Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Centrum
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0935.bpCentrum-vg01

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van Bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën 1 tot en met 3.1, met inachtneming van de in deze bijlage opgenomen minimaal aan te houden afstand, met uitzondering van geluidzoneringplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;  
  2. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van Bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën 1 tot en met 3.2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3' (b≤3), met inachtneming van de in deze bijlage opgenomen minimaal aan te houden afstand, met uitzondering van geluidzoneringplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;  
  3. een garagebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garage (ga)';
  4. een overslagbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - overslagbedrijf (sb-ob)';
  5. een brouwerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - brouwerij (sb-br)';
  6. een deegwarenfabriek, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - deegwarenfabriek (sb-d)';
  7. een papierfabriek in de milieucategorie 4.1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - papierfabriek (sb-p)';
  8. een stallingsgarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-stalling (sb-s)';
  9. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met vulpunt lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg (vml)';
  10. productiegebonden opslag;
  11. een gasontvangststation, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-gasontvangststation (sb-g)';
  12. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  13. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-rijksmonument [sba-rm]’ tevens voor de bescherming van het (de) op deze gronden aanwezige Rijksmonument(en);
  14. wegen en paden;
  15. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  16. additionele voorzieningen;
  17. tuinen, erven en verhardingen;
  18. groenvoorzieningen.
 
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  1. Bouwen is toegestaan binnen het gehele bestemmingsvlak, met uitzondering van die gevallen waarbij op de verbeelding binnen het bestemmingsvlak (een) bouwvlak(ken) is (zijn) aangegeven; in die gevallen mogen gebouwen alleen binnen dat (deze) bouwvlak(ken) worden gebouwd. 
  2. Daar waar op de verbeelding (een) bouwvlak(ken) is (zijn) aangegeven, heeft het in artikel 3 lid 2.2 sub b genoemde maximaal bebouwingspercentage betrekking op dit (deze) bouwvlak(ken).
3.2.2 Gebouwen
 
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  2. het maximaal bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  3. de afstand van gebouwen tot de/één zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 meter;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-onbebouwd [sba-o]' mag niet worden gebouwd.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: 
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  2. de bouwhoogte van reclamemasten mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  3. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-onbebouwd [sba-o]' mag niet worden gebouwd;
  6. de totale oppervlakte aan overkappingen/carports mag per bouwperceel maximaal 30 m² bedragen, met dien verstande dat:
    1. deze niet vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mogen worden opgericht;
    2. maximaal 50% van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw met overkappingen/carports mag worden bebouwd;
    3. de maximale bouwhoogte van overkappingen/carports niet meer dan 3,5 meter mag bedragen.
3.2.4 Additionele voorzieningen
 
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen gelden de volgende bepalingen: 
  1. gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mogen zowel binnen als buiten het aangeduide bouwvlak worden gebouwd;  
  2. de bouwhoogte van een gebouw ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;  
  3. de oppervlakte van een gebouw ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m2.
  4. de bouwdiepte van ondergrondse gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-onbebouwd' [sba-o] mag niet worden gebouwd.
3.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de situering, de oppervlakte en de bouwhoogte van bebouwing en de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.3 sub a. ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen hoger dan 3 meter, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en er geen stedenbouwkundige bezwaren bestaan.
 
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik
 
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en opstallen voor: 
  1. bedrijfsactiviteiten, anders dan genoemd in artikel 3 lid 1 en in bijlage 1 (Staat van Bedrijfsactiviteiten) alsmede daaraan naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijven en voor zover niet voorzien van een specifieke aanduiding; 
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van (bedrijfs)woningen;
  4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren.
3.5.2 Bedrijfsbeëindiging
 
Bij bedrijfsbeëindiging van de onder artikel 3 lid 1 sub b. tot en met i. aangegeven bedrijven mag het gebruik van gronden en opstallen als volgt worden voortgezet:
  1. conform de bedrijfsactiviteit zoals aangegeven met deze aanduiding, mits de bedrijfsactiviteiten qua milieu-uitstraling passen binnen de geluidruimte van een (eventueel aanwezige) geluidcontour, of
  2. met een bedrijfsactiviteit die passend is binnen het bepaalde in artikel 3 lid 1 sub a., met uitzondering van het bedrijf met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-papierfabriek' (sb-p) en het bedrijf met de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3 (b≤3)', waarvoor geldt dat de bedrijfsactiviteit passend moet zijn binnen de in bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten genoemde activiteiten tot en met milieucategorie 3.2.
3.6 Specifieke procedureregels
 
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 1 sub a. en b. voor het toestaan van bedrijfsactiviteiten die niet zijn opgenomen in bijlage 1 (Staat van Bedrijfsactiviteiten) dan wel tot een hogere milieucategorie behoren, maar die aantoonbaar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn aan toegelaten milieucategorieën.
 
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Verwijderen aanduidingen van de verbeelding
 
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 Wro het plan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van (één of meer van de) aanduidingen 'bedrijf tot en met categorie 3' (b≤3), 'garage (ga)', 'specifieke vorm van bedrijf - overslagbedrijf (sb-ob)', 'specifieke vorm van bedrijf - brouwerij (sb-br)', 'specifieke vorm van bedrijf - deegwarenfabriek (sb-d)', 'specifieke vorm van bedrijf-papierfabriek (sb-p)', 'specifieke vorm van bedrijf-stalling (sb-s)', 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg (vml)' van de verbeelding.
3.7.2 Wijzigen in Wonen
  1. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 Wro de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Wro-zone wijzigingsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat voldaan kan worden aan de volgende wijzigingsregels:

    1. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf-deegwarenfabriek' (sb-d) en 'specifieke vorm van bedrijf-stalling' (sb-s) dienen definitief te zijn gestaakt en dienen op de verbeelding van het wijzigingsplan te vervallen;
    2. op de als 'Wro-zone wijzigingsgebied' aangewezen gronden mogen maximaal 35 grondgebonden en/of gestapelde woningen worden gebouwd met een woonoppervlak van maximaal 3.500 m²;
    3. de maximale goothoogte bedraagt 13,50 meter;
    4. de maximale bouwhoogte bedraagt 16 meter; 
    5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-onbebouwd' [sba-o] niet mag worden gebouwd;
    6. er dient te worden voorzien in een ondergrondse parkeervoorziening van minimaal 60 parkeerplaatsen, die ontsloten dient te zijn vanaf de Looiersgracht;
    7. de hoofdontsluiting van de woningen vindt plaats via de Grote Looiersstraat; de ontsluiting voor het langzaamverkeer vindt plaats via de Grote Looiersstraat, Verwerhoek en een poort in de walmuur;
    8. Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de typologie, vorm, hoogte en situering van de woningen;
    9. Burgemeester en Wethouders kunnen afwijken van de in deze regels en/of op de verbeelding aangegeven maten en getallen tot een maximum van 10%;
    10. voor vaststelling van het wijzigingsplan dient middels milieuhygiënisch bodemonderzoek te worden aangetoond dat de gronden, al dan niet na sanering, geschikt zijn voor de beoogde woonfunctie;
    11. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    12. er mogen geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
    13. nadat de bestemming is gerealiseerd, zijn de regels zoals opgenomen in artikel 17 van toepassing.  
        
  2. Er mag niet worden gebouwd voor inwerkingtreding van het wijzigingsplan.