direct naar inhoud van Motivering
Plan: TAM-omgevingsplan hoofdstuk 22b Rijksweg 1 t/m 5 te Lemiers
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0981.TAMrijksweg1tm5-VG01

Motivering

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

1.1.1 Inleiding

Ter plekke van de locatie Rijksweg 1 te (6295 AK) Lemiers is Saunaclub SixSens gevestigd. Deze club is al langere tijd ter plekke aanwezig en is enkele jaren geleden ondergronds uitgebreid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.TAMrijksweg1tm5-VG01_0001.png"

Uitsnede topografische kaart met aanduiding plangebied

De behoefte bestaat om een kwaliteitsslag te gaan doorvoeren en de direct aangrenzend gelegen adressen Rijksweg 3, Rijksweg 3a en Rijksweg 5 te betrekken bij de bestaande bedrijfsvoering. Het planvoornemen bestaat uit een aantal onderdelen:

  • 1. het (inpandig) uitbreiden van de keukenfuncties behorende bij Rijksweg 1 ter plekke van het aangrenzend gelegen pand Rijksweg 3 (begane grond);
  • 2. het dichtzetten van het dakterras op de tweede verdieping van het pand Rijksweg 1 ten behoeve van een loungeruimte;
  • 3. het gebruiken van het adres Rijksweg 3a (verdiepingsvloeren) voor slaapgelegenheid voor medewerkers (eerste verdieping) en kantoor (tweede verdieping);
  • 4. het gebruiken van het adres Rijksweg 5 voor slaapgelegenheid voor medewerkers;
  • 5. het herinrichten van de tuinen behorende bij Rijksweg 3 en Rijksweg 5 als ligweide bij het buitenzwembad, ten behoeve van een buitensauna, en extra parkeren.

 

De beoogde ontwikkeling zijn binnen de regels van het vigerende planregime niet rechtstreeks mogelijk. Hiervoor is een aanpassing in het omgevingsplan benodigd. De gemeente Vaals heeft middels brief d.d. 25 november 2022 (kenmerk: 22.0007608), bijgevoegd als Bijlage 1, kenbaar gemaakt medewerking te willen verlenen aan de ontwikkelingen.

Aan de hand van onderhavige tijdelijke alternatieve maatregel (TAM), wordt een wijzigingsbesluit toepast bij het bevoegd gezag via de IMRO-standaard. Dit TAM-omgevingsplan dient als wijzigingsbesluit via de technieken van IMRO. Voor het opnemen in een later geconsolideerd Omgevingsplan is een nieuw wijzigingsbesluit nodig volgens de Standaard officiële publicaties (STOP) met bijbehorende toepassingsprofielen (TPOD). Onderhavige motivering is opgesteld ter motivering bij het te nemen wijzigingsbesluit.

1.1.2 Ligging en begrenzing besluitgebied

Het besluitgebied betreft de adressen Rijksweg 1, Rijksweg 3, Rijksweg 3a, en Rijksweg 5. Kadastraal betreft onderhavig besluitgebied de eigendomspercelen percelen gemeente Vaals – sectie H – nummers 146, 147, 148, 149, 150 en 159. Het besluitgebied is in onderstaande figuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.TAMrijksweg1tm5-VG01_0002.png"

Luchtfoto (links) en kadastrale kaart (boven) met aanduiding besluitgebied

1.2 Geldend omgevingsplan

Na inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 zijn alle geldende ruimtelijke plannen (bestemmingsplannen, wijzigingsplannen, e.d.) onderdeel van het tijdelijke deel van het omgevingsplan gemeente Vaals. Voorts bestaat dit tijdelijke del uit de Rijksregels over activiteiten (aangeduid als 'de bruidsschat').

Ter plekke van onderhavig besluitgebied zijn de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013' van toepassing als onderdeel van het (tijdelijk) omgevingsplan voor de gemeente Vaals.

1.2.1 Bestemmingsplan 'Buitengebied 2013'

De locatie Rijksweg 1 t/m 5 ligt binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013'. Met de vaststelling van het bestemmingsplan 'Herziening Buitengebied 2013' op 13 december 2021 zijn de planregels van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013' gedeeltelijk aangepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.TAMrijksweg1tm5-VG01_0003.png"

Verbeelding bestemmingsplan 'Buitengebied 2013' met aanduiding besluitgebied (wit onderbroken belijning)

Op grond van het geldende bestemmingsplan vigeert voor onderhavig plangebied ter plekke van het adres Rijksweg 1 de bestemming 'Bedrijf' met specifieke functieaanduiding 'seksinrichting' (met daarbinnen opgenomen bouwvlak en specifieke bouwaanduiding voor 'ondergronds bouwen'). Ter plekke van de zuidoostelijke punt van het perceel 159 is de bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuur en landschap' van toepassing. Voor dit terreindeel is op 21 maart 2017 omgevingsvergunning verleend voor het inrichten en gebruiken als parkeerterrein behorende bij Rijksweg 1.

Ter plekke van de adressen Rijksweg 3, Rijksweg 3a en Rijksweg 5 geldt de bestemming 'Wonen'.

Voorts is ter plaatse van het besluitgebied op grond van het bestemmingsplan sprake van een aantal dubbelbestemmingen, te weten 'Leiding – Gas', 'Waarde – Archeologie 4', 'Waarde – Beschermd dorpsgezicht', en 'Waarde – Ecologische hoofdstructuur'.

Ten laatste is één gebiedsaanduiding van toepassing: 'milieuzone – bodembeschermingsgebied'.

1.2.2 Strijdigheid omgevingsplan

Het gebruiken van de gronden en opstallen bestemd voor 'Wonen' voor bedrijfsmatige activiteiten (in relatie tot de aangrenzend gelegen saunaclub) is – volgens artikel 15.5, sub a van het bestemmingsplan – niet toegestaan. Voorliggende planontwikkeling voorziet in een dergelijk gebruik ter plekke van het besluitgebied. Immers:

  • de begane grondvloer Rijksweg 3 zal worden gebruikt als keuken, wasserette, en bergruimte, terwijl het buitenterrein wordt ingericht als ligweide met buitensauna en parkeerterrein, één en ander ten behoeve van de saunaclub;
  • het pand Rijksweg 3a wordt ingezet als logiesfunctie voor medewerkers en als kantoorfunctie;
  • ter plekke van het pand Rijksweg 5 wordt eveneens voorzien in een logiesfunctie voor de medewerkers van de saunaclub, alsook wordt het bijbehorende buitenterrein heringericht voor de functie parkeren.

Hiervoor is een aanpassing in het (tijdelijk) omgevingsplan benodigd. De gemeente Vaals heeft middels brief d.d. 25 november 2022 (kenmerk: 22.0007608), bijgevoegd als Bijlage 1, kenbaar gemaakt medewerking te willen verlenen aan de beooge ontwikkelingen. De gemeente heeft aanvullende kenbaar gemaakt onder de nieuwe wetgeving medewerking te kunnen verlenen middels een aanvraag wijziging omgevingsplan via TAM-IMRO.

Aan de hand van onderhavige tijdelijke alternatieve maatregel (TAM), wordt een wijzigingsbesluit toegepast door het bevoegd gezag via de IMRO-standaard. Dit TAM-omgevingsplan dient als wijzigingsbesluit via de technieken van IMRO. Voor het opnemen in een later geconsolideerd omgevingsplan voor de gemeente Vaals is een nieuw wijzigingsbesluit nodig volgens de Standaard officiële publicaties (STOP) met bijbehorende toepassingsprofielen (TPOD). Onderhavige motivering is opgesteld ter motivering bij het te nemen wijzigingsbesluit.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Ter plekke van de Rijksweg 1 t/m 5 is sprake van aaneengesloten bebouwing bestaande uit vier huisnummers. Op de bestaande situatie wordt hierna per huisnummer ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.TAMrijksweg1tm5-VG01_0004.png"

Luchtfoto plangebied met huisnummering

2.1.1 Rijksweg 1

De gronden behorende tot het adres Rijksweg 1 zijn weergegeven in de volgende figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.TAMrijksweg1tm5-VG01_0005.png" Rijksweg 1

In de bestaande situatie wordt ter plekke van het adres Rijksweg 1 saunaclub Six Sens geëxploiteerd. Een groot deel van de bebouwing is ondergronds (2 verdiepingen diep) gesitueerd. In de bovengrondse bebouwing van de Rijksweg 1 is op de begane grond de entree met balie, de lockers, een restaurant met keuken, een kantoor, en bergruimte aanwezig. Op de verdiepingsvloeren zijn de werkkamers gelegen. Op de tweede verdieping bevindt zich een dakterras.

De bestaande situatie van de saunaclub is weergegeven aan de hand van onderstaande plattegrondtekeningen. Het totale bruto vloeroppervlak van de bestaande saunaclub bedraagt 1.504 m².

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.TAMrijksweg1tm5-VG01_0006.png"

Achter de bouwmassa van de Rijksweg 1 is een terrasoverkapping en zwembad gelegen. Het overige (buiten)terrein is ingericht voor parkeergelegenheid.

2.1.2 Rijksweg 3/3a

De gronden behorende tot de adressen Rijksweg 3 en Rijksweg 3a zijn weergegeven in de volgende figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.TAMrijksweg1tm5-VG01_0007.png" Rijksweg 3/3a

Op de begane grondvloer grenzend aan de Rijksweg 1 is het adres Rijksweg 3 gelegen. De ruimten ter plekke zijn momenteel feitelijk al in gebruik als wasserette alsook opslagruimte/berging, ten dienste van de saunaclub.

De verdiepingsvloeren van deze bebouwing betreft het adres Rijksweg 3a. Op de eerste verdieping is in de bestaande situatie een doorgang (enkel toegankelijk voor de exploitant) tussen de Rijksweg 1 en Rijksweg 3a. Voor het overige zijn de ruimten van de Rijksweg 3a in gebruik als berging en kantoor, ten dienste van de saunaclub.

2.1.3 Rijksweg 5

Het pand aan de Rijksweg 5 is ingericht als woning. De gronden behorende tot het adres Rijksweg 5 zijn weergegeven in de volgende figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.TAMrijksweg1tm5-VG01_0008.png" Rijksweg 5

In de bestaande situatie wordt ter plekke van het buitenterrein behorende bij de Rijksweg 5 geparkeerd door het personeel van de saunclub.

De inpandige verdeling van de vier adressenter plekke van onderhavig besluitgebied (exclusief de ondergrondse bebouwing bij Rijksweg 1) in de bestaande situatie is gevisualiseerd in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.TAMrijksweg1tm5-VG01_0009.png"

Plattegronden verdiepingsvloeren, huisnummering en oppervlakten bestaande situatie

2.2 Nieuwe situatie

Onderhavig planvoornemen voorziet in een aantal onderdelen, waarop hierna wordt ingegaan.

2.2.1 Inpandige uitbreiding (Rijksweg 1)

Het voornemen is om een deel van de bebouwing behorende tot de adressen Rijksweg 3 (begane grond) en Rijksweg 3a (eerste verdieping) toe te voegen aan de Rijksweg 1.

Vooraleerst betreft dit het vergroten van de werkruimte van de keuken van de saunaclub. Deze vergroting is mogelijk met het op de begane grond inpandig doorbreken van de muur naar de keuken van het naastgelegen pand Rijksweg 3.

Naast deze inpandige uitbreiding ten behoeve van de keuken wordt voorts de achterzijde van de begane grond gebruikt als wasserette voor de saunaclub. De ruimte aan de voorzijde (straatzijde) zal worden benut als bergruimte.

Op de eerste verdiepingsvloer is in de bestaande situatie een doorgang tussen het adres Rijksweg 1 en Rijksweg 3a aanwezig. De aldaar gelegen ruimte wordt toegevoegd aan Rijksweg 1 ten behoeve van extra berging.

De beoogde inpandige uitbreiding ten behoeve van de activiteiten aan de Rijksweg 1 op de begane grond ter plekke van Rijksweg 3, die in totaal 130 m² bedraagt, wordt aan de hand van de volgende figuur schetsmatig gevisualiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.TAMrijksweg1tm5-VG01_0010.png"

Toe te voegen ruimte begane grond

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.TAMrijksweg1tm5-VG01_0011.png"

Toe te voegen ruimte eerste verdieping

2.2.2 Dichtzetten dakterras (Rijksweg 1)

Het gebruik van het dakterras ter plekke van de Rijksweg 1 zal, ten gevolge van het toevoegen van de buitenruimte van Rijksweg 3 als ligweide aan de bedrijfsvoering (zie paragraaf 2.2.4), gaan verdwijnen. Het idee is om dit dakterras dicht te zetten, en de ruimte te gaan inrichten als loungeruimte (118 m²).

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.TAMrijksweg1tm5-VG01_0012.png"

Toe te voegen ruimte dichtzetten dakterras

Ter plekke van deze nieuwe loungeruimte kunnen de bezoekers werken, hun telefoon opladen, een tijdschrift lezen, e.d. in een 'woonkamersetting' (grote tafel, planten, tv, e.d.). In de bestaande situatie bevindt een dergelijke ruimte zich op de eerste ondergrondse verdieping. Deze is echter kleiner en rumoeriger gelet op de wellness activiteiten in de direct aangrenzende ruimten en ook niet meer als zodanig in gebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.TAMrijksweg1tm5-VG01_0013.png"

Gevelaanzichten en doorsnede bestaande situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.TAMrijksweg1tm5-VG01_0014.png"

Gevelaanzichten en doorsnede nieuwe situatie

Als gevolg van de in paragraaf 2.2.1 omschreven en gevisualiseerde inpandige uitbreiding, en het hiervoor omschreven dichtzetten van het dakterras, neemt het aanwezige bestaande totale bruto vloeroppervlak (BVO) van de saunaclub (zijnde circa 1.504 m2) toe met circa 248 m2 (130 m² + 118 m²).

2.2.3 Logiesfunctie medewerkers en kantoor (Rijksweg 3/3a en 5)

Bij medewerkers die op de loonlijst staan van de saunaclub bestaat de behoefte om buiten hun werktijden om te kunnen overnachten. Reden van deze behoefte is dat de betreffende medewerkers afkomstig zijn uit het buitenland en het voor hen onmogelijk is om tussen diensten op en neer naar huis te gaan. In dat verband is het voornemen om de op de begane grond overgebleven ruimte behorende tot het adres Rijksweg 3, en de daarboven gelegen ruimten (eerste verdieping) behorende tot het adres Rijksweg 3a, te gaan inrichten en te laten gebruiken als logiesfunctie voor de medewerkers (op de loonlijst) van de saunaclub.

Aanvullend op de te creëren overnachtingsmogelijkheden voor medewerkers in de bebouwing aan de Rijksweg 3 en 3a, wordt het pand aan de Rijksweg 5 eveneens voorzien als overnachtingsmogelijkheid voor de werknemers. In totaal wordt voorzien in 8 kamers alwaar medewerkers kunnen overnachten; dit aantal kamers komt tegemoet aan de feitelijke behoefte.

De tweede verdieping van het pand aan de Rijksweg 3a wordt ingericht als kantoor/berging.

