gaat de gemeente in op de grote uitdagingen van de aankomende tijd en geeft de gemeente aan waar het naar toe wil in de toekomst. De Omgevingsvisie vormt de ruimtelijke vertaling van de strategische visie: Toekomstvisie 2030 'Venray loopt voorop'. De Omgevingsvisie is tot stand gekomen in samenwerking met inwoners, ondernemers en verenigingen uit de gemeente Venray. De volgende vijf ambities zijn geformuleerd:
Verder geeft de gemeente aan dat het de belangrijkste waarden (Erfgoed, Landschap, Natuur en Groen, Water en bodem en Stedenbouwkundig kader) wil beschermen en versterken. Daarbij wordt er rekening gehouden met klimaatverandering, de energietransitie en de woningbouw om het woningtekort op te lossen.
Planspecifiek
Het bedrijf gevestigd aan de Deurneseweg 190 in Ysselsteyn maakt gebruik van een milieuvergunning, die als het gevolg van onderhavig plan wordt ingetrokken. Een positief effect op het milieu en klimaat wordt hiermee beoogd. Daarnaast blijft met het plan een woning in een groene omgeving behouden. Het plan past daarmee goed in de ambitie 'groen wonen voor iedereen' van de gemeente Venray.
De Toetssteen Openbare Ruimte, heeft betrekking op de (toekomstige) openbare ruimte, geen gebouw zijnde, welke beheerd wordt door de beheerders van de afdeling Openbare Ruimte van de gemeente Venray. De
Toetssteen Openbare Ruimte heeft als doel het waarborgen van de kwaliteit van de openbare ruimte van de gemeente Venray. Het begrip kwaliteit kan worden opgedeeld in:
De Toetssteen beschrijft de uitgangspunten, randvoorwaarden, ontwerpeisen etc. waaraan bouwplannen in de openbare ruimte minimaal dienen te voldoen. Verder verschaft de Toetssteen inzicht in de toetsingsprocedure van de gemeente.
Het meenemen van de uitgangspunten, randvoorwaarden en ontwerpeisen van al de betrokken vakdisciplines in een vroeg stadium zal resulteren in een meer integraal ontwerp. Met deze werkwijze kan op de lange termijn integraal ontworpen openbare ruimte kostenefficiënter worden beheerd en kan deze door keuzes als flexibiliteit en aanpasbaarheid blijven voorzien in de behoeften van de maatschappij. Ook zal het beoordelingstraject van een bouwplan efficiënter verlopen.
Het waarborgen dat wordt voldaan aan de verschillende kwaliteitseisen van de gemeente bestaat uit twee stappen, te weten:
1. Aanleveren Toetssteen.
2. Controle op toepassing Toetssteen in de plannen.
Planspecifiek
Voorliggend initiatief voorziet alleen in ontwikkelingen binnen privaat terrein, waardoor de Toetssteen Openbare Ruimte met betrekking tot dit plan alleen voor het onderdeel 'Verkeer' relevant is. In paragraaf 4.4 is gemotiveerd dat binnen eigen terrein voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn in lijn met de parkeernormen uit de 'Beleidsnota Parkeernormen Venray'. Daarmee is geborgd dat parkeren als gevolg van het toekomstig gebruik van het plangebied binnen eigen terrein dient plaats te vinden en de parkeerdruk op de openbare ruimte door dit initiatief niet toeneemt. De toekomstige burgerwoning blijft op de huidige wijze ontsloten op de Deurneseweg. Hiermee is voldaan aan de Toetssteen Openbare Ruimte van de gemeente Venray.
In februari 2022 heeft de gemeenteraad van Venray het Omgevingsprogramma Wonen en de Uitvoeringsagenda Wonen 2022 vastgesteld. In het Omgevingsprogramma is een aantal instrumenten benoemd die kunnen bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen van het Omgevingsprogramma. De Doelgroepenverordening Wonen Venray 2022 is een van die instrumenten.
In het Omgevingsprogramma Wonen is vastgelegd dat van de 1.500 woningen die de komende 10 jaar gerealiseerd worden voor minimaal 50% in het betaalbare segment gerealiseerd worden. Met de doelgroepenverordening kan publiekrechtelijk worden geregeld dat er voldoende woningen in het sociale en betaalbare segment worden gerealiseerd in nieuwe woningbouwontwikkelingen. Tevens wordt geregeld dat deze woningen ook langjarig beschikbaar blijven voor de betreffende doelgroepen.
