direct naar inhoud van Artikel 6 Bedrijf
Plan: Kernen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0962.BP11002-VA01

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse reeds bestaande bedrijven, welke aanwezig zijn op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt;
  • b. bedrijven en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die staan vermeld bij milieucategorie 1, 2 en 3.1 zoals die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 bij deze regels) en/of daarmee qua milieueffecten gelijk te stellen bedrijvenen/of bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van:
    • 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen, en;
    • 2. risicovolle inrichtingen;
  • c. wonen in een bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. kantoor, als ondergeschikt onderdeel van het bedrijf;
  • e. detailhandel naast de bedrijfsfunctie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' en in omvang niet groter dan aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • f. detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen;
  • g. verkooppunt motorbrandstoffen zonder LP'G, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
    • 2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 38.2.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 6.1 genoemde bestemming, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
  • c. de daarbij behorende bijgebouwen;
  • d. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
6.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één bedrijf toegestaan;
  • b. binnen het bouwvlak mogen gebouwen, de bedrijfswoning, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • c. het bouwvlak wordt tot maximaal 100% worden bebouwd;
  • d. de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • e. gebouwen worden plat of met een kap van maximaal 60° afgedekt;
  • f. de goothoogte bedraagt maximaal 5,00 meter;
  • g. de bouwhoogte bedraagt maximaal 13,00 meter;
  • h. voor de maatvoering met betrekking tot de bedrijfswoning wordt verwezen naar artikel 6.2.3;
  • i. voor de maatvoering met betrekking tot bijgebouwen wordt verwezen naar artikel 6.2.4;
  • j. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 6.2.5.
6.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. per bedrijf is ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' slechts één bedrijfswoning toegestaan, uitgezonder ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³ of maximaal de bestaande inhoud indien deze groter is;
  • c. de bedrijfswoning wordt plat of met een kap van en maximaal 60° afgedekt;
  • d. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 7,00 meter;
  • e. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 12,00 meter.
6.2.4 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van vergunningplichtige bijgebouwen en carports mag maximaal 100 m² bedragen, met dien verstande dat de grond ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' voor maximaal 50% mag worden bebouwd;
  • b. bijgebouwen worden plat of met een kap van maximaal 60° afgedekt;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5,00 meter;
  • e. carports worden op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd;
  • f. de bouwhoogte van carports bedraagt maximaal 3,00 meter.
6.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. buiten het bouwvlak mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 5,00 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt;
    • 2. lichtmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 3,00 meter bedraagt;
  • d. ten hoogste één reclame-uiting ter plaatse van een gevel of in de vorm van een zuil met een maximale afmeting van 1,00 x 2,00 meter.
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van de bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • d. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  • e. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.
6.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 6.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing
  • c. de verkeerssituatie;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. instandhouding van omliggende waarden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijken van de bouwregels ten aanzien van het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.5 ten aanzien van het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering, welke niet vergunningsvrij zijn, met dien verstande dat:

  • a. deze passen binnen het stedenbouwkundige en landschappelijk beeld ter plaatse;
  • b. belangen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • c. de totale bouwhoogte van de antenne-installatie inclusief bebouwing niet meer dan 40,00 meter bedraagt;
  • d. de antenne-installatie wordt afgeschermd door een erfafscheiding met een hoogte van minimaal 1,50 meter en maximaal 2,00 meter.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. de vestiging van een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten anders dan bedoeld in artikel 6.1.1;
  • b. het gebruik van gronden en opstallen voor het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • c. zelfstandig kantoor;
  • d. detailhandel (o.a. perifere detailhandel en detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen), anders dan bedoeld in artikel 6.1.1;
  • e. verkooppunt motorbrandstoffen, anders dan bedoeld in artikel 6.1.1
  • f. horeca;
  • g. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.
6.5.2 Aan huis gebonden beroepen

Een aan huis gebonden beroep is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een aan huis gebonden beroep wordt uitsluitend door de hoofdbewoner uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  • b. maximaal 25% van het bebouwde oppervlak van de woning en de bijgebouwen, tot een maximum van 35 m2, wordt gebruikt voor een aan huis gebonden beroep;
  • c. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;
  • d. de beroepsmatige activiteiten worden alleen uitgevoerd door de bewoner(s) van de woning;
  • e. er is ten hoogste één reclame-uiting ter plaatse van een gevel of in de vorm van een zuil toegestaan met een maximale afmeting van 50 x 100 centimeter;
  • f. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • g. de activiteit van het aan huis gebonden beroep valt niet onder de definitie van inrichting in de Wet milieubeheer;
  • h. er vindt geen bedrijfsmatig opslag in de buitenlucht plaats;
  • i. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;
  • j. er vindt geen zelfstandige detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel inherent aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10 m2 van de voor het aan huis gebonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt.
6.5.3 Mantelzorg/inwoning

Mantelzorg/inwoning bij een woning is toegstaand onder de volgende voorwaarden:

  • a. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
  • b. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
  • c. er ontstaat geen zelfstandige woning;
  • d. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening bedraagt maximaal 80 m²;
  • e. de mantelzorgvoorziening vormt qua ligging een ruimtelijke eenheid met de woning;
  • f. de mantelzorgvoorziening leidt niet tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
  • g. zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, wordt het gebruik als woonruimte beëindigd.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een zwaardere milieucategorie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - Ontheffingsgebied' voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.1.1 ten behoeve van een zwaardere milieucategorie, met dien verstande dat:

  • a. maximaal milieucategorie 3.2 is toegestaan;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. het woon- en leefklimaat;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing

6.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing

6.9 Wijzigingsbevoegdheid
6.9.1 Wijziging bouwvlak ten behoeve van vergroting bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen binnen de bestemming 'Bedrijf' het bouwvlak wijzigen ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak, met dien verstande dat:

  • a. de wijziging noodzakelijk is in verband met een voorgenomen uitbreiding van het op het bestemmingsvlak gevestigde agrarische bedrijf;
  • b. de bedrijfsuitbreiding nodig is in verband met een duurzame agrarische bedrijfsvoering;
  • c. de noodzaak van de agrarische uitbreiding wordt aangetoond door het overleggen van een bedrijfsontwikkelingsplan;
  • d. sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf, dan wel een bedrijf dat zich overtuigend in de richting van volwaardigheid ontwikkelt;
  • e. geen sprake is van een intensieve veehouderij;
  • f. de aanvrager binnen het de bestaande bouwvlak geen reële bedrijfseconomisch en planologisch verantwoorde uitbreidingsmogelijkheden heeft;
  • g. de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, hiertoe wordt een inrichtingsplan overgelegd waarin de inpassing van de bebouwing en de andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn beschreven en waaromtrent advies is ingewonnen bij een onafhankelijke, objectieve commissie;
  • h. de oppervlakte van het bestemmingsvlak met bouwvlak van de bestemming 'Bedrijf' na wijziging niet meer dan 1,5 ha zal bedragen, met dien verstande dat afwijking van deze maatvoering mogelijk is als de omgevingskwaliteit door het nemen van aanvullende kwaliteitsverbeterende maatregelen tenminste evenredig wordt vergroot, zulks ter beoordeling van de onafhankelijke, objectieve commissie;
  • i. met het oog op de hemelwaterproblematiek, indien noodzakelijk, voorzieningen worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
  • j. de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de bestaande landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel landschappelijke waarden;
  • k. de wijziging milieuhygiënisch aanvaardbaar is en geen belemmering oplevert voor nabijgelegen functies en bestemmingen.
  • l. rekening wordt gehouden met de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Zuid Limburg
  • m. bij de wijziging van het bouwvlak voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 4 van deze regels.