Plan: | Jachthaven Maashaven |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0957.BP00000276-VG01 |
Jazz City B.V. is voornemens om de Maashaven te Roermond opnieuw in te laten richten. Er wordt een nieuwe steiger aangelegd, met circa 35 ligplaatsen. De steiger en ligplaatsen zullen worden gebruikt door een bedrijf dat zich richt op de verkoop - en ondergeschikt ook verhuur - van boten én afmeermogelijkheden voor passanten. Voor de ontvangst van de klanten wordt een drijvend kantoor gerealiseerd.
De beoogde ontwikkeling is in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Het voorliggende bestemmingsplan omvat een toelichting waarin de beoogde ontwikkeling wordt afgewogen. De regels en verbeelding vormen het nieuwe juridisch planologisch kader waarbinnen de ontwikkeling mag plaatsvinden.
Het plangebied ligt aan de westzijde van het stedelijk gebied van Roermond, aan de oostzijde van de Maas. Aan de noordzijde takt de haven aan op de Maas. Direct ten westen van het plangebied zijn een groenvoorziening en appartementen gelegen. Aan de westzijde van de groenvoorziening wordt een cruiseterminal gerealiseerd. Aan de oost- en zuidzijden grenst het plangebied aan Jazz City, het nieuwe stadsdeel van Roermond. Het plangebied wordt ontsloten via de zuidelijk gelegen provinciale weg N280. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1: Ligging plangebied
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Maasoever' (vastgesteld op 15 december 2011). Het plangebied is bestemd als 'Water' met de specifieke functieaanduiding 'Jachthaven' waar jachthavens en bijbehorende voorzieningen zijn toegestaan.
Daarnaast zijn de dubbelbestemmingen 'Waterstaat', 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed', 'Waterstaat - Waterbergend riviergebied' en 'Waarde - Archeologie' opgenomen.
De beoogde ontwikkeling past niet binnen de ter plaatse geldende regels. Het verkopen (en ondergeschikte verhuur) van boten is momenteel niet als bedrijfsmatige (hoofd)activiteit mogelijk. Ten behoeve van de diverse activiteiten zal een drijvend kantoor worden gerealiseerd. Het oprichten van een dergelijk gebouw is binnen de huidige bouwregels niet toegestaan.
Figuur 1.2: Uitsnede bestemmingsplan Maasoever (gemeente Roermond, 2011), met de ligging plangebied (rood).
In hoofdstuk 2 wordt de huidige en de nieuwe situatie beschreven. Het van toepassing zijnde ruimtelijk beleidskader is opgenomen in hoofdstuk 3. Vervolgens komen in hoofdstuk 4 alle relevante deelaspecten aan de orde. In hoofdstuk 5 wordt de juridische opzet van de planregels uiteengezet.
Tot slot wordt in hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.
Het plangebied, zoals aangegeven in figuur 2.1, omvat de Maashaven te Roermond. De Maashaven was tot april 2014 in gebruik als jachthaven met 112 ligplaatsen. De bijbehorende steigers zijn inmiddels weggehaald.
Direct ten oosten van het plangebied wordt Jazz City gerealiseerd, het nieuwe stadsdeel van Roermond met een uitbreiding van het designer outletcentrum, horecagelegenheden, leisure, woningen, boulevards en bijbehorende voorzieningen. Aan de zuid- en westzijde van het plangebied ligt de ontsluitingsweg Maashaven, die via Buitenop aantakt op de provinciale weg N280. Aan de noordzijde takt de haven aan op de Maas en ligt een woonschip.
Westelijk van het plangebied zijn een woongebouw en groenvoorziening gelegen. De groenvoorziening wordt in kwalitatieve zin opgewaardeerd tot stadspark met aan de maaszijde aanmeervoorzieningen voor cruiseschepen.
Figuur 2.1: Situering plangebied.
In de beoogde situatie wordt het aantal ligplaatsen in de jachthaven teruggebracht van 112 naar circa 35. De ligplaatsen zullen worden gebruikt door een bedrijf dat zich richt op de verkoop (en ondergeschikt ook verhuur) van jachten en passanten. Een impressie van de nieuwe situatie is opgenomen in figuur 2.2. De loopsteigers worden minimaal 2 meter breed. Voor de ontvangst van de klanten zal een drijvend kantoor met een maximum vloeroppervlak van 250 m2 worden gerealiseerd. De hoogte van het kantoor zal ten hoogste 5,5 m bedragen, gemeten vanaf de waterlijn.
Figuur 2.2: Impressiebeeld nieuwe situatie Maashaven Roermond (mei 2015).
Het drijvende kantoor wordt door middel van vier palen op de gewenste locatie gehouden. Via een glijbeugel die om een paal is bevestigd, ontstaat een vaste verbinding met de bodem van de Maashaven. Het kantoor is via de loopsteigers bereikbaar voor klanten en personeel.
Figuur 2.3 Verbindende constructie van het drijvende kantoor.
Het overige deel van de haven zal met name worden gebruikt als 'stadsgastenhaven'. De haven wordt een toeristische bestemming en ontvangstlocatie voor gasten van de stad. Dit zijn dus met name toeristen die per boot aanmeren voor een kort verblijf en die zorgen voor een levendige haven en een economische spin-off. Qua inrichting wordt gekozen voor een luxe uitstraling van de haven met hoogwaardige materialen en een sfeervolle verlichting.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is in werking getreden op 13 maart 2012. Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig maken is het streven. Met de SVIR gooit het kabinet het roer om in het nationaal ruimtelijk beleid. Ingewikkelde regelgeving, bestuurlijke drukte of een sectorale aanpak hebben negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van Nederland. Het Rijk past een
decentrale aanpak toe, taken worden overgedragen aan gemeenten en provincies en de burgers en
bedrijven komen centraal te staan. In de structuurvisie zijn dertien nationale belangen opgenomen.
Deze belangen geven een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Daarbij
wordt geacht dat de overheden zorgvuldige afwegingen maken en tot transparante besluitvorming
komen.
Daarnaast verstevigt de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte het motto 'decentraal wat kan
centraal wat moet'. De verantwoordelijkheid om te sturen in de ruimtelijke ordening wordt door de
structuurvisie Infrastructuur en Ruimte nog meer bij de provincie en gemeenten gelegd.
De doelen van de structuurvisie zijn verder vertaald in een dertiental nationale belangen. Deze
belangen hebben een wettelijke verankering gekregen in het Besluit algemene regels ruimtelijke
ordening (Barro), de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) en aanpassingen in het
Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Toetsing
Bij de planontwikkeling wordt rekening gehouden met het in de SVIR genoemde nationale belangen. Met name het nationaal belang 'ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling' is van toepassing op het voorliggend plan. De waterveiligheid wordt vooral geborgd door de combinatie van dijkversterking en - waar relevant en mogelijk - rivierverruimende maatregelen. De ontwikkeling staat deze maatregelen niet in de weg. Daarnaast wordt het waterbergend vermogen van de Maas niet aangetast. Voor een nadere onderbouwing wordt verwezen naar paragraaf 4.3.
Bor en Barro
Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van elkaar in aard (beleidsmatig versus procesmatig):
1. Rijksvaarwegen;
2. Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
3. Kustfundament;
4. Grote rivieren;
5. Waddenzee en waddengebied;
6. Defensie;
7. Hoofdwegen en landelijke spoorwegen;
8. Elektriciteitsvoorzieningen;
9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
10. Ecologische hoofdstructuur;
11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
12. Ijsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
Toetsing
Een onderwerp uit het Barro dat in het kader van het voorliggende bestemmingsplan aan de orde is, is de ligging van het plangebied in het rivierbed van de Maas. In het Barro wordt onderscheid gemaakt tussen het rivierbed en het stroomvoerend gedeelte van het rivierbed. Dit onderscheid is duidelijk gemaakt in figuur 3.1.
Figuur 3.1: Uitsnede kaart grote rivieren Barro.
Ten aanzien van de grote rivieren gelden vanuit het Barro de volgende regels:
Artikel 2.4.3 (rivierbed)
1. Een bestemmingsplan wijst ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan alleen nieuwe bestemmingen in een rivierbed aan in het geval er sprake is van:
2. Bij toepassing van het eerste lid worden resterende waterstandeffecten of afname van het bergend vermogen gecompenseerd.
3. In een bestemmingsplan wordt vastgelegd hoe de effecten op de waterstand en de afname van het bergend vermogen worden gecompenseerd.
Artikel 2.4.4 (stroomvoerend deel rivierbed)
Onverminderd artikel 2.4.3 kan een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het stroomvoerend deel van het rivierbed ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan uitsluitend een wijziging mogelijk maken, voor zover daarbij een of meer van de volgende activiteiten worden mogelijk gemaakt:
Toetsing
De in het Barro geformuleerde spelregels voor de grote rivieren hebben hun doorwerking gevonden in de bij dit bestemmingsplan behorende regels. Zo zijn de dubbelbestemmingen Waterstaat-Stroomvoerend rivierbed en Waterstaat-Waterbergend rivierbed opgenomen. Ten opzichte van het vorige bestemmingsplan wordt er geen nieuwe bestemming in het rivierbed mogelijk gemaakt (artikel 2.4.3 van het Barro). Voorheen was de Maashaven bestemd als 'Water' met de specifieke functieaanduiding 'Jachthaven'. In dit geval zal dit zo blijven. Wel worden extra activiteiten middels dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Zo is bouw van een drijvend kantoor middels de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kantoor' mogelijk ter hoogte van het waterbergend gedeelte van het rivierbed en kan ter hoogte van de aanduiding 'specifieke vorm van water - botenverkoop en -verhuur' ook verkoop (en ondergeschikte verhuur) van boten plaatsvinden. Omdat de bestemming en het feitelijk gebruik van de locatie niet wijzigt en er juist voorzien wordt in een vermindering van het aantal ligplaatsen (van 112 naar 35) wordt de verstoring verminderd ten gunste van het stoomvoerend regime.