Met de doelgroepenverordening neemt de gemeente meer regie op de bouw en het beschikbaar houden van woningen in het sociale en betaalbare segment. De doelgroepenverordening is alleen van toepassing bij nieuwbouw van 12 of meer woningen en regelt niet de toewijzing van woningen.
Planspecifiek
Voorliggend plan betreft het herbestemmen van een bestaande bedrijfswoning en blijft daarmee ruim onder de gestelde voorwaarde van 12 of meer nieuwe woningen. De doelgroepenverordening is hiermee niet van toepassing op voorliggend plan.
De Doelgroepenverordening Wonen Venray 2022 staat het plan niet in de weg.
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010' (vastgesteld op 14 december 2010) en de meest recente herziening 'Buitengebied Venray 2010, herziening regels' (vastgesteld op 20 september 2017) door de gemeente Venray. Navolgende afbeelding geeft een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan weer:
Uitsnede vigerende bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Op de afbeelding is te zien dat ter hoogte van het plangebied de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden' geldt. Tevens is over het gehele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' van toepassing. Binnen het plangebied is een bouwvlak opgenomen met de functieaanduiding 'agrarisch bedrijf'. Binnen het bouwvlak is de aanduiding 'bedrijfswoning' opgenomen. Het plangebied kent twee gebiedsaanduidingen: 'luchtverkeerzone' en 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied'.
Wijzigingsbevoegdheid
In artikel 4.7.17 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010, herziening regels' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen een stuk grond met de bestemming 'Agrarisch met waarden' te wijzigen naar de bestemming 'Wonen'. Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' deze wijziging doorvoeren op voorwaarde dat:
Daarnaast is op grond van artikel 4.7.7 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010, herziening regels' een vormsverandering van het bouwvlak mogelijk. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:
Verantwoording
Aan artikel 4.7.17 wordt voldaan, omdat:
Aan artikel 4.7.7 wordt voldaan, omdat:
Afwijken van de bouwregels
Met de wijziging ontstaat een burgerwoning met een inhoud van meer dan 875 m3 (inclusief bijgebouwen). Op grond van artikel 18.1, onder a. kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken indien bestaande gebouwen worden gesloopt onder voorwaarden. Aan dit artikel wordt voldaan doordat er sprake is van sloop van bestaande (legaal aanwezige) bijgebouwen binnen het bij dit plan horende plangebied. Voorliggend document beschrijft dat er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid (paragraaf 4.1). Daarnaast is er geen sprake van nieuwbouw.
Conclusie
Het plan is passend binnen het gemeentelijk beleid.
De uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.
Op grond van de Wet Bodembescherming (Wbb) moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Bij een functiewijziging zal in veel gevallen een specifiek bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd.
Planspecifiek
Voorliggend plan betreft het uitvoeren van sloopwerkzaamheden. Voor deze werkzaamheden is bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is vindbaar in bijlage 1. Uit het onderzoek blijkt dat de vastgestelde milieuhygiënische bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de aanvraag voor een bestemmingsplanwijziging. De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding om aanvullend of nader bodemonderzoek uit te voeren.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect bodem.
De mate van blootstelling aan luchtverontreiniging speelt een rol in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Met betrekking tot 'luchtkwaliteit' is het van belang te bepalen wat de bijdrage van het plan is aan die luchtkwaliteit.
Luchtkwaliteit ter plaatse
In de Wet milieubeheer zijn normen opgenomen voor de concentraties van een aantal stoffen in de buitenlucht ter bescherming van de mens. De twee belangrijkste stoffen zijn PM10 en PM2,5(fijnstof) en NO2 (stikstofdioxide). Voor grenswaarde van PM10 en NOx bedraagt 40 µg/m3, van PM2,5 is dat 25 µg/m3.
Bijdrage aan luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. De Wet maakt een onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt.
