direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Spoorstraat ong. Tegelen
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0983.OV202112SPOORSTR61-VA01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

Initiatiefnemer is eigenaar van een perceel aan de Spoorstraat ong. te Tegelen, kadastraal bekend als gemeente Tegelen - sectie C - nummers 822 en 5557. Momenteel zijn onderhavige percelen in gebruik als tuin bij de woning Spoorstraat 65 Tegelen. Initiatiefnemer heeft de wens om ter plekke van onderhavige percelen een bouwkavel te creëren, zodat ter plaatse een nieuwe levensloopbestendige burgerwoning kan worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.OV202112SPOORSTR61-VA01_0001.png"

Uitsnede topografische kaart met aanduiding projectgebied

Omdat het geldende bestemmingsplan het realiseren van een nieuwe levensloopbestendige woning niet direct toe laat, is een principeverzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo. Naar aanleiding van het ingediende principeverzoek heeft het college van burgemeester en wethouders een positief standpunt ingenomen. Dit is verwoord in de brief van 3 juni 2021 (kenmerk: 2020-1807), bijgevoegd als Bijlage 1. De gemeente heeft initiatiefnemer aanbevolen om ten behoeve van het voornemen een 'projectafwijkingsbesluit' te doorlopen.

Afwijken van een bestemmingsplan is alleen toegestaan, indien deze afwijking in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Dit dient te worden aangetoond door een ruimtelijke onderbouwing.

Voorliggend document betreft de ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van de beoogde afwijking van het geldende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Projectgebied en beoogde ontwikkeling

In dit hoofdstuk worden het projectgebied, de huidige situatie en het project beschreven. Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de ruimtelijke effecten van het project.

2.1 Ligging projectgebied

Onderhavig projectgebied is gelegen aan de Spoorstraat ong., in het zuidelijk deel van de kern Tegelen. Onderhavig perceel aan de Spoorstraat ligt ten oosten van de Roermondseweg en ten westen van de Industriestraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.OV202112SPOORSTR61-VA01_0002.png"

Luchtfoto met aanduiding projectgebied

Kadastraal betreft onderhavig projectgebied de percelen gemeente Tegelen - sectie C - nummers 822 en 5557.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.OV202112SPOORSTR61-VA01_0003.png"

Uitsnede kadastrale kaart met aanduiding projectgebied

Onderhavige percelen zijn momenteel in gebruik als achtertuin bij de zuidelijk gelegen woning Spoorstraat 65 Tegelen. De bestaande situatie wordt weergegeven aan de hand van navolgende foto's.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.OV202112SPOORSTR61-VA01_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.OV202112SPOORSTR61-VA01_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.OV202112SPOORSTR61-VA01_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.OV202112SPOORSTR61-VA01_0007.png"

Foto's bestaande situatie

2.2 Beoogde ontwikkeling

Initiatiefnemer is eigenaar van de kadastrale percelen gemeente Tegelen - sectie C - nummers 822 en 5557, welke zijn gelegen in de kern Tegelen. Deze percelen zijn momenteel in gebruik als tuin bij de woning Spoorstraat 65 Tegelen. Voorliggende ontwikkeling voorziet in het ter plekke creëren van een bouwkavel zodat initiatiefnemer op onderhavig perceel een levensloopbestendige woning kan realiseren.

In onderstaande figuren wordt de situering en de uitstraling van de beoogde levensloopbestendige woning inzichtelijk gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.OV202112SPOORSTR61-VA01_0008.png"

Situering beoogde nieuwe woning

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.OV202112SPOORSTR61-VA01_0009.png"

Voorgevel

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.OV202112SPOORSTR61-VA01_0010.png"

Zijgevel rechts

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.OV202112SPOORSTR61-VA01_0011.png"

Achtergevel

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.OV202112SPOORSTR61-VA01_0012.png"

Zijgevel links

Momenteel geldt ter plekke van onderhavig projectgebied het 'Bestemmingsplan met verbrede reikwijdte Tegelen'. Aan onderhavige locatie is de bestemming 'Woongebied' toegekend. Op basis van artikel 12.6.1 van de planregels mogen nieuwe grondgebonden woningen uitsluitend worden opgericht op gronden waar op de verbeelding is voorzien in de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'. Deze specifieke functieaanduiding is niet van toepassing op onderhavige locatie. Daarnaast wijkt het beoogde bouwplan op een aantal andere punten af van de geldende bouwregels.

Met inachtneming van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het in planologisch-juridisch opzicht niet mogelijk is om een nieuwe woning op te richten ter plaatse van onderhavig projectgebied.

2.3 Ruimtelijke effecten

Ieder ruimtelijk plan dat het mogelijk maakt om nieuwe bebouwing op te richten, gaat gepaard met het optreden van ruimtelijk-visuele effecten. De aanvaardbaarheid van deze effecten dient te worden beschouwd.

Vooropgesteld moet worden dat onderhavige percelen momenteel in gebruik zijn als tuin bij de woning Spoorstraat 65 Tegelen. Omdat de woning Spoorstraat 65 een ruime tuin heeft en initiatiefnemer graag kleiner en levensloopbestendig wil gaan wonen, wordt beoogd om onderhavig projectgebied af te splitsen van de woning Spoorstraat 65. Daartoe wordt beoogd om direct aan de noordzijde van de woning Spoorstraat 65 een nieuwe levensloopbestendige woning te realiseren. Met deze ontwikkeling wordt de straatwand aan de Spoorstraat opgevuld. De beoogde woning wordt namelijk op een open plek tussen de woningen Spoorstraat 59 en 65 gerealiseerd. Op basis daarvan wordt geconcludeerd, dat onderhavig voornemen past binnen de bestaande ruimtelijke en stedenbouwkundige bebouwingsstructuur binnen het bebouwd gebied.

Bovendien sluit de beoogde vrijstaande woning aan bij de reeds bestaande vrijstaande woningen op de belendende percelen. Daar komt bij dat de beoogde woning levensloopbestendig wordt ingericht, hetgeen tegemoet komt aan de woonbehoefte van ouderen en tegelijkertijd een kwalitatieve bijdrage levert aan de woonvoorraad in Tegelen. Daarnaast kan worden gewezen op het feit dat de beoogde woning een moderne reguliere woning betreft waardoor de woonvoorraad in kwalitatief opzicht wordt versterkt.

Ondanks dat sprake is van nieuwe bebouwing en daarmee gepaard gaande ruimtelijk-visuele effecten, heeft onderhavige ontwikkeling tot gevolg dat de straatwand aan de Spoorstraat wordt opgevuld met een levensloopbestendige vrijstaande woning. Daarmee wordt het straatbeeld versterkt en wordt tegemoet gekomen aan de kwalitatieve woonbehoefte binnen Tegelen.

De ruimtelijke effecten van onderhavig voornemen worden dan ook aanvaardbaar geacht.

Hoofdstuk 3 Planologisch-juridisch kader

3.1 Bestemmingsplan met verbrede reikwijdte Tegelen

Ter plekke van onderhavig projectgebied vigeert het 'Bestemmingsplan met verbrede reikwijdte Tegelen', vastgesteld op 22 december 2021 door de gemeenteraad van Venlo. Op onderhavige locatie is de bestemming 'Woongebied' van kracht, met bijbehorend bouwvlak.

Bovendien zijn op onderhavige locatie de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Welstand beeldkwaliteitsplan' van toepassing evenals de gebiedsaanduidingen 'geluidzone - industrie' en 'overige zone - historisch waardevolle groenstructuur'.

De situatie wordt verduidelijkt aan de hand van de volgende figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.OV202112SPOORSTR61-VA01_0013.png"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan met aanduiding projectgebied

Rekening houdend met de planregels van de bestemming 'Woongebied' staat voorop dat onderhavig woningbouwplan niet in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan. Dit omdat:

1. Nieuwe grondgebonden woningen mogen uitsluitend daar worden opgericht waar op de verbeelding is voorzien in de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'. Deze aanduiding is niet opgenomen op onderhavige locatie.

2. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak. De voorzijde van de beoogde woning ligt circa 1 tot 1,5 meter buiten het bouwvlak.

3. De maximale diepte van een vrijstaand hoofdgebouw mag op basis van artikel 12.6.1 van de planregels maximaal 15 meter bedragen. De maximum voorgeschreven diepte van een vrijstaand hoofdgebouw wordt in casu beperkt overschreden.

4. Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geldt als gebiedsdoel het behoud en de bescherming van de aanwezige of te verwachten archeologische waarden. In artikel 13.2.2 van de planregels is bepaald dat het verboden is te bouwen zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders indien de ingreep dieper dan 40 cm beneden maaiveld plaatsvindt én indien de bodemverstorende activiteit een oppervlak van meer dan 100 m2 omvat. Aangezien de bodemverstorende activiteit een groter oppervlak heeft dan 100 m2, is het bouwplan in strijd met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'.

5. Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Welstand beeldkwaliteitsplan' gelden aanvullende regels om te voorkomen dat bouwwerken (in ernstige matige) in strijd zijn met de redelijke eisen van welstand. Derhalve geldt als uitgangspunt dat bouwwerken op zichzelf en in relatie tot de directe omgeving dienen te voldoen aan het ter plaatse geldende beeldkwaliteitsplan op basis van de Welstandsnota gemeente Venlo 2013.

Het realiseren van een nieuwe levensloopbestendige woning is niet toegestaan op basis van het geldende 'Bestemmingsplan met verbrede reikwijdte Tegelen'. Het bestemmingsplan biedt geen binnenplanse afwijkings- danwel wijzigingsbevoegdheden voor het college van burgemeester en wethouders om alsnog een woning mogelijk te maken.