De inpandige verdeling van de vier adressen ter plekke van onderhavig plangebied in de beoogde situatie is gevisualiseerd in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.TAMrijksweg1tm5-VG01_0015.png"

Plattegronden verdiepingsvloeren, huisnummering en oppervlakten beoogde situatie

Noemenswaardig is dat, ter voorkoming van overtreding van het overnachtingsverbod uit de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en de daarop door het college op 11 december 2000 vastgestelde nadere regels, in de beoogde situatie géén sprake is van een inpandige doorgang tussen de ruimten in gebruik ten behoeve van de saunaclub (Rijksweg 1 inclusief omschreven inpandige uitbreidingen) en de ruimten in gebruik ten behoeve van de logiesfunctie voor medewerkers (restant ruimten Rijksweg 3/3a en het pand Rijksweg 5). Hiermee is geen sprake van een bouwkundige en functionele verbondenheid waardoor overtreding van het overnachtingsverbod niet aan de orde is.

Voorts is noemenswaardig dat in de nieuwe situatie ter plekke van onderhavig plangebied geen sprake meer is van een woonfunctie.

2.2.4 Ligweide, buitensauna en parkeren

De gronden (c.q. tuinen) behorende bij de adressen Rijksweg 3 en Rijksweg 5 zullen in het kader van voorliggende planontwikkeling worden heringericht.

Gronden Rijksweg 3

Op 9 december 2014 is een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een buitenzwembad ter plekke van de Rijksweg 1 te Lemiers. De beschikbare buitenruimte bij dit zwembad is zeer beperkt; de behoefte bestaat om deze ruimte te gaan uitbreiden.

Het perceel behorende bij de Rijksweg 1 te Lemiers biedt geen ruimte om de beoogde uitbreiding van de buitenruimte mogelijk te maken. Het voornemen is dan ook om de tuin behorende bij het pand Rijksweg 3 te gaan inrichten en voor een deel te gaan gebruiken als ligweide bij het buitenzwembad. Het betreft kadastraal perceel gemeente Vaals – sectie H – nummer 149.

Aanvullend wordt voorzien in het realiseren van een kleine buitensauna met bijbehorende voorzieningen ter plekke van dit perceel, als verbreding van de reeds aanwezige faciliteiten in de saunaclub. Deze buitensauna zal een (bebouwd) oppervlak van circa 20 m2 gaan hebben.

Tot slot wordt het achterste deel van het perceel behorende tot de Rijksweg 3 ingericht voor parkeren als aanvulling op het bestaande parkeerterrein behorende bij de Rijksweg 1.

Vorenstaande is schetsmatig weergegeven in de volgende figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.TAMrijksweg1tm5-VG01_0016.png"

Visualisatie beoogde inrichting buitenterrein Rijksweg 3

Gronden Rijksweg 5

Ook het perceel behorende bij het pand Rijksweg 5 wordt heringericht in het kader van voorliggende planontwikkeling. Het terrein wordt daarbij deels verhard en benut ten behoeve van parkeren voor de medewerkers van de saunaclub en gebruikers van het pand voor kamerverhuur, en ontsluiting. Tevens wordt dit terrein voorzien van nieuwe landschappelijke aanplant.

Schetsmatig is de herinrichting van het buitenterrein behorende tot de Rijksweg 5 weergegeven in de volgende figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.TAMrijksweg1tm5-VG01_0017.png"

Visualisatie beoogde inrichting buitenterrein Rijksweg 5

2.3 Ruimtelijk-visuele effecten

Voorliggende ontwikkelingen gaan gepaard met ruimtelijk-visuele effecten. Voor zover sprake is van de inpandige wijzigingen is geen sprake van buitenaf waarneembare effecten.

Op de tweede verdiepingsvloer van het pand aan de Rijksweg 1 wordt voorzien in nieuwe bebouwing. Dit betreft het dichtzetten van het bestaande dakterras ten behoeve van een loungeruimte. Dienaangaande is advies ingewonnen bij de dorpsbouwmeester, waarop het plan is aangepast en waarover een positief advies is ontvangen.

Voorts gaan de beoogde ontwikkelingen gepaard met de herinrichting van de gronden behorende bij de panden Rijksweg 3 en Rijksweg 5. Zulks ten behoeve van een ligweide, buitensauna (inclusief daarbij behorende voorzieningen), en ontsluiting en parkeren. Deze herinrichting zal (in beperktere mate) zichtbaar zijn vanaf de openbare weg.

In dit verband dient aan te worden gegeven dat ten behoeve van de ruimtelijke ontwikkelingen een landschappelijk inpassingsplan is vervaardigd, waarop in paragraaf 4.12 van voorliggende motivering nader wordt ingegaan. Als gevolg van voorliggende ontwikkelingen zal de uiterlijke uitstraling ter plekke van onderhavig besluitgebied verbeteren ten opzichte van de bestaande situatie. De ruimtelijke-visuele effecten vanwege onderhavige ontwikkelingen worden aanvaardbaar geacht.

Hoofdstuk 3 Beleid en regelgeving

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid en regelgeving, en de planontwikkeling hieraan getoetst. Op Rijksniveau wordt ingegaan op de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en de instructieregels Rijk (AMvB's). Voor de beschrijving van het provinciale beleid en regelgeving is gebruik gemaakt van de Provinciale Omgevingsvisie (POVI) en de Omgevingsverordening Limburg (OvL). Tot slot is het gemeentelijke beleid en regelgeving ontleend aan de 'Visie Vaals Verbind(t)', de 'Beleidsnotitie Opheffing bordeelverbod', en de 'Intergemeentelijke Structuurvisie Gulpen-Wittem, Vaals en Valkenburg aan de Geul',

3.1 Rijksbeleid en regelgeving

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. In de NOVI staat de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal, waarmee wordt bedoeld dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. In de NOVI wordt gebruik gemaakt van afwegingsprincipes bij het maken van keuzes:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en
  • Afwentelen wordt voorkomen.

In de NOVI zijn de volgende belangrijkste keuzes opgenomen:

  • een klimaatbestendige inrichting van Nederland. Dat betekent dat Nederland zodanig wordt ingericht dat het land de klimaatverandering aan kan. Daarvoor is nodig dat functies meer in evenwicht met natuurlijke systemen (bodem en water) worden ingepast;
  • de verandering van de energievoorziening. Bij de inpassing van duurzame energie dient oog te zijn voor omgevingskwaliteit;
  • de overgang naar een circulaire economie, waarbij Nederland tegelijk goed kan blijven concurreren en een aantrekkelijk vestigingsklimaat kan bieden;
  • de ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland, waarmee wordt gestuurd op een goed bereikbaar netwerk van steden;
  • het bij elkaar plaatsen van zogenaamde logistieke functies (bijvoorbeeld distributiecentra, data centers) om hiermee de openheid en de kwaliteit van het landschap te behouden;
  • het toekomstbestendig maken van het landelijk gebied in goed evenwicht met de natuur en landschap. Daarbij wordt bijvoorbeeld gewerkt aan de overgang naar de kringlooplandbouw zodat gebruik van de grond meer wordt afgestemd op de natuurlijke water- en bodemsystemen.

Ter uitvoering van de in de NOVI gemaakte keuzes is een Uitvoeringsagenda opgesteld. Daarin staat hoe samen met mede overheden en de samenleving uitvoering zal moeten worden gegeven aan de NOVI. In de Uitvoeringsagenda staat een overzicht van instrumenten voor de verschillende beleidskeuzes uit de NOVI. De NOVI wordt uitgewerkt in algemene rijksregels, bestuurlijke afspraken, beleidsprogramma's, inzet van financiële middelen en kennisontwikkeling. Daarnaast wordt gebiedsgericht gewerkt met Omgevingsagenda's en NOVI-gebieden.

In de NOVI wordt ten aanzien van Zuid Limburg aangegeven dat de regio sociaaleconomische en fysieke opgaven heeft die van betekenis zijn in een bijzondere grensoverschrijdende omgeving (met regio's rond het Duitse Aken, het Waalse Luik en het Vlaamse Hasselt). De opgaven die te maken hebben met bereikbaarheid (drielandentrein), circulaire economie (Chemelot) en bevolkingsdaling (voormalige mijnstreek) zijn stuk voor stuk fors en vragen alle drie internationale afstemming en overleg. Een rijksrol is daarbij noodzakelijk.

3.1.2 Instructieregels Rijk (AMvB's)

De Omgevingswet (hierna: Ow) werkt door in vier algemene maatregelen van bestuur: het Omgevingsbesluit (hierna: Ob), het Besluit kwaliteit leefomgeving (hierna: Bkl), het Besluit activiteiten leefomgeving (hierna: Bal) en het Besluit bouwwerken leefomgeving (hierna: Bbl). In deze AMvB's staan regels voor het praktisch uitvoeren van de wet.

Omgevingsbesluit

Het Ob richt zich tot alle partijen die in de fysieke leefomgeving actief zijn: burgers, bedrijven en de overheid. Het Ob regelt in aanvulling op de wet onder meer welk bestuursorgaan het bevoegd gezag is om een omgevingsvergunning te verlenen en welke procedures gelden. Ook regelt dit besluit wat de betrokkenheid is van andere bestuursorganen bij de besluitvorming en een aantal op zichzelf staande onderwerpen, zoals de milieueffectrapportage en financiële bepalingen.

Besluit activiteiten leefomgeving

Het Bal bevat, samen met het Bbl, de algemene regels waaraan burgers, bedrijven en overheden zich moeten houden als ze bepaalde activiteiten uitvoeren in de fysieke leefomgeving. Ook bepaalt het besluit voor welke van deze activiteiten een omgevingsvergunning nodig is. Dit besluit bevat regels om het milieu, waterstaatwerken, wegen en spoorwegen, zwemmers en cultureel erfgoed te beschermen. De regels ter bescherming van het spoor en de zwemmers worden met het Invoeringsbesluit Ow ingevoegd.

Besluit bouwwerken leefomgeving

Het Bbl bevat, samen met het Bal, de algemene regels waaraan burgers en bedrijven zich moeten houden als ze bepaalde activiteiten uitvoeren in de fysieke leefomgeving. Dit besluit bevat regels over veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en bruikbaarheid bij het (ver)bouwen van een bouwwerk, de staat van het bouwwerk, het gebruik van het bouwwerk en het uitvoeren van bouw- en sloopwerkzaamheden.

Besluit kwaliteit leefomgeving

Het Bkl bevat regels ter bescherming van de nationale belangen aan de hand van instructieregels, waaronder:

  • waarborgen van veiligheid;
  • beschermen van waterbelangen;
  • beschermen van gezondheid en milieu, waaronder instructieregels voor de kwaliteit van de buitenlucht, trillingen, geluid en geur en bodemkwaliteit;
  • beschermen van landschappelijke of stedenbouwkundige waarden en cultureel erfgoed, waaronder de ladder voor duurzame verstedelijking;
  • het behoud van ruimte voor toekomstige functies voor autowegen, buisleidingen, natuur- en recreatiegebieden;
  • het behoeden van de staat en werking van infrastructuur of voorzieningen voor nadelige gevolgen van activiteiten, waaronder landsverdediging en nationale veiligheid, elektriciteitsvoorziening, rijksvaarwegen en luchtvaart, fiets- en wandelroutes, aanwijzing van woningbouwcategorieën;


In Hoofdstuk 4 van deze motivering worden de aspecten van de fysieke leefomgeving behandeld. Voor zover de instructieregels relevant zijn voor de voorliggende ontwikkeling, worden deze regels in Hoofdstuk 4 bij het betreffende aspect behandeld.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking is een instructieregel voor plannen die worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Op grond van Artikel 5.129g Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) heeft de Ladder voor duurzame verstedelijking betrekking op een stedelijke ontwikkeling die voldoende substantieel is.

De aard en omvang van het woningbouwplan in relatie met de omgeving bepaalt of het plan voldoende substantieel is. Hierbij wordt rekening gehouden met de behoefte aan die stedelijke ontwikkeling en, als de ontwikkeling buiten het stedelijk gebied is voorzien, de mogelijkheden om binnen het stedelijk gebied in die behoefte te kunnen voorzien.

Artikel 5.129g Bkl geeft geen ondergrens aan voor een stedelijke ontwikkeling. Op basis van jurisprudentie (o.a. uitspraak Raad van State d.d. 28 juni 2017, 201608869/1/R3) is te concluderen dat voor het toevoegen van meer dan 500 m2 BVO aan bedrijfsmatige bestemming in beginsel de ladder van toepassing is. Uit jurisprudentie (uitspraak Raad van State d.d. 20 april 2016, 201503895/1/R2) blijkt verder dat bij enkel een planologische functiewijziging in beginsel geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, tenzij het een functiewijziging van zodanige aard en omvang betreft dat toch sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Onderhavige ontwikkelingen betreffen in eerste instantie het toevoegen van in totaal circa 248 m2 BVO inpandige ruimte aan de bestaande saunaclub. Gelet op dit beperkte oppervlak i.r.t. de hiervoor aangehaalde uitspraak van de Raad van State mag worden geoordeeld dat dit in beginsel geen stedelijke ontwikkeling betreft. Voor wat betreft de verdere (inpandige) functiewijzigingen van de adressen Rijksweg 3, 3a en 5 dient en het oordeel of sprake is van genoemde 'zodanige aard en omvang' komt betekenis toe aan de ruimtelijke uitstraling van de in het nieuwe plan voorziene functie en die van hetgeen onder het vorige plan mogelijk was. Hierna wordt in relatie tot de beoogde ontwikkelingen een dergelijke vergelijking gemaakt per adres.

Rijksweg 3

Ter plekke van de Rijksweg 3 (begane grond) is op grond van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013' de bestemming 'Wonen' van toepassing, bedoeld voor één woning al dan niet in combinatie met een aan huis gebonden beroep met tuin. Vanwege voorliggende ontwikkelingen wordt het gebruik van dit adres gewijzigd in keuken, wasserette, en berging. De tuin wordt ingericht als ligweide (gras) met een kleine (circa 20 m2) buitensauna. De bebouwing is niet toegankelijk voor publiek; de tuin daarentegen wel.

Rijksweg 3a

Ook het adres Rijksweg 3a (eerste en tweede verdieping) is op grond van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013' bestemd voor 'Wonen'. Vanwege voorliggend bestemmingsplan wordt dit adres op de eerste verdieping benut voor logies voor werknemers in loondienst en op de tweede verdieping voor kantoor (behorende bij de saunaclub). De bebouwing is niet toegankelijk voor publiek.

Rijksweg 5

Het adres Rijksweg 5 is op grond van het bestemmingsplan eveneens bestemd voor 'Wonen', bedoeld voor één woning al dan niet in combinatie met een aan huis gebonden beroep met tuin. Voorliggende ontwikkelingen maken het mogelijk om ter plekke van dit adres eveneens logies voor medewerkers op de loonlijst te bieden. Het buitenterrein van het pand wordt beoogd als parkeergelegenheid voor de werknemers van de saunaclub. Het pand is niet toegankelijk voor publiek.

Conclusie

Gelet op vorenstaande uiteenzetting van de functiewijzigingen per adres voorzien voorliggende ontwikkelingen niet in een functiewijziging van zodanige aard en omvang dat sprake zou zijn van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

3.1.4 Conclusie Rijksbeleid en regelgeving

Op grond van vorenstaande uiteenzetting van het Rijksbeleid en regelgeving wordt geconcludeerd dat de beoogde ontwikkelingen plan hiermee geen strijdigheden opleveren.