Planspecifiek
Luchtkwaliteit ter plaatse van het initiatief
Vanuit een goede ruimtelijke ordening is de huidige luchtkwaliteit ter plaatse getoetst met behulp van de NSL Monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl). Door de metingen ter plaatse te toetsen aan de grenswaarden is gekeken of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Uit metingen van het rekenpunt 61919 (aan de Deurneseweg, ter hoogte van plangebied) zijn de volgende concentraties naar voren gekomen:
NO2 (stikstofdioxide) |
PM10
(fijnstof) |
PM2,5 (fijnere fractie van fijnstof) | |
Gemeten totale concentratie jaargemiddelde 2020 (µg/m3) | 15,7 µg/m3 | 19,9 µg/m3 | 9,7 µg/m3 |
Grenswaarde concentratie (µg/m3) | 40 µg/m3 | 40 µg/m3 | 25 µg/m3 |
De gemeten concentraties stikstofdioxide en fijn stof liggen ruim onder de gestelde grenswaarden. Met betrekking tot de luchtkwaliteit zijn geen belemmeringen voor onderhavig initiatief.
Bijdrage initiatief
Voorliggend plan voorziet niet in de oprichting van nieuwe bouwwerken binnen het plangebied. Een reeds bewoonde bedrijfswoning wordt enkel omgevormd naar een burgerwoning. De benoemde grenswaarde van (3%, 1500 woningen) zal hierdoor niet overschreden worden. Te concluderen is dat dit project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een nadere toetsing ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.
De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd:
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. Binnen deze zones bepaalt het bevoegd gezag de te hanteren grenswaarden. Er geldt een voorkeursgrenswaarde en een bovengrens (hoger mag niet). De Wgh gaat verder onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen. De belangrijkste bronnen van geluidhinder die bij een ruimtelijke ontwikkeling aan de orde kunnen zijn betreffen: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.
Planspecifiek
Door de ligging van het plangebied aan de Deurneseweg is het van belang te kijken naar de invloed van wegverkeerslawaai op het initiatief. De huidige bedrijfswoning is reeds een geluidsgevoelig object in de zin van de Wet geluidhinder. Het omzetten van deze functie naar burgerwoning zorgt dan ook niet voor het toevoegen van een nieuwe geluidsgevoelige bestemming binnen het plangebied. Het uitvoeren van akoestisch onderzoek is daarom niet nodig.
Het plangebied ligt niet in de omgeving van spoorwegen of industrieterreinen. Verdere toetsing aan deze bronnen van geluid is niet nodig.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geluid.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor milieuvergunningen als het gaat om geurhinder van veehouderijen met landbouwhuisdieren. De Wgv maakt onderscheid in dieren met en dieren zonder een vastgestelde geuremissiefactor. Voor de eerste soort wordt de geurbelasting bij geurgevoelige objecten berekend, voor de tweede gelden minimumafstanden tot dergelijke objecten (ook wel bekend onder de term 'vaste afstandsdieren'). De Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) bepaald in bijlage 1 voor welke dieren geuremissies zijn vastgelegd. Als het (beoogde) veehouderijbedrijf niet in deze regeling wordt genoemd betreft het vaste afstandsdieren.
Op grond van artikel 3 lid 1 van de Wgv gelden de volgende normen ten behoeve van vergunningverlening voor dieren met een geuremissiefactor:
geurgevoelig object gelegen in: | maximaal toegestane geurbelasting (odour units per m3 lucht) |
concentratiegebied binnen bebouwde kom | 3,0 ouE/m3 |
concentratiegebied buiten bebouwde kom | 14,0 ouE/m³ |
niet-concentratiegebied binnen bebouwde kom | 2,0 ouE/m3 |
niet-concentratiegebied buiten bebouwde kom | 8,0 ouE/m3 |
De Wet geurhinder en veehouderij kent een omgekeerde werking. Dat wil zeggen dat ook bij plannen die woningbouwlocaties mogelijk maken wordt getoetst aan de normen van de Wet geurhinder en veehouderij. Bij ruimtelijke ordeningsplannen moet worden beoordeeld of sprake is van een goed woon- en verblijfklimaat.