Onderhavige ontwikkeling is enkel mogelijk middels het doorlopen van een 'projectafwijkingsbesluit' waarbij wordt afgeweken van het geldende bestemmingsplan 'Bestemmingsplan met verbrede reikwijdte Tegelen'.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het Rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid. Het Rijksbeleid wordt besproken aan de hand van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Voor de beschrijving van het provinciale beleid is gebruik gemaakt van de Provinciaal Omgevingsvisie Limburg (POVI). Het gemeentelijke beleid is ontleend aan de 'Ruimtelijke Structuurvisie 2014', 'Woonvisie 2016-2021' en de 'Dynamische woningbouwprogrammering (2011)'.

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Voorsorterend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet is op 11 september 2021 de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI biedt het Rijk een duurzaam toekomstperspectief voor onze leefomgeving. Met ruim 17 miljoen mensen op ruim 41.000 m2 is het zoeken om goede keuzes te maken ten aanzien van ruimtebeslag, om Nederland over 30 jaar nog steeds een plek te laten zijn waar het goed wonen, werken en recreëren is.

De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen de 21 nationale belangen die in de NOVI worden onderscheiden. De belangrijkste keuzes zijn:

  • De inpassing van duurzame energie(opwekking) met oog voor omgevingskwaliteit.
  • Het bieden van ruimte voor een overgang naar een circulaire economie.
  • Woningbouw faciliteren in een stedelijk netwerk van gezonde en groene steden.
  • Landgebruik meer in balans laten zijn met natuurlijke systemen.


Het realiseren van deze wensen, het benutten van kansen en het oplossen van knelpunten vraagt om samenwerking tussen overheden. Zowel bij nationale vraagstukken als bij gebiedsgerichte regionale opgaven.

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) richt zich op onderstaande vier prioriteiten. Deze onderwerpen hebben onderling veel met elkaar te maken en ze hebben gevolgen voor hoe de fysieke leefomgeving wordt ingericht. De Nationale Omgevingsvisie helpt bij het maken van de noodzakelijke keuzes.


1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie

  • Nederland is in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust. We reserveren voldoende ruimte voor toekomstige waterveiligheidsmaatregelen.
  • We maken de energie-infrastructuur geschikt voor duurzame energiebronnen en reserveren daarvoor ruimte.
  • We passen duurzame energie in met oog voor de kwaliteit van de omgeving en combineren deze zo veel mogelijk met andere functies, zoals zonnepanelen op daken en clustering van windmolens. Voor de inpassing van duurzame energie op land worden regionale energiestrategieën opgesteld.

2. Duurzaam economisch groeipotentieel

  • De Nederlandse economie verandert van karakter en is in 2050 geheel circulair en de broeikasgasemissies zijn dan met 95% gereduceerd, met 55% reductie als beoogd tussendoel in 2030.
  • We zetten in op optimale (inter)nationale bereikbaarheid van steden en economische kerngebieden in het Stedelijk Netwerk Nederland.
  • Overheden investeren in een aantrekkelijke, gezonde en veilige leefomgeving in steden en regio's en bevorderen een aantrekkelijk vestigingsklimaat.

3. Sterke en gezonde steden en regio's

  • We versterken het Stedelijk Netwerk Nederland door de ontwikkeling van de stedelijke regio's te ondersteunen en te zorgen voor goede onderlinge en externe verbindingen. Verstedelijking koppelen we aan de ontwikkeling van de (ov-) infrastructuur en vindt plaats in de regio's waar er vraag is.
  • Het Rijk hanteert een integrale verstedelijkingsstrategie. Dit is een samenhangende aanpak van wonen, werken, mobiliteit, gezondheid, veiligheid en leefomgevingskwaliteit. Zo kunnen steden zich duurzaam ontwikkelen.
  • Verstedelijking vindt geconcentreerd plaats in de regio. Toe te voegen nieuwe woon- en werklocaties worden zorgvuldig en op efficiënte wijze ingepast met oog voor beschikbare ruimte en mobiliteit. Het woningaanbod in de regio's sluit aan bij de vraag naar aantallen en typen woningen, woonmilieus en prijsklasse.
  • We richten de leefomgeving zo in dat deze een actieve, gezonde leefstijl en maatschappelijke participatie bevordert. We verbeteren de luchtkwaliteit, zodat in 2030 wordt voldaan aan de advieswaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie.
  • We versterken het aanbod en de kwaliteit van het groen in de stad en verbeteren de aansluiting op het groene gebied buiten de stad. Een natuurinclusieve ontwikkeling van de stedelijke regio's en natuurinclusief bouwen zijn het uitgangspunt.
  • We richten steden en regio's klimaatbestendig in.
  • Het stedelijke mobiliteitssysteem levert een goede bereikbaarheid op. De auto, het ov, fietsen en lopen zijn onderling verknoopt. Het systeem draagt zo bij aan een gezonde leefomgeving en een gezonde leefstijl.
  • Voor gebieden buiten het Stedelijk Netwerk Nederland, die liggen aan de grens van het land en/of waar vraagstukken rond bevolkingsdaling spelen, ontwikkelen de overheden gezamenlijk een integrale gebiedsgerichte aanpak.

4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

  • Unieke landschappelijke kwaliteiten worden versterkt en beschermd. Nieuwe ontwikkelingen in het landelijk gebied voegen landschapskwaliteit toe. Omgevingsbeleid wordt landschapsinclusief.


Conclusie

Met betrekking tot het voornemen zijn er weinig directe en concrete raakvlakken tussen deze visies en onderhavig plan, anders dan de meer algemene uitgangspunten ten aanzien van een veilige en gezonde leefomgeving, duurzaam ruimtegebruik, etc. Op deze onderwerpen wordt in navolgende paragrafen en hoofdstukken nog nader ingegaan.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro voorziet in de juridische borging van het nationale ruimtelijke beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Navolgende onderwerpen met nationaal belang zijn opgenomen in het Barro en de eerste aanvulling (Stb. 2012, nr. 388):

  • project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • kustfundament en de daarbuiten gelegen primaire waterkeringen;
  • grote rivieren en rijksvaarwegen en de veiligheid daarom heen;
  • toekomstige rivierverruiming van de Maastakken;
  • Waddenzee en Waddengebied, en IJsselmeergebied;
  • verstedelijking in het IJsselmeer;
  • defensie;
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
  • hoofdwegen en landelijke spoorwegen;
  • elektriciteitsvoorziening;
  • ecologische hoofdstructuur.
4.1.3 Regeling algemene regels ruimteljike ordening (Rarro)

Naast het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) in werking getreden. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen, gebieden, objecten en zones worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. In de Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven.

4.1.4 Conclusie Rijksbeleid

Het voorliggende bouwplan levert geen strijd op met de Nationale Omgevingsvisie, het Barro en de Rarro. Het Rijksbeleid is niet aan de orde, omdat sprake is van een kleinschalige ontwikkeling en er geen onderwerpen vanuit de NOVI en Barro op het projectgebied van toepassing zijn. Ook gelden er vanuit de Rarro geen beperkingen ten aanzien van het project.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Omgevingsvisie Limburg (POVI)

Op 1 oktober 2021 hebben Provinciale Staten van Limburg de Omgevingsvisie Limburg vastgesteld, met inachtneming van de aanvaarde amendementen. De Omgevingsvisie Limburg vervangt de Omgevingsvisie POL 2014. De Omgevingsvisie is een strategische en lange termijn (2030-2050) visie op de fysieke leefomgeving en beschrijft onderwerpen zoals wonen, infrastructuur, milieu, water, natuur, landschap, bodem, ruimtelijke economie, luchtkwaliteit en cultureel erfgoed. Daarnaast worden ook de aspecten gezondheid, veiligheid en een gezonde leefomgeving in de Omgevingsvisie meegenomen.

In het POVI is onderhavig projectgebied gelegen in de zone 'Stedelijk gebied'. Vanuit beleidsmatig oogpunt in relatie tot voorliggende ontwikkeling is geen sprake van relevante wijzigingen. Over 'Stedelijk gebied' is in het POVI het volgende opgenomen.

Stedelijk gebied

Het stedelijk gebied omvat de bebouwde gebieden van de Westelijke Mijnstreek, Heerlen, Brunssum, Landgraaf en Kerkrade en de steden Maastricht, Venlo, Roermond, Weert en Venray. Hier vind je een breed scala aan locaties met functies zoals wonen, winkels, scholen, voorzieningen, wegen en openbare ruimte. De zorg voor een goede kwaliteit van de leefomgeving en een goede bereikbaarheid zijn hier belangrijke uitgangspunten. Het is belangrijk dat onder meer in de overgangsgebieden stad-land wordt ingespeeld op ruimte voor klimaatadaptatie via het watersysteem en de groenvoorzieningen.

Voorliggende ontwikkeling wordt niet belemmerd door de beleidsuitgangspunten van de provincie Limburg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.OV202112SPOORSTR61-VA01_0014.png"

Uitsnede kaart 'Limburgse principes' POVI met ligging projectgebied

4.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014 (OvL2014)

Naast de indeling in zoneringen is tevens sprake van diverse provinciale beschermingsgebieden, waartoe op grond van de Omgevingsverordening Limburg 2014 specifieke regelgeving geldt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.OV202112SPOORSTR61-VA01_0015.png"

Uitsnede kaart 'milieubeschermingsgebieden' Omgevingsverordening Limburg 2014 met ligging projectgebied

Venloschol

In Limburg is het grondwater in bepaalde gebieden beschermd tegen verontreinigingen vanaf maaiveld. Deze zogenaamde geologische bescherming, waarbij het watervoerende pakket wordt afgedekt met slecht doorlatende kleilagen, komt voor in de Venloschol en de Roerdalslenk. Diepe boringen, door de natuurlijke geologische bescherming heen, kunnen het diepe grondwater aantasten, indien ze niet zorgvuldig worden uitgevoerd. Met het oog op de bescherming van het diepe grondwater voor de drinkwatervoorziening is een boorverbod met ontheffingsmogelijkheid in de Omgevingsverordening Limburg opgenomen.