Waterwet en waterbesluit
Op 22 december 2009 is de Waterwet van kracht geworden. De Waterwet regelt in hoofdzaak het beheer van watersystemen, waaronder waterkeringen, oppervlaktewater- en grondwaterlichamen. De wet is gericht op het voorkomen dan wel beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, de bescherming en verbetering van kwaliteit van watersystemen en de vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Niet in de laatste plaats levert de Waterwet een belangrijke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals: vermindering van regels, vereenvoudiging van vergunningstelsels en vermindering van administratieve lasten.
Het Waterbesluit bevat in de bijlagen een lijst van oppervlaktewaterlichamen in beheer bij het Rijk
en een lijst van waterkeringen, eveneens in beheer bij het Rijk. Voor wat betreft de waterkeringen
geven de leggers die voor deze waterkeringen moeten worden gemaakt de grenzen van het
beheergebied nader aan. Voor wat betreft de oppervlaktewaterlichamen geeft het Waterbesluit
een grondslag om de grenzen hiervan in de Waterregeling vast te leggen en een grondslag voor de
grenzen van de gebieden die zijn vrijgesteld van de vergunningplicht voor het gebruik van
waterstaatswerken (vergelijkbaar met het Besluit rijksrivieren op grond van art. 2a Wet beheer
rijkswaterstaatwerken). Daarnaast geeft het Waterbesluit hoofdregels voor de begrenzing
van oppervlaktewaterlichamen.
Paragraaf 6 van Hoofdstuk 6 van het Waterbesluit regelt de handelingen die in Rijkswateren mogen
plaatsvinden. Bepaalde handelingen mogen niet worden uitgevoerd zonder een vergunning van de
Minister zoals bedoeld in artikel 6.5 Waterwet. Het afwegingskader voor de afgifte van een
dergelijke vergunning wordt gevormd door de Beleidsregels grote rivieren.
Toetsing
Een gedeelte van het plangebied maakt deel uit van het gebied dat is vrijgesteld van de vergunningplicht voor het gebruik van het waterstaatswerk (zie afbeelding 3.2). In dit gebied is geen vergunning in het kader van de Waterwet noodzakelijk. Als gevolg van de ligging direct aan de Maas kan in dit gebied wel hoogwater optreden. Bij schade als gevolg hiervan kan geen schadevergoeding worden verhaald op het Rijk en/of de gemeente.
Figuur 3.2: Kaart Waterbesluit.
Beleidslijn grote rivieren (2014)
De Beleidslijn grote rivieren (de opvolger van de beleidslijn ruimte voor de rivier) is erop gericht de veiligheid tegen overstromingen te waarborgen en de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. De beleidslijn heeft als doel de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed van de grote rivieren te behouden en ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging feitelijk onmogelijk maken. De beleidslijn is het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierbed en is aan de orde bij de concrete regulering van afzonderlijke activiteiten via de Waterwet en de daarop gebaseerde regelgeving.
De handreiking Beleidslijn grote rivieren licht het beleid zoals vastgesteld in de Beleidslijn grote rivieren toe. Het ministerie van Infrastructuur heeft de Handreiking Beleidslijn Grote rivieren in voorjaar 2014 geactualiseerd. De voorgaande handreiking komt hiermee te vervallen. De
Beleidslijn grote rivieren biedt een toetsingskader voor ontwikkelingen. Dit is nodig voor het verkrijgen van een vergunning op grond van de Waterwet/Waterbesluit.
Toetsing
Voor de toetsing van de beoogde activiteiten aan de vergunningplicht in het kader van de Waterwet en de Beleidsregels grote rivieren, wordt verwezen naar paragraaf 4.3 Waterhuishouding.
Handreiking ladder voor duurzame verstedelijking
Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale
benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De handreiking van het ministerie van Infrastructuur en Milieu vertaalt de voorwaarden zoals genoemd in artikel 3.1.6 Bro in 3 tredes:
Toetsing
Trede 1, actuele regionale behoefte: Conform het Bro kan de jachthaven met botenverkoopactiviteiten (en ondergeschikt ook botenverhuur) gezien worden als 'stedelijke ontwikkeling'. Er moet daarom afgewogen worden of er actuele regionale behoefte is naar deze ontwikkeling. De passantenhaven wordt, gezien de huidige planologische mogelijkheden voor het gebruik van de Maashaven als 'jachthaven', niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Omdat in kwalitatieve zin een nieuw programma wordt beoogd, is het wel van belang te toetsen of dit aansluit bij de actuele regionale behoefte.
In het Nautisch Programma van Eisen Maasplassen Limburg (zie paragraaf 3.2) wordt de behoefte aan nieuwe type havens en recreatie benadrukt. Het beoogde programma in de Maashaven is aanvullend op het huidige aanbod en zorgt dat bezoekers van de Maasplassen een aantrekkelijk keuzemenu krijgen uit de verschillende type havens die de Maasplassen in zijn totaliteit bieden.
Onderzoeksbureau NRIT (2013) stelt dat er de komende jaren geïnvesteerd moet worden om het niveau van de jachtsector op peil te houden. Hiervoor doen zich goede kansen voor (ABN, 2015 en Rabobank, 2013). Nederland heeft wereldwijd een zeer goede naam als jachtbouwer. Er wordt een groeiende vraag naar jachten verwacht vanuit het buitenland. Ook is er een toenemende behoefte aan luxe en gemak.
Voor het bedrijf dat zich gaat richten op de verkoop van boten geldt dat het publiek uit de wijde omtrek van Roermond zal komen. Jazz City en de jachthaven tezamen trekken bezoekers uit de wijde omtrek en landgrens overschrijdend (vanuit Duitsland en België). De meest nabij gelegen bedrijven die zich richten op de verkoop van boten zijn gelegen in Maasbracht en Herten. Dit zijn bedrijven die eveneens zijn gevestigd in het gebied van de Maasplassen en soortgelijke producten uit het zelfde prijssegment aanbieden: Krekelberg Nautic te Herten (makelaar/verkoop gebruikte schepen, stalling en service), Linssen Yachts te Maasbracht (bouw en verkoop van jachten vanuit een showroom) en Van der Laan te Maasbracht (fullservice jachthaven met onderhoud en winterstalling).
De beoogde ontwikkeling kan gezien worden als aanvulling op deze drie bestaande aanbieders in de Maasplassen. Onderscheidend daarbij is dat de jachten reeds in het water zijn gelegen en daarmee direct gereed zijn voor een proefvaart. Ook kan door de beoogde locatie optimaal aftersales service worden verleend aan de klanten.
De nieuwe voorziening haakt aan bij de klanten en recreanten die het naastgelegen nieuwe stadsdeel van Roermond (Jazz City) aantrekt.
Trede 2, binnen bestaand stedelijk gebied: Hoewel de locatie conform het POL2014 niet in het bebouwd gebied is gelegen (zie figuur 3.3), is wel te stellen dat het plangebied binnen het bestaand stedelijk gebied is gelegen. Het bestaande stedelijk gebied wordt in het Bro gedefinieerd als het bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. De jachthaven gelegen tussen stedelijk groen en Jazz City, is in functionele zin als onderdeel te beschouwen van het bestaand stedelijk gebied.
Binnen de gemeente Roermond, maar ook in de omgeving zijn geen alternatieve locaties aanwezig waar op basis van het geldend juridisch-planologisch kader een jachthaven met detailhandelsactiviteiten (botenverkoop en ondergeschikt ook botenverhuur) op het water toelaatbaar is. Ter hoogte van jachthaven de Rosslag in Herten zijn wel steigers en ligplaatsen toegestaan evenals de bouw van een drijvend clubhuis. Verkoop en verhuur van boten is daar niet mogelijk. Over het algemeen zijn de wateren langs de Maas niet in te richten en te gebruiken ten behoeve van aan het water verbonden bedrijvigheid, een jachthaven, wonen op het water of recreatief medegebruik met daarbij behorende voorzieningen. Er zijn in de omgeving ook geen alternatieve locaties voorhanden die, na het doorlopen van een ruimtelijke procedure, even passend zouden zijn als vestiging nabij Jazz City. Andere wateren bevinden zich met name langs de woonkernen van de omliggende gemeenten of nabij bedrijfslocaties. De verkoop- en verhuuractiviteiten van boten zou hier zelfstandig plaatsvinden. Door de vestiging nabij Jazz City is het mogelijk een totaalconcept te ontwikkelen waarbij detailhandelsfuncties geconcentreerd worden en bezoekers per boot kunnen aanmeren. Daarmee kan de Maashaven zich ontwikkelen als ontvangstlocatie voor de toeristen van de stad Roermond en Jazz City. Deze ruimtelijke kenmerken maken de beoogde locatie uniek in haar soort en passend voor deze ruimtelijke ontwikkeling.