Geurverordening Venray
De gemeenteraad van de gemeente Venray heeft een Verordening geurhinder en veehouderij vastgesteld. In deze verordening wijkt de gemeente Venray deels af van de wettelijke normen uit de Wgv. De
geurverordening van de gemeente Venray stelt de volgende normen:
Aanvulling op de Gebiedsvisie geurhinder en veehouderij gemeente Venray
In de aanvulling op de Gebiedsvisie geurhinder en veehouderij gemeente Venray heeft de gemeente Venray vastgelegd wat wordt verstaan onder een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Er is een onderscheid gemaakt tussen het buitengebied, de kerkdorpen, zoekgebieden woningbouw, vakantiepark de Witte Vennen, de clustering TBS/Pascalis/Dichterbij en bedrijfsterreinen. Op de 'Kaart behorende bij Aanpassing verordening geurhinder en veehouder gemeente Venray september 2009' is per deelgebied aangegeven wat de norm is voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In het buitengebied is de norm voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat vastgesteld op 14 ouE/m3 voor de voorgrondbelasting en 20 ouE/m3 voor de achtergrondbelasting.
Planspecifiek
Voorgrondbelasting
De voorgrondbelasting betreft de geurbelasting veroorzaakt door de veehouderij die voor dat geurgevoelige object dominant is. In de omgeving van het plangebied is dit de pluimveehouderij aan de Deurneseweg 182 in Ysselsteyn. Op navolgende afbeelding zijn de indicatieve geurcontouren van dit bedrijf zichtbaar. Hierop is te zien dat het plangebied binnen de 14 ou-contour ligt. Om vast te stellen of ten aanzien van deze veehouderij sprake is van een goed woon- en leefklimaat is daarom een extra berekening geurbelasting uitgevoerd. Deze is terug te vinden in bijlage 2. Uit het onderzoek is af te leiden dat de geurbelasting ter hoogte van Deurneseweg 190 ruim onder de norm van 14,0 ou ligt. De voorgrondbelasting van de veehouderij aan de Deurneseweg 182 levert geen belemmeringen op voor het plan.
Omgekeerd levert de omzetting van de bedrijfswoning naar burgerwoning geen belemmeringen op voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de pluimveehouderij. De Wet geurhinder en veehouderij bepaalt namelijk dat een woning die op of na 19 maart 2000 heeft opgehouden deel uit te maken van een veehouderij qua geur daarna nog steeds beoordeeld dient te worden als een woning bij een veehouderij.
Andere geurgevoelige objecten (o.a. Meerselsepeel 3) zijn reeds dichter bij de veehouderij Deurneseweg 182 gelegen dan de woning uit het plangebied van voorliggend plan. De toekomstige burgerwoning is daarmee niet maatgevend voor de ontwikkelingsmogelijkheden van het betreffende bedrijf. Het plan heeft geen negatieve gevolgen voor dit bedrijf.
Uitsnede kaart voorgrondbelasting ter hoogte van plangebied
Achtergrondbelasting
Daarnaast is ook getoetst aan de achtergrondbelasting ten aanzien van geurhinder. Navolgende afbeelding geeft de beoordeling van de woon- en leefkwaliteit in de omgeving van het plangebied weer. Hierop is te zien dat voor het plangebied sprake is van een matig woon- en leefklimaat (13.2 - 20.0 ou). Hiermee voldoet het plangebied aan de norm voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (<20 ou), volgens de 'Aanvulling op de gebiedsvisie Geurhinder en veehouderij gemeente Venray'.
Uitsnede kaart achtergrondbelasting geur
Conclusie
Uit het voorgaande blijkt dat ter plaatse van het plangebied zowel ten aanzien van de voorgrond- als achtergrondbelasting sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In het kader van de omgekeerde werking levert de omzetting van de agrarische bedrijfswoning in een burgerwoning geen belemmeringen op voor de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende veehouderijen.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geur.
Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Doel is om bij het opstellen van een ruimtelijk plan een goed en veilig leefklimaat te waarborgen, maar tegelijkertijd ook aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun activiteiten.
De mate waarin bedrijven invloed hebben op hun omgeving is afhankelijk van de aard van de bedrijvigheid en de afstand tot een gevoelige bestemming. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Milieuzonering heeft betrekking op aspecten met een ruimtelijke dimensie, zoals geluid, geur, gevaar en stof. De mate van belasting, en daarmee de gewenste aan te houden afstand, kan per aspect en per bedrijfstype verschillen. In de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Van deze richtafstanden kan worden afgeweken, mits wordt onderbouwd waarom de feitelijke milieuhinder als minder belastend wordt gezien.
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'.
In- en uitwaartse zonering
Uitwaartse zonering gaat uit van de milieubelastende functie (een bedrijf of bedrijventerrein) met als doel milieugevoelige functies uit de omgeving te weren. Bij inwaartse zonering wordt vanuit de milieugevoelige functie (bijvoorbeeld een woongebied) een bufferzone gecreëerd.