In de Omgevingsverordening Limburg 2014 is opgenomen dat onder andere het maken van een boorput, het roeren van de grond of het maken van een gesloten bodemenergiesysteem binnen en buiten inrichtingen verboden is beneden 5 meter boven NAP. Onderhavige ontwikkeling gaat niet gepaard met dergelijke diepe activiteiten in de bodem waardoor de ligging van onderhavige locatie in de zone Venloschol geen belemmeringen vormt voor het voornemen.

4.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De zogenaamde ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ is opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid, Besluit ruimtelijke ordening en luidt als volgt:

'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'

De ladder voor duurzame verstedelijking is door de provincie verankerd in de Omgevingsverordening Limburg 2014 (OvL2014) in artikel 2.2.2, lid 1. Aanvullend op deze ladder heeft de provincie daarin bepaald dat tevens de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen moet worden onderzocht.

Uitgangspunt voor toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking is dat sprake dient te zijn van een stedelijke ontwikkeling. Conform artikel 2.2.1 van de OvL2014 is de definitie van een stedelijke ontwikkeling een ‘ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen’.

Het begrip 'stedelijke ontwikkeling' is in uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State nader verduidelijkt. Een woningbouwproject wordt beoordeeld als een stedelijke ontwikkeling, indien twaalf of meer woningen worden gerealiseerd. Van een dergelijke stedelijke ontwikkeling is bij voorliggende ontwikkeling geen sprake, er is slechts sprake van het bouwen van één nieuwe levensloopbestendige woning in het centrum van Tegelen waardoor de verdere toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking niet aan de orde is.

4.2.4 Limburgs Kwaliteitsmenu

Voor (ruimtelijke) ontwikkelingen buiten de zogenaamde 'rode contouren' is het Limburgs Kwaliteitsmenu van kracht. In dit Kwaliteitsmenu geeft de provincie de Limburgse gemeenten een handreiking op welke wijze deze om moeten gaan met ontwikkelingen in het buitengebied. Gemeenten dienen in een structuurvisie dit provinciale beleidskader te verwerken en aan te geven op welke wijze zij toepassing geven aan het Limburgs Kwaliteitsmenu. Dit Kwaliteitsmenu is vertaald in de Ruimtelijke Structuurvisie Venlo (2014).

Initiatiefnemer is voornemens om in het centrum van Tegelen een levensloopbestendige woning te realiseren. Het feit dat onderhavig perceel is gelegen binnen de kern Tegelen heeft tot gevolg dat het Limburgs Kwaliteitsmenu niet van toepassing is.

4.2.5 Conclusie provinciaal beleid

Gelet op vorenstaande uiteenzetting van het vigerende provinciale beleid, bestaan er geen onoverkomelijke belemmeringen met betrekking tot voorliggende ontwikkeling.

De ter plekke van onderhavig plangebied van toepassing zijnde provinciale zonering 'Stedelijk gebied' impliceert geen belemmeringen vanuit beleidsoogpunt. Daarnaast voldoet onderhavige ontwikkeling aan de ladder voor duurzame verstedelijking en het Limburgs Kwaliteitsmenu.

4.3 Regionaal beleid

4.3.1 Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg

Met de Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg geven de gemeenten Beesel, Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Mook en Middelaar, Venlo, Venray, Peel en Maas en de Provincie Limburg sturing aan de regionale woningmarkt. In de visie 'Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg' zijn vijf inhoudelijke pijlers geïdentificeerd die de kern vormen van deze visie. Deze inhoudelijke pijlers zijn gericht op:

  • 1. Een gezonde woningmarkt in balans: nieuwbouw naar behoefte;

Het aantal plannen om nieuwbouw toe te voegen, moet in een gezonde verhouding staan tot de kwantitatieve behoefte. Men acht het onverantwoord om te sturen op een bouwprogramma dat uitgaat van meer dan voorspelde groei.

  • 2. De juiste woning op de juiste plek en dynamisch voorraadbeheer;

De betrokken gemeenten willen een breed palet aan woonmilieus bieden dat aansluit bij de huidige en toekomstige inwoners van de regio.

  • 3. Goed wonen voor iedereen, maar met extra aandacht voor onder andere arbeidsmigranten;

Bijzondere aandacht is nodig voor de huisvesting van (toekomstige) werknemers en dan vooral de arbeidsmigranten, maar ook studenten. Arbeidsmigranten vullen veel banen in en zijn voorwaarde voor de verdere economische ontwikkeling. Maar ook vluchtelingen en statushouders vragen nadrukkelijk aandacht.

  • 4. Kwaliteit bestaande voorraad en kernen meer centraal;

De kwaliteit en geschiktheid van de bestaande voorraad komt meer centraal te staan. Vooral in de meer stedelijke wijken vraagt dit aandacht. Maar ook de leefomgeving in de kernen. De vitaliteit staat op sommige plekken onder druk.

  • 5. Een levensloopvriendelijke en duurzame regio.

Door de vergrijzing neemt het aantal senioren fors toe, in de kleine kernen gaat dit proces nog sneller. Dit willen we extra aandacht geven in lokaal woonbeleid. Hier ligt ook een prachtige kans om de koppeling te zoeken met bewustwording op het terrein van verduurzaming.

Onderhavige ontwikkeling voorziet in het toevoegen van één levensloopbestendige woning aan de woningvoorraad. Het betreft een moderne levensloopbestendige woning, waardoor sprake is van een kwalitatieve toevoeging aan de woningvoorraad. Gezien de levensloopbestendigheid van de woningen wordt aangesloten bij de pijler ‘Een levensloopvriendelijke en duurzame regio’ uit de ‘Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg’. De beoogde ontwikkeling is derhalve in overeenstemming met de uitgangspunten uit de ‘Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg’.

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 Ruimtelijke Structuurvisie 2014

In voorliggende structuurvisie wordt aangegeven dat iedere gemeente verplicht is om de hoofdlijnen van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling te schetsen en aan te geven op welke manier zij hier uitvoering aan wil geven.

De ruimtelijke structuurvisie is verdeeld in vijf thema’s, de zogenaamde ‘majeure opgaven’. Daarnaast zijn er drie aandachtspunten geformuleerd die op elke ruimtelijke beslissing van toepassing zijn, die noemen we vanaf nu ‘basisprincipes’.

Majeure opgaven:

  • 1. Drukte in het ommeland: het contrast tussen buitengebied en stedelijk gebied verscherpen door het buitengebied ook daadwerkelijk als buitengebied te behandelen. Dit betekent het combineren van meerdere functies, zoals landbouw, recreatie, waterberging en natuurontwikkeling.
  • 2. Ruimte in de stad: het contrast tussen buitengebied en stedelijk gebied door de beschikbare ruimte in bestaand stedelijk gebied maximaal te benutten.
  • 3. Leven met de Maas: ruimte geven aan de rivier en haar beken om te anticiperen op klimaatverandering.
  • 4. Voorzieningen op maat: zorgen voor vitale en toekomstbestendige voorzieningenclusters die aansluiten bij de reële behoefte van de samenleving.
  • 5. Robuuste structuren | werken aan een weerbare infrastructuur voor personen- en goederenvervoer. Daarnaast vraagt het gebruik van de ondergrond en het opwekken van schone energie steeds meer aandacht.

Naast deze ‘majeure opgaven’ gaan we uit van drie basisprincipes, aandachtspunten die van toepassing zijn op elk ruimtelijk initiatief. Dit betekent concreet dat we een initiatief als kansrijker beschouwen als:

  • het de uitgangspunten van Cradle to Cradle (C2C) als vertrekpunt hanteert;
  • de vraag wordt gesteld wat het betrekken van (Duitse) regiogemeenten kan betekenen;
  • het zelf georganiseerd draagvlak geniet.


In het stedelijk gebied streven we naar maximale benutting van de bestaande beschikbare ruimte, niet om een uitbreiding daarvan. In het stedelijk gebied is door tijdelijk gebruik, hergebruik, multifunctioneel gebruik en slim slopen nog voldoende ruimte aanwezig om nieuwe initiatieven een plaats te geven. De voorkeur gaat uit naar het aanpassen van bestaande woningen of gebieden in plaats van uitbreiding. Onderhavig initiatief sluit daar goed bij aan doordat een nieuwe bouwkavel wordt gecreërd in het centrum van Tegelen op gronden waar momenteel de achtertuin van de woning Spoorstraat 65 aanwezig is.

4.4.2 Woonvisie 2016-2021

In de 'Woonvisie 2016-2021' staat opgenomen dat de gemeente Venlo de toenemende woningbehoefte voor de komende 15 jaar voornamelijk wil accommoderen in het stedelijk gebied, namelijk het centrum van Venlo en de woonwijken rond het centrum, waaronder Tegelen. Daar wil men woningen ontwikkelen met toekomstwaarde voor verschillende doelgroepen en daarnaast goed letten op een goede balans tussen koop en huur. Bovendien wordt in de woonvisie benadrukt dat men bij nieuwbouw levensloopbestendig bouwen nastreeft. Gelet op het type woning dat ter plekke wordt beoogd, sluit onderhavig woningbouwplan goed aan bij de uitgangspunten van de lokale woonvisie. Levensloopbestendig bouwen heeft namelijk de voorkeur.

4.4.3 Dynamische woningbouwprogrammering (2011)

De dynamische woningbouwprogrammering (DWP) is een lokaal uitvoeringsinstrument, waarbij de gemeente Venlo invulling geeft aan de woningbouwkaders uit de woonvisie regio Venlo 2011-2015 en de Strategische Visie 2030. De DWP is op 26 april 2011 vastgesteld in het college van B&W.