De activiteiten binnen het kantoor zijn direct verbonden aan de activiteiten op het water. Er wordt om die reden gekozen om het kantoor op het water te situeren. Het gebouw wordt drijvend gesitueerd en is bereikbaar via de steiger. De uitstraling van de voorziening past in een haven qua vorm, transparantie en materiaalgebruik.
Figuur 3.3: locatie plangebied t.o.v. bebouwd gebied (provincie Limburg, POL2014). De locatie van het plangebied is met rood omcirkeld.
Trede 3: De locatie is multimodaal ontsloten. Zowel voor voetgangers, fietsers als automobilisten is de locatie goed bereikbaar. Het treinstation van Roermond is op 12 minuten loopafstand gelegen. Dit is bovendien een aantrekkelijke looproute, gezien bezoekers per openbaar vervoer ook via de binnenstad van Roermond naar de haven kunnen lopen. Uiteraard kan de locatie ook per boot worden bezocht.
Conclusie
De beoogde ontwikkeling is niet in strijd met de nationale belangen. De ontwikkeling omvat een duurzame verstedelijking die inspeelt op kansen en een latente vraag.
Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014
Op 12 december 2014 is door Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2014) vastgesteld. POL2014 is een plan op hoofdlijnen. In samenhang met POL2014 zijn en worden programmatische beleidsdocumenten, een omgevingsverordening met bijbehorende beleidsregels en inpassingsplannen opgesteld. Voor een aantal van de thema’s, waarvoor in POL2014 op hoofdlijnen de ambities, opgaven, opvatting en aanpak zijn vastgelegd, zijn nadere regionale afspraken nodig voor de verdere operationalisatie van de aanpak.
In het POL2014 staan de twee principes 'kwaliteit' en 'uitnodigen' centraal. Verder zijn verschillende visies gemaakt voor noord-, midden- en zuid-Limburg waarbij vijf thematische vraagstukken, ambities en opgaven nader zijn uitgewerkt:
De grote variatie in omgevingskwaliteiten is een kenmerk en sterk punt van Limburg. Om daaraan recht te doen, worden in het POL zeven globaal afgebakende gebiedstypen gehanteerd. Dit zijn zones met elk een eigen karakter, herkenbare eigen kernkwaliteiten en met heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden.
Het plangebied is onderdeel van het gebiedstype 'Bronsgroene landschapzone', zie figuur 3.4
Figuur 3.4: Gebiedstypen POL 2014.
De Bronsgroene landschapzone wordt gekenmerkt door beekdalen én gebieden met steilere hellingen met een grote variatie aan functies, welke in hoge mate bepalend zijn voor het beeld van het Limburgs landschap. Het omvat ook de gronden die behoren tot het winterbed van de Maas. De accenten binnen dit gebied liggen op:
Voor het plangebied is voornamelijk de visie op toerisme en recreatie in Midden-Limburg van belang. Hierin wordt beschreven dat toerisme en vrijetijdseconomie een grote economische potentie voor de regio vormen. Dit aantrekkelijke toeristisch-recreatieve karakter wordt met name bepaald door de veelzijdigheid van het aanbod op korte afstand (natuur, water, cultuur en kooptoerisme).
Voor wonen, bedrijvigheid, arbeidsmarkt, winkelen en recreatie is het Euregionaal daily urban system belangrijk, dat zich tot 30-40 km over de grenzen uitstrekt. Midden-Limburg zou meer kunnen inspelen op de relatie tot Weert en Eindhoven en de interactie met het aangrenzende Duitse gebied met zijn grote bevolkingsconcentratie.
Toetsing
De twee principes 'kwaliteit' en 'uitnodigen' die centraal staan in het POL2014 zijn twee principes die worden toegepast in de beoogde ontwikkeling. Het doel van de ontwikkeling is om nieuw (al dan niet varend) publiek (ook uit de naburige regio's) naar de Maashaven te trekken, wat valt onder 'uitnodigen'. Daarnaast wordt door de ontwikkeling de kwaliteit van de jachthaven sterk verbeterd. Er zal gebruik worden gemaakt van hoogwaardige materialen, bij de haven passend kleur- en materiaalgebruik, in de steigerdekken geïntegreerde elektra- en watervoorzieningen, aangelichte steigers en afgemeerde boten die de haven een luxe uitstraling geven vanaf de kade. Door de ontwikkeling wordt toerisme en vrijetijdsrecreatie gestimuleerd en wordt de kans geboden om de veelzijdigheid van de regio te ontdekken via het water.
De kernkwaliteiten van het gebiedstype 'Bronsgroene landschapszone' zijn omschreven in de Omgevingsverordening Limburg. Toetsing aan de beleidsuitgangspunten van dit gebiedstype vindt dan ook plaats in de volgende paragraaf.
Omgevingsverordening Limburg (2014)
De Omgevingsverordening Limburg was oorspronkelijk een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. De Omgevingsverordening Limburg is op 1 januari 2011 in werking getreden. In 2014 is de Omgevingsverordening gewijzigd, vanwege de vaststelling van POL 2014. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen.
De volgende regelgeving is vanuit de Omgevingsverordening relevant voor het plangebied en daarmee voor onderhavig bestemmingsplan.
Artikel 2.7.2 Bronsgroene landschapszone
De kernkwaliteiten zijn weergegeven in figuur 3.5
Figuur 3.5: Kernkwaliteiten gebiedstype Bronsgroene landschapszone.
Toetsing
Het plangebied is onderdeel van het gebiedstype 'Bronsgroene landschapzone'. Deze zone wordt grotendeels gekenmerkt door beekdalen én gebieden met steilere hellingen, welke in hoge mate bepalend zijn voor het beeld van het Limburgs landschap. Ook omvat het het het winterbed van de Maas. De kernkwaliteiten zoals genoemd in figuur 3.5 zijn niet direct van toepassing op de rivier de Maas en aangrenzende watergangen. Wel voldoet het planvoornemen aan het versterken van het recreatief medegebruik van de gronden binnen deze zone, door het toevoegen van verkoop - en ondergeschikt ook verhuur - van boten én afmeermogelijkheden voor passanten. In het POL 2014 is dit aangegeven als één van de vier accenten voor gronden binnen deze zone.
Nautisch Programma van Eisen Maasplassen Limburg (2013)
Voor de Maasplassen is een Nautisch Programma van Eisen opgesteld op basis van een analyse van vraag en aanbod. De keuzes die hierin gemaakt worden moeten leiden tot een breed gedragen uitvoeringsprogramma dat een positieve impuls geeft aan de toeristische ontwikkeling van de Maasplassen. Het Nautische Programma van Eisen vindt doorvertaling in de intergemeentelijke structuurvisie Maasplassen 2030, waarin nadere ruimtelijke keuzes zijn gemaakt.
De Limburgse Maasplassen vormen een uniek en aantrekkelijk aaneengesloten gebied voor watersport en waterrecreatie. De Maas rijgt over een afstand van 43 km 39 plassen aan elkaar tot een aaneengesloten watergebied. Juist daarom hebben in het verleden meer dan 7.000 ligplaatshouders besloten dit gebied als thuishaven te kiezen, en ook daarom kiezen regionale inwoners en bezoekers voor de Maasplassen om aan het water te recreëren.
In het Nautisch Programma van Eisen Maasplassen Limburg is de volgende visie geformuleerd voor de Maasplassen: “Maasplassen Limburg is een topgebied voor waterrecreanten, die varen combineren met recreatie aan de wal of op de oever. Het is een toegankelijk en “eenvoudig” gebied met de oever altijd dichtbij. Het is een ideaal gebied voor korte dagtochten op het water, soms aaneengeknoopt tot een “vakantie”. Ideaal om kennis te maken met watersport, om te leren en om te huren. De verschillende plassen met hun eigen karakter vormen de basis voor een steeds wisselend waterrecreatieaanbod. Dit karakter wordt gewaardeerd als comfortabele thuishaven voor de regionale en internationale dichtbijmarkt. Verblijfskwaliteit van de havens zelf, gecombineerd met vaarbestemmingen op korte afstand, vormen voor hen een blijvend bezoekmotief. Gekoppeld aan het toervaartnetwerk vormt Maasplassen ook een onderscheidende bestemming voor watertoeristen uit andere gebieden. Toegankelijke en beleefbare oevers maken het water een vast onderdeel van de vrijetijd in de regio.”
Om de Maasplassen te kunnen ontwikkelen tot een uniek en groots watersport- en waterrecreatiegebied wordt in het Nautisch Programma van Eisen Maasplassen Limburg een twaalftal speerpunten benoemd:
Toetsing
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in het gevarieerder maken van de vaarbestemmingen langs de Maas (speerpunt 4). Er kan in de jachthaven niet alleen aangemeerd worden voor een bezoek aan Jazz City en de binnenstad van Roermond, maar ook bezoekers die op zoek zijn naar een nieuwe jacht, kunnen straks hun hart ophalen in de Maashaven. De service en bedrijvigheid aan het water worden daardoor versterkt (speerpunt 6). De haven wordt op zichzelf een toeristische bestemming door de voorzieningen die zich langs de oevers bevinden, maar ook een ontvangstlocatie van gasten van de binnenstad Roermond. Vanaf het water worden zowel de stad als nabijgelegen attracties meer beleefbaar en andersom (speerpunt 9). Door qua inrichting te kiezen voor een luxe uitstraling van de haven met hoogwaardige materialen en een sfeervolle verlichting wordt er een haventypologie in het gebied toegevoegd waar aandacht voor verblijfskwaliteit centraal staat (speerpunt 5). De ontwikkeling draagt dus bij aan het versterken van het unieke karakter van de Maasplassen als waterrecreatiegebied.