3.2 Provinciaal beleid en regelgeving

3.2.1 Omgevingsvisie Limburg (POVI)
3.2.1.1 Algemeen

Op 15 december 2020 is de Omgevingsvisie vastgesteld door Gedeputeerde Staten, waarna vervolgens Provinciale Staten deze op 1 oktober 2021 hebben vastgesteld. De Omgevingsvisie Limburg is op 25 oktober 2021 in werking getreden.

In algemene zin is de Omgevingsvisie een strategische en lange termijn visie (2030-2050) op de fysieke leefomgeving. In de visie worden onderwerpen zoals wonen, infrastructuur, milieu, water, natuur, landschap, bodem, ruimtelijke economie, luchtkwaliteit en cultureel erfgoed omschreven. Daarnaast worden tevens de aspecten gezondheid, veiligheid en een gezonde leefomgeving - indachtig de Omgevingswet - in de Omgevingsvisie meegenomen.

3.2.1.2 Hoofdopgaven

In de omgevingsvisie worden door de provincie drie hoofdopgaven onderscheiden die Limburg-breed spelen. Weliswaar verschillen de accenten per gebied en per sector. De hoofdopgaven zijn:

  • 1. Een aantrekkelijke, sociale, gezonde en veilige leefomgeving:
    • a. in stedelijk c.q. bebouwd gebied;
    • b. in landelijk gebied;
  • 2. Een toekomstbestendige, innovatieve en duurzame economie (inclusief landbouwtransitie);
  • 3. Klimaatadaptatie en energietransitie.
3.2.1.3 Limburgse principes en algemene zonering

Bij het maken van afwegingen op het gebied van de fysieke leefomgeving hanteert de provincie de volgende principes:

  • gestreefd wordt naar een inclusieve, gezonde en veilige samenleving;
  • de kenmerken en identiteit van gebieden staan centraal;
  • meer stad, meer land;
  • zorgvuldig omgaan met ruimte en voorraden, boven- én ondergronds.

Voor het toekomstbeeld voor Limburg hanteert de provincie een indicatieve zonering. De verschillende categorieën worden ondergebracht bij drie hoofdtypes:

  • 1. landelijke gebieden:
    • a. groenblauwe mantel
    • b. Natuurnetwerk Limburg (inclusief Natura2000-gebied)
    • c. buitengebied
  • 2. bebouwde gebieden:
    • a. stedelijk gebied
    • b. stedelijk centrum
    • c. landelijke kern
    • d. werklocaties
  • 3. infrastructuren:
    • a. (inter)nationale weg
    • b. provinciale weg
    • c. (inter)nationale spoorweg
    • d. (inter)nationale waterweg
    • e. (lucht)haven
    • f. (inter)nationale leidingstrook

Onderhavig besluitgebied is gelegen in de 'groenblauwe mantel'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.TAMrijksweg1tm5-VG01_0018.png" Zoneringen

Groenblauwe mantel

De gebieden aangewezen als groenblauwe mantel liggen als een soort mantel tussen en om het Natuurnetwerk Limburg. Het zijn gebieden waar de provincie goede combinatiemogelijkheden ziet voor duurzame vormen van (kringloop) land- en tuinbouw en andere economische functies, vooral door hergebruik van reeds aanwezige monumentale en beeldbepalende gebouwen.

In de groenblauwe mantel blijft de grondgebonden landbouw de belangrijkste functie en is de agrarische sector tevens de belangrijkste beheerder. De provincie biedt mogelijkheden voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer die bijdragen aan de instandhouding en versterking van de landschappelijke kernkwaliteiten. De focus ligt hier op het versterken van het klimaatadaptieve karakter met meer ruimte voor de beken en Maas, de biodiversiteit en kernkwaliteiten van het landschap.

Voor de groenblauwe mantel heeft de provincie instructieregels in de Omgevingsverordening Limburg opgenomen. Daarop wordt nader ingegaan in paragraaf 3.2.2.5.

3.2.1.4 Thematische visies

De provincie onderscheidt in de omgevingsvisie de volgende thematische visies:

  • wonen en leefomgeving
  • veiligheid en gezondheid
  • cultuur, sport en erfgoed
  • economie
  • werklocaties
  • mobiliteit
  • energie
  • land- en tuinbouw
  • water
  • natuur
  • landschap
  • bodem en ondergrond

Per thema beschrijft de provincie in de omgevingsvisie het provinciale belang, de opgave, de ambities en waar de provincie voor kiest. Voorliggende planontwikkeling kan niet worden geschaard onder een specifieke thematische visie. In dit verband is het relevant te benoemen dat de provincie om advies is gevraagd omtrent voorliggende ontwikkelingen. Daaruit zijn geen principiële bezwaren tegen de planontwikkeling door de provincie geuit, op grond waarvan mag worden geconcludeerd dat geen sprake is van strijdigheid met het actuele provinciale beleid.

3.2.1.5 Gebiedsgerichte visies

Naast de thematische visies gaat de provincie in de omgevingsvisie ook in op de gebiedsgerichte visies. Daarbij wordt ingegaan op de visie op bovenregionaal niveau, om vervolgens de visies voor Noord-, Midden- en Zuid-Limburg uiteen te zetten.

De provincie geeft aan dat de aantrekkelijkheid van Zuid-Limburg in sterke mate wordt bepaald door de aanwezigheid van relatief op korte afstand van elkaar gelegen, dichtbevolkte stedelijke gebieden, gelegen in het unieke Nationaal Landschap Zuid-Limburg. Het heuvellandschap en de Maasvallei geven samen met de historische binnenstad van Maastricht een bijzondere kwaliteit, rijke historie en eigen cultuur aan deze regio. In Zuid-Limburg wonen, werken en leven zo’n 600.000 mensen. Zuid-Limburg is het meest verstedelijkt grensgebied en de meest Europese regio van het land. Samen met de stedelijke regio’s van Aken (Duitsland), Luik en Verviers (Wallonië) en Tongeren, Hasselt en Genk (Vlaanderen) vormt Zuid-Limburg de Euregio Maas-Rijn met vier miljoen inwoners en 2,2 miljoen banen. Daarnaast maakt de regio deel uit van het groene grensoverschrijdende Drielandenpark.

3.2.2 Omgevingsverordening Limburg (OvL)
3.2.2.1 Algemeen

De Omgevingsvisie Limburg is een zelfbindend document en bindt daarmee enkel de provincie Limburg. Daar waar de provincie van mening is dat het noodzakelijk is om bindende regels te stellen voor de uitwerking van onderdelen van beleid in de POVI, dan gebeurt dit in de omgevingsverordening. 

In de Omgevingsverordening Limburg staan de provinciale regels op het gebied van milieu, provinciale wegen, (grond-)water, grond, landbouw, natuur, wonen en ruimte. De Omgevingsverordening Limburg bevat twee soorten regels: 

  • instructieregels gericht tot gemeenten of het waterschap. Dit zijn opdrachten aan de gemeenten en het waterschap die de gemeenten moeten verwerken in het gemeentelijke plan (Omgevingsplan) en het waterschap moet verwerken in de waterschapsverordening. Pas na het verwerken van de provinciale instructieregels in het gemeentelijke plan, of in de waterschapsverordening krijgen deze regels effect op activiteiten van inwoners en bedrijven. 
  • regels voor activiteiten die rechtstreeks voor alle inwoners en bedrijven gelden, of voor specifieke doelgroepen. 
3.2.2.2 Gebiedsaanwijzigingen

Bij de OvL behoort een aantal thematische kaarten. Deze kaarten zijn digitaal raadpleegbaar, waarbij op perceelniveau kan worden beoordeeld welke provinciale regels uit de OvL van toepassing zijn. Ter plekke van onderhavig plangebied zijn diverse gebiedsaanwijzigingen van toepassing; deze zijn opgenomen in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.TAMrijksweg1tm5-VG01_0019.png"

Gebiedsaanwijzigingen Omgevingsverordening Limburg ter plekke van plangebied

Op de in casu aan de orde zijnde relevante instructieregels wordt hierna ingegaan.

3.2.2.3 Instructieregels beschermingsgebied 'Einstein Telescope'

Vooraleerst is de gehele locatie in het beschermingsgebied 'Einstein Telescope'. Op grond van de instructieregels voor dit beschermingsgebied (Afdeling 16.1 Omgevingsverordening Limburg) zijn specifiek aangewezen activiteiten (zoals bijvoorbeeld de plaatsing van windmolens, of boringen dieper dan 100 meter) verboden. Voorliggend project voorziet niet in een bedoelde verboden activiteit, waardoor geen sprake is van strijdigheid met de regels van het beschermingsgebied 'Einstein Telescope'.

3.2.2.4 Instructieregels beschermingsgebied 'Nationaal Landschap Zuid-Limburg'

Het plangebied is voorts gelegen binnen het beschermingsgebied 'Nationaal Landschap Zuid-Limburg'. In Afdeling 7.1 van de Omgevingsverordening Limburg zijn de instructieregels voor dit beschermingsgebied voorgeschreven. Voorgeschreven is dat een motivering bij een omgevingsplan dat betrekking heeft op een gebied gelegen in het beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg een beschrijving bevat van (a) de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten (reliëf, open-besloten karakter, groene karakter, en cultuurhistorisch erfgoed), (b) de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan, en (c) de wijze waarop de negatieve effecten zijn gecompenseerd.

In paragraaf 4.11 van voorliggende motivering wordt nader ingegaan op de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten, de wijze hoe met de bescherming en de versterking van deze kwaliteiten wordt omgegaan, en hoe eventuele negatieve effecten zijn gecompenseerd. Op basis daarvan is geconcludeerd dat als gevolg van voorliggende planontwikkeling geen sprake is van strijdigheden met de instructieregels van het beschermingsgebied 'Nationaal Landschap Zuid-Limburg'.

3.2.2.5 Instructieregels 'groenblauwe mantel'

Het plangebied is gelegen in de 'groenblauwe mantel' (zie tevens paragraaf 3.2.1.3). In afdeling 7.3 zijn de instructieregels voor deze groenblauwe mantel voorgeschreven. Voor deze gebieden wordt voorgeschreven dat in de motivering bij een omgevingsplan de volgende onderwerpen dienen te worden beschreven:

  • a. de in het plangebied aanwezige kernkwaliteiten in de groenblauwe mantel;
  • b. de waarde van het plangebied als ecologische verbinding tussen gebieden gelegen binnen het Natuurnetwerk Limburg in het bijzonder met het oog op de impact voor de in het aanwijzingsbesluit aangewezen habitattypen en soorten in de Natura2000-gebieden (inclusief Natura2000-gebieden ondergrondse kalksteengroeven) en overige bedreigde soorten die er hun leefgebied hebben;
  • c. de waarde van het plangebied met het oog op de instandhouding van de natuurdoeltypen in de aangrenzende gebieden van het Natuurnetwerk Limburg;
  • d. de waarde van het plangebied voor het bieden van ruimte voor water en als waterberging in laagten en beekdal en;
  • e. de wijze waarop rekening is gehouden met de waarden onder a tot en met d;
  • f. hoe op gebiedsniveau per saldo geen kwaliteitsverlies plaatsvindt van de waarden onder a tot en met d;
  • g. hoe de negatieve effecten zijn gecompenseerd. Bij de compensatie van de negatieve effecten op natuurwaarden met de kernkwaliteit “het groene karakter” worden de regels opgenomen in Bijlage IX (van de OvL) gevolgd.

In paragraaf 3.3.3 en paragraaf 4.11 van voorliggende motivering wordt nader ingegaan op de kwaliteitswinst die met voorliggende planontwikkeling gepaard gaat. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat als gevolg van voorliggende planontwikkeling geen sprake is van strijdigheden met de instructieregels van de 'groenblauwe mantel'.

3.2.2.6 Overstromingskansgebied B

Op grond van de provinciale regels geldt, met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht, voor 'overstromingskansgebied B' een gemiddelde overstromingskans van 1:10 per jaar als omgevingswaarde. Dit betreft een inspanningsverplichting voor het waterschap waaraan uiterlijk in 2035 dient te zijn voldaan. Op het aspect water wordt in paragraaf 4.10 van voorliggende motivering nader ingegaan.

3.2.2.7 Instructieregels 'reserveringszone provinciale weg'

Op basis van de OvL ligt het plangebied direct naast een 'provinciale weg', zijnde de N278. In afdeling 2.1 zijn instructieregels opgenomen waarbij voorgeschreven is dat een omgevingsplan de functie 'reserveringszone provinciale weg' aan de zone van 15 meter aan weerszijden grenzend aan de buitenste kantstreep van een op de kaart aangeduide provinciale weg aanduid.

Een omgevingsplan laat in de reserveringszone provinciale weg in principe geen (nieuwe) bouwwerken toe. Het is tevens verboden het voor het verkeer noodzakelijke uitzicht op of nabij een provinciale weg te belemmeren of de veiligheid of de doorstroming van het verkeer op een provinciale weg in gevaar te brengen.

met de beoogde ontwikkelingen worden geen nieuwe bouwwerken mogelijk gemaakt binnen de genoemde zone van 15 meter. Daarnaast is geen sprake van belemmering van het voor verkeer noodzakelijke uitzicht op of nabij de provinciale weg. Tot slot komt de veiligheid en de doorstroming van het verkeer op de provinciale weg niet in gevaar. Op het aspect verkeer wordt nader ingegaan in paragraaf 4.9.

3.2.2.8 Instructieregels uitsluitingsgebied windturbines

In artikel 13.1 van de OvL is bepaald dat ter plekke van het 'uitsluitingsgebied windturbines' geen plaatsing van een windturbine met een masthoogte van 25 meter of hoger toe wordt gelaten. Daarvan is bij voorliggende ontwikkelingen geen sprake.

3.2.2.9 Instructieregels 'uitzonderingsgebied uitbreiding glastuinbouw'

Ter plekke van voorliggend plangebied is deels sprake van de ligging in een uitzonderingsgebied uitbreiding glastuinbouw. In afdeling 10.1 is voorgeschreven dat een omgevingsplan een uitbreiding van het bouwvlak voor een glastuinbouwbedrijf onder specifieke voorwaarden kan toestaanin het uitzonderingsgebied uitbreiding glastuinbouw.

Bij de beoogde ontwikkelingen is geen sprake van een glastuinbouwbedrijf met daarbij behorende bedrijfsmatige activiteiten.

3.2.2.10 Instructieregels 'klimaatadaptatie'

De motivering bij een omgevingsplan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt bevat een beschrijving van:

  • de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de risico's en gevolgen van klimaatverandering; en'
  • de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om de risico's en gevolgen van klimaatverandering te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt.

In paragraaf 4.13 wordt nader ingegaan op het aspect klimaat, waarmee wordt voldaan aan deze provinciale (instructie)regels.

3.2.3 Conclusie provinciaal beleid en regelgeving

Gelet op vorenstaande uiteenzetting van het geldende provinciale beleid en regelgeving is geen sprake van strijdigheden.