Bij nieuwe woningbouwinitiatieven dient altijd een toetsing aan de uitgangspunten van de dynamische woningbouwprogrammering plaats te vinden. Hierin is opgenomen dat er in principe geen medewerking wordt verleend aan nieuwe woningbouwinitiatieven. Uitgezonderd initiatieven voor een enkele woning, hieraan (mits passend in de woningbehoefte van het deelgebied) wordt wel medewerking verleend. Het toevoegen van één levensloopbestendige woning is passend binnen de woningbehoefte van Tegelen. Onderhavig plan voorziet in de realisatie van een levensloopbestendige woning, hetgeen aansluit op de woningbehoefte na 2030 (toename in de groep ouderen).

Hoofdstuk 5 Milieutechnische aspecten

Bij de realisering van een ontwikkeling moet in de eerste plaats rekening worden gehouden met aspecten uit de omgeving die een negatieve invloed kunnen hebben op het projectgebied. Dit geldt omgekeerd ook voor de uitwerking die het project heeft op zijn omgeving. Voor de locatie zijn in dit hoofdstuk de milieuaspecten bodem, geluid, milieuzonering, luchtkwaliteit en externe veiligheid onderzocht.

5.1 Besluit Milieueffectrapportage

Bij woningbouw kan er sprake zijn van een stedelijk ontwikkelingsproject, zoals aangegeven in onderdeel D 11.2, kolom 1: 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.'

Als de ontwikkeling ook voldoet aan kolom 2 (de drempel), dan is er sprake van een m.e.r.-plicht. Dit is het geval als de activiteit betrekking heeft op:

  • 1. een oppervlakte van 100 hectare of meer;
  • 2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat; of
  • 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer.

Onderhavig planvoornemen voorziet in de ontwikkeling van één woning. De voorgenomen activiteit blijft hiermee ruimschoots onder de drempel waardoor geen sprake is van het doorlopen van een (vormvrije) m.e.r.-procedure.

5.2 Bodem

Indien sprake is van een planologische functiewijziging, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik.

Voorliggende onderbouwing heeft betrekking op het creëren van een bouwkavel op een perceel dat momenteel in gebruik is als tuin bij de woning Spoorstraat 65 Tegelen. Deze ontwikkeling wordt dan ook beoogd op gronden die momenteel zijn bestemd voor 'Wonen'. Omdat onderhavige locatie reeds is bestemd tot 'Wonen', is het doorvoeren van een planologische functiewijziging niet noodzakelijk om onderhavig initiatief mogelijk te maken. Wel gaat het woningbouwinitiatief gepaard met het realiseren van nieuwe verblijfsruimten ter plaatse. Derhalve dient in dit verband een historisch bodemonderzoek conform NEN 5725 te worden uitgevoerd.

Ten behoeve van voorliggende ontwikkeling is een historisch bodemonderzoek verricht door Aelmans ECO B.V.. De rapportage van het verrichte onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 2. Op grond van dat onderzoek zijn de volgende conclusies en aanbevelingen gedaan.

In de rapportage wordt aangegeven dat het deel van de onderzoekslocatie waar de voorgenomen realisatie wordt beoogd, momenteel een braakliggend perceel betreft.

Uit de voorhanden zijnde historische informatie zijn geen aanwijzingen die duiden op de aanwezigheid van mogelijke bodemverontreinigingen en/of bodembedreigende activiteiten. Daarnaast zijn tijdens de terreininspectie geen aanwijzingen geweest, welke zouden kunnen wijzen op enige vorm van bodemverontreiniging. Omdat verder geen aanleidingen bestaan voor het aantreffen van bodemverontreinigingen wordt de hypothese "onverdacht" voor de gehele onderzoekslocatie aangehouden.

Gelet op het vorenstaande vormt het aspect bodem geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.3 Geluid

Met betrekking tot het aspect geluid kan sprake zijn van geluidbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai, industrielawaai en spoorweglawaai. Bij voorliggende ontwikkeling spelen de aspecten wegverkeerslawaai en industrielawaai een rol.

Wegverkeerslawaai

Ten aanzien van alle wegen, behalve 30 km/u wegen en wegen behorende bij een woonerf, geldt een geluidszone, die ook wettelijk is vastgelegd in de Wet geluidhinder. Voor wegen die buitenstedelijk zijn gelegen en die bestaan uit één of twee rijstroken, geldt een wettelijk vastgestelde geluidzone van 250 meter aan weerszijden van de weg (gemeten vanuit de wegas). Wegen waarop een maximum snelheid geldt van 30 km/u zijn niet voorzien van geluidzones.

Wanneer er ontwikkelingen worden gerealiseerd binnen geluidzones van wegen, zal middels een akoestisch onderzoek moeten worden aangetoond dat de gevelbelasting vanwege het wegverkeerslawaai niet zodanig is dat de, in de Wet geluidhinder opgenomen, voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor burgerwoningen wordt overschreden. Is dit wel het geval, dan zal een procedure voor het vaststellen van een Hogere Waarde gevolgd dienen te worden.

Onderhavig perceel is gelegen aan de Spoorstraat. Voor deze weg geldt een maximum snelheid van 30 km/u. In de directe nabijheid van de Spoorstraat ligt de Kruisstraat respectievelijk de Industriestraat. Voor deze weg geldt een maximum snelheid van 50 km/u. Dergelijke wegen zijn op basis van de Wet geluidhinder gezoneerd. Omdat de beoogde woning is gelegen binnen de vastgestelde geluidzone van 250 meter, is het verrichten van een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai noodzakelijk.

Ten behoeve van voorliggende ontwikkeling is op 3 november 2021 een akoestisch onderzoek berekening gevelbelasting verricht door Aelmans ROM B.V (rapportnummerM217844.001.001/GGO). De rapportage van het verrichte onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 3. Op grond van dat onderzoek zijn de volgende conclusies en aanbevelingen gedaan:

- Gevelbelasting:
De geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op de Kruisstraat en Industriestraat overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op geen enkele gevel van het bouwplan.
Voor het industrielawaai wordt de voorkeursgrenswaarde met maximaal 2 dB overschreden. Derhalve dient een hogere grenswaarde procedure te worden doorlopen ten gevolgen van het aanwezige industrielawaai.

- Cumulatie Wet geluidhinder
Ter bepaling van de gecumuleerde waarde dient de totale geluidbelasting (exclusief aftrek artikel 110g Wet geluidhinder) te worden berekend van alle zoneplichtige (spoor)wegen, industrie en luchtvaart met een geluidbelasting boven de voorkeursgrenswaarde. In het onderhavige geval is dit niet aan de orde.

- Cumulatie goed ruimtelijke ordening
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de cumulatie bepaald inclusief alle gemodelleerde geluidbronnen. Ter bepaling van de milieukwaliteit in de omgeving is deze gecumuleerde waarde getoetst aan de 'methode Miedema'. De maximale gecumuleerde waarde, voor het spectrum wegverkeerslawaai, bedraagt 54 dB; waarmee gesteld kan worden dat er sprake is van de kwalificatie 'redelijk' en daarmee van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Bij toepassing van standaard bouwmaterialen is een binnenniveau van 33 dB gewaarborgd. Tevens beschikt het bouwplan over een geluidluwe gevel/buitenruimte. Daarmee is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Aangezien de cumulatieve geluidbelasting hoger is dan 53 dB zou er formeel een nader onderzoek uitgevoerd moeten worden ter bepaling van de geluidwering van de gevel. Het is echter aannemelijk dat een gevel van een nieuwbouwwoning een grotere geluidwering heeft dan de minimale 20 dB uit het Bouwbesluit. Tevens zijn de gevels waar de cumulatieve geluidbelasting het hoogst is conform het schetsontwerp geen gevels waar zich een verblijfsruimte achter bevindt. Derhalve wordt een nader onderzoek ter bepaling van de geluidwering van de gevel niet noodzakelijk geacht. Bij toepassing van standaard bouwmaterialen is een binnenniveau van 33 dB en daarmee een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gewaarborgd.

Industrielawaai

Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Bestemmingsplan met verbrede reikwijdte Tegelen ' is ter plekke van onderhavige locatie de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' van toepassing vanwege het industrieterrein Windhond. Binnen deze geluidzone is het bouwen van nieuwe gebouwen met een geluidsgevoelige bestemming of het in gebruik nemen van een nieuwe geluidsgevoelige functie overeenkomstig de Wet geluidhinder uitsluitend toegestaan, indien is gebleken dat de geluidsbelasting vanwege het industrielawaai op de gevels van de gebouwen met deze geluidsgevoelige bestemming of waarin de nieuwe geluidsgevoelige functie wordt uitgeoefend niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde. Nieuwe ontwikkelingen binnen de geluidzone van industrieterrein Windhond dienen getoetst te worden aan de Wet geluidhinder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.OV202112SPOORSTR61-VA01_0016.png"

Uitsnede bestemmingsplan waarbij de gebiedsaanduiding 'geluidzone – industrie' oplicht

Ten behoeve van onderhavige ontwikkeling is door Aelmans ROM B.V. een akoestisch onderzoek industrielawaai uitgevoerd. De resultaten van dat onderzoek zijn eveneens opgenomen in Bijlage 3 (Akoestisch onderzoek berekening gevelbelasting verricht door Aelmans ROM B.V (rapportnummerM217844.001.001/GGO).

De planlocatie ligt binnen een geluidzone voor industrie. De geluidbelasting op planlocatie is behandeld en aangeleverd door de gemeente. (zie bijlage 5 akoestisch onderzoek Aelmans ROM B.V). De geluidbelasting ten gevolge van industrielawaai is maximaal 52 dB etmaalwaarde. Aangezien de geluidbelasting 2 dB boven de voorkeursgrenswaarde ligt, zijnde 50 dB, dient er een hogere grenswaarde procedure te worden doorlopen ten gevolge van industrielawaai. De beschikking hogere waarden Wet geluidhinder is bijgevoegd als bijlage Bijlage 5.

