Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. wonen;
-
b. duurzaam, bodem- en waterbeheer, tevens wateropvang/buffering en infiltratie;
-
c. met de daarbij behorende voorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen dubbelbestemmingen of aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 13.2.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen - bestaande woningen
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
-
a. vrijstaande woningen;
-
b. bijgebouwen;
-
c. en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
6.2.2 Regels voor het bouwvlak
-
a. Het hoofdgebouw dient in het bouwvlak te worden gebouwd en bijgebouwen mogen in het bouwvlak worden gebouwd.
-
b. Het maximum aantal woningen per bouwvlak bedraagt 1;
-
c. Woningsplitsing is niet toegestaan;
-
d. In het bouwvlak mag in niet meer dan twee bouwlagen worden gebouwd;
-
e. De hoogte van een bouwlaag bedraagt maximaal 3,50 m;
-
f. De voorgevel wordt voor ten minste voor 70% in de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd.
-
g. De voorgevelbreedte van de woning bedraagt ten minste 5,50 m;
-
h. De goothoogte van een woning mag maximaal 6,50 m bedragen;.
-
i. De bouwhoogte van een woning mag maximaal 12,50 m bedragen.
6.2.3 Regels voor bijgebouwen
-
a. Ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen' mogen uitsluitend bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
-
b. De oppervlakte van alle bijgebouwen bedraagt per bouwperceel maximaal 80m², met dien verstande dat:
-
1. indien het perceelsoppervlakte bestemd voor bijgebouwen minder dan 175m² bedraagt mag ten hoogste 40% van het perceel (bestemd voor bijgebouwen) worden bebouwd;
-
2. indien het oppervlak van het bijbehorende perceel meer dan 1.000m² bedraagt mag ten hoogste 110m² aan bijgebouwen wordt opgericht;
-
3. indien het bijgebouw gebruikt wordt ten behoeve van een praktijkvestiging (aan huis gebonden beroep) dan wel ten behoeve van de uitoefening van een consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteit mag 110m² aan bijgebouwen worden opgericht.
-
c. Bijgebouwen mogen worden opgericht in de zijdelingse perceelsgrens dan wel 2 m. uit de zijdelingse perceelsgrens.
-
d. Bij vrijstaande woningen wordt in principe slechts aan één zijde van het hoofdgebouw een bijgebouw opgericht, met dien verstande dat hiervan door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken mits bijgebouwen in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd of tenminste aan één zijde een afstand van 2 m. tot de zijdelingse perceelgrens in acht wordt genomen.
-
e. De goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 m.
-
f. Bijgebouwen worden plat of met een schuin dak afgedekt met een dakhelling van ten hoogste 60°.
6.2.4 Overige regels voor bebouwing
-
a. Het bouwvlak en het vlak met de bouwaanduiding 'bijgebouwen' mogen niet door bebouwing worden overschreden, met uitzondering van overschrijding ten behoeve van:
-
1. de bouw van erkers, over een breedte van 70% van de naar de weg gekeerde bouwgrens, mits de diepte van de erker niet meer bedraagt dan 1,50 m., de bouwhoogte van de erker niet meer bedraagt dan de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw en de afstand tot de bestemming 'Verkeer' niet minder dan 3,00 m. bedraagt;
-
2. aansluitende luifels boven de voordeur en kappen op erkers, mits deze vanuit het stedenbouwkundig beeld en afmetingen van ondergeschikte betekenis zijn en de afstand tot de bestemming 'Verkeer' niet minder dan 3.00 m. bedraagt;
-
3. de bouw van een carport mits deze niet meer dan 1,5 m. voor de voorgevel is gelegen, de bouwhoogte maximaal 3,0 m. bedraagt en de afstand tot de bestemming 'Verkeer' niet minder dan 3,00 m. bedraagt;
-
4. ondergeschikte onderdelen van het gebouw, als schoorstenen, lichtkoepels en antennes, met uitzondering van liftopbouwen en luchtbehandelingsinstallaties.
-
b. Ter plaatse van het bouwvlak en de bouwaanduiding 'bijgebouwen' bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3,50 m., met uitzondering van erfafscheidingen.
-
c. Ter plaatse van het bouwvlak en de bouwaanduiding 'bijgebouwen' bedraagt de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 2,00 m.
-
d. Buiten het bouwvlak en de bouwaanduiding 'bijgebouwen' bedraagt de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 1,00 m., uitgezonderd ter plaatse van hoekpercelen. Hiervoor geldt het bepaalde onder e.
-
e. Bij hoekpercelen bedraagt de bouwhoogte van erfafscheidingen, buiten het bouwvlak en de bouwaanduiding 'bijgebouwen', maximaal 2,00 m., onder de voorwaarden dat:
-
1. de erfafscheiding 3,00 m. achter de voorgevel van de woning is gelegen en haaks op de woning staat;
-
2. de afstand van de erfafscheiding tot de zijdelingse perceelsgrens 0,5 m. bedraagt;
-
f. De bouwhoogte van voorzieningen voor verlichting en vlaggenmasten bedraagt maximaal 10,00 m.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, binnen een marge van 5,00 m., nadere eisen stellen ten aanzien van de op grond van in dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, parkeerhinder, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor:
-
a. het overschrijden van de bouwgrenzen respectievelijk het vergroten van het bouwvlak zoals bepaald in artikel 10.4;
-
b. het overschrijden van het toegestane oppervlakte aan bijgebouwen zoals bepaald in artikel 10.5;
-
c. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte zoals bepaald in artikel 10.6.
Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid wordt de procedure in artikel 12.1 gevolgd.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Gebruik van de gronden
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.2 Wro wordt ten minste verstaan het gebruik van de grond anders dan voor:
-
a. parkeervoorzieningen;
-
b. groenvoorzieningen en/of tuin;
-
c. opslagdoeleinden, in verband met het toegelaten gebruik. Als verboden gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van vuurwerk.
6.5.2 Gebruik van de opstallen
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.2 Wro wordt ten minste verstaan het gebruik van de opstallen voor:
-
a. bewoning, indien het een vrijstaand bijgebouw betreft;
-
b. beroeps-, bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte voor vuurwerk;
-
c. detailhandel;
-
d. groothandel;
-
e. horeca;
-
f. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als verboden gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk.
6.5.3 Beroep aan huis
Het verbod om de voor 'Wonen' aangewezen gronden en opstallen te gebruiken als beroepsmatige werk- en/of opslagruimte is niet van toepassing op het gebruik van ruimten binnen de woning of in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
-
a. ten minste 50% van het verblijfsgebied met woonfunctie van de woning gehandhaafd blijft alsmede bij woningen met een verblijfsgebied van minder dan 240 m² een verblijfsgebied met woonfunctie van 120 m² behouden blijft;
-
b. degene die de activiteiten uitvoert uitsluitend de bewoner van de woning is;
-
c. dit gebruik mag geen ernstige of onevenredige hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
-
d. op eigen terrein in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien overeenkomstig het gemeentelijke parkeerbeleid;
-
e. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor:
-
a. een kleinschalig dienstverlenend of ambachtelijk bedrijf zoals bepaald in artikel 10.7;
-
b. de realisatie van een bed & breakfast zoals bepaald in artikel 10.12;
Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid wordt de procedure in artikel 12.1 gevolgd.