Planspecifiek
Voorliggend plan voorziet in het omzetten van een bedrijfswoning naar een burgerwoning. Voor deze burgerwoning is het nodig vast te stellen of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Rondom deze locatie liggen verschillende functies, waaronder intensieve veehouderijen en andere agrarische bedrijven. De locatie wordt niet beschouwd als gemengd gebied, waardoor getoetst is aan de reguliere richtafstanden uit de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de VNG. Onderstaande tabel geeft de in de omgeving gelegen functies en hun afstanden aan. De richtafstanden voor geur zijn niet in onderstaand overzicht opgenomen. De uitvoerbaarheid met betrekking tot dit aspect is behandeld in paragraaf 4.1.4.
Activiteit | Categorie | Minimale richtafstand | Feitelijke afstand tot plangebied |
Pluimveehouderij (Deurneseweg 182, Ysselsteyn) | 4.1 | 50 m (geluid) | ca. 340 m |
Agrarisch bedrijf (Pastoor Jacobspeel 1, Ysselsteyn) | 3.2 | 30 m (geluid) | ca. 120 m |
Varkenshouderij (Pastoor Jacobspeel 2, Ysselsteyn) | 4.1 | 50 m (geluid) | ca. 490 m |
Akkerbouwbedrijf (Deurneseweg 183, Ysselsteyn) | 2 | 30 m (geluid) | ca. 360 m |
Voorgaande tabel geeft aan dat de locatie voldoet aan de richtafstanden van de nabijgelegen functies. Hierdoor wordt geconcludeerd dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat op de locatie. Daarnaast worden er geen bedrijven in de bedrijfsvoering belemmerd.
Voorliggend plan is uitvoerbaar vanuit het aspect milieuzonering.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving die ontstaan door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierbij gaat het om risicovolle inrichtingen, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen.
De verplichting om in een ruimtelijk plan in te gaan op deze risico's komt voort uit het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden genoemd die moeten worden aangehouden rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting.
De wetgeving richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn kleinere kantoren en winkels, horeca, kampeerterreinen en bedrijfsgebouwen waarin geen grote aantallen personen aanwezig zijn.
Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 per jaar (de kans dat per jaar 1 persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof mag niet groter zijn dan 1 op een miljoen). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij de berekening van het groepsrisico spelen mee de aard en hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen en het aantal potentiële slachtoffers.
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen de PR en/of de invloedsgebieden van het GR. Binnen de 10-6-contour is het realiseren van kwetsbare objecten niet toegestaan.
Planspecifiek
Via de website atlasleefomgeving.nl kan voor de locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Bijgevoegd een screenshot van die website. Het plangebied is hierop globaal aangemerkt met de blauwe cirkel.
Uitsnede risicokaart omgeving plangebied (bron: atlasleefomgeving.nl)
Uit de kaart blijkt dat in de omgeving van het plangebied een weg uit het basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen ligt. Het plangebied ligt niet binnen de meest relevante zone voor het groepsrisico (200 meter-zone). Inrichtingen die onder het Bevi vallen of andere stationaire risicobronnen liggen niet in de omgeving. Ook ligt het plangebied niet binnen het invloedsgebied van een relevante buisleiding voor het transport van gevaarlijke stoffen.
Op grond van artikel 7 van het Bevt moet voor de (spoor-)wegen, gezien de ligging, worden ingegaan op de mogelijkheden voor:
Volgens artikel 9 van het Bevt moet de veiligheidsregio in de gelegenheid worden gesteld om hierover een advies uit te brengen. In dit geval is sprake van een standaardsituatie, waarvoor onderstaande verantwoordingstekst kan worden gehanteerd. Relevant hierbij is ook dat het ruimtelijke besluit geen betrekking heeft op het mogelijk maken van een (nog niet aanwezig) "bijzonder kwetsbare object", bestemd voor verminderd zelfredzame personen.
Bestrijdbaarheid
Bij een calamiteit, waarbij toxische vloeistoffen of gassen (kunnen) vrijkomen, zal de brandweer inzetten op het beperken of voorkomen van effecten. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.
Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Bij een calamiteit, waarbij toxische vloeistoffen of gassen vrijkomen, is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij dat incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NL-alert. Bij het genoemde incidentscenario is het advies om te schuilen in een gebouw en de ramen, deuren en ventilatieopeningen te sluiten. Er zijn voldoende mogelijkheden om dit advies tijdig op te volgen.
Conclusie
Het plan is uitvoerbaar wat betreft externe veiligheid.
Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Watertoets
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets, maar een proces waarbij de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek gaan voorafgaand aan de vaststelling van het plan. De watertoets bestaat uit twee onderdelen:
Planspecifiek
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van waterschap Limburg. Voor dit waterschap is het niet mogelijk een digitale watertoets uit te voeren. Het waterschap zal daarom via het wettelijk vooroverleg op de hoogte worden gebracht van voorliggend initiatief. Het plangebied ligt niet in of nabij (beschermingszones van oppervlaktewater, (beschermde) waterkeringen of waterwinningsgebieden.
Hemelwater/afvalwater
Voorliggend plan voorziet niet in de oprichting van nieuwe bebouwing binnen het plangebied. Er vindt een afname van verhard oppervlak plaats. Compenserende maatregelen zijn daarom niet nodig. Het bergen van hemelwater zal in de toekomstige situatie nog altijd plaatsvinden op eigen terrein. Het hemelwater blijft daarnaast gescheiden van het afvalwater. Het afvalwater blijft aangesloten op het bestaande riool.
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect water.
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en bosopstanden in Nederland.
Gebiedsbescherming
In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000-gebieden kennen een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn, ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied.
Soortenbescherming
Een hoofdstuk in de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Planspecifiek
Gebiedsbescherming
Om de gevolgen van gebiedsbescherming te beoordelen is de website atlasleefomgeving.nl geraadpleegd. Bijgevoegd een screenshot van die website.
Uitsnede kaart 'Natura 2000-gebieden' (bron: atlasleefomgeving.nl)
Voorgaande kaart geeft aan dat het plangebied in de omgeving van het Natura 2000-gebied 'Deurnesche Peel & Mariapeel' ligt (ca. 600 m). Voorliggend plan voorziet niet in de oprichting van nieuwe bebouwing in het plangebied of het toevoegen van nieuwe functies. Gezien de ruime afstand en aard van de ontwikkeling wordt het optreden van significante negatieve effecten op de natuur in de omgeving uitgesloten.
Dit geldt ook voor de effecten van stikstofdepositie als een gevolg van het slopen van de bedrijfsbebouwing. Om de gevolgen van stikstofdepositie te beoordelen is een AERIUS-berekening utigevoerd, zie bijlage 4. Hieruit blijkt dat de bijdrage aan stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden als gevolg van de sloop 0,00 mol/ha/jaar is. Er is geen toename als gevolg van het plan. Het aspect stikstof levert geen belemmeringen op voor het plan.
Soortenbescherming
In het kader van soortenbescherming (bijlage 3) is een Quickscan Flora en Fauna uitgevoerd. Hieruit blijkt dat ter plaatse van het plangebied algemeen voorkomende soorten kunnen voorkomen. Hiervoor geldt in Limburg een vrijstelling in geval van ruimtelijke ontwikkeling en beheer en onderhoud. Er is geen ontheffing nodig voor het uitvoeren van de sloopwerkzaamheden.
De uitvoerbaarheid van het initiatief voor ecologie is hiermee aangetoond.
Verkeersgeneratie
Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur. Met voorliggend plan zal de bedrijfswoning in het plangebied omgevormd worden naar een burgerwoning. De woontitel blijft hiermee behouden. Verder voorziet het plan niet in het toevoegen van nieuwe functies. Door het stoppen van het agrarisch bedrijf is er sprake van een afname van de verkeersaantrekkende werking van het plangebied. Uitgesloten wordt dat het plan merkbare gevolgen heeft voor de verkeerssituatie rond het plangebied. Het plangebied blijft in de toekomstige situatie ontsloten door de Deurneseweg. De bestaande inrit blijft behouden
Parkeren
Voorliggend plan voorziet niet in het toevoegen van nieuwe bebouwing of functies die een vergroting van de parkeerbehoefte tot gevolg hebben. Het parkeren vindt net als in de huidige situatie plaats op het eigen terrein. Hiervoor is voldoende ruimte aanwezig.