Gelet op het vorenstaande vormt het aspect geluid geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.4 Milieuzonering

Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat (andersom) nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. Het waar mogelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
  • het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.De gemeente beslist zelf of zij op een bepaalde locatie bedrijven of woningen mogelijk wil maken. Dit besluit dient echter wel zorgvuldig te worden afgewogen en te worden verantwoord.

Teneinde te bepalen of een goed woon- en leefklimaat in de nieuw te realiseren woning aanwezig is, dient bestaande bedrijvigheid in de (directe) omgeving van onderhavig projectgebied te worden beoordeeld. Daartoe kan gebruik worden gemaakt van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)'.

In de directe omgeving van onderhavige locatie is sprake van een gebied met functiemenging omdat een aantal functies op korte afstand van elkaar zijn gelegen, namelijk woondoeleinden, bedrijfsfuncties, detailhandel en maatschappelijke activiteiten. Omdat de omgeving wordt gekenmerkt als een gemengd gebied, kunnen de richtafstanden met één stap worden verlaagd.

Binnen een afstand van 30 meter van de planlocatie liggen uitsluitend woningen van derden. Deze woningen vormen geen belemmering voor de planontwikkeling.

Op een afstand van circa 33 meter ten noord-westen van de planlocatie ligt een detailhandel. Voor detailhandel geldt een richtafstand van 10 meter. In gemengd gebied kan die richtafstand met één stap terug worden gebracht naar nul meter. Aan deze richtafstand wordt voldaan.

Aan de oostzijde van de planlocatie ligt op een afstand van circa 55 meter een bedrijfsbestemming. Binnen die bedrijfsbestemming zijn bedrijven binnen de milieucategorieën 1 en 2 toegestaan. Dergelijke bedrijven kennen een grootste milieuafstand van 30 meter. In gemengd gebied kan die afstand met één stap terug worden gebracht naar 10 meter. Aan deze richtafstand wordt bij een afstand van circa 55 meter ruimschoots voldaan.
Ook aan de zuidzijde van de planlocatie liggen op een afstand van ruim 30 meter bedrijfsbestemmingen. Binnen die bedrijfsbestemming zijn bedrijven binnen de milieucategorieën 1 en 2 toegestaan. Dergelijke bedrijven kennen een grootste milieuafstand van 30 meter. In gemengd gebied kan die afstand met één stap terug worden gebracht naar 10 meter. Aan deze richtafstand wordt bij een afstand van ruim 30 meter voldaan.

Bovendien is aan de zuidzijde van het projectgebied het bedrijf Metaalgieterij Giesen B.V. gelegen. Dit bedrijf betreft een aluminiumgieterij. Met inachtneming van de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)' behoort een dergelijk bedrijf tot milieucategorie 4.2. Daarbij dient in beginsel een richtafstand van 300 meter te worden aangehouden, maar omdat in casu sprake is van een gemengd gebied kan deze afstand worden teruggebracht tot 200 meter. Aan deze afstand wordt in beginsel niet voldaan, maar hierbij is tevens van belang dat rond onderhavig bedrijf reeds een groot aantal bestaande woningen zijn gelegen. Deze woningen bevinden zich op een kortere afstand tot het bedrijf dan de door initiatiefnemer beoogde nieuwbouwwoning. Dit geld eveneens voor de andere bedrijven in de nabije omgeving van het projectgebied. Dat maakt dat de nieuwe woning geen maatgevende belemmering oplevert voor de bedrijven rond het projectgebied.

Er kan worden geconcludeerd dat milieuzonering geen belemmeringen met zich meebrengt voor de realisatie van deze nieuwe woning.

5.5 Luchtkwaliteit

5.5.1 Algemeen

Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen inzake de luchtkwaliteit opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna ook: Wm). Omdat de luchtkwaliteitseisen op zijn genomen in titel 5.2 van de Wm, staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'.

Het doel van titel 5.2 Wm is om de mensen te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op hun gezondheid. In de wet- en regelgeving zijn de richtlijnen uit de Europese regelgeving opgenomen, waaraan voorgenomen ontwikkelingen dienen te voldoen.

Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid van een bestuursorgaan ex. artikel 5.16 Wm:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • een project leidt al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) of een regionaal programma van maatregelen.
5.5.2 Het besluit NIBM

Deze Algemene maatregel van Bestuur (AmvB) legt vast wanneer een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de toename van concentraties van bepaalde stoffen in de lucht. Een project is NIBM wanneer het aannemelijk is dat het een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Het NSL is vanaf augustus 2009 van kracht, zodat de 3% grens aangehouden dient te worden.

In de regeling NIBM is (onder andere) aangegeven dat een plan tot 1.500 woningen niet in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentratie fijn stof en stikstofdioxide in de lucht.

Initiatiefnemer is voornemens om aan de Spoorstraat te Tegelen een nieuwe levensloopbestendige woning te realiseren. Met inachtneming van de kleinschalige aard van onderhavige ontwikkeling kan worden geconcludeerd dat onderhavig voornemen geen invloed heeft op het aspect luchtkwaliteit. Het planvoornemen leidt niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.

NIBM-tool InfoMil

Ook zal het plan niet leiden tot een dusdanig aantal toenemende verkeersbewegingen dat de grenswaarde van de luchtkwaliteit daarmee wordt overschreden. InfoMil heeft een NIBM-tool ontwikkeld waarmee een 'worst-case' berekening kan worden verricht voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van een plan op de luchtkwaliteit. Dit rekenmodel toont aan dat tot 1.504 extra voertuigen (weekdaggemiddelde) niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Hierbij wordt uitgegaan van 0% vrachtverkeer.

5.5.3 Besluit gevoelige bestemmingen

Dit besluit is gericht op de beperking van de vestiging in de nabijheid van provinciale en rijkswegen van gevoelige bestemmingen, zoals gebouwen voor kinderopvang, scholen, verzorgings- of verpleegtehuizen.

Het Besluit gevoelige bestemmingen is niet op onderhavig voornemen van toepassing.

5.5.4 Conclusie luchtkwaliteit

Gelet op vorenstaande vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen voor onderhavige ontwikkeling.

5.6 Externe veiligheid

In onderhavig geval is sprake van het realiseren van een zogenaamd kwetsbaar object. Het beleid is derhalve van toepassing en er is een afweging gemaakt of de planontwikkeling ertoe leidt dat er een onaanvaardbaar risico ontstaat in het kader van de externe veiligheid.

5.6.1 Beleid

Het beleid in het kader van de externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving voor wat betreft handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen, alsook op het vervoer van deze stoffen.

Rekening houdend met het aspect externe veiligheid zijn onderstaande wet- en regelgeving van belang.

  • Circulaire effectafstanden LPG-tankstations

De circulaire is van toepassing bij een besluit ten aanzien van een LPG-tankstation onder werking van het Bevi, dat het mogelijk maakt dat er (meer) personen in de omgeving van een LPG-tankstation aanwezig kunnen zijn.

  • Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik

In deze circulaire zijn veiligheidszones (A-, B- of C-zone) vastgesteld voor de opslag van ontplofbare stoffen voor civiel gebruik. Binnen deze veiligheidszones worden de aanwezigheid van activiteiten en/ of objecten uitgesloten.

  • Vuurwerkbesluit

Dit besluit geeft veiligheidsafstanden voor de opslag van consumentenvuurwerk en professioneel vuurwerk.

  • Beleidsplan Externe Veiligheid Venlo 2012-2015

In dit plan zijn door de gemeente Venlo regels opgenomen over externe veiligheid.

  • Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt)

In dit besluit zijn de risiconormen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en binnenwater opgenomen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

In het Bevb zijn de risiconormen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen opgenomen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

In het Bevi zijn de risiconormen voor inrichtingen die werken met gevaarlijke stoffen opgenomen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Rekening houdend met onderhavige ontwikkeling zijn het Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit externe veiligheid inrichtingen van belang.

5.6.2 Groepsrisico

Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen tegelijkertijd komt te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek. In het Bevi is een verantwoordingsplicht binnen het invloedsgebied opgelegd, i.c. het gebied binnen de zogenaamde 1%-letaliteitsgrens, zijnde de afstand vanaf een risicobedrijf waarop nog slechts 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving overlijdt bij een ongeval op het risicobedrijf. Voor elke verandering van het groepsrisico, dit kan een af- of toename zijn, in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd. Deze verantwoording ziet toe op de wijze waarop de toelaatbaarheid van de verandering van het groepsrisico in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van het groepsrisico, worden ook andere aspecten meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Hieronder vallen onder meer de zelfredzaamheid en de bestrijdbaarheid van een calamiteit.

5.6.3 Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans dat een onbeschermd individu in een jaar komt te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron. Voorbeelden van risicobronnen zijn bedrijven, (vaar)wegen en spoorlijnen. De 10-6-contour is de maatgevende grenswaarde, binnen welke contour geen kwetsbare objecten mogen worden opgericht.

5.6.4 Risicovolle bronnen

Ten behoeve van de beoordeling van de voor onderhavige kwetsbare objecten mogelijke externe veiligheidsrisico's, is de Risicokaart Limburg geraadpleegd. Op de risicokaart is informatie opgenomen over transportroutes, buisleidingen, en risicovolle inrichtingen.