3.3 Gemeentelijk beleid en regelgeving

3.3.1 Visie Vaals Verbind(t)

De gemeente Vaals beschikt over de 'Visie Vaals Verbind(t)'. In deze visie wordt een beeld geschetst van hoe Vaals er in 2030 uit zou moeten zien en functioneert. De transitievisie kent zeven onderdelen:

  • Landelijke rust en schoonheid verbinden met eigentijdse rurbane dynamiek;
  • Jong en oud verbinden door nieuwe woonvormen en dienstverlening;
  • Mensen van overal verbinden via een eigentijds cultureel, toeristisch en educatief aanbod;
  • Vernieuwers en ondernemers uit alle windstreken verbinden door nieuwe vormen van ondernemerschap;
  • Een hele Euregio verbinden via zachte duurzame mobiliteit;
  • Plaatsen en mensen verbinden door tegenstellingen te laten versmelten;
  • Gemeente Vaals verbinden met burgers en regio via een integrale cultuuromslag.

Om de transitievisie te bereiken zijn in de structuurvisie transitiepaden benoemd, te weten:

  • 1. mensen van buiten aantrekken;
  • 2. duurzaam kapitaal aantrekken;
  • 3. levenslang leren & ontwikkelen;
  • 4. ontmoetingsplaatsen creëren;
  • 5. armoede bestrijden;
  • 6. mobiliteit verduurzamen;
  • 7. nieuwe bestuursstijl aanwenden;
  • 8. wonen, leefbaarheid en veiligheid zin impuls;
  • 9. werken en ondernemen vernieuwen;
  • 10. ontspannen en gezond leven stimuleren.

Onder het transitie pad 'wonen en ondernemen vernieuwen' wordt aangegeven dat nieuwe vormen van ondernemerschap essentieel zijn om in de gemeente Vaals van de grond te krijgen. Daarvoor wil de gemeente een stimulerend ondernemersklimaat bevorderen, waarbij entrepreneurs worden gestimuleerd zich te vestigen in gemeente Vaals. Onderhavige saunaclub is reeds gevestigd binnen de gemeente Vaals en wenst ook hier gevestigd te blijven. Voor het goed kunnen (blijven) functioneren van dit bedrijf is voorliggende planontwikkeling gewenst.

Mede ook gelet op het ingenomen positieve principestandpunt van de gemeente Vaals, zoals opgenomen als Bijlage 1 is voorliggende planontwikkeling niet strijdig met de Visie Vaals Verbind(t).

3.3.2 Beleidsnotitie 'Opheffing bordeelverbod'

Op 11 december 2000 hebben burgemeester en wethouders de beleidsnotitie 'Opheffing bordeelverbod' vastgesteld. Deze beleidsnotitie, waarin nadere regels zijn gesteld ter uitvoering van artikel 3.1.3 van de Algemene Plaatselijke Verordening, is op 30 december 2000 in werking getreden.

In de gemeente Vaals is één seksinrichting aanwezig en toegestaan. Dit betreft de nu aanwezige saunaclub Sixsens aan de Rijksweg 1 te Lemiers. In artikel 11 van de beleidsnotitie is opgenomen dat het verboden is om het gedeelte van een gebouw dat door de exploitant bestemd is als prostitutiebedrijf als woonruimte in gebruik te nemen dan wel daarin te overnachten.

Voorliggend plan voorziet ter plekke van een deel van de Rijksweg 3 in een uitbreiding van de inrichting ten behoeve van vergroting van de keuken, wasserette, en extra bergruimte. Ter plekke van de Rijksweg 3/3a en Rijksweg 5 wordt met de beoogde ontwikkelingen voorzien in een overnachtingsmogelijkheid voor werknemers op de loonlijst (Rijksweg 3/3a en Rijksweg 5). Er is geen sprake van een bouwkundige en functionele verbondenheid tussen de saunaclub en de beoogde overnachtingsplekken. Het wordt fysiek niet mogelijk om zich inpandig vanuit de saunaclub naar de overnachtingsruimten ter plekke van de adressen Rijksweg 3/3a en 5 te begeven. Deze adressen zijn daarenboven ook niet toegankelijk voor bezoekers van de saunaclub. Vanwege een goede planologisch-juridische regeling en omwille van milieuzonering is het bestemmen van onderhavige locatie als één bedrijfslocatie de meest voor de hand liggende. De expliciete functiescheiding is vertaald in de planregels van dit TAM-IMRO omgevingsplan.

De middels voorliggende planwijziging vast te leggen juridische regeling voor de beoogde ontwikkelingen voldoen aan de nadere regels van de beleidsnotitie 'Opheffing bordeelverbod'.

3.3.3 Intergemeentelijke Structuurvisie Gulpen-Wittem, Vaals en Valkenburg aan de Geul

De gemeente Vaals beschikt, in samenwerking met de gemeenten Gulpen-Wittem en Valkenburg aan de Geul, over een gemeentelijke structuurvisie voor haar grondgebied. In deze structuurvisie worden de strategische keuzes met betrekking tot ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeentegrens voor de lange termijn (15 jaar) vastgelegd.

In de structuurvisie wordt niet specifiek ingegaan op onderhavig plangebied en de aldaar gebezigde bedrijfsvoering. In z'n algemeenheid is opgenomen dat het plangebied is gelegen binnen de 'flauwe hellingen en droogdalen'. Voorts is op de kaart van Lemiers opgenomen dat sprake is van een beschermd stads- en dorpsgezicht (zie tevens paragraaf 4.8.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.TAMrijksweg1tm5-VG01_0020.png"

Intergemeentelijke structuurvisie: kaart Lemiers

In de structuurvisie is tevens een gemeentelijke uitwerking gegeven aan de provincie beleidsregel 'Limburgs Kwaliteitsmenu': het 'Gemeentelijk Kwaliteitsmenu'. In het kader van dit beleid is ten behoeve van voorliggende ruimtelijke ontwikkelingen een landschappelijk inpassingsplan vervaardigd en voorgelegd aan, en besproken met, de Stichting Kwaliteitscommissie Limburg. Deze commissie heeft positief geadviseerd. Op grond van de van toepassing zijnde module voor uitbreiding van een solitair bedrijfsterrein buiten de begrenzing van de 'bebouwingskernen' dient een tegenprestatie te worden geleverd ter hoogte van € 35,-/m². Het totale oppervlak gelegen buiten de 'bebouwingskernen' bedraagt 778 m² als gevolg waarvan een financiële bijdrage (tegenprestatie) dient te worden geleverd ter hoogte van € 27.230,-.

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.TAMrijksweg1tm5-VG01_0021.png"

Ligging aanduiding 'bebouwingskernen'

Voorts is voorliggende ontwikkeling voor wat betreft het dichtzetten van het dakterras voorgelegd voor advies aan de Gemeentelijke adviescommissie Mergelland 2024. Daarbij is specifiek advies uitgebracht over de te leveren tegenprestatie vanwege deze bouwtechnische aanpassing. Dit advies is bijgevoegd als Bijlage 2. De adviescommissie heeft geoordeeld dat een (financiële) bijdrage dient te worden geleverd ter hoogte van (118 m² * € 35,-) € 4.130,-. Deze bijdrage komt bovenop de hiervoor aangehaalde bijdrage voor uitbreiding van het bedrijventerrein, waarmee de totaal te leveren (financiële) bijdrage € 31.360,- bedraagt.

3.3.4 Conclusie gemeentelijk beleid en regelgeving

Gelet op vorenstaande uiteenzetting van het gemeentelijke beleid en regelgeving wordt geconcludeerd dat onderhavige ontwikkelingen in het besluitgebied niet strijdig zijn met dit beleid.

Hoofdstuk 4 Aspecten fysieke leefomgeving

Bij de realisering van een project moet rekening worden gehouden met diverse aspecten van de fysieke leefomgeving en de evenwichtige toedeling van functies aan locaties. In dit hoofdstuk wordt elk aspect in een paragraaf beschreven en onderbouwd.

4.1 Bodemkwaliteit

4.1.1 Algemeen

Het aspect bodem(kwaliteit) maakt integraal onderdeel uit van de fysieke leefomgeving. Steeds dient te worden gezocht naar de juiste balans tussen enerzijds het beschermen van de gezondheid en het milieu en anderzijds het benutten van de bodem ten behoeve van maatschappelijke activiteiten. Bij het afwijken van het omgevingsplan dient te worden aangetoond dat sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (artikel 4.2, eerste lid, Ow) en uitvoering is gegeven aan de instructieregels vanuit het Rijk (paragraaf 5.1.4.5 Bkl) en de provincie.

Als uitgangspunt geldt dat onaanvaardbare risico's voor de gezondheid van de mens vanwege het gebruik van de bodem dienen te worden voorkomen (artikel 2.28, lid 1 Ow). In dit kader is het van belang om na te gaan wat de kwaliteit van de bodem binnen het projectgebied is en of dit nog aanvaardbaar c.q. toelaatbaar wordt geacht voor de beoogde functietoedeling. Bij het bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie moet de kwaliteit van de bodem ten minste voldoen aan daarvoor gestelde interventiewaarden (bijlage IIA Bal). De gemeente kan echter in haar omgevingsplan ook afwijkende lokale waarden vastleggen, voor zover de maximale grenswaarden als bedoeld in artikel 5.89j, tweede lid, van het Bkl niet worden overschreden.

Hierna wordt beschreven welke waarden binnen onderhavig plangebied gelden en of de aanwezige bodemkwaliteit hieraan voldoet.

4.1.2 Beoordeling

De beoogde ontwikkelingen in het besluitgebied betreffen geen planologische functiewijziging naar een planologisch gevoeligere functie. Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem behoeft zodoende niet te worden verricht.

4.1.3 Conclusie bodemkwaliteit

Gelet op het voorgaande wordt geconcludeerd dat het aspect 'bodemkwaliteit' geen belemmeringen oplevert voor onderhavige wijziging van het omgevingsplan en dat sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.2 Geluid

4.2.1 Algemeen

Als gevolg van de inwerkingtreding van de Ow zijn de regels over geluid uit het Activiteitenbesluit milieubeheer komen te vervallen. Deze regels zijn tijdelijk verhuisd naar het tijdelijke deel van het omgevingsplan van de gemeente ('de bruidsschat'). De bruidsschat en voorliggend wijzigingsbesluit vormen (na vaststelling) samen de regels van het omgevingsplan.

Gemeenten zijn aan zet om gedurende de overgangsperiode (tot 1 januari 2032) eigen regels over geluid op te nemen in het omgevingsplan, mits daarbij wordt voldaan aan de bepalingen uit het Bkl. Zolang een gemeente nog geen eigen regels heeft, zijn regels voor geluid opgenomen in afdeling 22.3 en 22.4 van het omgevingsplan. Voor niet-lokale infrastructuur stelt het Rijk of de provincie regels in een projectbesluit.

Bij het toelaten van een activiteit, (spoor)weg, industrieterrein of geluidgevoelige gebouw moet het bevoegd gezag het geluid op geluidgevoelige gebouwen beoordelen. De instructieregels hierover in het Bkl heeft het Rijk gesteld voor de bescherming van de gezondheid en het milieu. Beoordeeld dient te worden of sprake is van het realiseren van een geluidgevoelig gebouw (3.21 Bkl) of geluidgevoelige ruimte (3.22 Bkl). Indien hiervan sprake is, dient tevens te worden beoordeeld of sprake is van de ligging in een geluidaandachtsgebied (3.20 Bkl). Wanneer nieuwe activiteiten worden toegelaten in het omgevingsplan, zijn instructieregels voor bedrijfsmatige activiteiten van toepassing (5.59 Bkl).

4.2.2 Beoordeling

Het besluitgebied ligt aan een provinciale weg met een snelheidsregime van maximaal 80 km/h. Voor het overige is geen sprake van geluidsbronnen die van invloed (kunnen) zijn op het besluitgebied.

De ontwikkelingen voorzien niet in een (nieuw) geluidgevoelig gebouw zoals bedoeld in artikel 3.21 Bkl en/of geluidgevoelige ruimte zoals bedoeld in artikel 3.22 Bkl. Daarom is het uitvoeren van akoestisch onderzoek niet aan de orde.

4.2.3 Conclusie geluid

Gelet op het voorgaande wordt geconcludeerd dat het aspect 'geluid' (van externe komaf) geen belemmeringen oplevert voor onderhavige wijziging van het omgevingsplan en dat sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.3 Bedrijvigheid

4.3.1 Algemeen

Als onderdeel van de overwegingen rondom een evenwichtige toedeling van functies aan locaties en het stellen van regels voor c.q. aan activiteiten dient ook rekening te worden gehouden met geluid en geur door industrieterreinen en bedrijfslocaties.

Ten behoeve van een evenwichtige toedeling van functies in de fysieke leefomgeving dienen nieuwe bedrijfsmatige activiteiten een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en (andersom) nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van de bedrijfsmatige activiteiten gesitueerd worden. Het waar mogelijk scheiden van de bedrijfsmatige activiteiten en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
  • het tegelijk daarmee aan de locaties voor bedrijfsmatige activiteiten voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

De gemeente beslist zelf of zij op een bepaalde locatie een bedrijfsmatige activiteit of woningen wil mogelijk maken. Dit besluit dient echter wel zorgvuldig te worden afgewogen en te worden verantwoord.

4.3.2 Beoordeling

De beoogde ontwikkelingen voorzien in een uitbreiding qua oppervlak van de reeds gebezigde bedrijfsactiviteiten aan de Rijksweg 1. Daarbij worden de aangrenzend voor 'Wonen' bestemde panden Rijksweg 3, Rijksweg 3a en Rijksweg 5 onderdeel van de inrichting en vormen deze geen gevoelig object (meer) ten aanzien van de activiteiten van de saunaclub.

De activiteiten van de saunaclub dienen te worden geschaard in de milieucategorie 2 (vergelijkbaar met de activiteit 'fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden (SBI-2008: 9313, 9604), waarvoor op grond van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)' een grootste richtafstand dient te worden gehanteerd van 30 meter. Het meest nabijgelegen gevoelige object betreft de woning gelegen aan de Rijksweg 19 te Lemiers. De afstand ten opzichte van onderhavig besluitgebied bedraagt meer dan 50 meter en voldoet zodoende aan de minimale richtafstand.

4.3.3 Conclusie bedrijvigheid

Gelet op het voorgaande wordt geconcludeerd dat het aspect 'bedrijvigheid' geen belemmeringen oplevert voor onderhavige wijziging van het omgevingsplan en dat sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.4 Geur

4.4.1 Algemeen

Geur kan hinder veroorzaken en de gezondheid schaden, echter ook geur veroorzakende activiteiten (bedrijven) hebben een plek in de leefomgeving nodig. Eén van de belangrijkste uitgangspunten van de Omgevingswet is een goede balans tussen het benutten en beschermen van de fysieke leefomgeving (artikel 1.3 Ow: 'zorg voor de fysieke leefomgeving').

4.4.2 Beoordeling

Onderhavige ontwikkelingen in het besluitgebied voorzien planologisch gezien niet in nieuwe geur veroorzakende activiteiten in vergelijking met de huidige planologisch-juridische situatie ter plekke. Gelet hierop behoeft het aspect geur niet nader te worden beschouwd.