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect verkeer.
Op vele locaties in Nederland bevinden zich nog conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de ondergrond, zoals niet ontplofte vliegtuigbommen (blindgangers, granaten, mijnen en (handwapen)munitie. Het gehele grondgebied van de gemeente Venray heeft in de Tweede Wereldoorlog zwaar onder vuur gelegen. Bij eventuele grondwerkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen in het plangebied, dient er uit het oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid gezocht te worden naar niet gesprongen explosieven (NGE). Met behulp van het explosievenonderzoek worden de aanwezigheid en risico's van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in kaart gebracht. De gemeente Venray adviseert bij grondwerkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen een detectieonderzoek uit te (laten) voeren. Dit onderzoek dient plaats te vinden in het kader van de Arbowetgeving en is in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet juridisch afdwingbaar.
NGE vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend initiatief.
In elk wijzigingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.
Cultuurhistorie
Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het plan opgenomen moet worden. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.
Archeologie
De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het plan aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente.
Op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken.
Planspecifiek
Cultuurhistorie
Het plan is niet gelegen in een gebied dat vanuit het aspect cultuurhistorie een beschermde status kent. Ook liggen er binnen en in de directe omgeving van het plangebied geen cultuurhistorische waardevolle elementen of objecten, zoals rijks- en of/ gemeentelijke monumenten. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt heeft voorliggend plan geen negatief effect.
Archeologie
Voor het plangebied is in het vigerend bestemmingsplan de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' opgenomen. Deze waarde is gebaseerd op de archeologische beleidskaart (ABK) van de gemeente Venray uit 2008. In 2013 is een geactualiseerde versie van de ABK vastgesteld. Hierop is voor het plangebied geen sprake meer van een archeologische verwachtingswaarde. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' is hierdoor niet meer van toepassing. Voor het uitvoeren van sloopwerkzaamheden is daarom geen archeologisch onderzoek vereist. Aangenomen wordt dat er geen archeologische resten aangetast worden door voorliggend plan. De dubbelbestemming is in dit plan komen te vervallen.
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit de aspecten cultuurhistorie en archeologie.
Bij de voorbereiding van een wijzigingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
Planspecifiek
De ontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Voor de realisatie van het plan hoeft de gemeente geen investering te doen. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure zijn verrekend in de leges.
Er zal een overeenkomst betreffende planschade worden afgesloten. Deze kosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer.
Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd kan worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.
Het wijzigingsplan is opgezet volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Het wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. De toelichting is van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing.
Daarnaast maken ook eventuele bijlagen onlosmakelijk onderdeel uit van het wijzigingsplan.
Verbeelding
De verbeelding is een digitale kaart, waarop bestemmingen en aanduidingen zijn weergegeven. Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken specifieker te regelen, bijvoorbeeld in de vorm van gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, functieaanduidingen etc.
Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart). Daar waar een verschil is tussen de digitale en de analoge verbeelding, is de digitale versie leidend.
Regels
De planregels zijn standaard onderverdeeld in vier hoofdstukken.
Voorliggend wijzigingsplan bevat de volgende bestemmingen:
Daarnaast kent het plangebied de gebiedsaanduidingen 'luchtvaartverkeerszone' en 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied'.
Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp wijzigingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Dit is het vooroverleg, waarin het conceptplan wordt voorgelegd aan het waterschap en aan die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
Op basis van artikel 3.1.6 Bro dient verslag te worden gedaan van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het wijzigingsplan zijn betrokken. Dit is de inspraak. Van (formele) inspraak kan, zeker bij wat kleinere plannen, worden afgezien. De gemeentelijke inspraakverordening is daarbij ook van belang.
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door het college wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het plan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het plan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld.
Dit wijzigingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg toegezonden aan de relevante instanties. De reacties zijn in voorliggend plan verwerkt.
Er wordt geen formele inspraakprocedure georganiseerd. Het plan wordt direct als ontwerp ter inzage gelegd. Voor het plan is een omgevingsdialoog gevoerd met de bewoners van Pastoor Jacobspeel 1-1a, Deurneseweg 182, 183 en 191. Uit de dialoog is geen enkele bedenking naar voren gekomen. Er is geen enkel bezwaar tegen het plan geuit.
Het ontwerpwijzigingsplan heeft van 7 juli 2023 tot en met 17 augustus 2023 ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.