MGG Tegelen BV

Op de locatie Industriestraat 14 te Tegelen bevindt zich het bedrijf MGG Tegelen BV. Binnen deze inrichting vindt de opslag van 10 ton gevaarlijk afval en 30 ton gevaarlijke stoffen in hal 53 plaats. Het projectgebied is op 175 meter van de Bevi inrichting 'MGG Tegelen BV' gelegen. De plaatsgebonden risicocontour van deze inrichting bedraagt 150 meter. Op de Risicokaart Limburg is de plaatsgebonden risicocontour van 150 meter aangegeven. Het invloedsgebied van de inrichting, waarbinnen het groepsrisico verantwoord dient te worden, bedraagt 275 meter. Het projectgebied is dan ook gedeeltelijk gelegen binnen het invloedsgebied van de inrichting, waardoor een verantwoording van het groepsrisico plaats dient te vinden. Onderhavige ontwikkeling is kleinschalig van aard omdat wordt voorzien in de realisatie van één woning waardoor de personendichtheid slechts beperkt toeneemt. Daarbij is tevens van belang dat de locatie goed bereikbaar is van een aantal zijden. De locatie is gesitueerd in de bebouwde omgeving, zodat primaire bluswatervoorzieningen in de buurt zijn gesitueerd. Verder betreft het een woning met verdieping, waar in principe alleen mobiele personen wonen, waardoor de zelfredzaamheid als groot kan worden beschouwd.

Gasdrukregel- en meestations

Op een afstand van circa 455 meter van onderhavig projectgebied is een bovengronds gasdrukregel- en meetstation aanwezig. Bij dit gasdrukregel- en meetstation is sprake van de productie en distributie van elektriciteit, aardgas, stoom en warm water. De veiligheidsafstand op basis van het Activiteitenbesluit milieubeheer bedraagt voor deze activiteit 15 meter. Derhalve vormt deze geen belemmering voor het planvoornemen.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over spoor en water

Het projectgebied is op circa 300 meter ten westen van de spoorlijn Venlo - Roermond gelegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Deze spoorlijn heeft een invloedsgebied van 995 meter waardoor het projectgebied binnen het invloedsgebied is gelegen.

Bovendien is het projectgebied op circa 930 meter van de Maas gelegen waarover eveneens vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Deze heeft een invloedsgebied van 1070 meter waardoor het projectgebied is gelegen binnen het invloedsgebied van de binnenvaartroute Maascorridor.

Voor zowel het spoor als het water geldt als uitgangspunt dat kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico omdat het plan voor beide invloedsgebieden is gelegen in zone III (> 200 meter). Bij deze zone hoeft alleen rekening te worden gehouden met de effecten van een toxische gaswolk.

Indien een ruimtelijk plan in onderhavig gebied tot een toename van de personendichtheid leidt, betekent dat het groepsrisico niet significant zal toenemen, vanwege:

  • de afstand tot de plaats van het mogelijke incident;
  • de aard van incident (blootstelling aan toxisch gas);
  • de reeds hoge personendichtheden binnen de gemeente Venlo nabij de grote risicobronnen.

De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is binnen

het projectgebied geen item, vanwege het gegeven dat de:

  • toename van de personendichtheid geen significant effect op het groepsrisico heeft;
  • kans op overlijden ten gevolge van een incident met gevaarlijke stoffen in deze gebieden bijzonder klein is.

Op deze afstand van de risicobron speelt het bestrijdbaarheidsvraagstuk niet of nauwelijks. De bestrijding vindt plaats bij de bron, op ruime afstand van het projectgebied.

Omdat blootstelling aan een toxisch gas het bepalende scenario is, biedt “schuilen” de beste wijze van zelfredzaamheid. Schuilen vindt plaats binnen bouwwerken. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters. Het plangebied wordt veelal alleen blootgesteld aan de gevolgen van een toxische gaswolk bij ‘optimale’ weersomstandigheden, die gedurende het jaar procentueel weinig voorkomen. Bovendien is bij nieuwe bouwwerken sprake van een steeds betere isolatie welke zorgt voor een goede bescherming tegen het binnendringen van het toxische gas. Daarnaast worden bewoners tijdig gewaarschuwd via NL-alert.

Tot slot is van belang dat het plan ter advies wordt voorgelegd aan de Veiligheidsregio Noord-Limburg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.OV202112SPOORSTR61-VA01_0017.png"

Uitsnede Risicokaart Limburg met aanduiding projectgebied

Hoofdstuk 6 Overige ruimtelijke aspecten

Naast de diverse milieutechnische aspecten, zoals uiteengezet in hoofdstuk 5, dient tevens te worden gekeken naar de overige ruimtelijke aspecten. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aspecten archeologie, kabels en leidingen, verkeer en parkeren, waterhuishouding, natuur- en landschap, flora en fauna en duurzaamheid.

6.1 Archeologie & Cultuurhistorie

6.1.1 Archeologie

Archeologische waarden zijn bij wet beschermd (Monumentenwet 1988, hoofdstuk vijf 'Archeologische monumentenzorg'). Gemeenten zijn verantwoordelijk voor hun eigen bodemarchief. De gemeente is dus het bevoegde gezag indien het gaat om het toetsen van de archeologische onderzoeken en Programma's van Eisen. Voorheen werd dit door de provincie gedaan, maar deze beperkt zich momenteel tot zaken die van provinciaal belang zijn. Voor (gemeentelijke) bestemmingsplannen (daaronder tevens begrepen: wijzigingsplannen) betekent dit concreet het volgende:

  • de gemeenteraad dient bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden en monumenten;
  • in een bestemmingsplan kan in het belang van de archeologie een vergunningenstelsel worden opgenomen. De aanvrager van een vergunning, waarbij bodemverstoring plaats vindt, kan langs de weg van het bestemmingsplan de verplichting krijgen tot het laten uitvoeren van een archeologisch (voor)onderzoek. Zo nodig kunnen aan dergelijke vergunningen regels worden verbonden ter bescherming van de archeologische waarden en monumenten.

Op basis van het 'Bestemmingsplan met verbrede reikwijdte Tegelen' is op onderhavige locatie de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' van toepassing. In artikel 13.2.2 van de planregels is bepaald dat slechts mag worden gebouwd indien de verstoringsdiepte minder dan 40 centimeter beneden maaiveld bedraagt en de oppervlakte van de bodemverstorende activiteit minder bedraagt dan 100 m2.

Op basis van de Archeologische Beleidskaart gemeente Venlo is onderhavig projectgebied gelegen in een zone met een zeer hoge archeologische verwachting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.OV202112SPOORSTR61-VA01_0018.png"

Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Venlo met aanduiding projectgebied

Op basis van de ter plaatse van toepassing zijnde zone dient eveneens een archeologisch onderzoek plaats te vinden indien de verstoringsdiepte meer dan 40 centimeter bedraagt en de oppervlakte van de bodemverstorende activiteit meer dan 100 m2 bedraagt. Omdat het projectgebied een groter oppervlak heeft dan 100 m2, dient een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

Ten behoeve van onderhavig voornemen heeft Aeres Milieu op 3 september 2021 een archeologisch onderzoek uitgevoerd op onderhavige locatie, hetgeen is bijgevoegd als Bijlage 4. Dit betreft de definitieve versie van dit archeologisch onderzoek. Hieruit blijkt dat de bodemopbouw van het projectgebied bestaat uit oude Maasgeul afzettingen met daarop een dikke (sub)recent verstoorde laag. Op basis van de boringen blijkt dat het projectgebied in een oude Maasgeul ligt en daarmee niet aantrekkelijk was voor bewoning. Op basis van de landschappelijke ligging (natte omstandigheden) en de verstoorde bodemopbouw worden er geen archeologische sporen meer verwacht in de bovenste 65 tot 130 centimeter van het projectgebied. Om deze reden wordt de kans op het aantreffen van archeologische resten laag geacht en zullen de voorgenomen graafwerkzaamheden geen bedreiging vormen voor het archeologisch bodemarchief. Derhalve wordt het uitvoeren van een aanvullend archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht.
Dit in het rapport opgenomen advies om het plangebied vrij te geven is als gemeentelijk selectiebesluit overgenomen.

Gelet op vorenstaande uiteenzetting vormt het aspect archeologie geen belemmeringen voor voorliggende ontwikkeling.

6.1.2 Cultuurhistorie

De gemeente Venlo heeft in 2015 de 'Cultuurhistorische inventarisatiekaart gemeente Venlo' laten opstellen door Bureau Raap, genaamd 'Venlo's verleden op de terrassen van de Maas'. Met inachtneming van deze cultuurhistorische inventarisatiekaart blijkt dat onderhavig projectgebied aan de Spoorstraat te Tegelen is gelegen in de zone 'natte kampontginning, onregelmatig verkaveld, Rknw'. Bovendien zijn in de nabijheid van de locatie voormalige boerderijen en woonhuizen gelegen. Daarnaast blijkt uit de cultuurhistorische waardenkaart dat in het verleden in de nabijheid van het projectgebied een waterloop aanwezig was die nu verdwenen is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.OV202112SPOORSTR61-VA01_0019.png"

Uitsnede 'Cultuurhistorische Inventarisatiekaart' gemeente Venlo

Met inachtneming van vorenstaande uiteenzetting wordt geconcludeerd dat onderhavige ontwikkeling de ruimtelijke en cultuurhistorische kwaliteiten in de omgeving niet aantast.

6.2 Kabels en leidingen

Door het projectgebied lopen geen boven- en/of ondergrondse leidingen met een planologische beschermingszone. Er is op dat gebied derhalve geen sprake van bijbehorende (planologische) beschermingszones en/of belangen van derden op dit punt.

De aanwezigheid van kabels en leidingen met betrekking tot de nutsvoorzieningen in de omgeving is evident. Indien aanpassingen aan de bestaande aansluitingen moeten worden doorgevoerd, dient met de verschillende netwerkbeheerders contact te worden opgenomen.