4.4.3 Conclusie geur

Gelet op het voorgaande wordt geconcludeerd dat het aspect 'geur' geen belemmeringen oplevert voor onderhavige wijziging van het omgevingsplan en dat sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.5 Kwaliteit van de buitenlucht

4.5.1 Algemeen

Bij een evenwichtige toebedeling van functies dient ook rekening gehouden te worden met het belang van de bescherming van de gezondheid (artikel 2.1 lid 4 Ow). Omdat luchtverontreiniging kan zorgen voor negatieve gezondheidseffecten bij de mens, is het belang om het thema luchtkwaliteit hierin mee te nemen.

Een wijziging van het omgevingsplan kan invloed hebben op de luchtkwaliteit en op de gezondheid van de mens. Daarom dienen deze gevolgen in kaart te worden gebracht. Ten behoeve van voorliggend project zijn de relevante wijzigingen ten aanzien van luchtkwaliteit geïnventariseerd en is de aanvaardbaarheid van de wijziging van het omgevingsplan beoordeeld. Dit is gedaan aan de hand van de instructieregels vermeld in paragraaf 5.1.4 in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl).

4.5.2 Beoordeling

In het Bkl is aangegeven in welke gevallen een beoordeling van de luchtkwaliteit noodzakelijk is (paragraaf 5.1.4.1). Of een beoordeling nodig is hangt af van de activiteit, de locatie en het effect van de activiteit en de mate van het effect.

In artikel 5.54 Bkl is een opsomming gegeven van standaardgevallen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Er is sprake van NIBM wanneer de concentratie stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) niet hoger is dan 1,2 µg/m3. Dat is 3% van de omgevingswaarde voor de jaargemiddelde concentratie.

Eén van de standaardgevallen die NIBM bijdragen is de realisatie tot 1.500 woningen, ontsloten via één ontsluitingsweg. Voorts blijkt uit de NIBM-rekentool dat (uitgaande van 0% vrachtverkeer, en realisatiejaar 2024) een toename tot en met 2.433 motorvoertuigbewegingen per werkdagetmaal niet in betekende mate bijdraagt. Voorliggende planontwikkeling valt ruimschoots binnen genoemde aantallen.

4.5.3 Conclusie kwaliteit van de buitenlucht

Gelet op vorenstaande wordt geconcludeerd dat het aspect 'kwaliteit van de buitenlucht' geen belemmeringen oplevert voor onderhavige wijziging van het omgevingsplan en dat sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.6 Gezondheid

4.6.1 Algemeen

Als onderdeel van de afweging in het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties moet in een omgevingsplan ook rekening worden gehouden met het belang van het beschermen van de gezondheid (artikel 2.1, vierde lid, Ow). Gelet hierop dient, indien sprake is van wijziging van activiteiten in de fysieke leefomgeving, te worden aangegeven op welke wijze bij de activiteit rekening wordt gehouden met het aspect gezondheid. Hierbij gaat het om zowel het beschermen alsook het bevorderen van de gezondheid.

4.6.2 Beoordeling

De ontwikkelingen in het besluitgebied voorzien in enkele bouwkundige wijzigingen van de bebouwing op de locatie Rijksweg 1 t/m 5, het wijzigen van het gebruik voor een gedeelte van het adres Rijksweg 3a en Rijksweg 5 en het herinrichten van de buitenruimte, dit ten behoeve van de bestaande bedrijfsactiviteiten. Als gevolg van de beoogde ontwikkelingen is geen sprake van een belemmeringen vanuit het aspect gezondheid.

Andersom is geen sprake van het oprichten van een nieuwe (bedrijfs)locatie. Vanuit dat oogpunt is geen sprake van strijdigheid met het planologisch-juridisch kader ter plekke dat mogelijk de gezondheid van de (directe) omwonenden kan schaden.

4.6.3 Conclusie gezondheid

Gelet op vorenstaande wordt geconcludeerd dat het aspect 'gezondheid' geen belemmeringen oplevert voor onderhavige wijziging van het omgevingsplan en dat sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.7 Omgevingsveiligheid

4.7.1 Algemeen

Het beleid in het kader van de omgevingsveiligheid is gericht op het waarborgen van de veiligheid ter voorkoming van een branden, rampen of crises. Dit beleid kan zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen, als op het vervoer ervan.

De hoofdlijnen van het wettelijk kader over omgevingsveiligheid zijn opgenomen in de instructieregels afdeling 5.1.2 Bkl. In het algemeen wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • risicovolle activiteiten (Bal);
  • aandachtsgebieden (Bkl).

In het Bkl worden risicovolle activiteiten aangewezen als risicobronnen. Het betreft de volgende activiteiten:

  • activiteiten met gevaarlijke stoffen bij bedrijven;
  • het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen (weg, water en spoor);
  • buisleidingen met gevaarlijke stoffen (indien opgenomen in het Bal);
  • windturbines (indien opgenomen in het Bal).

Indien sprake is van een risicovolle activiteit kan daarvoor ook een 'aandachtsgebied' toegewezen zijn. Deze aandachtsgebieden zijn vastgelegd in het Register Externe Veiligheid (REV) en digitaal raadpleegbaar. Binnen deze gebieden dient rekening te worden gehouden met het groepsrisico. Hier wordt aan voldaan door in het aandachtsgebied geen beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen toe te laten en ook geen beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties. De begrippen beperkt kwetsbare-, kwetsbare- en zeer kwetsbare gebouwen worden in Bijlage VI, Bkl nader gedefinieerd.

Ten behoeve van de beoogde ontwikkelingen in het besluitgebied zijn de relevante risico's geïnventariseerd en is de aanvaardbaarheid beoordeeld. De resultaten daarvan worden hierna beschreven.

4.7.2 Beoordeling

De beoogde ontwikkelingen in het besluitgebied impliceren niet het realiseren van een nieuw (beperkt) kwetsbaar object. Primair is sprake van een functiewijziging van bestaande (beperkt) kwetsbare objecten. Wel wordt logies voor werknemers op de loonlijst mogelijk gemaakt. In verband met de ligging aan de N278, waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, en de aanwezigheid van een ondergrondse gasleiding van de Nederlandse Gasunie door het besluitgebied, is de Veiligheidsregio Zuid-Limburg om advies gevraagd in het kader van de beoogde ontwikkelingen. Dit advies is bijgevoegd als Bijlage 3.

Het advies van de veiligheidsregio binnen de belemmeringenstrook van de buisleiding graaf- of boorwerkzaamheden te verrichten is publiekrechtelijk verankerd in voorliggend TAM-omgevingsplan door het opnemen van de functie 'Leiding - Gas' en het daaraan verbinden van voorwaarden voor bouw- en aanlegactiviteiten.

De dubbelbestemming dient ter voorkoming van eventuele schade aan de ondergrondse leiding, met alle daaraan verbonden risico's. Volgens artikel 17.4.1 geldt voor (o.a.) het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, alsook het aanbrengen, vellen, en of rooien van diepwortelende bomen en/of beplantingen, een omgevingsvergunningplicht. Een dergelijke vergunning kan enkel worden verleend indien de leiding en continuïteit van de functie zijn gewaarborgd, alsook indien advies is ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder. Van dergelijke activiteiten is bij de beoogde activiteiten in het besluitgebied geen sprake.

Voor het overige zijn de adviezen aan de orde bij concrete vergunningverlening op grond van voorliggend nieuw planologisch-juridisch kader en niet onuitvoerbaar.

4.7.3 Conclusie omgevingsveiligheid

Gelet op vorenstaande wordt geconcludeerd dat het aspect 'omgevingsveiligheid' geen belemmeringen oplevert voor onderhavige wijziging van het omgevingsplan en dat sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.8 Cultureel erfgoed

4.8.1 Algemeen

Als onderdeel van de overwegingen rondom een evenwichtige toedeling van functies aan locaties en het stellen van regels voor c.q. aan activiteiten dient rekening te worden gehouden met cultureel erfgoed.

In de Ow wordt cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving als volgt afgebakend: 'monumenten, archeologische monumenten, stads- en dorpsgezichten, cultuurlandschappen en, voor zover dat voorwerp is of kan zijn van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties in het Omgevingsplan, ander cultureel erfgoed als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet'. Onder 'ander cultureel erfgoed' gaat het zowel om roerend erfgoed ('cultuurgoederen') als om immaterieel cultureel erfgoed voor zover dat aan een specifieke plek gebonden is.

De gemeente moet voor cultureel erfgoed dat voor bescherming in aanmerking komt een toereikend beschermingsregime opnemen in het omgevingsplan. In het Bkl staan hiervoor instructieregels (artikel 5.130 lid 2 Bkl). Deze regels gaan over:

  • ontsiering, beschadiging of sloop van beschermde monumenten of archeologische monumenten;
  • verplaatsing van beschermde monumenten;
  • gebruik van monumenten ter voorkoming van leegstand;
  • aantasting van de omgeving van een beschermd monument;
  • aantasting van karakteristieke stads- en dorpsgezichten en cultuurlandschappen;
  • conserveren en in stand houden van archeologische monumenten.
4.8.2 Beoordeling
4.8.2.1 Archeologie

Voor onderhavig besluitgebied is ten aanzien van het aspect archeologie de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Vaals geraadpleegd.

Uit bestudering van deze kaart blijkt ter plaatse van het besluitgebied sprake te zijn van een hoge archeologische verwachting. Ter plekke van deze verwachtingswaarde geldt (in het buitengebied, waarvan in casu sprake is) vrijstelling van archeologische onderzoeksplicht indien niet dieper dan 30 centimeter beneden maaiveld de bodem wordt verstoord én het oppervlak van deze verstoring niet groter is dan ofwel 500 m2 (bij 'bouw-', 'sloop-' en 'aanlegvergunningen') ofwel 1.000 m2 (bij 'projectbesluit' of wijziging bestemmingsplan).

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.TAMrijksweg1tm5-VG01_0022.png"

Uitsnede archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart gemeente Vaals met aanduiding besluitgebied

Het archeologische beleid, zoals dit geldt ter plekke van onderhavig besluitgebied, is met de functie 'Waarde – Archeologie 4' planologisch-juridisch verankerd.

Op grond van de functie 'Waarde – Archeologie 4' is sprake van vrijstelling van archeologische onderzoeksplicht indien niet dieper dan 30 centimeter beneden maaiveld de bodem wordt verstoord én het oppervlak van deze verstoring niet groter is dan ofwel 500 m2 bij 'bouwactiviteiten', 'sloopactiviteiten' en 'aanlegactiviteiten') ofwel 1.000 m2 (bij 'projectbesluit' of wijziging bestemmingsplan).

Bij de beoogde ontwikkelingen in het besluitgebied is voor wat betreft de bebouwing primair sprake van een functiewijziging. Voor zover dit betrekking heeft op de bestaande bebouwing ter plekke van het besluitgebied, impliceert dit geen gevolgen voor eventuele archeologische waarden. Voorts is geen sprake van (nieuwe) bodemverstoring dieper dan 30 centimeter beneden maaiveld, met een groter oppervlak van 1.000 m2. Zodoende zijn de beoogde ontwikkelingen vrijgesteld van archeologische onderzoeksplicht. De van toepassing zijnde functie 'Waarde – Archeologie 4' wordt overgenomen in voorliggend TAM-omgevingsplan.

Het aspect archeologie vormt zodoende geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkelingen in het besluitgebied.

4.8.2.2 Beschermd stads- en dorpsgezicht 'Lemiers'

Onderhavig besluitgebied is gelegen in het beschermd stads- en dorpsgezicht 'Lemiers', zoals aangewezen door de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 15 april 1969.

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.TAMrijksweg1tm5-VG01_0023.png"

Begrenzingenkaart beschermd stads- en dorpsgezicht Lemiers

Lezende het besluit tot vaststelling van het beschermd stads- en dorpsgezicht 'Lemiers', heeft de aanwijzing te maken met de overweging dat 'het kasteel en de daarbij gelegen dorpsbebouwing van Oud-Lemiers tezamen met de zuidoostelijk daarvan gelegen landerijen een historisch waardevol geheel opleveren, dat een beeld oplevert, dat van algemeen belang is vanwege de schoonheid en het karakter ervan'. Onderhavig plangebied is – gelet op het besluit – gelegen in de bedoelde 'landerijen'.

De aanwijzing als beschermd stads- en dorpsgezicht is in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013' i.c.m. de 'Herziening Buitengebied 2013' planologisch-juridisch vertaald met de dubbelbestemming 'Waarde – Beschermd dorpsgezicht'. Vanwege deze dubbelbestemming wordt beoogd om het stedenbouwkundige beeld van het gebied in stand te houden.

Gelet op artikel 26.4.1 van het bestemmingsplan geldt voor (o.a.) het aanleggen van oppervlakteverhardingen (voor bijvoorbeeld parkeergelegenheden) en voor het aanbrengen, vellen en rooien van bomen of beplantingen, die dieper wortelen dan 0,75 meter een omgevingsvergunningplicht. Een dergelijke vergunning kan, volgens artikel 26.4.3 enkel worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden van het beschermd stads- en dorpsgezicht. Daartoe dient – met het oog op een zorgvuldige afweging – advies te worden ingewonnen bij de gemeentelijke welstands-/monumentencommissie.

In het kader van de beoogde ontwikkelingen wordt beoogd om het bebouwingscluster ter plekke in z'n geheel een kwalitatieve impuls te geven. Daartoe is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld, waarop nader wordt ingegaan in paragraaf 4.11.

Het aspect cultuurhistorie vormt zodoende geen belemmeringen voor de ruimtelijke ontwikkelingen in dit besluitgebied. De van toepassing zijnde functie 'Waarde – Beschermd dorpsgezicht' wordt vastgelegd in voorliggend plan.

4.8.3 Conclusie cultureel erfgoed

Gelet op vorenstaande wordt geconcludeerd dat het aspect 'cultureel erfgoed' geen belemmeringen oplevert voor onderhavige wijziging van het omgevingsplan en dat sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.9 Verkeer en parkeren

4.9.1 Algemeen

Bij veranderingen in de fysieke leefomgeving dienen verkeer- en parkeeraspecten in kaart te worden gebracht. Daarbij is de parkeerbehoefte, verkeersgeneratie en de ontsluiting van belang. Hierdoor kan de realisatie van voldoende parkeerplaatsen worden gewaarborgd en worden ongewenste of onveilige verkeerssituaties tegengegaan.

4.9.2 Beoordeling
4.9.2.1 Parkeren

Ten behoeve van de beoogde ontwikkelingen in het besluitgebied is een verkeerskundig onderzoek uitgevoerd. De rapportage van betreffend onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 4. Op grond van dit onderzoek is in eerste instantie gebleken dat vanwege de bestaande activiteiten van de saunaclub een theoretische parkeerbehoefte is voor 76 parkeerplaatsen. Uit parkeertellingen is verder gebleken dat de bestaande parkeercapaciteit (75 plekken) gelet op de tijdens de telling geconstateerde bezetting (60 voertuigen) afdoende is.

Als gevolg van de (inpandige) uitbreiding van het BVO van de saunaclub met circa 248 m² bedraagt de theoretische parkeerbehoefte in de beoogde situatie in totaal circa 88 parkeerplaatsen. Ten behoeve van de beoogde logiesmogelijkheden voor medewerkers (op de loonlijst) wordt redelijkerwijs rekening gehouden met een extra parkeerbehoefte van 10 plekken. Gelet op vorenstaande bedraagt de totale theoretische parkeerbehoefte vanwege voorliggende planontwikkeling circa 98 parkeerplaatsen.