Conclusie
De kansen voor verdere toeristische recreatieve ontwikkeling van de Maasplassen en Roermond zijn nog niet volledig benut. Door toevoeging van de jachthaven waar bezoekers kunnen aanmeren, wordt er een verbinding gelegd tussen recreatiemogelijkheden van de Maasplannen, de binnenstad van Roermond en Jazz City. De verkoop van boten vult daarnaast het bestaande aanbod aan voorzieningen op het water aan. De aanleg van een 'stadsgastenhaven' met een luxe uitstraling en service op het water voegt dus een unieke vaarbestemming toe en vormt daarmee een aanvulling op het huidige profiel van de Maasplassen.
Intergemeentelijke structuurvisie Maasplassen 2030 (2014)
Ondanks de kansen voor verdere toeristische recreatieve ontwikkeling van de Maasplassen laat de huidige situatie nog te wensen over. De totale bestedingen in Midden-Limburg blijven achter bij Noord- en Zuid Limburg en hoewel er de afgelopen jaren weer een stijging te zien is in het aantal overnachtingen in Midden-Limburg is het aanbod toe aan een kwaliteitsimpuls. De toerist heeft daarnaast vaak een enkelvoudig bezoekmotief en wordt niet verleid om langer in het gebied te verblijven en/of van andere voorzieningen gebruik te maken. Ook geniet het Maasplassengebied nog weinig bekendheid als toeristisch recreatieve bestemming.
In het Masterplan Maasplassen is de ambitie uitgesproken om uit te groeien tot een
topwaterrecreatiegebied. Het totale gebied moet in kwaliteit en aantrekkelijkheid de vergelijking aan kunnen met meer bekende en traditionele gebieden.
Toetsing en conclusie
De beoogde ontwikkeling draagt bij aan een kwaliteitsimpuls ter plaatse. Daarnaast is het beoogde programma aanvullend op het huidige aanbod en zorgt dat bezoekers van de Maasplassen een aantrekkelijk keuzemenu krijgen uit de verschillende type havens die de Maasplassen in zijn totaliteit biedt.
Structuurvisie 'Kwaliteitsbijdrage' gemeente Roermond (2012)
De structuurvisie 'Kwaliteitsbijdrage' is op 16 februari 2012 vastgesteld door de gemeente Roermond.
Met de vaststelling van het POL 2014 is de aanvulling 'Verstedelijking, Gebiedsontwikkeling en Kwaliteitsverbetering' (en daarmee ook het Limburgs Kwaliteitsmenu) komen te vervallen. Het LKM was een instrumentarium waarmee aan initiatiefnemers van 'rode' ontwikkelingen in het buitengebied en een aantal gebieden in het stedelijk gebied een verplichting van een kwaliteitsbijdrage kon worden opgelegd. De uitvoering van het LKM is door de provincie overgedragen naar de gemeente. De gemeente Roermond heeft deze kwaliteitsbijdrage verder uitgewerkt in de structuurvisie in de vorm van tien thema's:
Figuur 3.6 Uitsnede bijlage 1, Structuurvisie Kwaliteitsbijdrage gemeente Roermond (2012)
Toetsing
De beoogde ontwikkeling valt in perspectieven 2, onder het thema 'overige (gebouwde) functies'. Voor commerciële voorzieningen die niet onder de uitgewerkte modules vallen, geldt ook een kwaliteitsbeleid. In de structuurvisie is beschreven dat ten aanzien van deze ontwikkelingen bij het bepalen van de noodzakelijke kwaliteitsbijdrage maatwerk moet worden toegepast. Gelet op de huidige bestemming van het plangebied en gelet op het feit dat de bestaande jachthaven met bijbehorende voorzieningen kwalitatief zal worden opgewaardeerd, gaan er geen bestaande omgevingskwaliteiten verloren en ligt de maatwerkoplossing reeds besloten in de aard van het planvoornemen: er treedt een kwaliteitsverbetering op, waardoor een verdere verstedelijkingsbijdrage in deze niet noodzakelijk is Het planvoornemen voldoet hiermee aan de uitgangspunten van de structuurvisie.
Strategische visie (2008)
De Strategische Visie Roermond 2020 beschrijft het gewenste toekomstbeeld van de gemeente Roermond en is vastgesteld op 30 oktober 2008. De visie omvat doelstellingen, standpunten, sterke
punten en onderscheidende kenmerken en betreft een koers tot 2020 op hoofdlijnen. In 2020 dient
Roermond een stad te zijn voor mensen van alle leeftijden, voor alle bevolkingsgroepen, waar het goed wonen, werken, vertoeven en recreëren is. De strategische visie is uitgewerkt in zes aandachtsgebieden waarin de komende jaren geïnvesteerd dient te worden:
Momenteel is de nieuwe toekomstvisie van de gemeente Roermond in voorbereiding.
Toetsing
De beoogde ontwikkeling past binnen de aandachtsgebieden Levende Stad, Regio stad, Economisch sterke stad en Prachtige stad. Door de herinrichting van de haven, zal de haven nieuwe doelgroepen aantrekken die nieuwe kansen biedt voor met name Jazz City en daarnaast ook de binnenstad van Roermond. De Maasplassen worden aangevuld met een nieuw concept en krijgt er weer een krachtige 'toeristen magneet' bij. De beoogde luxe en sfeervolle uitstraling draagt bij aan 'Roermond: Prachtige stad'. Kansen van toerisme en dagrecreatie worden met dit concept verzilverd.
Structuurvisie Roermond (2001)
De structuurvisie Roermond bevat een 'streefbeeld 2030', waarin Roermond neergezet wordt als een dynamische, compacte kwaliteitsstad aan het water. De visie vormt een belangrijke basis voor het ruimtelijke beleid van de gemeente. De beleidsdoelstellingen richten zich op kwaliteitsverbeteringen van de ruimtelijke structuur, te bereiken door middel van herstructurering, inbreiding en optimale benutting van de beschikbare ruimte. De ligging aan de Maas is van groot belang voor hoogwaardig wonen en recreëren aan en op het water. Het oplossen van knelpunten in de hoofdwegenstructuur en de aanleg van een efficiënt fietspadennetwerk moeten leiden tot een betere bereikbaarheid van de stad.
Figuur 3.7 Uitsnede Structuurvisie Roermond (2001)
Roermond zou op toeristisch- en recreatief vlak nog verder kunnen inzetten op de Maasplassen en de ruimtelijke-functionele relatie tussen het waterfront en de historische binnenstad. Recreatie en toerisme vragen om een betere benutting van de aanwezige diversiteit, intensievere marketing en kwaliteitsverbetering.
Dankzij de Maasplassen kan Roermond zich regionaal én bovenregionaal (Duitsland en België) profileren. Kansen om de Maasplassen als het dagrecreatief en toeristisch product te versterken, dienen onder meer gezocht te worden in en rondom de jachthavens.
Toetsing
De voorgenomen ontwikkeling draagt bij aan het versterken van de relatie tussen de stedelijke structuur en de Maasplassen. De bedrijvigheid (botenverkoop) zorgt voor nieuwe levendigheid (en indirect ook voor toezicht) aan het waterfront en de passantenhaven biedt het watertoerisme de gelegenheid om ook de binnenstad en Jazz City te bezoeken. De beoogde kwaliteitsverbetering versterkt de toeristische relatie met Roermond. Zowel de cultuur-, koop- als het watertoerisme wordt met deze ontwikkeling gestimuleerd.
Conclusie
De ontwikkeling past in het gemeentelijk beleid. Belangrijk is dat ingezet wordt op een nieuwe kwaliteitsimpuls en dat de ontwikkeling het huidige voorzieningenaanbod van de Maasplassen aanvult door het versterken van de aantrekkelijkheid van het gebied voor toerisme en recreatie.
De beoogde ontwikkeling betreft het toevoegen van een extra functieaanduiding en de realisering van een klein gebouw op het water. Doordat de ontwikkeling volledig plaatsvindt op het water, is er geen sprake van roering in de grond of een bestemmingswijziging, met uitzondering van een minieme bodemverstoring ten behoeve van de bevestiging van de steigers en het ponton. De palen voor bevestiging van de steigers worden in de (water)bodem verankerd.
In het kader van het project 'Cruiseterminal' zal de Maashaven worden uitgebaggerd. Ten tijde van het ter inzage leggen van onderhavig bestemmingsplan zullen deze baggerwerkzaamheden afgerond zijn. Het uitbaggeren zorgt ervoor dat de nieuwe haven op diepte is en functioneert. In het achterste deel van de Maashaven is wel enige verontreiniging aanwezig. In het kader van het baggeren wordt deze verontreiniging geïsoleerd. Ter plaatse van het verontreinigde deel worden geen bodemroeringen gepleegd. Tevens worden steigerpalen buiten deze locatie gepositioneerd. Op deze wijze vormt de bodemkwaliteit geen belemmering voor de ontwikkeling.