6.3 Verkeer en parkeren

Met betrekking tot onderhavige ontwikkeling dienen de (eventuele) gevolgen voor de verkeersstructuur alsmede het parkeren inzichtelijk te worden gemaakt.

6.3.1 Verkeersstructuur

Initiatiefnemer is voornemens om op de locatie Spoorstraat ong. te Tegelen een levensloopbestendige woning te realiseren. Deze locatie is gelegen aan de zuidzijde van de kern Tegelen. De Spoorstraat loopt parallel aan de Roermondseweg. De Roermondseweg ligt in het verlengde van de Grotestraat en de Venloseweg. Om onderhavige ontwikkeling mogelijk te maken zal een nieuwe in-/uitritconstructie worden gerealiseerd aan de Spoorstraat ter ontsluiting van de nieuwe woning. Initatiefnemer zal daartoe de benodigde vergunningaanvraag verzorgen. Het bestaande wegennet is ter plaatse zodanig dat het de verkeersstromen als gevolg van de nieuwe levensloopbestendige woning probleemloos kan opvangen.

6.3.2 Parkeren

De CROW-publicatie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' voorziet in parkeerkencijfers voor vrijstaande koopwoningen. Onderhavige locatie is gelegen in 'sterk stedelijk gebied' en 'rest bebouwde kom'. Daarbij zijn minimaal 1,7 en maximaal 2,5 parkeerplaatsen benodigd. Op het eigen perceel van onderhavige locatie is voldoende ruimte beschikbaar voor het parkeren van minimaal twee auto's. Geconcludeerd moet worden dat de parkeerbehoefte op eigen terrein kan worden opgevangen, waardoor zich parkeerproblemen in de openbare ruimte ten gevolge van onderhavige ontwikkeling niet voordoen.

6.4 Waterhuishouding

6.4.1 Nationaal Waterplan 2016-2021

In het Nationaal waterplan is het (strategische) waterbeleid van het Rijk vastgelegd. De hoofdlijnen van het Nationaal waterplan luiden als volgt (artikel 4.1, lid 2 Waterwet):

  • a. een aanduiding, in het licht van de wettelijke doelstellingen en normen, van de gewenste ontwikkeling, werking en bescherming van de watersystemen, alsmede van de bijbehorende termijnen;
  • b. een uiteenzetting van de maatregelen en voorzieningen, die met het oog op die ontwikkeling, werking en bescherming nodig zijn;
  • c. een aanduiding van de redelijkerwijze te verwachten financiële en economische gevolgen van het te voeren beleid;
  • d. een visie op de gewenste ontwikkelingen in verband met de voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen en waterschaarste, voor een periode van ten minste veertig jaren mede in verband met de verwachte klimaatveranderingen.


Het Nationaal waterplan kent een looptijd van 2016 tot 2021 en vormt het kader voor de regionale waterplannen en de beheerplannen.

6.4.2 Provinciaal beleid

De provincie Limburg kent ook als uitgangspunt dat verdroging zo veel mogelijk moet worden tegengegaan en dat de waterkwaliteit, met het oog op een duurzaam gebruik in de toekomst, erg belangrijk is. Verder sluit de provincie aan bij het beleid van de Vierde Nota Waterhuishouding om infiltratie van water in de bodem te bevorderen en water meer terug te brengen in stedelijk gebied.

Binnen de waterbeheersplannen van Limburg is integraal waterbeheer een belangrijk begrip. Ook hier speelt verdroging en waterkwaliteit een belangrijke rol in het beleidsproces. Ter invulling van (specifiek) ecologische functies stelt het Waterschap onder andere dat, ter voorkoming van verdroging, grondwaterstanden (daar waar dat mogelijk is) verhoogd moeten worden door peilbeheer. Ook dient het rioleringsbeheer door gemeenten op en aan de aan watergangen en -plassen toegekende functies, afgestemd te worden. Naast die ecologische functie dienen er ook mensgerichte hoofdfuncties ten behoeve van industrie of drinkwater ingepast te worden. Tevens dient er plaats te zijn voor mensgerichte nevenfuncties.

6.4.3 Afvalwater en hemelwater

Onderhavig projectgebied is gelegen binnen de gemeente Venlo en in het beheergebied van Waterschap Limburg. Het Waterschap Limburg is verantwoordelijk voor de waterhuishouding en waterveiligheid binnen haar beheergebied. Sinds 1 april 2019 is de nieuwe Keur van het Waterschap Limburg van kracht.

Op welke wijze wordt omgegaan met het afval- en hemelwater binnen onderhavig projectgebied wordt hierna uiteengezet.

  • Afvalwater

Het afvalwater als gevolg van onderhavige ontwikkeling zal worden geloosd op de gemeentelijke riolering van de gemeente Venlo. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt is het afvoeren van afvalwater via de gemeentelijke riolering vereist en daarmee tevens de beste optie.

  • Hemelwater van onverhard en semi-verhard terrein

Het hemelwater dat valt op de onverharde en semi-verharde terreindelen binnen het projectgebied zal, zo nodig na beperkte oppervlakkige afstroming, rechtstreeks infiltreren in de bodem.

  • Hemelwater (dak)verhardingen

Het hemelwater dat valt op de nieuwe (dak)verharding zal worden opgevangen en oppervlakkig worden afgevoerd, hetzij via aanwezige paden hetzij via goten, naar een te realiseren hemelwatervoorziening.

  • Capaciteit hemelwatervoorziening

Het streven is om bij nieuwbouw 100% van het verharde oppervlak af te koppelen. Om te beoordelen hoe groot de te realiseren hemelwatervoorziening moet zijn, dient op basis van de nieuwe Keur van het Waterschap Limburg per 1 april 2019 een te realiseren hemelwatervoorziening te worden gedimensioneerd op een extreme bui met een neerslaghoeveelheid van 100 millimeter in 24 uur, met een noodoverlaat.

Initiatiefnemer is voornemens om ter plekke van onderhavig projectgebied een levensloopbestendige woning op te richten met een bebouwde oppervlakte van circa 190 m2. Daarnaast wordt er een terras van circa 15 m2 aangelegd. Om de capaciteit van de beoogde hemelwatervoorziening te kunnen berekenen, wordt uitgegaan van een te bebouwen en verharden oppervlak van circa 205 m². Dit oppervlak impliceert een hoeveelheid te bufferen en af te voeren hemelwater van (205 x 100 =) 20,5 m³.

  • Uitwerking hemelwatervoorziening

Ten behoeve van de opvang van hemelwater op eigen terrein beoogd initiatiefnemer infiltratiekratten te plaatsen onder de oprit. Op deze wijze kan het opgevangen hemelwater vertraagd wegzakken richting de bodem waardoor wateroverlast voor derden wordt voorkomen.

  • Opvang schoon hemelwater

In de hemelwatervoorziening dient enkel schoon hemelwater te worden opgevangen, waaraan geen verontreinigde stoffen worden toegevoegd. Uitloging bij infiltratie wordt voorkómen door alleen schoon hemelwater te infiltreren. Een infiltratievoorziening kan in dat opzicht tevens dienst doen als bodempassage, waarmee gezorgd wordt dat het hemelwater wordt ontdaan van (diffuse) verontreinigingen alvorens het infiltreert.

  • Voorkomen van wateroverlast

Door bij het bepalen van het bouwpeil en afschot hiermee rekening te houden, wordt voorkomen dat water in het te realiseren gebouw kan vloeien. Daarnaast kan ten aanzien van wateroverlast voor derden worden gesteld dat hiervan geen sprake zal zijn.

6.4.4 Conclusie

Gelet op vorenstaande uiteenzetting vormt het aspect waterhuishouding geen onoverkomelijke belemmeringen voor voorliggende ontwikkeling.

6.5 Natuurbescherming

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet.

6.5.1 Natura 2000

Natura2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. In Natura2000 gebieden worden bepaalde diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving beschermd door de biodiversiteit te behouden. Natura2000 gebieden worden beschermd door de 'Wet Natuurbescherming'.

Het meest nabijgelegen Natura2000-gebied is circa 11,2 kilometer van onderhavig projectgebied gelegen en betreft het gebied 'Maasduinen'. Ter plaatse van onderhavig projectgebied zelf is geen Natura2000-gebied aanwezig. Gelet op het feit dat met onderhavige ontwikkeling geen dierhuisvesting mogelijk wordt gemaakt en met inachtneming van de kleinschalige aard en de ruime afstand van onderhavig projectgebied tot het dichtstbijzijnde Natura2000-gebied, wordt vooropgesteld dat onderhavige ontwikkeling geen invloed heeft op nabijgelegen Natura2000-gebieden.