Voorts is in de bestaande situatie ter hoogte van de bebouwing langs de Rijksweg 1 t/m 5 sprake van de mogelijkheid voor 6 à 7 langsparkeerplekken. Omwille van de veiligheid / zichtbaarheid / aanzicht is het voornemen om deze parkeerplekken langs de straat op eigen terrein te gaan opvangen. Dientengevolge dient binnen onderhavig besluitgebied een parkeerbehoefte te worden opgevangen voor circa 105 voertuigen. De wijze waarop is gevisualiseerd in de volgende figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.TAMrijksweg1tm5-VG01_0024.png"

Visualisatie parkeren

4.9.2.2 Verkeer

Naast de parkeerbehoefte is in het verkeerskundige onderzoek tevens ingegaan op de verkeersgeneratie als gevolg van de beoogde ontwikkeling in het besluitgebied. Op grond van dat onderzoek blijkt dat, bij de nu voorliggende ontwikkelingen met een uitbreiding van 248 m² BVO, sprake is van een theoretische verkeerstoename van 33 motorvoertuigbewegingen per werkdagetmaal.

Over de 'verkeersstromen' van en naar onderhavig besluitgebied is overleg gevoerd met de provincie, zijnde de wegbeheerder van de N278. Daaruit is voortgevloeid dat de inrit en de uitrit van elkaar worden gescheiden. De bestaande in-/uitritconstructie naast de bebouwing Rijksweg 5 zal worden gebruikt als inrit, terwijl de bestaande in-/uitritconstructie bij Rijksweg 1 in de beoogde situatie zal worden gebruikt als uitrit. Door ter plekke van de uitrit nog een (extra) drempel te plaatsen nabij de poort, wordt het verkeer geremd alvorens het fietspad en de weg op te draaien. Bezoekers rijden dan als het ware aan de achterzijde van de bebouwing langs naar het parkeerterrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.TAMrijksweg1tm5-VG01_0025.png"

Visualisatie ontsluiting

4.9.3 Conclusie verkeer en parkeren

Gelet op vorenstaande wordt geconcludeerd dat het aspect 'verkeer en parkeren' geen belemmeringen oplevert voor onderhavige wijziging van het omgevingsplan en dat sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.10 Water

4.10.1 Algemeen

In artikel 5.37 van het Bkl is bepaald dat in een omgevingsplan rekening moet worden gehouden met de gevolgen voor het beheer van watersystemen. Daarbij worden, voor een duiding van die gevolgen, de opvattingen van het bestuursorgaan dat is belast met het beheer van die watersystemen betrokken. Voor een aantal specifieke rijksbelangen geldt aanvullende instructieregels:

  • Bescherming van primaire waterkeringen (5.38 Bkl);
  • Behoud waterveiligheid kust (5.39 – 5.40 Bkl);
  • Behoud waterveiligheid grote rivieren (5.41 – 5.47 Bkl);
  • IJsselmeergebied (5.48 – 5.49 Bkl).

Met inwerkingtreding van de Omgevingswet is de Waterwet vervallen. Dit geldt niet voor de diverse beleidsstukken op het gebied van water.

4.10.1.1 Nationaal Waterprogramma 2022-2027

In Nederland liggen grote opgaven voor het waterdomein:

  • Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering:
  • Nederland moet blijven werken aan een goede bescherming tegen overstromingen en aan een klimaat robuuste zoetwatervoorziening tegen toenemende droogte;
  • Ook de zorg voor goede waterkwaliteit en duurzame drinkwatervoorziening verdient aandacht.

Om aan te geven hoe om te gaan met de uitdagingen van water, ontwikkelt de Rijksoverheid het Nationaal Water Programma (NWP) 2022-2027.

Het programma geeft een overzicht van de ontwikkelingen binnen het waterdomein en legt nieuw ontwikkeld beleid vast. De Rijksoverheid werkt aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaat adaptief en toekomstbestendig is. Ook is er aandacht voor de raakvlakken van water met andere sectoren. Het NWP beschrijft de nationale beleids- en beheerdoelen op het gebied van klimaatadaptatie, waterveiligheid, zoetwater & waterverdeling, waterkwaliteit & natuur, scheepvaart, en de functies van de rijkswateren.

4.10.1.2 Provinciaal Waterplan Limburg 2022-2027

Het waterbeleid in het Provinciaal Waterplan 2022-2027 omvat de strategische hoofdlijnen voor het provinciale waterhuishoudkundig beleid. Hierin geeft de provincie uitwerking aan de in de Omgevingsvisie Limburg opgenomen provinciale belangen op het gebied van water:

  • Een integrale en realistische benadering van hoogwaterbescherming, wateroverlast, watertekort, verdroging en de verbetering van de waterkwaliteit in het stroomgebied van de Maas;
  • Het in samenhang bezien en aanpakken van de zoetwatervoorziening (voor drinkwater en andere functies), natuurherstel, watersysteemherstel, waterveiligheid, landbouw, landschap en de stikstofproblematiek;
  • Een ecologisch gezond, veerkrachtig en adaptief watersysteem om weersextremen zoveel mogelijk op een natuurlijke wijze op te vangen.

De provincie stelt in de Omgevingsvisie Limburg en in het Provinciaal Waterprogramma Limburg de beleidskaders voor het regionale watersysteem. Op grond van het bepaalde in artikel 3.7 van de Omgevingswet zijn de onderdelen van het Provinciaal Waterprogramma die uitvoering geven aan de diverse Europese richtlijnen over water voor het waterschap kaderstellend.

Gelet op de inhoudelijke samenhang binnen het watersysteem en de hiervoor vermelde provinciale belangen is doorwerking van het volledige waterprogramma naar het waterschap noodzakelijk. Hieraan is in de Omgevingsverordening Limburg invulling gegeven.

4.10.1.3 Waterbeheerprogramma Waterschap Limburg 2022-2027

Elke zes jaar leggen waterschappen vast welke aanpak en welke maatregelen op hoofdlijnen nodig zijn om het watersysteem en de waterkeringen op orde te brengen en te houden. Het programma geeft invulling aan het bestuursprogramma uit 2019 en de meerjarenbegroting waarin de koers voor de periode 2021-2025 is uitgezet.

  • Kort samengevat zijn de belangrijkste speerpunten in het Waterbeheerprogramma:
  • Hoogwaterbescherming Maasvallei: bescherming tegen overstromingen vanuit de Maas;
  • Klimaatadaptatie: balans tussen water afvoeren én water vasthouden;
  • Waterkwaliteit en ecologie: het water is schoon en wateren zin natuurlijk ingericht;
  • Zuiveren en waterketen: zuiveren rioolwater en grondstoffen terugwinnen en gebruiken.

Deze indeling is niet scherp, want water kent geen grenzen en is verbonden met andere thema's. Duurzamer grondgebruik in het stroomgebied van de Maas en de beken zorgt voor een gelijkmatiger afvoerdynamiek. Regenwater infiltreren in stedelijk gebied helpt daar ook bij, voorkomt dat riolen overstorten en ontlast onze zuiveringen. Een constantere aanvoer in de zomer verlaagt de kans op waterkwaliteitsproblemen door droogte en hitte. Kortom: alle uitdagingen moeten in samenhang met elkaar worden bekeken. Met de maatregelen worden het liefst meerdere problemen tegelijk opgelost: een integrale aanpak.

4.10.2 Beoordeling

De beoogde ontwikkelingen in het besluitgebied voorzien in beginsel in een inpandige functiewijziging, namelijk het inpandig uitbreiden van de aangrenzend gelegen saunaclub binnen de bestaande bebouwing binnen onderhavig plangebied. Het gebruik van het achterterrein bij de Rijksweg 3 als ligweide met buitensauna, impliceert geen relevante toevoegingen van verhard oppervlak.

Het inrichten van de gronden bij Rijksweg 3 en Rijksweg 5 ten behoeve van parkeren impliceert een oppervlak van circa 1.000 m². Dit nieuwe parkeerterrein wordt analoog aan het bestaande parkeerterrein behorende bij de Rijksweg 1 uitgevoerd in grind. Het hemelwater dat ter plaatse in dit deel van het besluitgebied valt, zal ter plekke kunnen infiltreren.

Sinds de nieuwe keur van het Waterschap Limburg (1 april 2019) dienen alle plannen te worden voorgelegd aan het waterschap Limburg. Het waterschap geeft haar advies over de plannen. Reeds op 10 december 2019 zijn de beoogde ontwikkelingen voorgelegd aan het waterschap. Per mail d.d. 17 december 2019 heeft het waterschap gereageerd dat sprake is van een ontwikkeling onder de ondergrens, waardoor advies van het waterschap niet is vereist. Per mail d.d. 2 januari 2023 is nog een reactie op een nieuwe versie van voorliggende ontwikkelingen door het waterschap kenbaar gemaakt waarbij een correctie is benoemd ten aanzien van het eerder uitgebrachte advies van het waterschap. De stukken zijn bijgevoegd als Bijlage 5.

4.10.3 Conclusie water

Gelet op vorenstaande wordt geconcludeerd dat het aspect 'water' geen belemmeringen oplevert voor onderhavige wijziging van het omgevingsplan en dat sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.11 Landschap en stedenbouw

4.11.1 Algemeen

Ten behoeve van het uitvoeren van nieuwe activiteiten in de fysieke leefomgeving dient te worden aangegeven op welke wijze bij de beoogde activiteiten rekening is gehouden met het landschap en/of ingepast in de omgeving.

4.11.2 Beoordeling
4.11.2.1 Kernkwaliteiten

Zoals reeds eerder geconstateerd in paragraaf 3.2.2 ligt het besluitgebied binnen het beschermingsgebied 'Nationaal Landschap Zuid-Limburg'. In de Omgevingsverordening Limburg wordt ten aanzien van het beschermingsgebied 'Nationaal Landschap Zuid-Limburg' voorgeschreven dat de toelichting bij een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een gebied liggend in deze gebieden – waarvan in casu sprake is – een beschrijving bevat van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten, de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan en hoe de negatieve effecten zijn gecompenseerd.

Schaalcontrast van zeer open naar besloten

Ter plekke van onderhavig besluitgebied is in de bestaande situatie aan de straatzijde sprake van een meer besloten karakter vanwege de omzoming van het perceel met (hogere) Taxushagen. Aan de achterzijde van het perceel is sprake van Beukenhagen die op lagere hoogte worden beheerd, ter aansluiting op het meer open karakter van de omgeving. Deze bestaande inpassingswijze wordt met de beoogde ontwikkelingen voorgezet, alsook uitgebreid en versterkt ter plekke van de gronden behorende bij de Rijksweg 3 en Rijksweg 5. De nu voorliggende ontwikkelingen in het besluitgebied hebben geen invloed op deze kernkwaliteit.

Het groene karakter

Vanuit het omliggende gebied wordt het zicht op de bedrijfsbebouwing en het parkeerterrein aan het zicht onttrokken middels recent gerealiseerde groenaanplant. Dergelijke groene afscherming wordt doorgetrokken ter plekke van onderhavig besluitgebied. Daarbij is extra aandacht besteed aan het zicht komende vanuit het wandelpad vanaf Oud Lemiers, waarbij met aanplant van robuuster groen het zicht op de bebouwing vanuit die zijde wordt ingepast.

Reliëf en ondergrond

De beoogde ontwikkelingen hebben geen bodemverlagingen of –bodemverhogingen tot gevolg. Ook is geen sprake van (waardevolle) hoogteverschillen in het bestaande terreinverloop. Er is daarmee geen sprake van aantasting van het bestaande reliëf en ondergrond.

Rijk en gevarieerd cultuurhistorisch erfgoed

Onderhavig besluitgebied is gesitueerd in het beschermde stads- en dorpsgezicht 'Lemiers'. Daarop is paragraaf 4.8.2 van voorliggende motivering ingegaan. Vanwege de aard van de voorgenomen ontwikkelingen mag worden geconcludeerd dat er geen aantasting plaats vindt van deze kernkwaliteit.

4.11.2.2 Kwaliteitswinst

Ten behoeve van de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen is een landschappelijk inpassingsplan vervaardigd. Daarbij wordt enerzijds de reeds gerealiseerde landschappelijke inpassing rondom de locatie Rijksweg 1 te Lemiers doorgetrokken, en anderzijds het buitenterrein behorende tot de Rijksweg 5 voorzien van nieuwe meer robuustere aanplant. voorzien in een goede landschappelijke inpassing, in lijn met de reeds gerealiseerd landschappelijke inpassing rondom de locatie Rijksweg 1 te Lemiers. Voorts voorziet het landschapsplan in het opheffen van de langsparkeerplekken aan de straatzijde ter hoogte van het besluitgebied en deze te vergroenen.

Het gehele landschapsplan is bijgevoegd als Bijlage 6.

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.TAMrijksweg1tm5-VG01_0026.png"

Landschappelijk inpassingsplan

De ruimtelijke aanpassingen zijn ter advies voorgelegd aan de Gemeentelijke adviescommissie Mergelland 2024. Daarbij is specifiek advies uitgebracht over de te leveren tegenprestatie vanwege deze bouwtechnische aanpassing. Dit advies is bijgevoegd als Bijlage 2. De adviescommissie heeft geoordeeld dat een (financiële) bijdrage dient te worden geleverd ter hoogte van (118 m² * € 35,-) € 4.130,-. Deze bijdrage komt bovenop de hiervoor aangehaalde bijdrage voor uitbreiding van het bedrijventerrein, waarmee de totaal te leveren (financiële) bijdrage € 31.360,- bedraagt. Daarmee wordt voor voorliggende locatie voldoende kwaliteitswinst behaald.

4.11.2.3 Stedenbouw

De voorgenomen ontwikkelingen in het besluitgebied voorzien in een zeer beperkte uitbreiding van de bebouwing. Op de tweede verdiepingsvloer van het pand aan de Rijksweg 1 wordt voorzien in nieuwe bebouwing. Dit betreft het dichtzetten van het bestaande dakterras ten behoeve van een loungeruimte. Dienaangaande is advies ingewonnen bij de dorpsbouwmeester, waardoor de voorgenomen ontwikkelingen zijn aangepast, waarop een positief advies ontvangen is. Als gevolg van de beoogde ontwikkelingen zal de uiterlijke uitstraling binnen het besluitgebied verbeteren ten opzichte van de bestaande situatie.

4.11.3 Conclusie landschap en stedenbouw

Gelet op vorenstaande wordt geconcludeerd dat het aspect 'landschap en stedenbouw' geen belemmeringen oplevert voor onderhavige wijziging van het omgevingsplan en dat sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.12 Natuurbescherming

4.12.1 Algemeen

Ter bescherming van de natuur zijn in het Bkl diverse regels opgenomen. Deze regels komen grotendeels overeen met de regels die zijn opgenomen in de voormalige Wet natuurbescherming. Het gaat hierbij in de eerste plaats om regels voor de gebiedsbescherming van aangewezen Natura 2000-gebieden, regels voor de soortenbescherming van te beschermen planten diersoorten (waaronder vogels) en regels ter bescherming van houtopstanden.