Toetsingskader
Volgens de Wet geluidhinder dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Bedoelde inrichtingen worden nader genoemd in het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige functies dient rekening te worden gehouden met de zonering van industrielawaai. Nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) binnen de zonegrens zijn niet zonder meer toegestaan. Binnen deze zone zijn geluidsgevoelige objecten namelijk uitsluitend toegestaan, mits wordt voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder.
Onderzoek en conclusie
De verkoop en/of verhuur van boten is geen geluidsgevoelige functie. Akoestisch onderzoek naar weg-, industrie- en railverkeerslawaai is dan ook niet noodzakelijk. Het gehele plangebied ligt binnen de geluidszone van het gezoneerde industrieterrein Willem-Alexander. Ter attentie is van deze geluidzone is de aanduiding 'geluidzone - industrie' op de verbeelding opgenomen.
In paragraaf 4.1.4 Milieuzonering/bedrijvigheid wordt nader ingegaan op het aspect geluid van de activiteiten in en rondom het plangebied.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
Beleid en Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig | ||
stikstofdioxide (NO2) 1) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | ||
Fijn stof (PM2.5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ | Vanaf 2015 | ||
fijn stof (PM10) 2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 | ||
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien:
NIBM
In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
Wet milieubeheer
Uit de verkeersparagraaf (zie paragraaf 4.6)blijkt dat de verkeersgeneratie afneemt ten gevolge van de ontwikkeling. De ontwikkeling draagt daarom niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit ter plaatse.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat zowel in 2015 als in 2020 wordt voldaan aan de voor dit jaar geldende normen uit de Wet Milieubeheer, zoals weergegeven in tabel 4.1. Het maximale gehalte stikstofdioxide in het jaar 2015 bedraagt 26,9 µg/m³, voor fijnstof (PM10) bedraagt dit maximaal 24,1 µg/m³ en voor fijnstof (PM2,5) bedraagt dit 15,4 µg/m³. Het maximaal aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 14 dagen. In afbeelding 4.1 zijn de rekenpunten voor het plangebied in 2015 weergegeven.
Figuur 4.1: Luchtkwaliteit 2015 o.b.v. NSL-monitoringstool.
Direct langs deze wegen wordt aan de grenswaarden voldaan, dit zal ook ter plaatse van de Maashaven het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling. Ter plaatse is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de realisatie van woningen nabij bedrijven of visa versa:
Om in dit bestemmingsplan de belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering goed mee te nemen wordt voor dit plan gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden.
Onderzoek
De ontwikkeling betreft de reductie van het aantal vaste ligplaatsen en de realisatie van botenverkoop ter plaatse van de vrijgekomen ruimte. De activiteiten in de huidige en de toekomstige situatie zijn vergelijkbaar wat betreft milieuhinder. Beide activiteiten vallen onder de noemer: "Jachthavens met diverse voorzieningen". De richtafstand van 50 meter ten opzichte van woningen in een rustige woonwijk blijft van kracht.
Op korte afstand ten westen van de Maashaven bevinden zich woningen. De kortste afstand tot de woningen bedraagt circa 11 meter. In dit geval kan uitgegaan worden van de gebiedstypering "woonwijk in de stad". Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter.
In de referentiesituatie en de nieuwe situatie heeft de Maashaven echter nauwelijks voorzieningen. De jachthaven heeft alleen aanlegsteigers en het is de bedoeling dat de boten hier alleen aanleggen. Reparatiewerkzaamheden en dergelijke werden in het verleden niet bedrijfsmatig uitgevoerd. Ook in de beoogde situatie is dit niet het geval.
Geluidshinder vanwege de jachthaven zal enkel bij hoge windsnelheden optreden door klapperende onderdelen en/of fluitende masten. Door gedragscodes in de jachthaven af te spreken wordt hinder door klapperende zeilen of loshangend tuig, voorkomen. De gedragscodes omvatten o.a. het naar beneden halen van de zeilen en het vastzetten van de zeilen en het tuig. De masten van de boten die voor de verkoop in de haven liggen, worden - voor zover mogelijk - naar beneden gehaald. Bovenstaande maatregelen zijn verplicht en op de uitvoering hiervan zal worden toegezien. Hinder ter plaatse van de beoogde woningen, anders dan bij niet te sturen natuurverschijnselen zoals storm, valt dan ook niet te verwachten en wordt daarnaast in beperkte mate acceptabel geacht gezien de huidige gebruiksmogelijkheden.
Daarnaast kunnen ten (noord)oosten van de Maashaven woningen worden ontwikkeld (in Jazz City). De kortste afstand tot de Maashaven bedraagt circa 15 meter. Ook deze woningen liggen in de gebiedstypering "woonwijk in de stad". Voor deze woningen geldt dezelfde argumentatie zoals hierboven beschreven.
De ontwikkeling zorgt naar alle waarschijnlijkheid voor een afname van de milieuhinder ten opzichte van de referentiesituatie. Het aantal boten zal namelijk afnemen ten opzichte van de referentiesituatie.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuhinder vormt geen belemmering voor de ontwikkeling. De beschreven maatregelen om geluidshinder te voorkomen zijn verplicht en op de uitvoering hiervan zal worden toegezien. Ter plaatse van de omliggende woningen is sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicorelevante inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of over het water. De concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
Een jachthaven met ligplaatsen en verkoopactiviteiten kan, gezien de aard van de activiteiten, worden aangemerkt als een beperkt kwetsbaar object.
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Ten oosten van het plangebied is Argos Storage BV Tankopslag gelegen. Dit bedrijf beschikt niet over een plaatsgebonden PR10-6 contour, of een invloedsgebied voor het groepsrisico dat reikt tot het plangebied. Daarmee vormt deze inrichting geen belemmering voor de ontwikkeling.
Ten zuiden van het plangebied ligt op circa 135 meter afstand de N280. Dit betreft een route voor gevaarlijke stoffen. Over deze weg worden, conform de Provinciale Risicokaart, met name brandbare vloeistoffen en (in mindere mate) brandbare gassen en toxische vloeistoffen vervoerd. Conform de professionele risicokaart beschikt deze weg over een plaatsgebonden PR 10-6 contour van maximaal 15 meter. Deze reikt niet tot het plangebied. Het invloedsgebied (800 meter) voor het groepsrisico reikt wel tot over het plangebied. Het groepsrisico is in de huidige situatie echter kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Ten gevolge van de ontwikkeling neemt het groepsrisico af, daar het personenaantal dat zich op enig moment in de jachthaven bevindt aanzienlijk minder wordt dan in de referentiesituatie. Het groepsrisico vormt dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling.
Ten westen van het plangebied is de Maas gelegen. Dit is een in het Basisnet Water aangewezen vaarweg voor de route van gevaarlijke stoffen over het water. Het plaatsgebonden risico is hier maximaal gelegen tot de oeverrand van de Maas. Het plangebied valt hier niet binnen. Voor het groepsrisico geldt dat ten gevolge van de afname van de personendichtheid, het groepsrisico ook afneemt. Het groepsrisico vormt dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling.
Van en naar Argos Storage BV vindt vervoer van brandbare vloeistoffen plaats over water. Er vinden 550 transporten per jaar plaats over water. Ter plaatse de verbinding tussen de Maas en de Maashaven/ Schippershaven ontmoeten de recreatiejachten en de beroepsmatige scheepvaart elkaar. Gezien de sterk afname van het aantal jachten in de jachthaven is sprake van een drastische afname van het aantal verkeersbewegingen. Het gevaar op aanvaringen neemt daarmee ook af.
Gezien het feit dat de ontwikkeling wel binnen het invloedsgebied van de weg is gelegen, is een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Omdat het groepsrisico afneemt ten opzichte van de huidige situatie, en omdat het groepsrisico kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde mag met een beperkte verantwoording volstaan worden.
Verantwoording groepsrisico
Effectscenario
Het maatgevend effectscenario voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N280 betreft het toxisch scenario en het BLEVE scenario (Boiling liquid expanding vapour explosion). In het meest geloofwaardige scenario scheurt de tankwagen waardoor het tot vloeistof verdichte gas (LPG) expandeert en een overdrukscenario veroorzaakt (koude BLEVE). Dit kan worden gevolgd door een wolkbrand of een explosiescenario waarvan de effecten overeenkomen met de drukgolf van de koude BLEVE. In de onderstaande tabel staan de effectafstanden van het scenario weergegeven. Dit scenario wordt gezien als het maatgevend scenario voor een ongeval met een LPG- tankwagen. Het scenario waarbij een zogenaamde warme BLEVE ontstaat is na uitvoering van maatregelen (aanbrengen van hittewerende coating op tankwagens) niet meer maatgevend.
Tabel 4.2: Effectafstanden koude BLEVE-scenario met een tankwagen
Effect | Schadebeeld | Effectafstand | |
100% lethaal (0,3 bar) | Verwoestende schade | 30 meter | |
1% lethaal (0,1 bar) (= invloedsgebied) | Middelmatige schade | 70 meter | |
Glasbreuk (0,03 bar) | Lichte schade | 180 meter |
Maatregelen ter beperking van risico's
De transporten op de N280 zijn ten behoeve van de in Roermond aanwezige inrichtingen zoals het tankstation en industrie. Om deze inrichtingen niet te belemmeren in het functioneren kunnen de transporten niet worden gereduceerd. Dit is gezien de hoogte van het groepsrisico ook niet noodzakelijk. Dit betekent dat er geen mogelijkheden zijn om bronmaatregelen te treffen. In de huidige situatie is er reeds sprake van een jachthaven. Ten gevolge van de ontwikkeling neemt het aantal aanwezigen, en daarmee het groepsrisico af. Er is indirect dus sprake van een maatregel met betrekking tot het beperken van het groepsrisico.
Maatregelen ter beperking van effecten
Los van de risico's kunnen aan de kant van de ontvanger maatregelen worden getroffen om de effecten ingeval van een calamiteit te beperken. Voor het meest geloofwaardige scenario geldt dat deze maatregelen erop gericht moeten zijn om het gebied te ontvluchten. Gezien het feit dat de aanwezigen over een boot beschikken, die richting het water kunnen vluchten zijn hier (mede gezien de hoogte van het groepsrisico) verder geen maatregelen voorzien.
Mogelijkheden voor bestrijdbaarheid van calamiteiten
Aangenomen wordt dat het plangebied voldoende toegankelijk is voor hulpdiensten. Gezien de ligging aan het water wordt tevens verwacht dat er voldoende bluswater aanwezig is. Daarnaast is in het naastgelegen project riviercruiseterminal voorzien in een calamiteitenweg.
Door de veiligheidsregio worden verder de volgende maatregelen geadviseerd ter plaatse van de ontvanger:
Voor zover mogelijk wordt het advies van de veiligheidsregio in acht genomen bij de nadere uitwerking van het planvoornemen. Het drijvend kantoor wordt zoveel mogelijk in (zuid)oostelijk richting binnen het plangebied gesitueerd. Zie hiervoor figuur 2.2. van de voorliggende toelichting. Nog verder zuidoostelijk richting is niet mogelijk gezien de beperkingen ten aanzien verontreinigingen in de bodem, zoals nader beschreven in paragraaf 4.1.1. Het drijvende kantoor zal in eerste instantie een directe oeververbinding krijgen in westelijke richting, gezien de geplande werkzaamheden aan de oostzijde (Jazzcity). De steiger wordt niet voorzien van een hek/poort. Mocht dit in de toekomst het geval zijn, dan wordt het advies in acht genomen.
Beschouwing van zelfredzaamheid
In het plangebied is geen sprake van de aanwezigheid van grote groepen personen met een verminderde zelfredzaamheid zodat er geen bijzondere maatregelen nodig zijn. In het algemeen wordt gesteld dat de zelfredzaamheid van de aanwezige personen kan worden verhoogd door het bieden van handelingsperspectief. Voor het plangebied geldt dat ter plaatse geen dekking is van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Waarschuwing zal plaatsvinden via Cell-broadcast (NL-Alert).
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
Volgens artikel 9 van het Bevt is het bestuur van de Veiligheidsregio Limburg Noord (VRLN) in de gelegenheid gesteld te reageren op de onderwerpen zoals genoemd in artikel 7 en 8 van van het Bevt. De reactie van de veiligheidsregio is opgenomen in bijlage 2, beantwoord in hoofdstuk 6 en verwerkt in deze paragraaf.
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied is gelegen in het rivierbed van de Maas en ligt dan ook binnen het beheersgebied van Rijkswaterstaat Zuid-Nederland. Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan is overleg gevoerd met zowel Rijkswaterstaat Zuid-Nederland als het Waterschap Roer en Overmaas over deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal
Het nieuwe Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016-2021 wordt naar verwachting in december 2015 vastgesteld. In het dit nieuwe plan staat hoe Rijkswaterstaat de grote wateren in Nederland de komende jaren beheert.
Waterschapsbeleid
Het algemeen bestuur van het Waterschap Roer en Overmaas heeft op 29 september 2009 het waterbeheersplan 2010 – 2015 vastgesteld. Samenwerking, draagvlak, haalbaarheid en betaalbaarheid zijn de kernwoorden die het bestuur voor ogen staan. Het waterbeheersplan met de bijbehorende bijlagen bevat concrete maatregelen. Denk daarbij aan investeringen voor bescherming tegen wateroverlast en verbetering van de waterkwaliteit, de visie van het waterschap op het waterbeheer in Zuid- en Midden-Limburg en beslissingen over de uitvoering van nieuwe projecten. De maatregelen op het gebied van het verbeteren van de waterkwaliteit en de natuurlijke toestand van de beken maken onderdeel uit van het internationale stroomgebiedbeheerplan Maas. Naar verwachting wordt in december 2015 het nieuwe waterbeheersplan vastgesteld.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied omvat het zuidelijk deel van de Maashaven. Tot april 2014 was het plangebied in gebruik als jachthaven met 112 ligplaatsen. De bijbehorende steigers zijn inmiddels weggehaald.
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit zavel met homogeen profiel. Er is sprake van grondwater trap VII. Dat wil zeggen dat de gemiddelde laagste grondwaterstand meer dan 1,2 meter onder maaiveld is gelegen, en de gemiddelde hoogste grondwaterstand meer dan 0,8 meter onder maaiveld is gelegen. Het maaiveld ter plaatse bedraagt circa 19 meter + NAP.
Waterkwantiteit
Aanwezigheid oppervlaktewater
Het overgrote deel van het plangebied betreft oppervlaktewater. Dit betreft water van de insteekhaven van de Maas.
Veiligheid en waterkeringen
Parallel aan de Maashaven en Schipperswal is een primaire waterkering gelegen. Zowel de kern- als de beschermingszone van deze waterkering zijn gelegen binnen het plangebied. Voor het aanbrengen van deze werken binnen deze zones gelden randvoorwaarden comform de Keur van de waterkeringbeheerder.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is in de huidige situatie niet aangesloten op de riolering.
Toekomstige situatie
Algemeen
De ontwikkeling betreft de reductie van het aantal ligplaatsen ten opzichte van de referentiesituatie (de situatie vóór april 2014) en de realisatie van een gebouw ten behoeve van de verkoop (en ondergeschikt ook verhuur) van boten. Dit gebouw wordt drijvend en buitendijks gerealiseerd, dus watercompenserende maatregelen worden niet noodzakelijk geacht.
Water en Waterstaat in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Ter bescherming van de waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones is de zogenaamde dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen.
Stroomvoerend en waterbergend rivierbed
Het plangebied ligt deels in stroomvoerend rivierbed en deels in het waterbergend rivierbed van de Maas. Voor beide functies is een dubbelbestemming opgenomen om gevolg te geven aan de doorwerkingsplicht van de Beleidslijn grote rivieren. Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' mogen geen gebouwen worden opgericht. Het drijvend kantoor zal dan ook niet in deze zone worden gebouwd.
De beoogde steigers bevinden zich deels in het stroomvoerend rivierbed en deels in het waterbergend rivierbed. De te realiseren steigers zijn echter vele malen compacter dan de steigers in de referentiesituatie. Over het beperkte verlies aan waterbergend vermogen is overleg gevoerd met Rijkswaterstaat in het kader van de watervergunning. In de brief van Rijkswaterstaat d.d. 22 april 2016 (reactie op het ontwerpbestemmingsplan) wordt bevestigd dat gezien bouwwerken in de referentiesituatie worden geamoveerd en nieuwe bouwwerken qua omvang beperkt blijven, er geen sprake is van een verslechtering van het waterbergend vermogen. Er hoeft geen compensatieruimte te worden gevonden.
Indien de palen van de beoogde steigers ter plaatse van het stroomvoerend rivierbed met de aarde worden verbonden of indien steigers bedrijfsmatig worden geëxploiteerd, is het plan vergunningplichtig in het kader van de Waterwet.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Indien de palen van de beoogde steigers ter plaatse van het stroomvoerend rivierbed met de aarde worden verbonden, dient een watervergunning te worden aangevraagd. Ook bedrijfsmatig geëxploiteerde steigers zijn vergunningplichting in het kader van de Waterwet. De noodzakelijke vergunningen worden door de initiatiefnemer bij Rijkwaterstaat aangevraagd.
Toetsingskader
Archeologisch- en cultuurhistorisch onderzoek is nodig om te kunnen vaststellen of er sprake is van archeologische of cultuurhistorische waarden binnen het plangebied en of deze door de voorgenomen (bodem)ingrepen kunnen worden aangetast.
Onderzoek
Binnen het kader van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg uit 2007 (WAMZ), voortvloeiend uit het Verdrag van Malta uit 1992, is het verplicht om een voorafgaand archeologisch en cultuurhistorisch onderzoek uit te voeren. Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle objecten of lijnen aanwezig.
Ten gevolge van de ontwikkeling zullen palen in de grond worden geslagen. Aan de meest zuidelijke rand ligt conform het vigerende bestemmingsplan 'Maasoever' (vastgesteld op 15 december 2011) langs de waterkant de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie'. Deze waarde wordt in het voorliggend plan overgenomen. Doordat ter plaatse van deze dubbelbestemming geen sprake is van roering in de grond, is het niet noodzakelijk archeologisch onderzoek te doen.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat archeologie en cultuurhistorie geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
De bescherming van de natuur is vastgelegd in de Natuurbeschermingswet 1998, die waardevolle natuurgebieden beschermt, en de Flora- en faunawet, die soorten beschermt. Deze wetten vormen een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast is het ecologisch beleid van de provincie relevant.
Gebiedsbescherming
In het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische hoofdstructuur (EHS) dient er getoetst te worden of de beoogde ontwikkelingen een negatieve invloed hebben op de beschermde gebieden. Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied.
De Natuurbeschermingswet 1998 kent tevens een zogenaamde "externe werking", wat betekent dat ook projecten buiten beschermde gebieden vergunningplichtig kunnen zijn wanneer zij een negatief effect hebben op deze gebieden. De afstand tot het Natura 2000-gebied Roerdal is gering (300 meter, zie onderstaande figuur) maar vanwege de tussenliggende N280 is er geen ecologische relatie tussen beide gebieden. Het voorheen intensieve gebruik van het plangebied en de onlangs uitgevoerde baggerwerkzaamheden, maakt het ook ongeschikt als leefgebied voor kwalificerende soorten uit de omliggende Natura 2000-gebieden.
Het plangebied ligt op 135 meter van een goudgroene natuurzone. De planologische bescherming van de goudgroene natuurzones krijgt vorm door een nee-tenzij bescherming in de Omgevingsverordening (Artikel 2.6.2 Bescherming Goudgroene natuurzone). Dit principe houdt in dat een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een gebied dat deel uitmaakt van de Goudgroene natuurzone, geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk maakt die de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied aantasten. Hieraan wordt in de volgende paragrafen getoetst.
Figuur 4.2: Ligging plangebied (rood) ten opzichte van Natura 2000-gebied Roerdal (geel)
Soortenbescherming
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken.
In het plangebied zijn vanwege het voorheen intensieve gebruik van het plangebied en de onlangs uitgevoerde baggerwerkzaamheden geen vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen van beschermde dier-of plantensoorten aanwezig, mogelijk met uitzondering van de groene oevers in de zuidpunt van de haven. Hier zijn mogelijk kleine zoogdieren aanwezig (mol, egel, etc) en algemene zangvogels als winterkoning, merel en heggemus. Jaarrond beschermde vogelnesten zijn echter afwezig. Rondom het gebied broeden mogelijk typische stadvogels als huismus, gierzwaluw, spreeuw of zwarte roodstaart. Foeragerende kokmeeuwen, gierzwaluwen of vleermuizen zullen hier regelmatig passeren maar het gebied heeft als foerageergebied een verwaarloosbare betekenis voor deze soorten.
Effecten
De inrichtingswerkzaamheden zullen vanwege de grote afstand en de tussenliggende provinciale weg geen effect hebben op het Natura 2000-gebied Roerdal. Het tijdelijke effect van geluid, licht of trillingen is hier verwaarloosbaar. De beoogde ontwikkeling zal voorts leiden tot een afname van het aantal vaarbewegingen op de Maas door de afname van het aantal ligplaatsen van 112 naar 35. Elke verstoring van beschermde soorten of gebieden op of rondom de vaargebieden kan daarom geheel worden uitgesloten.
Bij de herinrichting van de haven dient rekening gehouden te worden met het broedseizoen om eventuele broedende vogels in de groene zuidoever niet te verstoren. Door de werkzaamheden buiten het broedseizoen op te starten wordt voorkomen dat dergelijke broedvogels zich hier vestigen en wordt overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen.
Conclusie
Het plangebied heeft een zeer geringe betekenis voor beschermde soorten en geen enkele betekenis voor beschermde gebieden in de omgeving.
De ingreep is qua aard en omvang kleinschalig en zal geen effect hebben op beschermde gebieden en soorten in de omgeving. Door de werkzaamheden buiten het broedseizoen op te starten zal er ook geen sprake zijn van verstoring van broedende vogels.
De Flora- en faunawet , de Natuurbeschermingswet en het provinciale ecologische beleid staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Verkeersontsluiting
Het plangebied ontsluit primair op de Maashaven. Deze weg vormt samen met Looskade de ontsluitingsroute van het havengebied. Vanaf de Maashaven wordt het verkeer verder ontsloten via de Buitenop. Deze sluit ten zuiden van het plangebied aan op de provinciale weg N280. Deze leidt in oostelijke richting naar de op- en afritten van de A73. Op de Maashaven en Buitenop geldt een maximum snelheid van 50 km/h. Parallel aan de Buitenop zijn ten behoeve van het fietsverkeer vrijliggende fietsvoorzieningen aanwezig. Op de N280 geldt in oostelijke richting een maximum snelheid van 80 km/h. In westelijke richting geldt, tot aan het kruispunt met de De Weerd een maximum snelheid van 50 km/h vanwege de aanwezigheid van brommobielen en landbouwvoertuigen op de rijbaan. Vanaf het kruispunt met De Weerd geldt op de N280 een maximum snelheid van 100 km/h (autoweg). Voor fietsers zijn vrijliggende voorzieningen aanwezig. De ontsluiting van het plangebied is goed.
Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
De verkeersgeneratie van de jachthaven is berekend op basis van kencijfers van het CROW (publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', 2012). Voor een jachthaven is een kencijfer bepaald van 26,6 mvt/etmaal per 100 ligplaatsen. Binnen dit kencijfer is niet alleen de verkeersgeneratie als gevolg van de primaire functie (aanmeren van boten) meegewogen, maar ook die voor verschillende nevenvoorzieningen zoals bijvoorbeeld een winkel met vaarbenodigdheden, verkoop van boten, een reparatiewerf en een horecavoorziening. Tevens is binnen de jachthaven een kantoor aanwezig. De verkeersgeneratie voor deze kantoorfunctie is bepaald op basis van een verkeersgeneratie van 11,2 mvt/etmaal per 100 m2 bruto vloeroppervlak.
In de beoogde situatie beschikt de jachthaven over ten hoogste 35 ligplaatsen. De verkeersgeneratie bedraagt zodoende circa 10 mvt/etmaal (gemiddelde weekdag). In het hoogseizoen ligt de verkeersgeneratie een factor 8,3 hoger (bron: CROW, pubulicatie 272 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'. Uit jurisprudentie blijkt echter dat eerdere publicaties van het CROW nog steeds geraadpleegd mogen worden voor achtergrondinformatie en omrekenfactoren, voorzover deze niet zijn opgenomen in de laatste publicatie). De verkeersgeneratie bedraagt dan circa 90 mvt/etmaal.
Inschatting is dat de botenverkoop (en ondergeschikte verhuur) in werkelijkheid minder bezoekers zal trekken. De verkeersgeneratie voor de kantoorfunctie (250 m2 bruto vloeroppervlak) bedraagt 30 mvt/etmaal. In totaal bedraagt de verkeersgeneratie in het hoogseizoen ten hoogste 120 mtv/etmaal. Bij openingstijden van 08:00 h tot 18:00 h (10 uur), betekent dit een verkeersgeneratie van 12 mvt/uur, omgerekend 1 auto per 6 minuten. Gezien de bepekte verkeergeneratie (gemiddeld 1 auto per 6 minuten) kan gesteld worden dat het verkeer geen merkbare invloed heeft op het omliggend wegenet en dat het verkeer via de huidige infrastructuur afgewikkeld kan worden.
Parkeren
De Nota Parkeernormen 2014 is op 4 november 2014 door het college van burgemeester en wethouders van Roermond vastgesteld. Doel van deze nota is om voldoende parkeerplaatsen op de juiste locaties in de stad te realiseren.
Het benodigd aantal parkeerplaatsen is afhankelijk van de functies binnen het plangebied. De normen uit de parkeernota zijn gebaseerd op de parkeerkencijfers van het CROW en het ASVV 2012. Binnen Roermond geldt een omgevingsadressendichtheid van 1.200 adressen/km2. Daarmee wordt Roermond als matig stedelijk aangemerkt. In Roermond worden drie zones onderscheiden:
Het plangebied is conform het gemeentelijk parkeerbeleid gelegen in de schil/overloopgebied. Ter plaatse van de 'schil' gelden de volgende (minimale) parkeernormen:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de minimale parkeernormen, indien anderszins in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.
De parkeerbehoefte ligt naar verwachting lager dan de minimaal gestelde normen. Een deel van de ligplaatsen (circa tweederde) zullen namelijk worden gebruikt als ligplaatsen behorende bij de verkoopactiviteiten van het botenverkoopbedrijf. Het overige deel van de haven zal grotendeels worden gebruikt als stadsgastenhaven (voor passanten). Deze zal met name gebruikt worden door toeristen die per boot aanmeren voor een bezoek aan de stad.
De parkeerbehoefte ligt naar verwachting op circa 12 parkeerplaatsen:
Het parkeren ten behoeve van de activiteiten in de jachthaven zal worden opgevangen in de bestaande gebouwde parkeervoorziening direct ten zuiden van de ontwikkeling (parkeergarage Kazerneplein, 400 parkeerplaatsen).
Conclusie
In de voorgaande alinea's zijn de gevolgen van het bestemmingsplan voor de verkeerssituatie en de parkeerbalans in de omgeving van het plangebied in beeld gebracht. Hieruit blijkt dat het plangebied goed is ontsloten. De ontwikkeling zorgt voor een (beperkte) verkeersgeneratie en een toename van de parkeerbehoefte van circa 11 parkeerplaatsen. De bestaande infrastructuur en parkeervoorzieningen bevatten voldoende restcapaciteit om de toename als gevolg van de ontwikkeling op te vangen. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
Onderzoek en Conclusie
In het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen gelegen. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek en conclusies
Gelet op de kenmerken van het project (het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
Het bestemmingsplan is opgesteld op basis van de RO-Standaarden 2012 en is digitaal uitwisselbaar conform de volgende normen:
De beoogde situatie, zoals onderbouwd in de toelichting, is vertaald naar de regels en de verbeelding. De bestemmingsomschrijvingen zijn vastgelegd in de regels van de verschillende bestemmingen. Daarbij worden regels gegeven voor het bouwen en voor het gebruik van de bouwwerken en onbebouwde gronden. Om voldoende inzicht te krijgen in de juridische opzet van het plan worden hierna de systematiek en de inhoudelijke regels nader toegelicht.
Tot het plan behoort een analoge verbeelding. De verbeelding bevat alle te verbeelden informatie. Het gaat hierbij om het plangebied, de (dubbel)bestemmingen en de aanduidingen.
De verbeelding is getekend op een kadastrale ondergrond. Aan de op de verbeelding opgenomen ondergrondgegevens kunnen geen rechten worden ontleend. Daar staat tegenover dat het ontbreken van dergelijke ondergrondgegevens ook niet leidt tot een beperking van rechten. De ondergronden hebben dus uitsluitend een illustratief karakter.
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Artikel 1 bevat een uitleg van de begrippen die in de planregels voorkomen. Artikel 2 bepaalt de wijze van meten, waarin wordt aangegeven hoe bij de toepassing van de bestemmingsregels wordt gemeten. Door het geven van begripsomschrijvingen en aanwijzingen voor het meten wordt de interpretatievrijheid verkleind en daardoor de duidelijkheid en rechtszekerheid vergroot.
Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels voor alle bestemmingen. Deze artikelen kennen een standaardopbouw. Per artikel zijn de doeleinden en de toegelaten gebruiksvormen van de gronden aangegeven. Per onderdeel volgt een nadere omschrijving en onderbouwing.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels die gelden voor het hele plangebied. Het betreft daarnaast onder andere de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, aanduidingsregels, gebruiksregels, algemene afwijkings- en wijzigingsregels en algemene procedureregels.
Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregel van het bestemmingsplan.
De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:
Duidelijk zal zijn dat een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen. Onderstaand worden de regels van de opgenomen bestemmingen nader toegelicht.
Water (Artikel 3)
Voor de Maashaven is de bestemming 'Water' opgenomen. Binnen deze bestemming zijn naast watergangen, waterpartijen en waterhuishoudkundige functies toegestaan. Tevens is beroepsvaart en recreatief medegebruik (waaronder voor plezier- / recreatievaart met gemotoriseerde vaartuigen) toegestaan. Middels de functieaanduidingen 'jachthaven' en 'specifieke vorm van water - botenverkoop en -verhuur' is het gebruik van de haven als jachthaven en de verkoop (en ondergeschikt ook voor verhuur) van boten positief bestemd.
Binnen de bestemming water is één gebouw met een oppervlak van ten hoogste 250 m2 en een maximum goot- en bouwhoogte van 5,5 m toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-kantoor', mits deze ten dienste is van de jachthaven. Daarnaast is een maximum lengtemaat voor de steiger opgenomen.
Waarde – Archeologie (Artikel 4)
Voor de delen van het plangebied waar sprake is van 'aanwezige of naar verwachting aanwezige hoge archeologische waarden' is deze dubbelbestemming opgenomen. Deze gronden zijn, naast voor de andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
Binnen de dubbelbestemming is een bebouwingsregeling opgenomen. Bepaalde bouwwerkzaamheden zijn rechtstreeks toegestaan. Daarnaast kan met een omgevingsvergunning onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels. Voor diverse activiteiten, waarbij de grond wordt 'geroerd', vooral graafwerkzaamheden (dieper dan 40 cm) of bij een oppervlakte van meer dan 100 m2, is eveneens een omgevingsvergunning nodig. Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de dubbelbestemming Waarde - Archeologie (gedeeltelijk) komt te vervallen indien uit archeologisch onderzoek van een specifieke locatie blijkt dat de archeologische waarden niet langer aanwezig of behoudenswaardig zijn.
Waterstaat - Waterkering (Artikel 5)
Deze dubbelbestemming is conform de legger van waterschap Roer en Overmaas toegekend aan de kern- en beschermingszone van de primaire waterkering. Dit betekent dat bij ontwikkelingen voor deze gronden, naast de bepalingen van de onderliggende bestemming ook rekening moet worden gehouden met de regels van deze dubbelbestemming. Dit houdt concreet in dat ontwikkelingen nimmer het waterkerend vermogen van de waterkering mogen aantasten.
Binnen deze bestemming mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gerealiseerd waarvan de hoogte maximaal 3,50 meter bedraagt. Indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterloop en de waterkering, en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering en/of watergang kan een omgevingsvergunning worden verleend voor het bouwen overeenkomstig de basisbestemming.
Waterstaat – Stroomvoerend rivierbed (Artikel 6)
Deze bestemming is opgenomen om gevolg te geven aan de doorwerkingsplicht van de Beleidslijn grote rivieren. Aan een deel van het plangebied is deze dubbelbestemming toegekend. Dit deel van het plangebied is van belang in verband met de stroomvoerende functie voor de rivier. Binnen deze dubbelbestemming mag geen bebouwing worden opgericht en mogen niet zonder meer werken en werkzaamheden worden uitgevoerd. Hiervan kan worden afgeweken waardoor overeenkomstig de basisbestemming mag worden gebouwd indien daarvoor de vereiste vergunning op grond van de Waterwet verleend is of verleend kan worden dan wel indien aangetoond is dat een dergelijke vergunning niet noodzakelijk is.
Waterstaat – Waterbergend rivierbed (Artikel 7)
Deze bestemming is opgenomen om gevolg te geven aan de doorwerkingsplicht van de Beleidslijn grote rivieren. Aan een deel van het plangebied is deze dubbelbestemming toegekend. Dit deel van het plangebied is van belang in verband met de waterbergende functie voor de rivier. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter en mogen niet zonder meer werken en werkzaamheden worden uitgevoerd. Hiervan kan onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken waardoor overeenkomstig de basisbestemming gebouwd mag worden indien daarvoor de vereiste vergunning op grond van de Waterwet verleend is of verleend kan worden dan wel indien aangetoond is dat een dergelijke vergunning niet noodzakelijk is.
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening rust op de gemeente de verplichting tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan. De gemeente kan hiervan afzien in bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen, of indien:
Het voorliggend bestemmingsplan creëert de mogelijkheid tot het realiseren van een jachthaven met een gebouw ten behoeve van verkoopactiviteiten.
Tussen de gemeente en de initiatiefnemer is een realiseringsovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over de uit te voeren werkzaamheden ten behoeve van het project en het kostenverhaal. Het gehele project wordt voor rekening en risico van de initiatiefnemer gerealiseerd.
Omdat het bestemmingsplan geen betrekking heeft op de realisatie van woningen en derhalve geen percentage woningbouwcategorieën bevat, is het niet mogelijk om door middel van een exploitatieplan nadere eisen te stellen aan de uitvoerbaarheid. Om dezelfde reden is het ook niet noodzakelijk om een tijdvak of fasering te bepalen. Er worden geen aanpassingen aan de openbare ruimte gedaan.
Daarmee is het verhaal van de kosten van de grondexploitatie voor dit gebied anderszins verzekerd en is de economische uitvoerbaarheid van het plan verzekerd.
Gelet op het vorenstaande kan in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan.
Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg aan de volgende instanties toegezonden:
Rijkswaterschap, het waterschap Roer en Overmaas en de Veiligheidsregio hebben een overlegreactie ingediend. De reacties zijn onderstaand kort samengevat en beantwoord en in het voorliggend plan verwerkt.
Rijkswaterstaat
Samenvatting
De reactie van Rijkswaterstaat is bijgevoegd in Bijlage 1. Rijkswaterstaat verzoekt het volgende:
Reactie
Het waterschap Roer en Overmaas
Samenvatting
Wij hebben plannen met de kades rondom het plangebied, maar deze lijken niet te botsen met de geplande haven. Waarschijnlijk dient er een vergunning te worden aangevraagd voor het punt waarop de steiger aan de kade komt. Het waterschap gaat er vanuit dat eveneens contact is opgenomen met Rijkswaterstaat.
Reactie
De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
Veiligheidsregio
Samenvatting
De reactie van de Veiligheidsregio is bijgevoegd als bijlage Bijlage 2. De veiligheidsregio adviseert:
Reactie
In het kader van de artikel 3.9a Wro en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het ontwerpbestemmingsplan vanaf 23 maart 2016 gedurende 6 weken ter inzage gelegen.
Er is één zienswijzen ingediend. De reactie is onderstaand kort samengevat en beantwoord en in het voorliggend plan verwerkt.
Rijkswaterstaat
Samenvatting
In de zienswijzen verzoekt Rijkswaterstaat het volgende:
Reactie