Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving als gevolg van gebruik en opslag van gevaarlijke stoffen bij bedrijven, het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het water, het spoor en door buisleidingen. De risicobenadering externe veiligheid kent twee begrippen om het risiconiveau van transport en aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving aan te geven. Deze begrippen zijn het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Het PR is de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een transportroute of inrichting bevindt, overlijdt door een ongeval met het transport van gevaarlijke stoffen op die route of binnen die inrichting. Plaatsen met een gelijk risico kunnen door zogenaamde risicocontouren op een kaart worden weergegeven. Voor nieuwe situaties is voor kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woningen) de grenswaarde voor het PR gesteld op een niveau van 10¯6/jr. Voor beperkt kwetsbare objecten (bijvoorbeeld bedrijven) is dit een richtwaarde.
Het GR geeft aan wat de kans is op een ongeval met tien of meer dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde transportroute of inrichting. Het aantal personen dat in de omgeving van de route of inrichting verblijft, bepaalt daardoor mede de hoogte van het GR.
Binnen de gemeente Maastricht zijn diverse risicobronnen aanwezig die bepalend zijn voor het externe veiligheidsheidsbeleid van de gemeente. Het betreft:
- Transport van gevaarlijke stoffen:
- over het spoor;
- over de weg (rijkswegen- en provinciale en gemeentelijke wegen);
- door buisleidingen;
- over het water.
- Stationaire activiteiten, zoals:
- LPG tankstations;
- grote opslagen van gevaarlijke stoffen;
- BRZO bedrijven;
- grote ammoniak koelinstallaties;
- grote compressorstations van het gastransport;
- spoorwegemplacement.
Over de spoorlijn Geleen - Maastricht - Belgische grens worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Ook in de toekomst zal over dit spoor vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Voor de spoorlijn geldt dat:
- er geen knelpunten zijn vanuit het plaatsgebonden risico;
- de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet overschreden wordt;
- met de komst van het Basisnet het groepsrisico mogelijk afneemt tot onder de oriëntatiewaarde;
- met de komst van het basisnet de spoorlijn geen veiligheidszone krijgt;
- de spoorlijn geen plasbrandaandachtsgebied krijgt;
- de spoorlijn een invloedsgebied heeft van ruim 1.500 meter aan weerszijden van het spoor. Hierbinnen is de verantwoordingsplicht van toepassing wanneer sprake is van toename van het groepsrisico of overschrijding van de oriëntatiewaarde.
De veiligheidsafstand voor het plaatsgebonden risico is op het spoor zelf gelegen en levert dehalve geen beperkingen op. Voor wat betreft het groepsrisico geldt dat het plangebied op 400 m afstand van de spoorlijn en daarmee binnen het invloedsgebied van de spoorlijn is gelegen. In lijn met de beleidsvisie externe veiligheid dient het groepsrisico derhalve op basis van verantwoordingsniveau 3 te worden verantwoord.
Door de gemeente Maastricht lopen de rijkswegen A2 en A73 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor de gemeente Maastricht geldt dat:
- er geen knelpunten zijn vanuit het plaatsgebonden risico;
- de oriëntatiewaarde van het groepsrisico nergens overschreden wordt;
- alleen voor de A2 (excl. gedeelte N2) een plasbrandaandachtsgebied komt van 30 meter;
- de rijkswegen een invloedgebied hebben van ruim 1.500 aan weerszijden van de weg. Hierbinnen is de verantwoordingsplicht van toepassing wanneer er sprake is van toename van het groepsrisico of overschrijding van de oriëntatiewaarde.
Het plangebied bevindt zich op 550 meter afstand tot de A2 en ligt daarmee binnen het invloedsgebied van de A2. In lijn met de beleidsvisie externe veiligheid dient het groepsrisico derhalve op basis van verantwoordingsniveau 3 te worden verantwoord.
Provinciale en gemeentelijke wegen
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over provinciale en gemeentelijke wegen is geen risicoplafond vastgelegd in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Dit zal ook in het toekomstige Basisnet niet het geval zijn. Uitzondering hierop is de N2 die door Maastricht loopt. Uit berekeningen van de provincie blijkt dat over de N278 en N590 vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt maar in dusdanig beperkte mate dat de wegen geen plaatsgebonden risicocontour hebben en het groepsrisico lager is dan 0,1 x de oriëntatiewaarde. De gemeente Maastricht beschikt daarnaast over een routering vervoer gevaarlijke stoffen. Gezien het beperkt aantal risicovolle inrichtingen dat via deze routering bevoorraad wordt, is de verwachting dat de intensiteit van het vervoer van gevaarlijke stoffen gering is. De wegen hebben geen plaatsgebonden risicocontour en het groepsrisico zal nihil zijn. Het aspect externe veiligheid in relatie tot provinciale en gemeentelijke wegen is daarmee in voldoende mate onderzocht en levert geen belemmeringen op voor onderhavig plan.
In het plangebied is de hogedrukgasleiding Z-505-01-KR-001 van de Gasunie gelegen. De plaatsgebonden risicocontour van deze leiding ligt op de leiding zelf en levert geen beperkingen op. Het invloedsgebied van deze leiding in relatie tot het groepsrisico bedraagt 140 meter (1% letaliteitscontour). Binnen deze zone geldt voor alle objecten een verantwoordingsniveau 2.
De Maas is in de Circulaire Risoconormering vervoer gevaarlijke stoffen gecategoriseerd als zwarte route (belangrijke binnenvaartroute). De vaarweg heeft geen plaatsgebonden risicocontour die buiten de oevers ligt. Het invloedsgebied van de vaarweg is 1000 meter en een groepsrisicoberekening en verantwoording is alleen nodig wanneer de bevolkingsdichtheid hoger is dan 1.500 pers/ha. dubbelzijdig of 2.250 per/ha. enkelzijdig. De Maas krijgt een plasbrandaandachtsgebied van 25 meter vanaf de oeverlijn.
Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van de Maas. De afstand van het plangebied tot de Maas bedraagt meer dan 90 meter. Vanaf 90 meter hoeft enkel nog rekening te worden gehouden met de effecten van een toxische gaswolk. Er kan worden volstaan met een verantwoording conform niveau 3.
In het Bevi zijn bedrijven aangewezen welke vanuit het oogpunt van externe veiligheid als meer risicovol worden beschouwd. Voor de gemeente Maastricht beperken deze risicovolle inrichting zich tot 9 LPG tankstations en tien andersoortige risicovolle inrichtingen.
Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van een risicovolle inrichting.
Maastricht-Aachen Airport
Dit ten noordoosten van de gemeente Maastricht gelegen vliegveld heeft geen plaatsgebonden risicocontour die over het grondgebied van Maastricht valt. In Nederland wordt voor luchthavens daarnaast geen groepsrisicobeleid gevoerd. De luchthaven vormt daarmee geen relevante risicobron.
Verantwoording van het Groepsrisico
Voor de planontwikkeling vormt de aanwezigheid van buisleiding (hogedrukgasleiding) het belangrijkste aandachtspunt. Het plangebied ligt dan wel in de invloedsgebieden van de overige genoemde bronnen maar deze bronnen zijn vanwege de afstand tot de bronnen en de afscherming van bestaande bebouwing niet relevant en zullen dan ook slechts zijdelings worden beschouwd. Vanwege de ligging van de hogedrukgasleiding is aan adviesbureau DGMR opdracht gegeven om het aspect externe veiligheid te onderzoeken en te onderbouwen. De brandweer heeft op basis van dit onderzoek een rapport geschreven die de gemeente in de verantwoordingsplicht heeft meegenomen. De brandweer heeft in haar rapportage aangegeven dat het scenario fakkelbrand en het scenario toxische belasting de van belang zijnde scenario's vormen waarmee in de verantwoordingsplicht rekening dient te worden gehouden.
Het groepsrisico van de buisleiding is berekend door DGMR. Gebleken is dat het groepsrisico door de geprojecteerde ontwikkeling afneemt. Ondanks de afname is de verantwoording van het groepsrisico verplicht aangezien er altijd een restrisico aanwezig blijft. Uitgangspunt hierbij is dat de gemeente conform de Beleidsvisie Externe Veiligheid een hoog ambitieniveau ten aanzien van de groepsrisicoverantwoording hanteert en toepast in deze situatie. Hierbij worden de volgende maatregelen getroffen om de veiligheid in het plangebied te verbeteren:
- parkeervoorzieningen worden aan de risicozijde van het plangebied geprojecteerd waardoor het kwetsbare object verder van de bron (buisleiding) af komt te liggen;
- de bebouwing zal zoveel als mogelijk haaks op de risicobron worden geprojecteerd;
- grote glasoppervlakten in de bebouwing zal aan de risicozijde zoveel als mogelijk worden vermeden;
- eisen voor warmtestralingsbelasting voor de gevels en ramen die naar de zijde van de risicobron zijn gericht (regelen op bouwplanniveau);
- het zo veel als mogelijk beperken van grote groepen minder zelfredzame personen tegelijkertijd in het gebouw;
- goede bereikbaarheid in verband met bovenwinds benaderen bij ongeval. De uitvoering van de wegen dient te voldoen aan de specifieke maten en kenmerken van een brandweervoertuig. Er dient tevens te worden voorzien in voldoende opstelmogelijkheden voor hulpdiensten;
- goede mogelijkheden voor schuilen en vluchten van personen; meerdere (richtingen) vluchtwegen uit het gebied en van de risicobron af, nooduitgang van het pand van de risicobronnen af, centraal afsluitbare ventilatie;
- goede alarmering, ontruimingsinstallatie, vluchtplan;
- aanwezig hebben van bluswater. Afhankelijk van de precieze invulling van het gebouw kan op bouwplanniveau bekeken worden of eventueel voorzien dient te worden in de aanleg van een nieuwe extra primaire bluswatervoorziening.
Met de planontwikkeling wordt een extra hoeveelheid personen toegevoegd aan het invloeds- en effectgebied van meerdere risicobronnen, waarmee een calamiteit met gevaarlijke stoffen niet ondenkbeeldig is. Echter, omdat de nieuwe locatie van het tuincentrum verder van de buisleiding is gelegen dan de huidige locatie wordt het groepsrisico lager en is er derhalve sprake van een gunstige ontwikkeling. Met de doorvoering van de eerder genoemde veiligheidsmaatregelen, voorzieningen en strategieën kan de veiligheid wordt geoptimaliseerd. Alleen als de partijen zich bewust zijn van de risico's en accepteren dat met zelfs onder optimale veiligheidscondities toch risico's loopt, is een daadwerkelijk ongeval of ramp te verantwoorden voor bestuur en burger.
De verantwoordingsplicht is opgesteld in het licht van de Nederlandse wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Deze wet en regelgeving is er op gericht dat dusdanige voorzorgsmaatregelen getroffen worden dat de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen tot een aanvaardbaar minimum worden beperkt. Er zal dus altijd een risico zijn dat voor lief wordt genomen.
Gelet op bovenstaande is de gemeente Maastricht van mening dat de risico's waaraan burgers in deze leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen tot een aanvaardbaar minimum zijn beperkt. Resumerend kan worden aangegeven dat het aspect externe veiligheid in voldoende mate is onderzocht en geen beperkingen oplevert voor onderhavig bestemmingsplan. Voor een uitvoerige beschrijving van de verantwoording van het groepsrisico wordt verwezen naar bijlage 2 van deze toelichting.