Het gebieds- en soortenbeschermingsregime vloeit voor een belangrijk deel voort uit twee Europese richtlijnen, te weten de Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en de Habitatrichtlijn (92/43/EEG).

4.12.1.1 Soortenbescherming

Onder de Ow zijn veel dier- en plantsoorten beschermd. De bescherming richt zich op soorten van Europees belang, die onder de reikwijdte van de Vogel- en Habitatrichtlijn vallen, als om bepaalde soorten van nationaal belang. Soortenbescherming vindt plaats binnen en buiten het natuurnetwerk Nederland. Het kan de vorm hebben van wet- en regelgeving, maar ook van fysieke maatregelen die bescherming, vestiging of uitbreiding van een soortenpopulatie stimuleren. Op grond van artikel 2.18 lid 1 sub f Ow zijn in beginsel de provincies hiervoor verantwoordelijk. Echter, ook decentrale overheden kunnen hierover actief beleid voeren. Hierbij kan worden gedacht aan het vaststellen van bijvoorbeeld een programma voor soortenbescherming.

De Ow definieert wat een flora- en fauna-activiteit is. In de bijlage van de Ow staat de volgende definitie van een flora- en fauna-activiteit: 'activiteit met mogelijke gevolgen voor van nature in het wild levende dieren of planten'. Door deze brede formulering van een flora- en fauna-activiteit is het bij activiteiten in de fysieke leefomgeving nodig om te controleren:

  • óf er soorten aanwezig zijn;
  • en indien aanwezig, welke soorten dat zijn.

Een flora- en fauna-activiteit kan nadelig zijn voor bijvoorbeeld natuurbescherming. Iemand die dat weet of kan weten, moet zich altijd houden aan de specifieke zorgplicht bij het verrichten van de activiteit (artikel 11.27, Bal). De specifieke zorgplicht geldt bij alle dier- en plantensoorten, dus bij (inter)nationaal beschermde soorten én bij andere soorten.

4.12.1.2 Gebiedsbescherming

Als onderdeel van de overwegingen rondom een evenwichtige toedeling van functies aan locaties en het stellen van regels voor c.q. aan activiteiten dient ook rekening te worden gehouden met de ligging van beschermde natuurgebieden. (paragraaf 5.1.2 Bkl). Nederland kent een groot aantal beschermde natuurgebieden. Deze natuurgebieden kunnen beschermd zijn door Europese aanwijzingen of deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland. De provincies zijn in eerste instantie verantwoordelijk voor het Natuurnetwerk Nederland op het land.

4.12.2 Beoordeling
4.12.2.1 Flora en fauna

Gelet op de feitelijke situatie en het gebruik ter plekke van onderhavig plangebied mag worden geconcludeerd dat geen sprake is van de aanwezigheid van beschermde soorten flora en/of fauna.

Een flora- en fauna-activiteit kan nadelig zijn voor bijvoorbeeld natuurbescherming. Iemand die dat weet of kan weten, moet zich altijd houden aan de specifieke zorgplicht bij het verrichten van de activiteit (artikel 11.27, Bal). De specifieke zorgplicht geldt bij alle dier- en plantensoorten, dus bij (inter)nationaal beschermde soorten én bij andere soorten.

4.12.2.2 Natura 2000

Natura2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. In Natura2000 gebieden worden bepaalde diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving beschermd door de biodiversiteit te behouden. Natura2000 gebieden worden beschermd door de 'Natuurbeschermingswet 1998'.

In mei 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beslist dat het Programma Aanpak Stikstof (PAS) niet gebruikt mag worden als basis om toestemming te verlenen voor activiteiten die leiden tot een stikstoftoename ter plaatse van stikstofgevoelige habitattypen en soorten in Natura 2000-gebieden. Deze beslissing heeft consequenties voor ruimtelijke ontwikkelingen welke een toename van de stikstofdepositie tot gevolg hebben. Het PAS mag immers niet meer gebruikt worden als basis voor toestemmingverlening voor activiteiten en plannen die kunnen leiden tot een toename van de stikstofdepositie.

Met inachtneming van deze problematiek heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een 'Factsheet Woningbouwplannen, stikstof en Natura 2000-gebieden' geïntroduceerd. In dit rapport wordt aangegeven dat ook bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden beoordeeld of de met het plan mogelijk gemaakte ontwikkelingen significant negatieve effecten zouden kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied.

Het meest nabijgelegen Natura2000-gebied is het op ruim 1,5 kilometer zuidwestelijk gelegen 'Geuldal'.

Gelet op de uitspraak van de Raad van State in mei 2019 is ten behoeve van voorliggende project een stikstofberekening uitgevoerd. Daarbij is zowel voor de realisatiefase als gebruiksfase inzichtelijk gemaakt of dit leidt tot significante effecten op Natura2000-gebieden.

Voor wat betreft de realisatiefase (zijnde het dichtzetten van het dakterras waarbij rekening is gehouden met de inzet van en hijskraan, een verrijker en vrachtverkeer) is ervan uit gegaan dat het huidige gebruik met bijbehorende verkeersbewegingen (licht en zwaar verkeer) en gasverbruik voor verwarming en warmwatervoorziening in z'n geheel kan worden voortgezet.

Voor de gebruiksfase is gerekend met het gasverbruik en de verkeersbewegingen van licht en zwaar verkeer ten behoeve van de bedrijfsvoering.

De stikstofberekeningen zijn bijgevoegd als Bijlage 7. Uit de berekeningen met AERIUS blijkt dat er geen sprake is van stikstofdepositie op een op voor stikstof gevoelige natuurgebieden. De depositie bedraagt 0,00 mol potentieel zuur/ha/jaar. Negatieve effecten op instandhoudingsdoelen van Natura 2000 gebieden ten gevolge van stikstof kunnen met zekerheid worden uitgesloten.

4.12.2.3 Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (hierna: NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk heeft als doel om natuurgebieden beter te verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het NNN bestaat over het algemeen uit kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones.

In beginsel zijn de provincies verantwoordelijk voor de instandhouding en ontwikkeling van het NNN. Instructieregels met betrekking tot de bescherming van NNN zijn dan ook opgenomen in de omgevingsverordening van de provincie.

Onderhavige projectlocatie is niet gelegen in het Limburgse deel van het Natuurnetwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.TAMrijksweg1tm5-VG01_0027.png"

Ligging plangebied (wit onderbroken belijning) t.o.v. natuurnetwerk

4.12.3 Conclusie natuurbescherming

Gelet op vorenstaande wordt geconcludeerd dat het aspect 'natuurbescherming' geen belemmeringen oplevert voor onderhavige wijziging van het omgevingsplan en dat sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.13 Duurzaamheid en klimaat

4.13.1 Algemeen
4.13.1.1 Duurzaamheid

Uit de maatschappelijke doelen van de Ow vloeit voort dat deze onder meer is gericht op een duurzame ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. Dit houdt in, dat de wet voorziet in een ontwikkeling van de fysieke leefomgeving die tegemoet komt aan de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden voor toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen. Duurzame ontwikkeling is een breed begrip waar een veelheid aan onderwerpen onder kan vallen, zoals energietransitie en klimaatadaptatie. In de NOVI is daarom 'ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie' als prioriteit opgenomen. Daarnaast vallen onder het begrip duurzaamheid ook onderwerpen als mobiliteit, duurzaam bouwen en biodiversiteit.

Het beleid ten aanzien van energietransitie en klimaatadaptatie vloeit voort uit nationale programma's die vervolgens regionaal zijn uitgewerkt (Regionale Energiestrategie, Nationale Klimaatadaptatiestrategie). De doelstellingen die hieruit voortvloeien zijn vervolgens integraal opgenomen in het gemeentelijk beleid, met name de Omgevingsvisie. Deze is weer uitgewerkt in programma's.

Bij duurzaam bouwen en verbouwen wordt er rekening gehouden met de effecten op het milieu. Binnen het kader van de Ow worden al de nodige regels voorgeschreven met betrekking tot duurzaam (ver)bouwen.

  • Verbeteren energieprestatie: zo zijn in het Bbl eisen ten aanzien van Bijna energieneutrale gebouwen (BENG) opgenomen;
  • Stimuleren milieuvriendelijk en circulair bouwen: de milieuprestatie van gebouwen (MPG) opgenomen;
  • Natuurinclusief bouwen.
4.13.1.2 Klimaat

Om invulling te geven aan de in de NOVI beschreven prioriteit 'Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie' dient bij de overwegingen rondom een evenwichtige toedeling van functies aan locaties en het stellen van regels voor c.q. aan activiteiten rekening te worden gehouden met maatregelen ten aanzien van klimaatadaptatie. Onder klimaatadaptatie wordt verstaan: het tijdig en effectief aanpassen aan het actuele of verwachte klimaat. Daardoor kan schade door klimaatverandering beperkt worden.

In de Omgevingsverordening Limburg is in artikel 3.5, lid 1 voorgeschreven (instructieregel) dat de motivering bij een omgevingsplan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt een beschrijving van bevat van (a) de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de risico's en gevolgen van klimaatverandering, en (b) de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om de risico's en gevolgen van klimaatverandering te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt. Bij die beschrijving dient in ieder geval te worden ingegaan op wateroverlast, overstroming, en droogte. 

Voor klimaatadaptatie is het belangrijk om integraal te werken en koppelkansen met andere ruimtelijke ontwikkelingen te benutten. Er zijn veel mogelijkheden om de aanpak en maatregelen uit de verschillende transities te combineren. Hierbij kan gedacht worden aan waterberging in natuurgebieden, groen in de stad en vermindering van hitte in de bebouwde omgeving. Ten behoeve van deze wijziging van het omgevingsplan zijn mogelijke koppelkansen geïnventariseerd en is de aanvaardbaarheid van deze wijziging van het omgevingsplan ten aanzien van het aspect 'klimaatadaptatie' beoordeeld.

4.13.2 Beoordeling

In het kader van klimaatadaptatie is de kaart 'klimaatrisico' op www.atlasleefomgeving.nl geraadpleegd. Het risico op deze kaart laat zien waar je last kan hebben van een hoge gevoelstemperatuur (hitte stres) én waar wateroverlast kan ontstaan naar een hevige regenbui. Hierbij geldt hoe groene de kleur, hoe hoger het risico (1 is laag, 5 is hoog).

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.TAMrijksweg1tm5-VG01_0028.jpg"

Uitsnede kaart 'Klimaatrisico' (RIVM, 2020)


Door de ligging in het buitengebied is de risicoscore, zeker in relatie tot mogelijke hittestress op de locatie Rijksweg 1 t/m 5 nihil. De Selzerbeek stroomt op relatief korte afstand van het besluitgebied, maar door het behoorlijke hoogteverschil (meer dan 8 meter) is het overstromingsrisico beperkt. Mede ook door de ligging aan nabij de beek is het risico op droogte ook minimaal.

4.13.3 Conclusie duurzaamheid en klimaat

Gelet op vorenstaande wordt geconcludeerd dat het aspect 'duurzaamheid en klimaat' geen belemmeringen oplevert voor onderhavige wijziging van het omgevingsplan en dat sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

4.14 Toetsing m.e.r.-beoordeling

4.14.1 Algemeen

Overeenkomstig paragraaf 16.4.2 van de Ow en afdeling 11.2 van het Ob dient te worden bepaald of een ontwikkeling mer-beoordelingsplichtig is. Dit kan worden afgeleid uit bijlage V bij het Ob, in samenhang met de artikelen 11.6 en 11.8 van het Ob.

Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is een procedure die de milieueffecten van een plan of project in beeld brengt. Het doel van de m.e.r.-procedure is om het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvoering over plannen, programma's en projecten die mogelijk duidelijke milieueffecten hebben. De verwachtte effecten op het milieu en alternatieve oplossingen worden beschreven in een milieueffectrapport (MER). Daarnaast is participatie en kennisgeving een belangrijk onderdeel binnen de m.e.r. Op deze manier vormt de m.e.r. een hulpmiddel voor de besluitvorming.

Een omgevingsplan valt onder een plan of programma waarvoor een milieueffectrapportage van toepassing is (Ow, Paragraaf 16.4.1, artikel 16.34).

De motivering van de beslissing (art. 11.11 lid 3 Ob) bestaat uit:

  • a. de relevante criteria van bijlage III bij de m.e.r.-richtlijn; en
  • b. als is beslist dat geen milieueffectrapport moet worden gemaakt:
    • 1. de kenmerken en maatregelen, bedoeld in artikel 11.10, derde lid, als degene die voornemens is het project uit te voeren deze heeft voorgesteld; en
    • 2. het moment waarop die maatregelen moeten zijn gerealiseerd.
4.14.2 Beoordeling

In Bijlage V. bij de artikelen 11.6, 11.7 en 11.8 van het Ob zijn de projecten en de daarvoor benodigde besluiten aangewezen waarvoor een m.e.r.-(beoordelings)plicht geldt. In deze lijst zijn zowel de m.e.r.-plichtige als de m.e.r.-beoordelingsplichtige gevallen opgenomen en de daarvoor benodigde besluiten. In het Besluit milieueffectrapportage waren dat nog 2 lijsten (onderdelen C en D in de bijlage bij dat besluit).

Bij voorliggende activiteit is geen sprake van een project met daartoe benodigd besluit zoals opgenomen in Bijlage V van het Ob.

Om te bepalen of alsnog een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is, dient bepaald te worden (1) of de ontwikkeling de drempelwaarden uit bijlage V van het Ob overschrijdt, (2) of de ontwikkeling in een gevoelig gebied ligt en (3) of er belangrijke milieugevolgen zijn.

1. Drempelwaarden Bijlage V Omgevingsbesluit

Overeenkomstig de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (201501297/1/R4) is gezien de zeer beperkte omvang met dit voornemen (geen) sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom 1 van categorie J 11 van Bijlage V van het Ob betreft daarmee geen m.e.r.-plichtige activiteit.

2. Ligging binnen een gevoelig gebied

Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden. Onderhavig besluitgebied ligt niet binnen een 'gevoelig gebied' zoals gedefinieerd in het Besluit m.e.r..

3. Belangrijke milieugevolgen

In Hoofdstuk 4 van deze motivering zijn de verschillende milieuaspecten afgewogen. Daaruit is gebleken dat de beoogde ontwikkelingen in het besluitvlak geen negatieve effecten hebben ten aanzien van deze aspecten. De locatie, aard en omvang van het voornemen leiden niet tot dusdanige omstandigheden of milieueffecten, op basis waarvan alsnog een nadere m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is.

4.14.3 Conclusie m.e.r.-beoordeling

Gelet op vorenstaande wordt geconcludeerd dat het geen m.e.r.-beoordeling aan de orde is en zodoende geen sprake is van belemmeringen voor onderhavige wijziging van het omgevingsplan. Sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Sinds de inwerkingtreding van de Ow op 1 januari 2024 beschikt iedere gemeente over één tijdelijk omgevingsplan. Dat tijdelijke omgevingsplan bestond op die datum uit alle op dat moment geldende ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen, wijzigings- en uitwerkingsplannen en beheersverordeningen, samen met een set regels die met de invoering van de Omgevingswet door het Rijk zijn overgedragen aan de gemeente. Deze set overgedragen regels wordt de 'bruidsschat' genoemd, die is opgenomen in hoofdstuk 22 van het omgevingsplan.

