Type plan: uitwerkingsplan
Naam van het plan: Hoofdstraat ong. te Schimmert
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0951.UPHoofdstraat2012-VA01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan
het uitwerkingsplan ‘Hoofdstraat ong. te Schimmert’ van de gemeente Nuth.
 
1.2 uitwerkingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0951.UPHoofdstraat2012-VA01
met de bijbehorende regels.
 
1.3 aan- en uitbouw
bouwwerken die in directe verbinding staan met en architectonisch ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw waaraan zij worden gebouwd.
 
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.6 aan huis gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar functie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. In bijlage 1 is een overzicht van aan huis gebonden beroepen opgenomen.
 
1.7 aan huis gebonden beroep
het verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit ter plaatse, in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend en de desbetreffende bedrijvigheid een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. In bijlage 3 is een overzicht van aan huis gebonden bedrijven opgenomen.
 
1.8 ambacht(elijke)
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht.
 
1.9 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
 
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.11 bebouwingspercentage
een aangegeven percentage, dat het deel van het bestemmingsvlak dan wel van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.
 
1.12 bedrijfsactiviteiten
vormen van bedrijf vergelijkbaar met of zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels: 'toegesneden lijst van bedrijfstypen', overeenkomstig de bijlage uit de brochure Bedrijven en milieuzonering.
 
1.13 begane grond
de eerste bouwlaag boven het peil.
 
1.14 bestaande bebouwing
de bebouwing, zoals deze bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel op dat tijdstip op basis van een afgegeven bouwvergunning mag worden gebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.
 
1.15 bestaand gebruik
het gebruik van grond en opstallen, zoals dat bestaat op het tijdstip dat het plan of betreffende planonderdeel rechtskracht heeft gekregen.
 
1.16 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.17 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.18 bijgebouw (aangebouwd en vrijstaand)
een gebouw dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw.
 
1.19 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.20 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.21 bijgebouwengrens
de grens van een bouwaanduiding ‘bijgebouwen’.
 
1.22 bouwlaag (voor woningen)
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grondlaag en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder.
 
1.23 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.24 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
 
1.25 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.26 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.27 carport/overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde met ten minste een dak en niet of slechts aan één zijde voorzien van een wand, bestaande wanden van overige gebouwen niet meegerekend.
 
1.28 cultuurhistorische waarde
de aan het bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.
 
1.29 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop of te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen resp. huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.30 dienstverlening
bedrijf of instelling voor het bedrijfsmatig verrichten van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen een kapperszaak, schoonheidsinstituut, fotostudio, uitzendbureau, bank, stomerij, wasserette, apotheek, reisbureau en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf, een horecabedrijf, een centrum voor fysiotherapie of een fitnesscentrum.
 
1.31 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van het gebouw.
 
1.32 escortbedrijf
een natuurlijk persoon, groep van personen, en/of rechtspersoon die prostitutie aanbiedt, die uitgeoefend wordt op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte of woning.
 
1.33 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.34 gemeentelijk parkeerbeleid
toepassing van de meest actuele CROW parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering.
 
1.35 groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.36 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
 
1.37 horeca(bedrijf)
een bedrijf of instelling, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en/of waarin zaalaccommodatie wordt geëxploiteerd.
 
1.38 maatschappelijke doeleinden
doeleinden ten behoeve van educatieve, sociale, religieuze, culturele, sportieve, recreatieve, verzorgende, gezondheidszorg/medische en overheidsfuncties.
 
1.39 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op basis en buiten organisatorisch verband.
 
1.40 monumentale waarde
waarden van zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.
 
1.41 monumenten
alle rijksmonumenten, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde, alsmede terreinen van belang wegens de aanwezigheid daar van voornoemde zaken.
 
1.42 monumentencommissie
door de gemeenteraad benoemde onafhankelijke commissie/deskundige, die aan burgemeester en wethouders advies uitbrengt ten aanzien van de vraag of het uiterlijk, de plaatsing of aanpassing van een bouwwerk of standplaats, afbreuk doet aan de aanwezige beeldbepalende of monumentale waarden.
 
1.43 natuurwetenschappelijke/natuurlijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
 
1.44 omgevingsvergunning
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of diens opvolger.
 
1.45 onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m. boven peil is gelegen.
 
1.46 ondergeschikte horeca
niet-zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.
 
1.47 peil
a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
c. voor een bouwwerk, op of aan een van nature geaccidenteerd terrein het gemiddelde aanliggende afgewerkte maaiveld.
 
1.48 perceel
een deel van het Nederlands grondgebied van welk deel de Dienst voor het kadaster en openbare register, de begrenzing met behulp van landmeetkundige gegevens heeft vastgelegd op grond van gegevens betreffende de rechtstoestand, bestemming en het gebruik dat door zijn kadastrale aanduiding is gekenmerkt.
 
1.49 regels van stedenbouwkundige aard
regels voor:
a. de wegen waaraan gebouwd mag worden;
b. de rooilijnen, en;
c. de plaatsing van bouwwerken ten opzichte van elkaar.
 
1.50 ruimtelijke kwaliteit
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.
 
1.51 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotischepornografische aard plaatsvinden;
onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan: een (raam-)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seks-bioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.52 stedenbouwkundig beeld
ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de aansluitende terreinen, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen.
 
1.53 verblijfsgebied
gedeelte van één of meer bouwwerken op een perceel met dezelfde bestemming, met ten minste één verblijfsruimte bestaande uit een of meer op dezelfde bouwlaag gelegen aan elkaar grenzende ruimten anders dan een toilet-, bad-, technische of verkeersruimte.
 
1.54 verblijfsruimte
ruimte voor het verblijven van mensen, dan wel een ruimte, van één of meer bouwwerken op een perceel met dezelfde bestemming, waarin dezelfde kenmerkende activiteiten plaatsvinden.
 
1.55 verkoop vloeroppervlak/bedrijfsvloeroppervlak
het vloeroppervlak van ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor een winkel en/of bedrijfsactiviteiten.
 
1.56 voorgevelrooilijn
de bouwgrens/lijn die is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens, die behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde of de van de weg afgekeerde zijde niet mag worden overschreden;
ter verduidelijking:
onder bouwgrens valt zowel de grens van een bouwvlak als de grens van een vlak met de bouwaanduiding ‘bijgebouwen’.
 
1.57 weg
een voor het rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.
 
1.58 woning/wooneenheid
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van een huishouden;
hiervan is ook sprake bij een kamerverhuurbedrijf, waarbij de kamers afzonderlijke wooneenheden vormen, indien daarbij centrale voorzieningen aanwezig zijn, zoals een keuken, een douche en andere centrale voorzieningen.
 
1.59 Wro
Wet van 20 oktober 2006, Stb 2006, 566 houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening.
 
1.60 zaalaccommodatie
het bieden van ruimte en voorzieningen voor congressen, feesten en dergelijke, zulks met uitsluiting van detailhandel en/of van ‘vliegende’ winkels, ingericht voor tijdelijke verkoop.
 
1.61 zolder
ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de lengte en/of breedte en/of diepte van een bouwwerk: tussen de buitenzijde van de gevels of het hart van de scheidsmuren, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.
b. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
c. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
d. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
e. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
f. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grond vloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
g. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens: de kortste afstand van de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend vergunningplichtige bouwwerk.
h. het bebouwingspercentage: het door bouwwerken bebouwde oppervlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat gelegen is binnen de bestemming of een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
i. de hoogte van een bouwlaag: de afstand tussen de scheidende vloerdelen gemeten van bovenkant afgewerkte vloer (peil) tot bovenkant afgewerkte vloer.
j. de bruto vloeroppervlakte van een bouwlaag: op de vloer van de bouwlaag, tussen de binnenzijde van de gevelmuren (en/of gemeenschappelijke scheidingsmuren).
k. de bedrijfsvloeroppervlakte: binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken, vlakken met de bouwaanduiding 'bijgebouwen' of 'bestemmingsvlakken' worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, lichtkoepels, gevel- en kroonlijsten, en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- en/of de bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 m. wordt overschreden. Voor luifels, erkers en balkons geldt dat de bouw- en/of bestemmingsgrens met niet meer dan 1,00 m. wordt overschreden.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.1.1 De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen;
b. duurzaam, bodem- en waterbeheer, tevens wateropvang/buffering en infiltratie;
c. bed & breakfastvoorziening;
d. met de daarbij behorende voorzieningen.
 
3.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen dubbelbestemmingen of aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met in acht name van de voorrangsregels uit artikel 10.2.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen
Op de voor ‘Wonen’ aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
a. vrijstaande, geschakelde en aaneengesloten woningen;
b. bijgebouwen;
c. en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
 
3.2.2 Regels voor het bouwvlak
a. Het hoofdgebouw dient in het bouwvlak te worden gebouwd en bijgebouwen mogen in het bouwvlak worden gebouwd. Garageboxen dienen in het bouwvlak te worden gebouwd.
b. Per bouwvlak mogen niet meer woningen worden opgericht dan aangeduid op de verbeelding.
c. Woningsplitsing is niet toegestaan
d. In het bouwvlak mag in niet meer dan twee bouwlagen worden gebouwd.
e. De hoogte van een bouwlaag bedraagt maximaal 3,50 meter.
f. De voorgevel wordt voor ten minste voor 70% in de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd.
g. De voorgevelbreedte van de woning bedraagt ten minste 5,50 meter.
h. De goothoogte van een woning mag maximaal 6,50 meter bedragen.
i. De bouwhoogte bedraagt maximaal 12,50 meter.
 
3.2.3 Bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde
a. Bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde voldoen aan het bepaalde in artikel 6.3.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, binnen een marge van 5,00 meter, nadere eisen stellen ten aanzien van de op grond van in dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, parkeerhinder, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.4.1 Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor:
a. het overschrijden van de bouwgrenzen respectievelijk het vergroten van het bouwvlak zoals bepaald in artikel 7.3;
b. het overschrijden van het toegestane oppervlakte aan bijgebouwen zoals bepaald in artikel 7.4;
c. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte zoals bepaald in artikel 7.5.
 
3.4.2 Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid wordt de procedure in artikel 9.1 gevolgd.

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.5.1 Gebruik van de gronden
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.2 Wro wordt ten minste verstaan het gebruik van de grond
anders dan voor:
a. parkeervoorzieningen;
b. groenvoorzieningen en/of tuin;
c. opslagdoeleinden, in verband met het toegelaten gebruik. Als verboden gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van vuurwerk.
 
3.5.2 Gebruik van de opstallen
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.2 Wro wordt ten minste verstaan het gebruik van de opstallen voor:
a. bewoning, indien het een vrijstaande bijgebouw betreft;
b. beroeps-, bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte voor vuurwerk;
c. detailhandel;
d. groothandel;
e. horeca, met uitzondering van een bed & breakfast;
f. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als verboden gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;
  
3.5.3 Beroep aan huis
Het verbod om de voor ‘Wonen’ aangewezen gronden en opstallen te gebruiken als beroepsmatige werk- en/of opslagruimte is niet van toepassing op het gebruik van ruimten binnen de woning of in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. ten minste 50% van het verblijfsgebied met woonfunctie van de woning gehandhaafd blijft alsmede bij woningen met een verblijfsgebied van minder dan 240 m² een verblijfsgebied met woonfunctie van 120 m² behouden blijft;
b. degene die de activiteiten uitvoert uitsluitend de bewoner van de woning is;
c. dit gebruik mag geen ernstige of onevenredige hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
d. op eigen terrein in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien overeenkomstig het gemeentelijke parkeerbeleid;
e. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
 
3.5.4 Bed & breakfast
Naast de woonfunctie is een bed & breakfast toegelaten mits:
a. de bed & breakfast wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing;
b. de bed & breakfast niet beschikt over een eigen kookgelegenheid;
c. maximaal 4 bedden voor de bed & breakfast aanwezig zijn;
d. minimaal 2 parkeerplaatsen voor de bed & breakfast op eigen terrein aanwezig zijn.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.6.1 Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor:
a. een kleinschalig dienstverlenend of ambachtelijk bedrijf zoals bepaald in artikel 7.6;
b. de uitbreiding van een bed & breakfast zoals bepaald in artikel 7.7.
 
3.6.2 Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid wordt de procedure in artikel 9.1 gevolgd.

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
a. de instandhouding en bescherming van archeologische monumenten en archeologische vindplaatsen;
b. de bescherming van mogelijke archeologische waarden binnen gebieden met een archeologische verwachtingswaarde;
zoals deze monumenten, vindplaatsen en verwachtingswaarden zijn aangeduid op de kaart ‘Archeologische advieskaart’ in bijlage 2 bij deze regels.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Bouwverbod
Op de voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden mag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van:
a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, of;
b. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper dan 0,4 meter reiken, of;
c. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden een oppervlak beslaan van minder dan 100 m².
 
4.2.2 Uitzonderingen
Het verbod in artikel 4.2.1 is niet van toepassing indien het een verstoring betreft van een archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de kaart ‘Archeologische advieskaart’ opgenomen in bijlage 2 bij deze regels, niet zijnde een archeologisch monument, en waarbij die verstoring plaatsvindt:
a. in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde en binnen een straal van 50 meter geen archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, of;
b. in een gebied met een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde, niet zijnde een historische dorpskern, en het te verstoren gebied kleiner is dan 2.500 m² en binnen een straal van 50 meter geen archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, of;
c. in een gebied met een hoge archeologische waarde in een historische dorpskern, en het te verstoren gebied kleiner is dan 250 m² en binnen een straal van 50 meter geen archeologische vindplaatsen aanwezig zijn.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van het gebouwen of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2, voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien naar het oordeel van het bevoegde gezag:
a. bebouwing plaatsvindt ter plaatse van een evident eerder verstoorde bodem, of;
b. op basis van een archeologisch (voor)onderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden;
c. op basis van een archeologisch (voor)onderzoek blijkt dat mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologisch resten in de bodem, of het verrichten van archeologisch vervolgonderzoek.
 
4.3.2 Voorwaarden aan omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan aan een vergunning als bedoeld in artikel 4.3.1, ter bescherming en behoud van archeologische waarden, de volgende voorwaarden verbinden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor waardevolle elementen in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van een archeologisch (vervolg)onderzoek waaronder mede wordt verstaan het doen van een opgraving;
c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
d. indien het bepaalde onder c, van toepassing is: een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.4.1 Verboden werken en werkzaamheden
Het is verboden op of in de voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waaronder ontgronden, afgraven, diepploegen en het aanbrengen van leidingen, op een grotere diepte dan 0,4 meter;
b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze indrijven van (scherpe) voorwerpen in de bodem;
c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
d. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
e. het verlagen of het verhogen van het waterpeil.
  
4.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 4.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
a. in het kader van normaal onderhoud en beheer;
b. die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning mogen worden uitgevoerd;
c. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 4.4.1 van toepassing is;
d. die ten dienste van archeologische onderzoek worden uitgevoerd;
e. die plaatsvinden in een archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de kaart ‘Archeologische advieskaart’ opgenomen in bijlage 2 bij deze regels, niet zijnde een archeologisch monument, en waarbij die verstoring plaatsvindt:
  1. in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde en binnen een straal van 50 meter geen archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, of;
  2. in een gebied met een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde, niet zijnde een historische dorpskern, en het te verstoren gebied kleiner is dan 2.500 m² en binnen een straal van 50 meter geen archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, of;
  3. in een gebied met een hoge archeologische waarde in een historische dorpskern, en het te verstoren gebied kleiner is dan 250 m² en binnen een straal van 50 meter geen archeologische vindplaatsen aanwezig zijn.
 
4.4.3 Toelaatbaarheid
Het bevoegd gezag kan aan een vergunning als bedoeld in artikel 4.4.1, ter bescherming en behoud van archeologische waarden, de volgende voorschriften verbinden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor waardevolle elementen in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van een archeologisch (vervolg)onderzoek waaronder mede wordt verstaan het doen van een opgraving;
c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
d. indien het bepaalde onder c, van toepassing is: een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

4.5.1 Waarde archeologie
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen nadat nieuw gemeentelijk archeologisch beleid is vastgesteld in die zin dat de kaart in bijlage 2 bij deze regels kan worden geactualiseerd en het bijbehorend toetsingskader kan worden aangepast.
 
4.5.2 Procedure
Bij het wijzigen van het plan op basis van het in dit lid bepaalde wordt de in artikel 3.6 Wro opgenomen procedure gevolgd.

3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Bouwverbod

Het is verboden op de in het plan begrepen gronden enig bouwwerk te bouwen, waarbij de aangegeven bouwgrens wordt overschreden, behoudens overschrijdingen, die volgens deze regels zijn toegestaan.

6.2 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten

6.2.1 Maximale maatvoering
Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
 
6.2.2 Minimale maatvoering
In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
 
6.2.3 Heroprichting
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 6.2.1 en 6.2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

6.3 Bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

6.3.1 Regels voor bijgebouwen
a. Ter plaatse van de bouwaanduiding ‘bijgebouwen’ mogen uitsluitend bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
b. De oppervlakte van alle bijgebouwen bedraagt maximaal 80 m², met dien verstande dat:
  1. indien het perceelsoppervlakte bestemd voor bijgebouwen minder dan 175 m² bedraagt mag ten hoogste 40% van het perceel (bestemd voor bijgebouwen) worden bebouwd;
  2. indien het oppervlak van het bijbehorende perceel meer dan 1.000 m² bedraagt mag ten hoogste 110 m² aan bijgebouwen wordt opgericht;
  3. indien het bijgebouw gebruikt wordt ten behoeve van een praktijkvestiging (aan huis gebonden beroep) dan wel ten behoeve van de uitoefening van een consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteit mag 110 m² aan bijgebouwen worden opgericht.
c. Bijgebouwen mogen worden opgericht in de zijdelingse perceelsgrens dan wel 2 meter uit de zijdelingse perceelsgrens.
d. Bij vrijstaande woningen wordt in principe slechts aan één zijde van het hoofdgebouw een bijgebouw opgericht, met dien verstande dat hiervan door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken mits bijgebouwen in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd of ten minste aan één zijde een afstand van 2 meter tot de zijdelingse perceelgrens in acht wordt genomen.
e. De goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter.
f. Bijgebouwen worden plat of met een schuin dak afgedekt met een dakhelling van ten hoogste 60°.
 
6.3.2 Overige regels voor bebouwing
a. Het bouwvlak en het vlak met de bouwaanduiding ‘bijgebouwen’ mogen niet door bebouwing worden overschreden, met uitzondering van overschrijding ten behoeve van:
  1. de bouw van erkers, over een breedte van 70% van de naar de weg gekeerde bouwgrens, mits de diepte van de erker niet meer bedraagt dan 1,50 meter, de bouwhoogte van de erker niet meer bedraagt dan de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw en de afstand tot de bestemming Verkeer niet minder dan 3,00 meter bedraagt;
  2. aansluitende luifels boven de voordeur en kappen op erkers, mits deze vanuit het stedenbouwkundig beeld en afmetingen van ondergeschikte betekenis zijn en de afstand tot de bestemming Verkeer niet minder dan 3,00 meter bedraagt;
  3. de bouw van een carport mits deze niet meer dan 1,5 meter voor de voorgevel is gelegen, de bouwhoogte maximaal 3,0 m. bedraagt  en de afstand tot de bestemming ‘Verkeer’ niet minder dan 3,00 meter bedraagt;
  4. ondergeschikte onderdelen van het gebouw, als schoorstenen, lichtkoepels en antennes, met uitzondering van liftopbouwen en luchtbehandelingsinstallaties.
b. Ter plaatse van het bouwvlak en de bouwaanduiding ‘bijgebouwen’ bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3,50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen.
c. Ter plaatse van het bouwvlak en de bouwaanduiding ‘bijgebouwen’ bedraagt de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 2,00 meter
d. Buiten het bouwvlak en de bouwaanduiding ‘bijgebouwen’ bedraagt de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 1,00 meter, uitgezonderd ter plaatse van hoekpercelen. Hiervoor geldt het bepaalde onder e.
e. Bij hoekpercelen bedraagt de bouwhoogte van erfafscheidingen, buiten het bouwvlak en de bouwaanduiding ‘bijgebouwen’, maximaal 2,00 meter, onder de voorwaarden dat:
  1. de erfafscheiding 3,00 meter achter de voorgevel van de woning is gelegen en haaks op de woning staat;
  2. de afstand van de erfafscheiding tot de zijdelingse perceelsgrens 0,5 meter bedraagt;
f. De bouwhoogte van voorzieningen voor verlichting en vlaggenmasten bedraagt maximaal 10,00 meter.

6.4 Ondergronds bouwen

6.4.1 Ondergrondse werken
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
 
6.4.2 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’;
b. in aanvulling op het bepaalde sub a en b is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
  1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
  2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijgebouwen als opgenomen in de regels behorende bij de desbetreffende bestemming in acht wordt genomen;
  3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
  4. per perceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd;
c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
d. de waterhuishouding wordt niet verstoord;
e. uit een bodem/sonderingsrapport dient te blijken dat ondergrondse bebouwing verantwoord is;
f. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad;
g. bij het berekenen van bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen niet in aanmerking genomen.
 
6.4.3 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.4.2 sub d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat:
a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid wordt de procedure in artikel 9.1 gevolgd.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Algemeen

a. Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken zoals bepaald in
7.2;
b. Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken zoals bepaald in
7.3 tot en met 7.16, mits in artikel 3 naar deze afwijkingsmogelijkheid/-heden verwezen wordt.

7.2 Algemene afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor:
a. het bebouwen van niet voor ‘Wonen’ aangewezen gronden met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het openbare nut met een bouwhoogte van niet meer dan 3,50 meter en een inhoud van niet meer dan 50 m³.

7.3 Afwijken voor overschrijden van de bouwgrenzen respectievelijk het vergroten van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het overschrijden van de bouwgrenzen, respectievelijk het vergroten van het bouwvlak, mits:
a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond (indien van toepassing);
b. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind;
c. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad, met dien verstande, dat:
  1. bij monumentale en beeldbepalende panden de inhoud van de bebouwing van het agrarisch bebouwingscomplex daardoor met niet meer dan 10% mag toenemen;
  2. de goothoogte bedraagt maximaal 6,50 meter.

7.4 Afwijken voor het overschrijden van het toegestane oppervlakte aan bijgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het realiseren van een groter dan het toegelaten oppervlak aan bijgebouwen, onder de volgende voorwaarden:
a. het noodzakelijk is voor de realisering van een Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO)-voorziening;
b. het oppervlakte aan bijgebouwen met maximaal 10% wordt overschreden;
c. geen onevenredig nadelige gevolgen voor het eigen woonmilieu of in de directe omgeving ontstaan of kunnen ontstaan;
d. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad.

7.5 Afwijken ten aanzien van het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte, mits:
a. ten behoeve van de privacy, voldoende afstand tot aangrenzende percelen wordt aangehouden;
b. ten behoeve van de verkeersveiligheid, voldoende afstand tot de bestemming verkeersdoeleinden wordt aangehouden;
c. geen onevenredige aantasting van het stedenbouwkundig beeld plaatsvindt, met dien verstande, dat:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 10,00 meter.

7.6 Afwijken voor een kleinschalig dienstverlenend of ambachtelijk bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het uitoefenen van een kleinschalig dienstverlenend of ambachtelijk bedrijf, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. ten minste 50% van het verblijfsgebied met woonfunctie van de woning gehandhaafd blijft alsmede bij woningen met een verblijfsgebied van minder dan 240 m² een verblijfsgebied met woonfunctie van 120 m² behouden blijft;
b. de activiteiten dienen zich qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
c. de activiteiten mogen niet vergunningsplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer;
d. de bedrijfsactiviteiten mogen uitsluitend betreffen: categorie 1-bedrijven volgens de toegesneden Staat van bedrijfsactiviteiten, die als bijlage 3 is opgenomen bij deze regels;
e. er mag geen detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteiten;
f. op eigen terrein in de behoefte in voldoende mate wordt voorzien overeenkomstig het gemeentelijke parkeerbeleid;
g. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad;
h. uit historisch bodemonderzoek is gebleken dat er vanwege de bodemsituatie geen bezwaren zijn tegen het realiseren van een kleinschalige dienstverlenend of ambachtelijk bedrijf.

7.7 Afwijken voor toelaten van bed & breakfast

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het uitbreiden van bed & breakfast, naast de woonfunctie. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend, mits:
a. de gehele bed & breakfast wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing;
b. de gehelebed & breakfast niet beschikt over een eigen kookgelegenheid;
c. in totaal maximaal 8 bedden voor de bed & breakfast aanwezig zijn;
d. in totaal minimaal 2 parkeerplaatsen voor de bed & breakfast op eigen terrein aanwezig zijn.

7.8 Procedureregeling afwijken

Burgemeester en wethouders volgen bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid de in artikel 9.1 gegeven procedure.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

8.1 Algemene wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het in geringe mate, tot niet meer dan 2 meter, verschuiven van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is, in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de kaart, ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken.

Artikel 9 Algemene procedureregels

9.1 Procedure afwijking

Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

Artikel 10 Overige regels

10.1 (Wettelijke) regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

10.2 Voorrangsregeling

10.2.1 Strijdigheid belangen
In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, met name aan de orde bij wijzigingsbevoegdheden, blijft het belang van de dubbelbestemming overeind. De dubbelbestemming vormt het toegevoegde na te streven nieuwe beleid en levert als zodanig extra criteria op voor de uit te voeren toetsing bij de wijzigingsbevoegdheid. Kan bij wijziging niet aan deze criteria voldaan worden en/of wordt op enig vlak onevenredige schade aangebracht dan kan geen gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.
 
10.2.2 Realisatie nieuw beleid door dubbelbestemmingen
De realisatie van nieuw beleid door middel van dubbelbestemmingen hoeft niet gebiedsbreed (binnen de gehele dubbelbestemming) te zijn, wil de doelstelling gehaald worden. Als er echter afbreuk gedaan wordt aan de gegeven gebiedsbreedte c.q. niet de gehele dubbelbestemming wordt benut, moet voor het resterende gedeelte aangetoond worden dat dit voldoende is om het beoogde beleid voor dat gebied te realiseren. Dat wil zeggen dat de omvang van de opgenomen dubbelbestemmingen zo ruim is dat, om het nagestreefde beleid te doen slagen, niet altijd de gehele dubbelbestemming hoeft te worden benut.
 
10.2.3 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen
Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat, gelet op het totaalbeleid voor het buitengebied, dubbelbestemmingen gericht op het instandhouden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:
a. ‘Waarde – Cultuurhistorie’;
Uitzondering hierop, in de vorm van nevenschikking, is mogelijk, wanneer compensatie van eventueel verlies aan kwaliteit is gegarandeerd.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als de regels van het uitwerkingsplan ‘Hoofdstraat ong. te Schimmert’ van de gemeente Nuth.