direct naar inhoud van Artikel 4 Natuur
Plan: Rijksweg 74
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0983.BP201207A74-VA01

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de instandhouding en versterking van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en abiotische waarden, met een zo sterk mogelijk ecologisch en ruimtelijk-structurele samenhang;
  • b. ter plaatse van de aanduiding bufferzone verdroging, een bufferzone verdroging;
  • c. ter plaatse van de aanduiding ecologische hoofdstructuur, de ecologische hoofdstructuur;
  • d. extensief recreatief medegebruik, inclusief voorzieningen voor langzaam verkeer, zoals wandel- en fietspaden.

4.2 Bouwregels

Op de gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. beperkte voorzieningen – bouwwerken, geen gebouwen zijnde - ten behoeve van extensieve recreatie zoals zitbanken, routeborden met een maximale hoogte van 2 meter en afrasteringen met een maximale hoogte van 1,2 meter.
  • b. wildrasters en amfibiebegeleidingswanden. Deze dienen 30 centimeter ingegraven te zijn. De maximale hoogte voor grootwildrasters, kleinwildrasters en amfibiegeleidingswanden bedraagt respectievelijk 2,20, 1,0 en 0,4 meter;
  • c. duikers.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de in artikel 4.1 genoemde doeleinden nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en de vormgeving van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. ter voorkoming van barriéres voor de fauna.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. kamperen.

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden, met uitzondering binnen het bouwvlak, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op de gronden bedoeld in dit artikel in ieder geval de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • 1. bodem: afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren;
  • 2. waterhuishouding: draineren, onderbemalen, dempen sloten, dempen poelen;
  • 3. infrastructuur: verharden oppervlakte;
  • 4. teeltondersteunende voorzieningen.

4.5.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van artikel 4.5.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  • a. die niet dieper gaan dan -0,4 meter beneden maaiveld;
  • b. die behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

4.5.3 Toelaatbaarheid werken of werkzaamheden

Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in artikel 4.5.2 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de omschrijving, die aan de desbetreffende bestemming is toegekend;
  • b. hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, bosbouwkundige en/of landbouwkundige waarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.