Vanaf 1 januari 2024 worden geen nieuwe ruimtelijke plannen zoals bestemmingsplannen meer in procedure gebracht, maar wordt waar nodig het omgevingsplan gewijzigd. Via het Omgevingsloket is op termijn daarom nog maar één, geconsolideerd omgevingsplan te vinden, waarin alle wijzigingen integraal zijn verwerkt. Uiterlijk 2032 moet het gebiedsdekken omgevingsplan 'nieuwe stijl' gereed zijn.

5.2 Tijdelijke Alternatieve Maatregel (TAM)

Publicatie van een wijziging van het omgevingsplan moet plaatsvinden volgens de standaard STOP en de wijziging dient om raadpleegbaar te zijn via het Omgevingsloket te voldoen aan het Toepassingsprofiel Omgevingsplan (TPOD omgevingsplan).

Indien een gemeente technisch nog niet in staat is het omgevingsplan te wijzigen volgens STOP/TPOD kan gebruik worden gemaakt van een Tijdelijke Alternatieve Maatregel (TAM) die kort gezegd inhoudt dat bij de wijziging van het omgevingsplan gebruik mag worden gemaakt van de IMRO-standaard, die voorheen werd gebruikt voor het opstellen en publiceren van bestemmingsplannen. Deze TAM wordt in de praktijk kortweg aangeduid als TAM-IMRO. Een gemeente mag er overigens ook om andere redenen dan technische redenen voor kiezen om TAM-IMRO toe te passen, bijvoorbeeld in verband met een urgente gebiedsontwikkeling. Voorliggende wijziging van het omgevingsplan gemeente Vaals is opgesteld op basis van TAM-IMRO.

5.3 Systematiek van de regels

Ter plaatse van het besluitgebied is het (tijdelijke) omgevingsplan gemeente Vaals van toepassing. Dit omgevingsplan is per 1 januari 2024 van rechtswege geldend. Met de inwerkingtreding van de Ow zijn alle bestemmingsplannen in de gemeente Vaals van rechtswege omgezet naar één omgevingsplan. Deze bestemmingsplannen maken onderdeel uit van het tijdelijke deel van het omgevingsplan gemeente Vaals. In het nieuwe deel van het omgevingsplan zijn nog geen regels voor onderhavige locatie opgenomen. Hierom is op deze locatie het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013' leidend. Voor het opstellen van onderhavig TAM-omgevingsplan is dan ook aangesloten bij het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013'.

Via dit TAM-omgevingsplan wordt via de IMRO-standaard (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) en de bestaande voorziening Ruimtelijke Plannen het omgevingsplan gewijzigd. Het TAM-omgevingsplan maakt juridisch gezien deel uit van het omgevingsplan, maar heeft technisch gezien het 'oude' formaat.

De regels van het TAM-omgevingsplan zijn onderverdeeld in diverse hoofdstukken, namelijk 'Algemene bepalingen' (hoofdstuk 1), 'Functies en activiteiten' (hoofdstuk 2), 'Algemene regels' (hoofdstuk 3) en 'Overgangsregels' (hoofdstuk 4). Hieronder wordt een nadere toelichting gegeven op deze hoofdstukken.

Algemene bepalingen (hoofdstuk 1)

De algemene bepalingen zijn opgenomen in hoofdstuk 1 van onderhavig TAM-omgevingsplan. Deze algemene bepalingen omvatten de algemene begripsbepalingen en meet- en rekenbepalingen.

Functies en activiteiten (hoofdstuk 2)

Bedrijf

Bij voorliggend TAM-omgevingsplan is de functie 'Bedrijf' met de daarbij behorende functieaanduidingen vastgelegd. Ter plekke van de locatie Rijksweg 1 t/m 5 is de functieaanduiding 'seksinrichting' opgenomen ten behoeve van de seksinrichting ter plekke, behoudens ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – logies voor arbeiders'. Verder zijn de functieaanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - airco-unit' en 'specifieke vorm van bedrijf - buitensauna' ten behoeve van de aldaar gerealiseerde voorzieningen.

Functie 'Leiding – Gas'

In voorliggend TAM-omgevingsplan is de functie 'Leiding - Gas' opgenomen, conform het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013', om een kader te bieden voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van hoofdtransportleidingen.

Functie 'Waarde – Archeologie 4'

In voorliggend TAM-omgevingsplan is de functie 'Waarde - Archeologie 4' opgenomen, conform het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013', om een kader te bieden voor toekomstige bodemingrepen.

Functie 'Waarde – Beschermd dorpsgezicht'

In voorliggend TAM-omgevingsplan is de functie 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' opgenomen, conform het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013', voor de behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld van de binnen het beschermd dorpsgezicht voorkomende, dan wel daaraan eigen cultuurhistorische waarden.

Algemene regels (hoofdstuk 3)

De algemene regels zijn opgenomen in hoofdstuk 3 van het TAM-omgevingsplan. In dit hoofdstuk zijn algemene gebruiksactiviteiten opgenomen evenals een uiteenzetting van binnenplanse omgevingsplanactiviteiten waarmee kan worden afgeweken van deze algemene gebruiksactiviteiten. Bovendien zijn kwaliteitsregels opgenomen in onderhavig hoofdstuk van het TAM-omgevingsplan waarin is opgenomen dat nieuwe ontwikkelingen gepaard dienen te gaan met kwaliteitsverbetering. Tot slot zijn in artikel 13 van de regels 'overige regels' opgenomen waarin onder andere de ter plaatse geldende gebiedsaanduidingen zijn vastgelegd.

Overgangsregels (hoofdstuk 4)

In hoofdstuk 4 van het TAM-omgevingsplan zijn overgangsbepalingen opgenomen voor bouwwerken respectievelijk gebruik.

Hoofdstuk 6 Financiële uitvoerbaarheid

6.1 Algemeen

In tegenstelling tot de Wet (en het Besluit) ruimtelijke ordening geldt onder de Ow dat een gemeenteraad bij het toekennen van functies aan locaties niet meer aannemelijk hoeft te maken dat die ontwikkeling (financieel) uitvoerbaar is. In haar omgevingsplan wordt door de gemeente aangegeven dat een functie op een bepaalde locatie kan komen, dat minder verstrekkend is. Enkel behoeft te worden gemotiveerd dat een ontwikkeling in beginsel mogelijk is (‘niet evident onuitvoerbaar’). Pas als zich een concreet initiatief aandient dat past binnen de in het omgevingsplan toebedeelde functie, moet worden onderzocht hoe dat op een aanvaardbare wijze kan worden gerealiseerd.

6.2 Kostenverhaal

Op grond van afdeling 13.6 van de Ow zijn overheden verplicht om de kosten voor werken, werkzaamheden en maatregelen naar evenredigheid te verhalen op de initiatiefnemers die profijt hebben van de aan te leggen openbare voorzieningen. Indien sprake is van een ontwikkeling op eigendomsgronden van de overheid zelf, is het kostenverhaal verzekerd en zijn daartoe geen overeenkomst of kostenverhaalsregeling aan de orde.

Anterieure overeenkomst

Als sprake van een ontwikkeling die op eigendomsgronden van de overheid is gelegen, dan is het uitgangspunt van de overheid om met het sluiten van een anterieure overeenkomst het kostenverhaal te verzekeren. Dit is mogelijk op grond van artikel 13.13 Ow. Indien de onderhandelingen over deze overeenkomst succesvol zijn, kan overgegaan worden tot het wijzigen van het omgevingsplan en vinden betalingen plaats op grond van de gemaakte afspraken.

De gemeente Vaals zal met initiatiefnemer een (privaatrechtelijke) anterieure overeenkomst gesloten. Het verhaal van kosten is hierdoor anderszins verzekerd.

Publiekrechtelijk kostenverhaal

Naast het privaatrechtelijke spoor van het sluiten van een anterieure overeenkomst, kan het kostenverhaal ook via het publiekrechtelijke spoor worden verzekerd in het omgevingsplan, in een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) of een projectbesluit (paragraaf 13.6.3 Ow). Dit spoor is aan de orde indien geen overeenkomst wordt bereikt bij de onderhandelingen over de anterieure overeenkomst. In het publiekrechtelijke spoor mag de overheid de kosten alleen verhalen als ze voldoen aan de criteria profijt, proportionaliteit en toerekenbaarheid. Daarnaast mogen er niet meer kosten worden verhaald dan dat er opbrengsten zijn.

Er worden twee systemen in het publiekrechtelijk kostenverhaalsstelsel onderscheiden waarvoor de Ow in regelingen voorziet voor het kostenverhaal:

  • 1. Integrale gebiedsontwikkeling, mét tijdvak (artikel 13.14 Ow);
  • 2. Organische gebiedsontwikkeling, zónder tijdvak (artikel 13.15 Ow).


Bij de beoogde ontwikkelingen in het besluitgebied is geen sprake geen verhaalbare kosten waardoor het vaststellen van een exploitatieplan niet aan de orde is.

6.3 Financiële bijdragen

Artikel 13.22 Ow biedt, in aanvulling op het kostenverhaal, een grondslag voor het maken van afspraken over een vrijwillige financiële bijdrage voor ontwikkelingen van een gebied. Het betreft andere kosten dan die verhaald worden via de anterieure overeenkomst over het kostenverhaal. De basis van deze bijdragen moet worden gelegd in een omgevingsvisie of programma. Dergelijke bijdragen dienen ter verbetering van de fysieke leefomgeving.

In het kader van deze wijziging van het omgevingsplan zijn geen aanvullende financiële bijdragen aan de orde.

6.4 Nadeelcompensatie

Nadeelcompensatie is de vergoeding van schade die de overheid veroorzaakt in de uitoefening van haar taak of bevoegdheid. In afdeling 15.1 van de Ow wordt een aantal besluiten of maatregelen aangewezen die als oorzaak van de schade kunnen optreden. Aangewezen zijn besluiten of maatregelen:

  • die rechtstreeks werkende rechten en verplichtingen voor burgers en bedrijven bevatten, of;
  • die rechtstreeks gevolgen hebben voor burgers en bedrijven door verandering van de fysieke leefomgeving.

De belangrijkste schadeveroorzakende besluiten zijn:

  • het (gemeentelijk) omgevingsplan (opvolger van onder meer het bestemmingsplan);
  • een omgevingsvergunning;
  • een projectbesluit voor realisatie van een project van het Rijk, provincie of waterschap, en;
  • rechtsreeks werkende regels in een verordening van provincie of waterschap.

Alleen schade veroorzaakt door die besluiten of maatregelen komt voor vergoeding in aanmerking. De schade moet redelijkerwijs toe te rekenen zijn aan de schadeoorzaak. De schade moet:

  • het rechtstreekse gevolg zijn van het besluit of de maatregel. Bijvoorbeeld de bouw van een woning of aanleg van een weg, of;
  • het gevolg zijn van de feitelijke uitvoering van de activiteit. Bijvoorbeeld een tijdelijke wegafsluiting;

De schade kan ook het gevolg zijn van een activiteit, die pas later zichtbaar wordt. Bijvoorbeeld schade door grondwateronttrekking kan zich jaren later openbaren.

Bij de vraag of de schade moet worden vergoed, en zo ja hoeveel, speelt een aantal factoren een rol. Het moet gaan om schade die boven het normaal maatschappelijk risico (4%) uitsteekt. Bovendien moet de schade de aanvrager onevenredig treffen ten opzichte van anderen.

Hoofdstuk 7 Vooroverleg en procedure

7.1 Vooroverleg

Burgemeester en wethouders kunnen bij de voorbereiding van een plan, waar nodig, overleg plegen met andere betrokken overheden en overheidsdiensten (wettelijke adviseurs). Daarbij moet worden gedacht aan naburige gemeenten, het waterschap, en de diensten van het Rijk en de provincie. Onder de Ow is vooroverleg met deze instanties vormvrij en niet verplicht, maar wel aan te bevelen. De bedoeling van dit vooroverleg is voornamelijk om de opstellers van het plan tijdig de mogelijkheid te geven het plan desgewenst aan opmerkingen van andere overheden aan te passen.

Het Waterschap Limburg heeft per e-mail d.d. 2 januari 2023 haar vooroverlegreactie kenbaar gemaakt. Deze reactie is verwerkt in voorliggend TAM-omgevingsplan, alsmede opgenomen in Bijlage 5.

Ook met de provincie Limburg heeft vooroverleg plaatsgevonden, op grond waarvan zij per email d.d. 16 januari 2023 heeft kenbaar gemaakt in te kunnen stemmen met de planontwikkeling. Wel heeft de provincie de volgende aandachtspunten benoemd in het kader van het aspect verkeer, die bij de verdere uitwerking van belang zijn:

  • bij ingang en uitgang van de rijroute dient bebording C02 en C03 te worden opgenomen;
  • de drempelconstructie bij in/uitrit dient op eigen perceel te worden aangelegd en niet op provinciaal grondgebied;
  • voor het verwijderen van de langsparkeervakken en het trottoir dient er vergunning/toestemming te worden aangevraagd bij de provincie.

Vervolgens is het voorontwerp van voorliggend TAM-omgevingsplan voorgelegd aan de provincie voor advies, naar aanleiding waarvan de provincie kenbaar heeft gemaakt dat er geen aanleidingen zijn om een zienswijze in te dienen.

Beide hiervoor genoemde reacties van de provincie zijn bijgevoegd als Bijlage 8.

7.2 Procedure

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van (een tijdelijk deel van) een omgevingsplan is vanwege artikel 16.30 Ow de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 Awb van toepassing. De te doorlopen procedure ziet er grofweg als volgt uit.

  • 1. Voorbereiding: de gemeente geeft op de daartoe voorgeschreven wijze kennis van het voornemen om het omgevingsplan te wijzigen en geeft aan hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding worden betrokken.
  • 2. Ontwerp: de gemeente geeft op de daartoe voorgeschreven wijze kennis van de terinzagelegging van het ontwerp-omgevingsplan, zodat iedereen gedurende een termijn van 6 weken dat het ontwerp-omgevingsplan ter inzage ligt een zienswijze (schriftelijk of mondeling) kan indienen.
  • 3. Vaststelling: de gemeente stelt het (gewijzigde) omgevingsplan vast en geeft daarbij aan hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken, wat de resultaten daarvan zijn en hoe invulling is gegeven aan het geldende betrokken, wat de resultaten daarvan zijn en hoe invulling is gegeven aan het geldende participatiebeleid. Het besluit tot vaststelling van het gewijzigde omgevingsplan wordt op de daartoe voorschreven wijze bekendgemaakt, en tegelijkertijd wordt kennisgegeven van de terinzagelegging dit besluit.
  • 4. Inwerkingtreding: het gewijzigde omgevingsplan treedt in werking op de dag waarop 4 weken zijn verstreken sinds de dag waarop de gemeente het besluit op de daartoe voorgeschreven wijze bekend heeft gemaakt.
  • 5. Beroep: tegen het besluit tot wijzigen van het omgevingsplan staat beroep open bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Het ontwerp van voorliggend plan heeft vanaf 20 september 2024 tot en met 1 november 2024 voor zienswijzen ter visie gelegen. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingekomen.