direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf
Plan: Kernen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0962.BP11002-VA01

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijven;
  • b. agrarisch loonbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf';
  • c. veegroothandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veegroothandel';
  • d. hoveniersbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hovenier';
  • e. boerderijwinkel tot een maximum oppervlak van 200 m2;
  • f. wonen in een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'
  • g. kamperen bij de boer tot maximaal 15 standplaatsen, met dien verstande dat het verlies van eventuele natuurwaarden in voldoende mate wordt gecompenseerd conform het gemeentelijk kwaliteitsmenu zoals opgenomen in de gemeentelijke structuurvisie 'Ruimte' (vastgesteld d.d. 10 mei 2012), hiertoe wordt een landschappleijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de kampeerlocatie met bijbehorende bebouwing en de andere kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn omschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. agrarisch hobbymatig gebruik;
    • 2. perceelsontsluitingswegen;
    • 3. recreatief medegebruik;
    • 4. aan huis gebonden beroepen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.5.2;
    • 5. huisvesting van de rustende boer, overeenkomstig het bepaalde in arikel 4.5.3;
    • 6. mantelzorg, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.5.4;
    • 7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 38.2.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 4.1 genoemde bestemming, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. mestopslagplaatsen;
  • c. mestbassins;
  • d. bestaande hagelnetten;
  • e. opslagplaatsen ten behoeve van ruwvoer en kuilvoer;
  • f. één paardenbak;
  • g. één paddock;
  • h. één bedrijfswoning per bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen' waar het aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
  • i. de daarbij behorende bijgebouwen;
  • j. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
4.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan;
  • b. binnen het bouwvlak mogen gebouwen, de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • c. permanente teeltondersteunende voorzieningen worden uitsluitend in het bouwvlak gebouwd met dien verstande dat de oppervlakte van de boogkassen ten hoogste 2.500 m2 mag bedragen, tenzij een groter oppervlakte is aangeduid, en de bouwhoogte van de boogkassen ten hoogste 3,5 meter mag bedragen;
  • d. het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;
  • e. de inhoud van vaste mestopslagplaatsen mag per bouwperceel maximaal 2.500 m3 bedragen;
  • f. de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • g. gebouwen worden plat of met een kap van minimaal 15° en maximaal 60° afgedekt;
  • h. de goothoogte van gebouwen, inclusief vaste mestopslagplaatsen, bedraagt maximaal 5,00 meter;
  • i. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 10,00 meter;
  • j. voor de maatvoering met betrekking tot de bedrijfswoning wordt verwezen naar artikel 4.2.3;
  • k. voor de maatvoering met betrekking tot bijgebouwen wordt verwezen naar artikel 4.2.4;
  • l. voor de maatvoering met betrekking tot bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 4.2.5 .
4.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. per bedrijf is, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', maximaal één bedrijfswoning toegestaan uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen' waar het aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan; ;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³ of maximaal de bestaande inhoud indien deze groter is;
  • c. de bedrijfswoning wordt plat of met een kap van maximaal 60° afgedekt;
  • d. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 7,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
  • e. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 12,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt.
4.2.4 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen en carports behorende bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van vergunningsplichtige bijgebouwen en carports mag maximaal 100 m² bedragen, met dien verstande dat de grond ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' voor maximaal 50% mag worden bebouwd;
  • b. bijgebouwen worden plat of met een kap van maximaal 60° afgedekt;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5,00 meter;
  • e. carports worden op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van carports maximaal 3,00 meter bedraagt .
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. Buiten het bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 10,00 meter, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van sleufsilo's maximaal 2,00 meter bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte van mestsilo's maximaal 5,00 meter bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte van voersilo's maximaal 8,00 meter bedraagt.
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van de bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  • d. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.
4.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 4.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de milieusituatie;
  • d. verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • f. instandhouding van omliggende waarden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van de inhoud van vaste mestopslagplaatsen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.2 ten behoeve van het toestaan van een grotere inhoud van vaste opslagmestplaatsen, met dien verstande dat:

  • a. de inhoud van de vaste mestopslagplaatsen per bouwperceel maximaal 3.500 m3 mag bedragen;
  • b. indien dit noodzakelijk is gelet op de aard van het bedrijf en bedrijfseconomische omstandigheden;
  • c. door geuronderzoek is aangetoond dat het woon- en leefklimaat van babij gelegen woningen niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwaliteit in die zin dat de vaste mestopslagplaatsen landschappelijk worden ingepast en deze landschappelijke inpassing in het afwijkingsbesluit wordt opgenomen. De landschappelijke inpassing dient daarbij te voldoen aan het provinciale besluit;
  • e. rekening moet worden gehouden met de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Zuid Limburg.

4.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van de bouwhoogte van gebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.2 ten behoeve van het toestaan van een grotere bouwhoogte van gebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte maximaal 12,00 meter mag bedragen
  • b. indien dit noodzakelijk is gelet op de aard van het bedrijf en bedrijfseconomische omstandigheden;
  • c. rekening wordt gehouden met de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Zuid Limburg.
4.4.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwhoogte bouwwerken, geen gebouw zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.5 ten behoeve van het toestaan van een grotere bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van erfafscheidingen, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte maximaal 15,00 meter mag bedragen;
  • b. indien dit noodzakelijk is:
    • 1. ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse;
    • 2. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 3. gelet op de aard van het bedrijf en bedrijfseconomische omstandigheden;
  • c. rekening moet worden gehouden met de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Zuid Limburg.
4.4.4 Afwijken van de bouwregels ten hoeve van de bouwhoogte voor sleufsilo's

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.5 ten behoeve van een grotere bouwhoogte voor sleufsilo's. met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van sleufsilo's mazimaal 4,00 meter mag bedragen;
  • b. indien dit noodzakelijk is gelet op de aard van het bedrijf en bedrijfseconomische omstandigheden;
  • c. de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwaliteit in die zin dat de sleufsilo's landschappelijk worden ingepast en deze landschappelijke inpassing in het afwijkingsbesluit wordt opgenomen. De landschappelijke inpassing dient daarbij te voldoen aan het provinciale beleid;
  • d. rekening wordt gehouden met de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Zuid Limburg.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen;
  • b. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • c. detailhandel, anders dan bedoeld in artikel 4.1.1 ;
  • d. horeca;
  • e. groothandel, anders dan ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
  • f. opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen;
  • g. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • h. buitenopslag, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • i. buitenopslag voor de voorgevel van het hoofdgebouw.
4.5.2 Aan huis gebonden beroepen

Een aan huis gebonden beroep is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een aan huis gebonden beroep mag worden uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  • b. maximaal mag 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning respectievelijk 1/3 van de oppervlakte van de bijgebouwen worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep;
  • c. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;
  • d. degene die de activiteiten uitvoert, is tevens de bewoner van de woning;
  • e. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • f. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein;
  • g. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van aan de activiteit inherente en ondergeschikte detailhandel.
4.5.3 Huisvesting van de rustende boer

Huisvesting van de rustende boer is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak daartoe wordt aangetoond;
  • b. huisvesting van de rustende boer vindt plaats in de woning of in de bijgebouwen;
  • c. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu worden niet onevenredig aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden worden niet wezenlijk verkleind;
  • d. dit niet mag leiden tot afsplitsing van een afzonderlijke en zelfstandige burgerwoning;
  • e. zodra de noodzaak van de huisvesting van de rustende boer is komen te vervallen, wordt het gebruik daarvoor beëindigd.
4.5.4 Mantelzorg/inwoning

Mantelzorg/inwoning bij een woning is toegstaand onder de volgende voorwaarden:

  • a. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
  • b. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
  • c. er ontstaat geen zelfstandige woning;
  • d. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening bedraagt maximaal 80 m²;
  • e. de mantelzorgvoorziening vormt qua ligging een ruimtelijke eenheid met de woning;
  • f. de mantelzorgvoorziening leidt niet tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
  • g. zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, wordt het gebruik als woonruimte beëindigd.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van aan huis gebonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.5.2 ten behoeve van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. dit gebruik een vloeroppervlakte van maximaal 50 m2 beslaat;
  • b. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
  • c. degene die de activiteiten uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
  • d. geen buitenopslag en buitenstalling plaatsvindt;
  • e. het gebruik geen (ernstige of onevenredige) hinder oplevert voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • f. geen sprake is van een grote verkeersaantrekkende werking;
  • g. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein;
  • h. er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van aan de activiteit inherente en ondergeschikte detailhandel.
4.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.5, ten behoeve van de volgende ondergeschikte nevenactiviteiten naast de agrarische bedrijfsfunctie:

  • a. bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten die behoren tot milieucategorie 1 en 2 die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 bij deze regels) en/of daarmee qua milieueffecten gelijk te stellen bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten, tot maximaal van 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing;
  • b. statische opslag (alleen inpandig), tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing;
  • c. hoogwaardige recreatieve voorzieningen, zoals wellness, beautyfarm welke qua ruimtebeslag en arbeidsproductiviteit ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsfunctie, tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing;
  • d. groepsaccommodaties, tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing, met een maximum van 30 slaapplekken;
  • e. complementaire daghoreca (inclusief terras), tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing, met een maximum van 100 m²;
  • f. logiesverstrekking en bed & breakfast met een maximum van 10 slaapplaatsen;
  • g. toonzalen, expositieruimten, ateliers, praktijkruimten, tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing, met een maximum van 150 m²;
  • h. boerderijkamers, tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing, met een maximum van 15 slaapplaatsen

met dien verstande dat:

    • 1. maximaal in totaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing wordt gebruikt ten behoeve van de onder a t/m h genoemde nevenactiviteiten;
    • 2. de functies worden gevestigd in de bestaande bebouwing;
    • 3. de nevenactiviteiten bijdragen aan een verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het gemeentelijk kwaliteitsmenu zoals opgenomen in de gemeentelijke structuurvisie 'Ruimte' (vastgesteld d.d. 10 mei 2012), hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwalitietsverbeterende maatregelen zijn omschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
    • 4. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
    • 5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de verkeersveiligheid;
      • de milieusituatie;
      • het woon- en leefklimaat;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 6. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
    • 7. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
    • 8. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
    • 9. omliggende functies niet worden gehinderd.
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing

4.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing

4.9 Wijzigingsbevoegdheid
4.9.1 Wijziging bouwvlak ten behoeve van vergroting bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen binnen de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf'' het bouwvlak wijzigen ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak, met dien verstande dat:

  • a. de wijziging noodzakelijk is in verband met een voorgenomen uitbreiding van het op het bestemmingsvlak gevestigde agrarische bedrijf;
  • b. de bedrijfsuitbreiding nodig is in verband met een duurzame agrarische bedrijfsvoering;
  • c. de noodzaak van de agrarische uitbreiding wordt aangetoond door het overleggen van een bedrijfsontwikkelingsplan;
  • d. sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf, dan wel een bedrijf dat zich overtuigend in de richting van volwaardigheid ontwikkelt;
  • e. geen sprake is van een intensieve veehouderij;
  • f. de aanvrager binnen het de bestaande bouwvlak geen reële bedrijfseconomisch en planologisch verantwoorde uitbreidingsmogelijkheden heeft;
  • g. de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het gemeentelijk kwaliteitsmenu zoals opgenomen in de gemeentelijke structuurvisie 'Ruimte' (vastgesteld d.d. 10 mei 2012), hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • h. de oppervlakte van het bestemmingsvlak met bouwvlak van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' na wijziging niet meer dan 1,5 ha zal bedragen, met dien verstande dat afwijking van deze maatvoering mogelijk is als de omgevingskwaliteit door het nemen van aanvullende kwaliteitsverbeterende maatregelen tenminste evenredig wordt vergroot, zulks ter beoordeling van de onafhankelijke, objectieve commissie;
  • i. met het oog op de hemelwaterproblematiek, indien noodzakelijk, voorzieningen worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
  • j. de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de bestaande landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel landschappelijke waarden;
  • k. de wijziging milieuhygiënisch aanvaardbaar is en geen belemmering oplevert voor nabijgelegen functies en bestemmingen.
  • l. rekening wordt gehouden met de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Zuid Limburg
  • m. bij de wijziging van het bouwvlak voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 4 van deze regels.
4.9.2 Wijziging bouwvlak ten behoeve van vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen binnen de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf'' het bouwvlak wijzigen ten behoeve van vormverandering van het bouwvlak, met dien verstande dat:

  • a. de bestaande oppervlakte van het bouwvlak gelijk blijft;
  • b. vormverandering noodzakelijk is vanwege de bedrijfseconomische, dan wel andere bedrijfsomstandigheden van het agrarisch bedrijf;
  • c. de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het gemeentelijk kwaliteitsmenu zoals opgenomen in de gemeentelijke structuurvisie 'Ruimte' (vastgesteld d.d. 10 mei 2012), hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overgelegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • d. met het oog op de hemelwaterproblematiek, indien noodzakelijk, voorzieningen worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
  • e. als gevolg van de verandering de bestaande natuur-, cultuurhistorische en/of landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de wijziging milieuhygiënisch aanvaardbaar is en geen belemmering oplevert voor nabijgelegen functies en bestemmingen;
  • g. rekening wordt gehouden met de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Zuid Limburg;
  • h. bij de wijziging van het bouwvlak voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 4 van de regels.
4.9.3 Wijziging in de bestemming Agrarisch of Agrarisch met Waarden

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden', waarbij gelijktijdig een bestaand gedeelte van deze bestemmingen wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van vormverandering van het bestemmingsvlak met bouwvlak van de bedrijfskavel, mits:

  • a. de verandering van de vorm van het oppervlak van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' noodzakelijk is vanwege bedrijfseconomische dan wel andere bedrijfsomstandigheden van het betreffende agrarisch bedrijf;
  • b. de oppervlakte van het bestemmingsvlak met bouwvlak van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' na wijziging niet meer dan 1,5 ha zal bedragen, met dien verstande dat afwijking van deze maatvoering mogelijk is als de omgevingskwaliteit door het nemen van aanvullende kwaliteitsverbeterende maatregelen tenminste evenredig wordt vergroot, zulks ter beoordeling van de onafhankelijke, objectieve commissie;
  • c. met het oog op de hemelwaterproblematiek, indien noodzakelijk, voorzieningen worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
  • d. de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel landschappelijke waarden;
  • e. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • f. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
  • g. een goede landschappelijke inpassing plaatsvindt in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie, zoals beplanting die in de winter zijn blad behoud of groen blijft;
  • h. rekening wordt gehouden met de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Zuid Limburg;
  • i. bij de wijziging in de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 3 of 5 van deze regels.
4.9.4 Wijziging in de bestemming 'Gemengd'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de 'Gemengd', ten behoeve van wonen, wellness, horeca categorie 1 t/m 4 en daaraan ondergeschikte activiteiten, mits:

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. er sprake is van:
    • 1. karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle dan wel daarmee vergelijkbare volumineuze bebouwing, of;
    • 2. handhaving van de bestaande bebouwing noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, of;
    • 3. een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand wordt gebracht. In dit geval dient de initiatiefnemer aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de nieuwe bestemming. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
  • c. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in de situatie als bedoeld in artikel 4.9.4 sub b onder 3 in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
  • d. de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het gemeentelijk kwalitietsmenu zoals opgenomen in de gemeentelijke structuurvisie 'Ruimte' (vastgesteld d.d. 10 mei 2012), hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn omschreen en waaromtrent advies is ingewonnen bihj een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • e. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • h. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
  • i. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. omliggende functies niet worden gehinderd;
  • k. bij de wijziging in de 'Gemengd' voldaan wordt aan het bepaalde in 12 van deze regels.
4.9.5 Wijziging in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van lichte bedrijvigheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten die behoren tot milieucategorie 1, 2 en 3.1 zoals die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 bij deze regels), en/of daarmee qua milieueffecten gelijk te stellen bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten, mits:

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. er sprake is van:
    • 1. karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle dan wel daarmee vergelijkbare volumineuze bebouwing, of;
    • 2. handhaving van de bestaande bebouwing noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, of;
    • 3. een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand wordt gebracht. In dit geval dient de initiatiefnemer aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de nieuwe bestemming. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
  • c. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
  • d. de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het gemeentelijk kwalitietsmenu zoals opgenomen in de gemeentelijke structuurvisie "Ruimte' (vastgesteld d.d. 10 mei 2012), hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn omschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • e. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • h. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
  • i. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. omliggende functies niet worden gehinderd;
  • k. bij de wijziging in de bestemming 'Bedrijf' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 6 van deze regels.
4.9.6 Wijziging in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van statische opslag

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van statische opslag, mits:

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
  • c. de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwalitiet als bedoeld in het gemeentelijk kwaliteitsmenu zoals opgenomen in de gemeentelijke structuurvisie 'Ruimte' (vastgesteld d.d. 10 mei 2012), hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelens zijn omschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • d. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • g. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
  • h. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • i. omliggende functies niet worden gehinderd;
  • j. bij de wijziging in de bestemming 'Bedrijf' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 6 van deze regels.
4.9.7 Wijziging in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' ten behoeve van hoogwaardige recreatieve voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' ten behoeve van hoogwaardige recreatieve voorzieningen, zoals wellness- en relaxvoorzieningen, dagrecreatieve activiteiten voor groepen of routeondersteunende voorzieningen, mits:

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
  • c. de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het gemeentelijk kwaliteitsmenu zoals opgenomen in de gemeentelijke structuurvisie 'Ruimte' (vastgesteld d.d. 10 mei 2012), hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn omschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • d. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • g. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
  • h. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • i. omliggende functies niet worden gehinderd;
  • j. bij de wijziging in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 20 van deze regels.
4.9.8 Wijziging in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van groepsaccommodaties

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van groepsaccommodaties, mits:

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
  • c. de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het gemeentelijk kwaliteitsmenu zoals opgenomen in de gemeentelijke structuurvisie 'Ruimte' (vastgesteld d.d. 10 mei 2012), hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn omschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • d. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • g. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
  • h. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • i. omliggende functies niet worden gehinderd;
  • j. bij de wijziging in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' voldaan wordt aan het bepaalde in Bijlage 2 van deze regels.
4.9.9 Wijziging in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' en/of 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van overige recreatieve activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie en/of de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van overige recreatieve activiteiten op het gebied van logiesverstrekking en dagrecreatie, zoals bed en breakfast, complementaire daghoreca, toonzalen, explositieruimten, ateliers, praktijkruimten en educatie, al dan niet in combinatie met elkaar, mits:

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
  • c. de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het gemeentelijk kwaliteitsmenu zoals opgenomen in de gemeentelijke structuurvisie 'Ruimte' (vastgesteld d.d. 10 mei 2012), hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn omschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • d. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • g. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
  • h. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • i. omliggende functies niet worden gehinderd;
  • j. bij de wijziging in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie en/of de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 20 en/of Bijlage 2 van deze regels.
4.9.10 Wijziging in de bestemming 'Maatschappelijk'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk' ten behoeve van zorggerelateerde activiteiten, mits:

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. er sprake is van:
    • 1. karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle dan wel daarmee vergelijkbare voumineuze bebouwing, of;
    • 2. handhaving van de bestaande bebouwing noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, of;
    • 3. een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand wordt gebracht. In dit geval dient de initiatiefnemer aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de nieuwe bestemming. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
  • c. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. aan de hand van een bedrijfsplan de ruimtebehoefte wordt aangetoond en de nieuwe maximale oppervlakte wordt bepaald;
  • d. de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het gemeentelijk kwaliteitsmenu zoals opgenomen in de gemeentelijke structuurvisie 'Ruimte' (vastgesteld d.d. 10 mei 2012), hiertoe wordt een landschappelijke inrichtingsplan overlegd waarin de landschppelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn omschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • e. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • h. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
  • i. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. omliggende functies niet worden gehinderd;
  • k. bij de wijziging in de bestemming 'Maatschappelijk' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 17 van deze regels.
4.9.11 Wijziging in de bestemming 'Wonen'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen', ten behoeve van wonen;

  • a. de agrarische functie geheel of grotendeels is komen te vervallen;
  • b. er sprake is van:
    • 1. karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle dan wel daarmee vergelijkbare volumineuze bebouwing, of;
    • 2. handhaving van de bestaande bebouwing noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, of;
    • 3. een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand wordt gebracht. In dit geval dient de initiatiefnemer aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de nieuwe bestemming. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
  • c. de toevoeging van extra woningen past binnen het regionele en gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid ten aanzien van de woningvoorraad;
  • d. de nieuwe functie wordt gevestigd in de bestaande bebouwing, of in vervangende nieuwbouw ten behoeve van de nieuwe functie. Dit laatste is enkel mogelijk na sloop tot een maximum van 75% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing;
  • e. de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het gemeentelijk kwaliteitsmenu zoals opgenomen in de gemeentelijke structuurvisie 'Ruimte' (vastgesteld d.d. 10 mei 2012.), hiertoe wordt een landschappelijk inrichtingsplan overlegd waarin de landschappelijke inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn omschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • f. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • i. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
  • j. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  • k. omliggende functies niet worden gehinderd;
  • l. bij de wijziging in de bestemming 'Wonen' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 25, van deze regels.