Bovendien is met inachtneming van de beoogde ontwikkeling de effectenindicator geraadpleegd. Onderhavige locatie is momenteel in gebruik als tuin bij de woning Spoorstraat 65 Tegelen. Het voornemen is om ter plekke een nieuwe levensloopbestendige woning op te richten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.OV202112SPOORSTR61-VA01_0020.png"

Uitsnede effectenindicator

Onderstaand is per storingseffect beschreven of dit effect aan de orde is als gevolg van de activiteiten van de initiatiefnemer in het plangebied:

  • Oppervlakteverlies: Het project ligt buiten het Natura 2000-gebied 'Maasduinen'. Als gevolg van de voorgenomen activiteiten zijn er geen effecten op dit Natura 2000-gebied. Er is geen sprake van oppervlakteverlies of versnippering van habitat- of foerageergebied;
  • Verontreiniging: Verontreiniging kan plaatsvinden via bodem, water of lucht. De beoogde ontwikkeling leidt tot een beperkte toename van verkeersbewegingen ter plaatse. Gezien de afstand van circa 11 kilometer heeft onderhavige ontwikkeling geen invloed op het meest nabijgelegen Natura2000-gebied 'Maasduinen'.
  • Verstoring door geluid: Ter plaatse van onderhavig projectgebied is momenteel de bestemming 'Wonen' van kracht. Het voornemen is om ter plekke van onderhavig projectgebied een nieuwe woning te realiseren. Met inachtneming van de ligging van onderhavig projectgebied leidt deze ontwikkeling niet tot een extra verstoring van geluid.
  • Verstoring door licht: Gelet op de ligging, het gebruik en de afstand van de woning tot de Natura 2000 gebieden, hebben de activiteiten in en bij de woning geen verstoring tot gevolg op Natura 2000 gebieden voor wat betreft dit aspect.
  • Optische verstoring: Optische verstoring betreft verstoring door de aanwezigheid en/of beweging van mensen dan wel voorwerpen die niet thuishoren in het natuurlijke systeem. Dit leidt vooral tot vluchtgedrag van dieren. Onderhavig projectgebied bevindt zich op circa 11 kilometer afstand van het Natura-2000 gebied en op een dergelijke afstand worden beschermde dieren niet verstoord.
  • Verstoring door mechanische effecten: Er is geen sprake van mechanische effecten in de vorm van golfslag, luchtwervelingen etc.

6.6 Flora en fauna

6.6.1 Algemeen

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. In deze wet zijn de onderdelen uit de Europese Habitatrichtlijn en onder meer de Vogelrichtlijn, die de bescherming van soorten betreft, geïmplementeerd. De wet biedt ook het kader voor de bescherming van inheemse dier- en plantensoorten die geen bescherming genieten op grond van de Habitatrichtlijn. Er gelden een aantal verboden ter bescherming van beschermde dier- en plantensoorten.

Artikel 1.11 Wet natuurbescherming voorziet in een algemene verplichting voor een ieder om voldoende zorg te dragen voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving.

Ten behoeve van onderhavige ontwikkeling is de website www.waarneming.nl geraadpleegd welke recente data bevat met waarnemingen over flora en fauna. Uitgaande van waarneming.nl zijn tot voor kort geen beschermde flora en fauna aangetroffen ter plaatse van onderhavig projectgebied. In onderstaande figuur wordt een en ander nader gevisualiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.OV202112SPOORSTR61-VA01_0021.png"

Uitsnede website www.waarneming.nl met aanduiding plangebied

Bovendien zijn ter plaatse van onderhavig perceel momenteel geen bomen en struiken aanwezig. In onderstaande figuren wordt de bestaande situatie nader gevisualiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.OV202112SPOORSTR61-VA01_0022.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0983.OV202112SPOORSTR61-VA01_0023.png"

Foto's bestaande situatie

Met inachtneming van de terreingesteldheid ter plaatse kan worden aangenomen dat ter plekke geen beschermde soorten flora- en fauna aanwezig zijn.

Gelet op vorenstaande uiteenzetting vormt het aspect natuurbescherming geen belemmering voor voorliggende ontwikkeling.

6.7 Duurzaamheid

Duurzame stedenbouw verbreedt de aandacht naar meer aspecten dan alleen de verkaveling en ontsluiting. Duurzaamheid gaat ook om een zuinig ruimtegebruik, milieuvriendelijkheid, veilig verkeer en vervoer en natuur en rekening houden met het waterhuishoudingsysteem, omgevingsinvloeden, landschapsstructuren en landschapselementen.

Dit betekent in de praktijk dat gelet moet worden op het materiaalgebruik, de vormgeving, gebruik van alternatieve energiebronnen, compact bouwen, intensief ruimtegebruik en flexibel bouwen (levensloopbestendig).

Duurzaam bouwen heeft een volwaardige plaats in het ontwerp, het bouwen en beheren van de bebouwing. Tijdens de bouw kan door zuinig om te gaan met bouwmaterialen worden voorkomen dat er onnodig afval ontstaat. Het realiseren van een levenloopbestendige woning is ook een vorm van duurzaam bouwen.

De nieuwe woning wordt gebouwd met duurzaam materiaal, waarbij aandacht wordt besteed aan de recyclebaarheid van de bouwmaterialen. Ook het feit dat de woning levensloopbestendig wordt ingericht kan als duurzaamheidsaspect worden aangemerkt.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van de ontwikkeling dient in relatie tot de gemeentelijke financiën te zijn gewaarborgd. Daarbij dient ook te worden onderzocht of en in hoeverre de voorgenomen afwijkingen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan aanleiding kunnen geven tot aanspraken om planschade als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening.

7.1 Grondexploitatie

7.1.1 Algemeen

Afdeling 6.2 van de Wet ruimtelijke ordening draagt de titel 'Grondexploitatie'. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de mogelijkheden voor gemeenten (en ook provincie en Rijk indien deze als planwetgever optreden) om langs publiekrechtelijke weg eisen te stellen aan het in exploitatie brengen van gronden. Het gaat dan onder andere om eisen op het gebied van kostenverhaal, sociale woningbouw, particulier opdrachtgeverschap en fasering van de invulling van den openbare ruimte. Ook zijn in afdeling 6.2 Wro twee bepalingen opgenomen over de wijze waarop langs privaatrechtelijke weg eisen gesteld kunnen worden aan het in exploitatie brengen van gronden.

7.1.2 Exploitatieplan

Afdeling 6.4 Wro beschrijft een publiekrechtelijk stelsel waarbinnen door gemeenten (en in voorkomend geval provincie of Rijk) eisen gesteld kunnen worden aan de grondexploitatie. Dit publiekrechtelijk instrumentarium is aanvullend van aard. Het primaat ligt bij vrijwillige civielrechtelijke afspraken. Deze civielrechtelijke afspraken worden gemaakt in hetzij een anterieure overeenkomst (er is nog geen exploitatieplan vastgesteld) hetzij een posterieure overeenkomst (er is al een exploitatieplan vastgesteld).

Artikel 6.12, lid 1 Wro bepaalt dat de gemeenteraad wordt verplicht om de gronden, waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, een exploitatieplan op te stellen. Artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening geeft aan om welke bouwplannen het gaat. Onderhavige ontwikkeling ziet op de bouw van een woning waardoor sprake is van een bouwplan.

Hoofdregel is dat er een plicht bestaat voor het opstellen van een exploitatieplan. Onder artikel 6.12, lid 2 Wro wordt hierop echter een aantal uitzonderingsmogelijkheden geboden. Daartoe behoort onder andere de situatie waarbij het verhaal van kosten over de in het plan of besluit begrepen kosten anderszins is verzekerd. In casu is het kostenverhaal anderszins verzekerd doordat de gemeente Venlo legeskosten in rekening brengt voor het aanvragen van een eerste huisaansluiting riolering en het aanvragen van een inritvergunning (art. 6.2.1a Besluit ruimtelijke ordening).

7.2 Planschade

Artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening biedt de grondslag voor de vergoeding van zogenoemde planschade. Deze schadevergoeding wordt (in beginsel) door het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente toegekend aan degene die als gevolg van een ontwikkeling schade lijdt.

Artikel 6.4a Wro bepaalt dat de gemeente de mogelijkheid heeft om met een initiatiefnemer van een ontwikkeling een overeenkomst te sluiten. De strekking van een dergelijke planschadeovereenkomst is, dat de door derden geleden schade geheel (of gedeeltelijk) voor rekening komt van de initiatiefnemer, omdat de schade voortvloeit uit het op zijn of haar verzoek ten behoeve van een ontwikkeling wijzigen van het bestemmingsplan of verlenen van een omgevingsvergunning.

De gemeente Venlo sluit een planschadeverhaalsovereenkomst met de initiatiefnemer. Eventuele tegemoetkomingen in planschade zijn dan ook niet voor rekening van de gemeente Venlo.

Hoofdstuk 8 Afweging van belangen en conclusie

Initiatiefnemer heeft de wens om ter plekke van onderhavig projectgebied aan de Spoorstraat ong. te Tegelen, gemeente Tegelen - sectie C - nummers 822 en 5557, een levensloopbestendige woning op te richten. Ten behoeve van deze ontwikkeling dient te worden afgeweken van het geldende 'Bestemmingsplan met verbrede reikwijdte Tegelen', vastgesteld op 22 december 2021 door de gemeenteraad van Venlo. De gemeente Venlo heeft kenbaar gemaakt hieraan medewerking te willen verlenen door toepassing van de procedure voor het afwijken van het bestemmingsplan ex artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo. Dit is op basis van artikel 2.12, lid 1, onder a, sub 3 Wabo mogelijk indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.

Ten behoeve van de afwijkingsprocedure is aldus een ruimtelijke onderbouwing vereist. Voorliggend document voorziet daarin.

Tegen de realisering van het project bestaat vanuit ruimtelijk en stedenbouwkundig oogpunt geen bezwaar aangezien aan de volgende uitgangspunten c.q. randvoorwaarden wordt voldaan:

  • het project is niet strijdig met het Rijks-, provinciale en regionale beleid;
  • het project past binnen het gemeentelijke beleid en voldoet aan de door de gemeente gestelde randvoorwaarden;
  • door de beoogde ontwikkeling treden er geen conflicterende belangen op ten aanzien van bedrijven en woningen in de omgeving;
  • de milieuaspecten bodem, geluid, milieuzonering, luchtkwaliteit en externe veiligheid vormen geen beletsel voor de realisatie van het project;
  • het project heeft geen negatieve invloed op de aspecten archeologie, kabels en leidingen, verkeer en parkeren, waterhuishouding, flora en fauna en natuur en landschap;
  • het kostenverhaal met betrekking tot voorliggende ontwikkeling is verzekerd.

Op grond van vorenstaande overwegingen kan worden geconcludeerd dat het voornemen niet bezwaarlijk is en in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening.