Plan: | Zorgvallei |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0917.BP030800W000001-0401 |
Binnen het grondgebied van de gemeente Heerlen vigeren nog verschillende bestemmingsplannen ouder dan 10 jaar. Deze bestemmingsplannen moeten op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) worden geactualiseerd. Voor deze actualisatieopgave wordt een bepaalde gebiedsindeling gehanteerd, waarbij één nieuw bestemmingsplan verschillende oudere bestemmingsplannen kan vervangen. Eén van de te actualiseren plangebieden is het gebied Zorgvallei.
Het bestemmingsplan Zorgvallei heeft overwegend het karakter van een beheerplan. Dit betekent dat de vigerende rechten uit de nu geldende plannen in beginsel in het nieuwe plan, voor zover deze niet strijdig zijn met de huidige beleidsuitgangspunten, inzichten en regelgeving, worden overgenomen. De bouwmogelijkheden zijn daarbij gereduceerd en afgestemd op de huidige (gerealiseerde) situatie.
Het bestemmingsplangebied Zorgvallei ligt ingeklemd tussen de provinciale weg N281 en de Rijksweg A76. Het plangebied is globaal gesitueerd ten zuidwesten van het centrum van Heerlen.
Het plangebied wordt globaal begrensd door de John F. Kennedylaan in het zuiden en westen, de Tichelbeekstraat in het noorden en de provinciale weg N281 en de Henri Dunantstraat in het oosten. Op afbeelding 1.1 is de globale ligging van het plangebied weergegeven. De gronden van het Zuyderland (voorheen Atrium) Medisch Centrum zijn buiten het plangebied gelaten, omdat hiervoor reeds een separate bestemmingsplanprocedure is doorlopen.
Afbeelding 1.1: Luchtfoto plangebied en omgeving
Binnen het plangebied vigeren twee bestemmingsplannen. Hieronder is weergegeven welke bestemmingsplannen het betreft.
Bestemmingsplan | Vastgesteld door gemeenteraad Heerlen | Goedgekeurd door Gedeputeerde Staten Limburg | |
Geleendal | 13 september 1971 | 17 april 1972 | |
Zorgacademie | 1 maart 2011 | n.v.t. |
Op de onderstaande kaart is een overzicht gegeven van de binnen het plangebied vigerende plannen. Daarnaast zijn binnen het plangebied diverse vrijstellingen/ontheffingen/afwijkingen verleend. Daarmee is in de actualisatie rekening gehouden.
Afbeelding 1.2: Overzichtskaart van plannen die binnen het plangebied vigeren.
De regels en de verbeelding vormen de juridische bindende onderdelen van het bestemmingsplan. De toelichting geeft een nadere uitleg van de gemaakte beleidskeuzen en invulling van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen juridische status.
Elk bestemmingsplan is te onderscheiden door een landelijk uniek identificatienummer. Het bestemmingsplan Zorgvallei wordt geregistreerd en vindbaar op het landelijke portaal onder www.ruimtelijkeplannen.nl nummer NL.IMRO.0917.BP030800W000001- waarbij per fase een ander volgnummer wordt opgenomen.
In de toelichting wordt de opzet van het plan beschreven en zijn de aan het plan ten grondslag liggende gedachten vermeld. Het betreft onder meer gemeentelijk beleid, regionaal beleid, provinciaal beleid alsmede rijksbeleid waar bij de totstandkoming van het bestemmingsplan rekening mee is gehouden. Daarnaast is - voor zover relevant - onderzoek gedaan naar omgevingsaspecten. De uitkomsten van dit onderzoek worden in de toelichting beschreven. Voorts worden in de toelichting de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid onderbouwd.
Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening worden aan de gronden, die in het plan liggen, bestemmingen toegewezen en worden, indien nodig, bouw- en/of functieaanduidingen opgenomen. Aan de bestemmingen en aanduidingen zijn regels gekoppeld, die bepalingen bevatten over het bouwen binnen de desbetreffende bestemmingen alsmede over het toegestane gebruik.
Met het oog op de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen schrijft de SVBP2012 de wijze waarop een planregel is opgebouwd en hoe de regels worden ingedeeld voor (vaste hoofdstukindeling). Met de SVBP2012 zal bij het opstellen van de regels dan ook rekening worden gehouden.
De verbeelding geeft een grafische weergave van het plangebied. Op de verbeelding zijn de plangrens, de bestemmingen en de aanduidingen weergegeven. Het bestemmingsplan onderscheidt een digitale en een analoge verbeelding. Alleen de digitale verbeelding, zoals deze op www.ruimtelijkeplannen.nl wordt gepubliceerd, is juridisch bindend.
De digitale verbeelding is een interactieve raadpleegomgeving via het internet die de gehele inhoud van het bestemmingsplan (grafische weergave, regels en toelichting) toont. Door een muisklik op de kaart te geven verschijnen de bijbehorende regels voor die locatie in beeld. Tevens is het mogelijk om te meten op de kaart en door middel van coördinaten (het Rijksdriehoekscoördinatenstelsel) de exacte locatie te bepalen.
Met het oog op de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen schrijft de SVBP2012 de wijze waarop de verbeelding is opgebouwd en hoe de bestemmingen en aanduidingen moeten worden weergegeven voor. Met de SVBP2012 zal bij het opstellen van de verbeelding dan ook rekening worden gehouden.
De ondergrond is een samenstelling van de Grootschalige Basiskaart Nederland (landmeetkundig ingemeten topografie) en kadastrale begrenzingen.
Na de vaststelling van het bestemmingsplan is de gehanteerde ondergrond onlosmakelijk met het bestemmingplan verbonden. De ondergrond is zichtbaar op de analoge verbeelding, echter deze wordt niet standaard getoond in combinatie met de digitale verbeelding. De topografische kaarten en luchtfoto's die worden getoond op www.ruimtelijkeplannen.nl zijn niet altijd up to date en slechts bedoeld als oriëntatiemiddel. Bij interpretatieverschillen is de vastgestelde ondergrond bepalend.
Hoofdstuk 2 geeft een opsomming van de planologische beleidskaders bestaande uit Rijksbeleid, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 3 is het plangebied beschreven. In Hoofdstuk 4 worden enkele specifieke aandachtspunten benoemd. Hoofdstuk 5 gaat in op de verschillende omgevingsaspecten. Hoofdstuk 6 beschrijft de verschillende hoofdgroepen van bestemmingen en de verschillende juridische regelingen. In hoofdstuk 7 is de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven en hoofdstuk 8 geeft een beeld van het gevoerde overleg en de doorlopen bestemmingsplanprocedure.
In dit hoofdstuk wordt het beleidskader voor het Rijksbeleid, het provinciaal en regionaal beleid en het gemeentelijk beleid, van toepassing voor het bestemmingsplangebied Zorgvallei, toegelicht.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden en vervangt de Nota Ruimte. De structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op Rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw Rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028.
De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste Rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van Rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau.
Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering. Ook wil het Rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven)lokale afstemming van woningbouwprogrammering die past binnen de provinciale kaders. Ook zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningbouwprogramma's.
Doorwerking plangebied
De SVIR doet geen specifieke uitspraken met betrekking tot het plangebied. Het bestemmingsplan Zorgvallei is in lijn met het gestelde in de SVIR.
Het Rijk legt met het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Enerzijds betreft het de belangen die reeds in de (ontwerp-) AMvB Ruimte uit 2009 waren opgenomen en anderzijds is het Barro aangevuld met onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het besluit is op 30 december 2011 inwerking getreden.
Onderwerpen waarvoor het Rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken. Ter bescherming van deze belangen zijn reserveringsgebieden, begrenzingen en vrijwaringszones opgenomen. In het besluit is aangegeven op welke wijze bestemmingsplannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien geldende bestemmingsplannen niet voldoen aan het Barro dan moeten deze binnen drie jaar na inwerkingtreding van dit besluit zijn aangepast.
Bij besluit van 28 augustus 2012 (inwerking getreden op 1 oktober 2012) is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen hoofdinfrastructuur (reserveringen voor hoofdwegen en landelijke spoorwegen en vrijwaring rond Rijksvaarwegen), de elektriciteitsvoorziening, het regime van de herijkte ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied).
Doorwerking plangebied
Het plangebied is niet binnen de invloedssfeer van reserveringsgebieden, begrenzingen en vrijwaringszones uit het Barro gelegen. Het bestemmingsplan Zorgvallei is in lijn met het gestelde in het Barro.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. Deze ladder is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante
besluitvorming bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen, zodat de ruimte in stedelijke gebieden
optimaal wordt benut. De ladder is per 1 oktober 2012 verankerd in het Besluit ruimtelijke
ordening (artikel 3.1.6, tweede lid Bro). Op 1 juli 2017 is de gewijzigde 'Ladder voor duurzame verstedelijking' in werking getreden.
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
De ladder is van toepassing op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Hieronder wordt de ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein, zeehaventerrein, kantoren, detailhandel,
woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen verstaan. Deze laatste categorie is in de handreiking bij de ladder voor duurzame verstedelijking (ministerie van Infrastructuur en
Milieu) nader gespecificeerd in accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure.
Kern van de ladder is dat de stedelijke ontwikkeling op een locatie pas doorgang kan vinden als er daadwerkelijk een behoefte aan is en dat de beschikbare ruimte in het stedelijk gebied optimaal wordt benut. Van belang daarbij is of elders in de regio een soortgelijke ontwikkeling is gepland die reeds in de behoefte kan voorzien.
Indien een ruimtelijk plan een nieuwe stedelijke ontwikkeling toestaat, is een zorgvuldige
onderbouwing nodig. Deze wordt gevormd door artikel 3.1.6. lid 2 van het Bro uit te werken.
Het lid luidt als volgt:
"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."
Dat betekent: eerst bepalen of een nieuwe ontwikkeling een nieuwe stedelijke ontwikkeling betreft, vervolgens kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, en daarna analyseren of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt.
Doorwerking plangebied
Het onderhavige bestemmingsplan continueert de bestaande planologische regelingen zonder functiewijziging of uitbreiding van de bebouwingsmogelijkheden. Er is geen sprake van nieuwe stedelijke ontwikkelingen, waardoor toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking niet benodigd is. Het bestemmingsplan Zorgvallei is in lijn met het gestelde in het Bro.
Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2014), met bijbehorend plan-MER, de Omgevingsverordening Limburg 2014 en het Provinciaal verkeers- en vervoersprogramma zijn op 12 december 2014 door Provinciale Staten vastgesteld. Dit als onderdeel van een integrale omgevingsvisie. Op 11 nobember 2016 heeft Provinciale Staten de Wijzigingsverordening Omgevingsverordening Limburg 2014 vastgesteld.
In het POL2014 staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagingen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering.
De centrale ambitie komt voort uit de Limburgagenda: een voortreffelijk grensoverschrijdend leef- en vestigingsklimaat, dat eraan bijdraagt dat burgers en bedrijven kiezen voor Limburg: om er naar toe te gaan en vooral ook om hier te blijven.
In de Omgevingsverordening Limburg 2014 staan de regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid van POL2014 juridische binding te geven.
Specifiek voor de doorwerking van het ruimtelijk beleid is in de verordening een hoofdstuk Ruimte opgenomen. Dit hoofdstuk bevat uitsluitend instructiebepalingen die zijn gericht tot gemeentebesturen. Zij moeten deze regels in acht nemen bij het vaststellen van bestemmingsplannen, beheersverordeningen en bij het verlenen van omgevingsvergunningen.
In het hoofdstuk Ruimte zijn voor een beperkt aantal onderdelen van het POL-beleid regels opgenomen. Daarnaast zijn regelingen opgenomen die naar de mening van het Rijk door de provincies nader moeten, dan wel kunnen worden uitgewerkt in een provinciale ruimteverordening. Met name gaat het dan om de regels voor de ecologische hoofdstructuur, die zijn ondergebracht in het onderdeel Goudgroene natuurzone. Ook ten aanzien van de bronsgroene landschapszones, de zones rondom natuurbeken en het beschermingsgebied van het Nationaal Landschap Zuid-Limburg bevat de Omgevingsverordening diverse beschermende regels.
Ook bevat de omgevingsverordening o.a. regels omtrent het opnemen van reserveringszones langs spoorwegen en provinciale wegen. Deze zones dienen vrij te blijven van bebouwing met het oog op een toekomstige verbreding, spoorverdubbeling, het toevoegen van een parallelvoorziening, elektrificatie, of het anderszins uitbreiden of verbeteren van deze provinciale weg of spoorweg.
In de verordening is daarnaast onder andere bepaald dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen in beginsel een plaats moeten krijgen binnen het bestaand stedelijk gebied (overeenkomstig de ladder voor duurzame verstedelijking). Herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen krijgt hierbij bijzondere aandacht.
Een belangrijk onderdeel van het POL2014 betreft de opgave voor de drie regio's Noord-Limburg, Midden-Limburg en Zuid-Limburg om voor die thema's waarvoor dynamisch voorraadbeheer aan de orde is, regionale structuurvisies op te stellen en daarover ook op regionaal niveau bestuursafspraken te maken. De bestuursafspraken voor Zuid-Limburg zijn vastgelegd in de 'Bestuursovereenkomst Regionale afspraken Zuid-Limburg' d.d. 12 april 2016. Hierin zijn afspraken vastgelegd t.a.v. de thema's wonen, detailhandel, kantoren, bedrijventerreinen en vrijetijdseconomie. Tevens zijn de thema's energie, landschap en land- en tuinbouw hierin besproken.
In de Omgevingsverordening Limburg zijn deze bestuursafspraken vervolgens verankerd en wel als volgt:
Op het gebied van wonen heeft de regionale uitwerking in de vorm van een structuurvisie reeds plaatsgevonden. Het resultaat van deze regionale uitwerking is opgenomen in de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg. De regionale uitwerking van de overige thema's vindt thans plaats.
Plan specifieke aspecten
Voor het plangebied zijn de volgende aspecten uit het POL2014 relevant.
Aanduiding Stedelijk gebied (Kaart 1 Zonering Limburg)
Het plangebied is op Kaart 1: 'Zonering Limburg' grotendeels aangeduid als zone 'Overig bebouwd gebied'. Met deze aanduiding worden de betreffende zones in het POL2014 aangemerkt als gemengde woon/werkgebieden met een stedelijk karakter. Verder is de Geleenbeek en een strook nabij de noordwestelijk grens van het plangebied aangeduid als respectievelijk 'Bronsgroene landschapszone' en 'Goudgroene natuurzone' (zie ook Kaart 7 en toelichting hieronder). Een ondergeschikt deel van het plangebied is aangeduid als 'Buitengebied'.
Afbeelding 2.1: uitsnede POL2014 (POLviewer), Kaart 1: Zonering Limburg
Aanduiding Goudgroene natuurzone en Bronsgroene landschapszone (Kaart 1 Zonering Limburg en Kaart 7 Natuur)
Het plangebied is op Kaart 1 'Zonering Limburg' deels aangeduid als zone 'goudgroene natuurzone' en 'bronsgroene landschapszone', zie ook afbeelding 2.1. Deze aanduidingen zijn ook opgenomen op Kaart 7 'Natuur' (afbeelding 2.2).
Afbeelding 2.2: Uitsnede kaart 7 'Natuur' van de POL2014
Goudgroene natuurzone
Gebieden waar natuur en natuurontwikkeling het primaat hebben vanwege de voorkomende waardevolle flora en fauna, vaak van (inter)nationale betekenis (zoals de Natura2000-gebieden).
Accenten:
De goudgroene natuurzone omvat bestaande bos- en natuurgebieden, gebieden die de komende jaren zullen worden omgevormd tot natuurgebied en een klein areaal landbouwgebieden waarin sprake is van agrarisch natuurbeheer (volledig omsloten door Natura2000-gebieden).
De planologische bescherming van de goudgroene natuurzones krijgt vorm door een nee-tenzij-bescherming in de Omgevingsverordening.
In goudgroene natuurzones die deel uitmaken van Natura2000 vragen de bijzondere instandhoudings-doelstellingen voor deze gebieden om inzet van extra instrumenten. Centraal staat de uitvoering van de beheerplannen voor de Natura2000-gebieden en daarmee samenhangende programmatische aanpakken zoals voor stikstof (PAS).
Omgevingsverordening:
voor bestaande natuurgebieden de actueel aanwezige natuurbeheertypen en de nagestreefde natuurdoeltypen en voor te realiseren natuurgebieden de nagestreefde natuurdoeltypen zoals vastgelegd op de beheertypenkaart en de ambitiekaart van het Provinciaal Natuurbeheerplan. Een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een gebied dat deel uitmaakt van de Goudgroene natuurzone, maakt geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk die de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied aantasten.
Bronsgroene landschapszone
Beekdalen én gebieden met steilere hellingen met een grote variatie aan functies, in hoge mate bepalend voor het beeld van het Limburgs landschap.
Accenten:
De bronsgroene landschapszone omvat de landschappelijk waardevolle beekdalen en bufferzones rond bestaande natuurgebieden met de daarin aanwezige (extensievere) landbouwgebieden, monumenten, kleinere landschapselementen, waterlopen e.d.
Het provinciaal beleid is er op gericht om de (huidige) landschappelijke kernkwaliteiten van de bronsgroene landschapszone te behouden, te beheren, te ontwikkelen en te beleven. Ontwikkelingen binnen de ruimte die het beleid voor de verschillende thema’s biedt zijn mogelijk mits de kernkwaliteiten behouden blijven of versterkt worden (‘ja-mits’).
Beekdalen vormen een belangrijk onderdeel van de bronsgroene landschapszones. Herinrichting wordt in de planperiode en op de middellange termijn (tot 2023) uitsluitend voorzien in de beekdalen van de natuurbeken. In beide gebieden is wel de inzet om landschapsbeheer- en ontwikkeling te laten plaatsvinden via de inzet van groenblauwe diensten (o.a. koppeling aan GLB-beleid).
Omgevingsverordening:
De toelichting bij een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een gebied gelegen in de Bronsgroene landschapszone, bevat een beschrijving van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten, de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan en hoe de negatieve effecten zijn gecompenseerd.
In de Omgevingsverordening is een motiveringsplicht opgenomen die gemeenten vraagt om in de toelichting op nieuwe bestemmingsplannen (voor onderdelen van de bronsgroene landschapszone) aan te geven hoe met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten in het betreffende gebied wordt omgegaan.
Aanduiding Nationaal Landschap Zuid-Limburg
Op Kaart 2: Limburg Regionaal is het plangebied aangeduid als 'Regio Zuid-Limburg' en 'Nationaal Landschap Zuid-Limburg'. Direct ten zuiden van het plangebied is op deze kaart een aanduiding 'Beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg' opgenomen. Het plangebied zelf valt buiten deze aanduiding.
Om de kwaliteiten van het Nationaal Landschap te versterken is het essentieel dat het landelijk gebied en de omliggende stedenring vanuit een gezamenlijke inzet en visie samenwerken. Ook de ruimtelijke relaties tussen het Nationaal Landschap, het aangrenzende stedelijke gebied en het Maasdal dienen hierbij versterkt te worden. Door de aanleg van grootschalige noord-zuidgerichte infrastructuur (snelweg, spoorweg, kanaal) is de relatie tussen het Maasdal en het Zuid-Limburgse landschap voor een deel verloren gegaan. Zowel vanuit het Heuvelland als vanuit de stedelijke gebieden kan de ruimtelijke relatie met het Maasdal worden verbeterd (bijv. ter hoogte van het Geuldal via het programma Landgoederenzone).
Met name in de regio’s Parkstad Limburg en de Westelijke Mijnstreek biedt de transformatieopgave op het gebied van wonen een uitgelezen kans om de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren en landschappelijke structuren te herstellen. In Parkstad kan de regionale bekenstructuur als leidend principe worden gehanteerd en in de Westelijke Mijnstreek ligt de ontwerpopgave in de overgang tussen het Nationaal Landschap en het Maasdal (Midden-Limburg).
Het unieke karakter van het Nationaal Landschap dient hersteld, onderhouden en doorontwikkeld te worden. Daarbij ligt de focus op tien kernwaarden in het centrale deel van het gebied, het beschermingsgebied Nationaal Landschap (groene arcering in de kaart).
Het omgevingsbeleid is er op gericht om de (huidige) landschappelijke kernkwaliteiten als onderdeel van de kernwaarden van het Nationaal Landschap te behouden, te beheren, te ontwikkelen en te beleven. Ontwikkelingen binnen de ruimte die het beleid voor de verschillende thema’s biedt zijn mogelijk mits de kernkwaliteiten behouden blijven of versterkt worden (‘ja-mits’).
Omgevingsverordening:
De toelichting bij een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een gebied gelegen in het beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg, bevat een beschrijving van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten, de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan en hoe de negatieve effecten zijn gecompenseerd.
Aanduiding Natuurbeek (Kaart 9 Regionaal water)
Het plangebied is op Kaart 9: 'Regionaal water' deels aangeduid als zone 'natuurbeek' en zone 'beekdal'. Ook is een aanduiding 'steilere helling' aangegeven. Zie ook de uitsnede op afbeelding 2.3.
Afbeelding 2.3: Uitsnede kaart 9 'Regionaal water' van de POL2014
De beekdalen vervullen in de aanpak een cruciale functie als strategische waterberging. Die functie mag niet aangetast worden. De functie strategische waterberging betekent dat de ruimte voor natuurlijke inundaties in beekdalen in stand moet blijven en de infiltratiecapaciteit van de bodem niet verder afneemt. Nieuw verhard oppervlak wordt gecompenseerd door extra ruimte te realiseren voor waterberging en infiltratiecapaciteit in de buurt van de ingreep. Daarmee kan het regionale watersysteem blijvend aan de normering voor regionale wateroverlast voldoen, ook bij toekomstige neerslagtoenames. De bescherming van de beekdalen ten behoeve van de functie strategische waterberging is in de omgevingsverordening opgenomen via de aanduiding en regelgeving voor de goud- en zilvergroene natuurzones en de bronsgroene landschapszones binnen de beekdalbegrenzingen op de POL-kaart.
Ten aanzien van de bestaande en nog te ontwikkelen (grond)waterafhankelijke natuurgebieden binnen het provinciaal natuurnetwerk geldt: geen verlaging van de aanwezige grondwaterstanden. Hiertoe hebben we samen met de waterschappen een vergunningenkader voor ondiepe grondwateronttrekkingen ontwikkeld.
In en rond de natuurbeken staat het ecologisch functioneren en de natuurfunctie centraal. Inrichting, beheer en onderhoud hiervan dient zoveel mogelijk op de natuurfunctie te zijn afgestemd.
Aanduiding 'zone natuurbeek'
De reeds heringerichte natuurbeken worden beschermd door regelgeving vanuit de keur van het waterschap. Teneinde te voorkomen dat er in de nog her in te richten trajecten langs natuurbeken onomkeerbare ontwikkelingen plaatsvinden, geldt in de zone natuurbeek (een indicatieve zone ter breedte van 25 m aan weerszijden van de betreffende beektrajecten) bij nieuwe ontwikkelingen een motiveringsplicht. In het daarvoor op te stellen bestemmingsplan dient aangegeven te worden hoe rekening is gehouden met en geanticipeerd op de beoogde herinrichting van de natuurbeek. Hiervoor is een aparte paragraaf ‘zone natuurbeek’ opgenomen in de Omgevingsverordening.
Omgevingsverordening:
Het beschermen, behouden en verder ontwikkelen van de ecologische doelen, de daarvoor benodigde waterkwaliteit en ruimte voor natuurlijke hydromorfologische processen als meanderen en inundaties en het realiseren van de benodigde zo natuurlijk mogelijke waterpeilen in de natuurbeek en de aangrenzende Zone natuurbeek.
De toelichting bij een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een gebied gelegen in de Zone natuurbeek, bevat een beschrijving van de wijze waarop:
Aanduiding Beekdal (Kaart 9 Regionaal water)
De benodigde ruimte voor water is aanwezig in beekdalen die een open en natuurlijk karakter hebben. De provincie heeft derhalve aan de beekdalen de functie strategische waterberging toegekend. De functie strategische waterberging betekent dat de ruimte voor natuurlijke inundaties in beekdalen in stand moet blijven en de infiltratiecapaciteit van de bodem niet verder afneemt. Nieuw verhard oppervlak wordt gecompenseerd door extra ruimte te realiseren voor waterberging en infiltratiecapaciteit in de buurt van de ingreep. Daarmee kan het regionale watersysteem blijvend aan de normering voor regionale wateroverlast voldoen, ook bij toekomstige neerslagtoenames. De bescherming van de beekdalen ten behoeve van de functie strategische waterberging is in de omgevingsverordening opgenomen via de aanduiding en regelgeving voor de goud- en zilvergroene natuurzones en de bronsgroene landschapszones binnen de beekdalbegrenzingen op de POL-kaart.
Aanduiding reserveringszone langs spoorwegen en provinciale wegen (Kaart 3 Provinciale wegen en reserveringszones, Omgevingsvisie Limburg 2014)
De provincie streeft ernaar dat Limburg uitstekend bereikbaar is en blijft en daarbij speelt een goed functionerend regionaal verbindend wegennet en spoorwegnet een belangrijke rol. De provincie heeft voor een gedeelte van de provinciale weg N281, waaronder het deel waarlangs het plangebied is gelegen, aangewezen als weg waarvoor een reserveringzone geldt.
Voor aangeduide provinciale wegen (waaronder het gedeelte van de N281 waarlangs het plangebied is gelegen) kan vanwege groei, het wegontwerp en/of maatschappelijk-bestuurlijke overwegingen worden geconcludeerd dat de huidige wegcapaciteit en/of de huidige weguitvoering niet meer voldoende is voor een goede en veilige afwikkeling van het verkeer.
In die gevallen kan een (gedeeltelijke) verbreding van de genoemde wegen naar 2x2 rijstroken, het aanbrengen van parallelvoorzieningen of het anderszins uitbreiden van de weg een oplossing bieden. Bij enkele wegen is hier in het huidige profiel al rekening mee gehouden (waaronder breedte viaducten) en is hier dus al ruimte voor aanwezig.
Om te voorkomen dat zich in de tussentijd op de voor een verbreding benodigde grondstroken ruimtelijke ontwikkelingen voordoen die een dergelijke verbreding in de toekomst bij voorbaat onmogelijk maken of ernstig kunnen belemmeren, zijn in het POL2014 voor deze bovenregionaal verbindende wegen reserveringszones opgenomen. Aldus wordt zoveel mogelijk voorkomen dat nieuwe bestemmingen worden gerealiseerd een toekomstige wegverbreding verhinderen en dus weer teniet zouden moeten worden gedaan, met alle planologische procedures van dien.
Doorwerking plangebied
Het bestemmingsplan Zorgvallei heeft een conserverend karakter en legt de bestaande situatie vast. Het huidige maatschappelijke gebruik van de gronden is in lijn met het gestelde in de POL2014 en de Omgevingsverordening. Dwars door het plangebied vloeit de Geleenbeek. Deze natuurbeek geniet op grond van de POL2014 en de Omgevingsverordening een bijzonder beschermingsregime.
De landschappelijke kernkwaliteiten van het gebied worden gevormd door het beekdallandschap, specifiek het reliëf, het cultuurhistorisch erfgoed, het groen en besloten karakter Het geaccidenteerde landschap, het reliëf, is ontstaan door de Geleenbeek.
Het beekdal en de daarbij horende hellingen hebben door de begroeiing, de talrijke kleine landschapselementen, zoals de omliggende natuur-/parkzone en het cultuurhistorisch erfgoed (de historische carré boerderij) een sterk besloten karakter. Dit vergroot de diversiteit en aantrekkelijkheid van het gebied. Kenmerkend voor het beekdal is de combinatie van water en groene oevers met bospercelen. Het beekdal is ecologisch waardevol. Behoudens de historische boerderij en Zorgacademie is de zone onbebouwd. Het beekdal van de Geleenbeek is ter plaatse van het plangebied reeds hersteld en ingericht. De gronden in deze zone en de directe omgeving zijn voorzien van een bestemming passend bij de huidige situatie (Water, Groen - Landschappelijk).
De Goudgroene-zone, zoals aangeduid in het POL2014 en de Omgevingsverordening, is specifiek bestemd als Groen - Landschappelijk met aanduiding 'natuurwaarden'.
Voor de provinciale weg N281 geldt vanuit de Omgevingsverordening een reserveringszone. Deze reserveringzone raakt het plangebied voor een klein gedeelte (ter plaatse van het bouwvlak voor Sevagram). In de regels en op de verbeelding is deze reserveringszone geborgd.
Binnen deze bestemmingen zijn geen ruimtelijke ontwikkelingen toegestaan.
Het bestemmingsplan Zorgvallei is in lijn met het gestelde in de POL2014 en de Omgevingsverordening Limburg 2014.
In 2009 heeft de stadsregio Parkstad Limburg een eigen intergemeentelijke structuurvisie vastgesteld: 'Ruimte voor Park & Stad'. Deze intergemeentelijke structuurvisie zet de toekomstlijnen uit voor twee structuurdragers: ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit, en de economisch-maatschappelijke ontwikkeling. Deze structuurdragers zijn uitgewerkt aan de hand van vier hoofdthema's:
Economie
Hoofdambitie is economische structuurversterking met als strategie ruimtelijke concentratie en revitaliseren van locaties die niet aan moderne eisen voldoen. De 'Zorgvallei', waar dit bestemmingsplangebied deel van uit maakt, wordt in de structuurvisie genoemd als belangrijke kansencluster:
Het cluster Health, Care & Cure kent meerdere concentratiepunten. Het geheel vormt een netwerk van zorglocaties: de Zorgvallei aan de N281 voor regionale zorg en Zuyderland Brunssum en Kerkrade voor lokale en bovenlokale zorg. Er zal echter ook een concentratiepunt ontstaan op Avantis (energie en medische technologie, terwijl Trilandis zich kan doorontwikkelen als vestigingsplaats voor zogenaamde Value Added Logistics voor de zorgsector (allen gesitueerd in de Westflank).
In de Zorgvallei rondom de Zorgacademie zal zich ook economische bedrijvigheid in het segment zorgproducten gaan ontwikkelen als vertaalslag van de zorginnovaties die voortkomen uit het zorg-innovatieprogramma
Afbeelding 2.3: uitsnede van de visiekaart behorende bij de structuurvisie voor Parkstad Limburg
Doorwerking plangebied
De genoemde hoofdthema's zijn uitgewerkt in een Visiekaart (zie afbeelding 2.3) behorende bij de intergemeentelijke structuurvisie. Op deze visiekaart is een groot deel van het plangebied aangeduid als 'Zorgvallei' met de nadere aanduiding 'Zorgboulevard: zorgacademie en clustering Atrium' (thans Zuyderland). Naast de hiervoor beschreven concentratiepunten wordt gewerkt aan een zogenoemde "living lab-omgeving". Hierbij speelt de Zorgacademie Parkstad (ZAP) een cruciale rol. De ZAP is een samenwerking tussen de onderwijsinstellingen Zuyd Hogeschool, Arcus College, Open Universiteit en de zorginstellingen Zuyderland MC, Mondriaan en Sevagram. Alvorens innovaties op de markt komen, kunnen ze getest worden bij en in samenwerking met de participerende zorginstellingen.
Daarnaast zijn de aanwezige groene ruimten in het plangebied aangemerkt als verbindende groene schakels, aangeduid middels aanduiding 'tussenliggende groengebieden verbinden (versterken groen voegen)'. In samenhang daarmee is de Geleenbeek aangemerkt als waterloop en belangrijke beekstructuur in stedelijk gebied, welke - waar mogelijk - versterkt dient te worden (aanduiding 'beekstructuren versterken in stedelijk gebied'). De west- en zuidelijke randen van het plangebied zijn aangeduid als 'stadsranden verbeteren' (streven: afname rood toename groen).
Het bestemmingsplan Zorgvallei heeft een conserverend karakter en legt de bestaande situatie vast. Het huidige gebruik binnen het plangebied is in lijn met het gestelde in de Intergemeentelijke structuurvisie Parkstad Limburg.
De gemeenteraad van Heerlen heeft op 7 juli 2015 de "Structuurvisie Heerlen 2035" vastgesteld. Heerlen staat de komende decennia voor een ingrijpende transitieopgave op het gebied van ruimte en vastgoed. Demografische en economische ontwikkelingen hebben geleid tot het eind van het groeitijdperk. Een van de gevolgen daarvan is een afnemende vraag naar vastgoed. Feitelijk is er nu al te veel vastgoed in de stad. Dat leidt tot een grotere noodzaak van het maken van keuzes, om zodoende tot een betere afstemming van het juiste programma op de juiste plek te komen.
De gemeente heeft bij de uitvoering van de visie te maken met de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. De Ladder ondersteunt gemeenten bij het onderbouwen van besluiten over nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Transitieopgaven worden primair gericht op het verbeteren van bestaande bebouwing op zodanige wijze dat bestaand vastgoed kan worden aangepast en hergebruikt.
Om ook in de toekomst een aantrekkelijke stad te blijven, wil Heerlen letterlijk bouwen aan een compactere, maar betere stad.
Een van de belangrijkste doelen is, dat de gemeente op een gepaste wijze om wil gaan met de voorspelde demografische veranderingen. De gemeente accepteert deze veranderingen, maar zij zal wel alles, wat binnen de mogelijkheden ligt, aanwenden om Heerlen aantrekkelijk en leefbaar te houden.
De transitie van het zorgstelsel zal ook voor Heerlen belangrijke gevolgen hebben. Voor de korte termijn is de aandacht gericht op het invoeren en implementeren van beleid ten gevolge van de drie decentralisaties van zorgtaken naar de gemeenten. Voor de middellange termijn zal meer aandacht nodig zijn voor het aanbieden van aantrekkelijke voorzieningen.
Een van de voorwaarden om Heerlen aantrekkelijk te houden is het creëren van nieuwe werkgelegenheid. In dat opzicht zorgt de komst van de Smart Services Campus voor nieuw economisch perspectief. Met de campus wordt hoogwaardig onderwijs en hoogwaardige werkgelegenheid naar de stad gehaald.
Het besef en de acceptatie dat de grenzen van de groei zijn bereikt, heeft tot gevolg dat de gemeente zich bij de verdere ontwikkeling van de stad in hoofdzaak zal moeten richten op de transformatie van bestaand vastgoed. Dat betekent niet, dat er geen ruimte meer zal zijn voor nieuwbouw. Dat betekent wel dat altijd zal worden gestreefd naar het bewaken van een kwantitatieve balans in de bebouwde omgeving.
De woningvoorraad in Heerlen/Parkstad is in vele buurten sterk verouderd. Gelet op het streven om Heerlen aantrekkelijk en leefbaar te houden, zal de woningvoorraad een forse kwaliteitsslag moeten maken. Deze kwaliteitsslag zal bovendien gerealiseerd moeten worden binnen de kwantitatieve kaders die hierover in regionaal verband zijn/worden opgesteld.
Heerlen wil in 2040 een ‘klimaatneutrale stad’ zijn. Dat is een stad waar processen rond wonen, werken en leven niet bijdragen aan klimaatverandering. Deze ambitie is vastgelegd in het regionaal document PALET (Parkstad Limburg Energie Transitie). De gemeente zal haar inspanningen richten op het integreren van duurzaamheidsuitdagingen in de overige transitieopgaven in de stad en de regio.
De gewenste ontwikkelrichting van Heerlen richting 2035 is opgeschreven in een viertal thema’s: Vitale Stad, Centrale Stad, Innovatieve Stad en Verrassende Stad. In deze thema’s worden diverse sectorale onderwerpen integraal benaderd. De bedoeling is dat er synergie gaat ontstaan tussen diverse beleidsthema’s bij het beantwoorden van de ruimtelijke opgaven van de toekomst. Dat levert een aantal ruimtelijke ambities op waarvan de belangrijkste hieronder zijn weergegeven.
Om de doelen van deze transitieopgaven te bereiken zijn structureel andere werkwijzen en processen nodig. De gemeente kan de transitieopgaven niet realiseren zonder intensieve samenwerking met burgers, ondernemers en organisaties. De gemeente zal moeten omschakelen van het denken in plannen en programma’s naar het creëren van condities en mogelijkheden. De voornaamste opgave voor de eerstkomende jaren is het ontwikkelen van regie-instrumenten waarmee die andere wijze van denken en handelen vorm en inhoud kan worden gegeven.
Afbeelding 2.4: uitsnede structuuvisie kaart (plangebied in rood)
Zorgvallei
Heerlen maakt onderdeel uit van een van de sterkst vergrijzende regio’s in Nederland. Samen met haar zorgpartners werkt de gemeente aan de gebiedsontwikkeling ‘Zorgvallei’. Concentratie van zorggerelateerde instellingen en bedrijven in de Zorgvallei wordt gestimuleerd. In een gebied met grote vergrijzing is het noodzakelijk ontwikkelingsmogelijkheden te bieden voor innovatieve aanpassingen in de zorg. De betaalbaarheid van de zorg staat onder druk. Mensen met beperkingen en zorgaanvragen zullen langer thuis blijven wonen met ondersteuning van specialistische zorg. Door ruimtelijke concentratie van zorg ontstaan kansen op samenwerking welke nieuwe ontwikkelingen stimuleert. Voor de (boven)regionale, specialistische- en basiszorgvoorzieningen, wordt in de Zorgvallei blijvend ruimte geboden.
Beekdalen
De Geleenbeek en de Caumerbeek zijn de twee belangrijkste groene structuurelementen in de stad. De beekdalen hebben een enorme potentie om het verhaal van Park en Stad uit te dragen. Maar van die potentie wordt nog onvoldoende gebruik gemaakt.
De beken zijn op diverse markante plekken te weinig tastbaar, onzichtbaar bijna. Op sommige plekken is bebouwing gerealiseerd in het beekdal, op andere plekken loopt de beek ondergronds. Een belangrijke strategie om het vestigingsklimaat van de stad te versterken is dus om de potentie van de beekdalen als groene structuurdragers beter te benutten. De gemeente heeft als ambitie om de beekdalen als groene lopers door de stad uit te rollen. Waarbij de Geleenbeek meer in een historische en natuurlijke setting gedijt en de Caumerbeek meer in een parkachtige setting. Met als bijkomend effect dat de groene kwaliteit van de beekdalen mede bijdraagt aan de beleving van de aangrenzende woonwijken.
Doorwerking plangebied
Het voorliggende plangebied bestaat hoofdzakelijk uit maatschappelijke functies en groen (parkgebied). Dit bestemmingsplan ziet slechts toe op het actualiseren van de bestaande bestemmingsplanregeling en het vastleggen van de feitelijke situatie en maakt in planologisch opzicht geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Het bestemmingsplan Zorgvallei maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die direct invulling geven aan de Structuurvisie, maar maakt deze ook niet onmogelijk. Het bestemmingsplan bevat voldoende ruimte en flexibiliteit om de gemeentelijke ambities, zoals gesteld in de structuurvisie, binnen het plangebied te verwezenlijken. In het plangebied is de Geleenbeek als beekdal reeds hersteld en ingericht en als zodanig bestemd. Het bestemmingsplan is - gelet op het vorenstaande - in lijn met het gestelde in de Structuurvisie Heerlen 2035.
Het Groenbeleidsplan, dat op 14 mei 2013 is vastgesteld, geeft een middellange termijnvisie (2010-2025) op de gewenste ontwikkeling van het (semi-)openbare groen van de gemeente Heerlen. Behalve een visie op de gemeentelijke groenstructuur bevat het Groenbeleidsplan ook een kader voor het groenbeheer en is er tevens een uitvoeringsprogramma aan gekoppeld. Het Groenbeleidsplan heeft als hoofddoelstelling een integrale, samenhangende en tevens duurzame groenstructuur te realiseren, die recht doet aan de identiteit en eigenheid van Heerlen als onderdeel van Parkstad Limburg en voldoende robuust van karakter is waar het gaat om behoud en verbetering van leefbaarheid en groene kwaliteit. In de visie op de groenstructuur van de gemeente Heerlen is uitgegaan van de volgende integraal samenhangende componenten:
Afbeelding 2.5: hoofdgroenstructuur
De hoofdgroenstructuur van Heerlen kadert de ligging van de verschillende stadsdelen in (zie afbeelding 2.5). Om een goede aansluiting te vormen op de gemeentelijke hoofdgroenstructuur is per stadsdeel de gewenste ontwikkeling van de hoofdgroenstructuur verder uitgewerkt. Vervolgens is nog verder ingezoomd en is de gewenste groenstructuur in de buurten en buurtschappen beschreven. Hierbij is onderscheid gemaakt in verschillende buurttypen. De visies voor de verschillende buurttypen zijn vertaald in een gereedschapskist voor de groenstructuur per buurttype, waarin de karakteristieken en functies van de hoofd- en subgroenstructuur van een buurttype zijn vastgelegd. Onderscheid wordt gemaakt in structuurgroen en snippergroen, waarbij het uitgangspunt geldt dat snippergroen kan worden afgestoten zonder dat er afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit van de openbare ruimte.
De ambitie van de gemeente Heerlen is, om door middel van beheer en onderhoud te komen tot een duurzame en kwalitatief hoogwaardige groenstructuur die bijdraagt aan de leefbaarheid van Heerlen als woon- en werkstad en de positie van Heerlen als centrum van Parkstad. De realisatie van deze ambitie geschiedt op basis van de huidige indeling van Heerlen in gebiedstypen met daaraan gekoppeld een kwaliteitsniveau van beheer en onderhoud. Voor de woongebieden in Heerlen wordt in principe kwaliteitsniveau B nagestreefd. Voor het stationsgebied geldt het kwaliteitsniveau A+.
Doorwerking plangebied
De gemeente Heerlen heeft de ambitie uitgesproken om de beekdalen een prominente positie te geven in de groenstructuur van Heerlen. Het Caumerbeekdal inclusief het 'stedelijke' Geleenbeekdal vormen dan ook een belangrijk onderdeel van de (toekomstige) hoofdgroenstructuur.
Het Caumerbeekdal en het stedelijke Geleenbeekdal worden ontwikkeld tot een ‘stadspark’. Deze stadsparken dienen niet alleen als ‘groene draad’, als verbinding tussen de verschillende buurten en stadsdelen van Heerlen, maar vormen tevens de plek waar alle Heerlenaren zich thuis voelen. De dragers van de eenheid in het stadspark zijn de ecologische groenstructuur, het watersysteem en de doorgaande recreatieve routestructuur. Daarmee ontstaat een casco dat alle delen van Heerlen met elkaar verbindt en waarbinnen zich de verscheidenheid aan (toekomstige) functies van de groenstructuur manifesteert. Daarbij gaat het niet enkel om het verbinden en ontwikkelen van bezienswaardigheden, sportfaciliteiten en recreatievoorzieningen, maar gaat het tevens om het vormgeven aan innovaties op het gebied van voedselvoorziening, energie en duurzaamheid. Het harmonieus samengaan van deze verscheidenheid weerspiegelt de identiteit van Heerlen en weet deze te verankeren in het ‘grootste stadspark van Nederland’. De doorwaadbaarheid van het gebied zal verder geoptimaliseerd worden, waardoor het Geleenbeekdal een betere aanhaking krijgt via het groengebied Welten de Doom naar de Kunderberg.
Heerlen-Centrum
Het plangebied maakt onderdeel uit van de groenvisie op het deelgebied Heerlen-Centrum. Het stadsdeel centrum heeft een zeer divers karakter met enerzijds het centrum en de uitwaaierende lintbebouwing en anderzijds de verspreid gelegen mijnkoloniën en grootschalige woonbuurten die naadloos in elkaar overgaan. Het stadsdeel heeft een duidelijke relatie met zowel het Caumerbeekdal als het Geleenbeekdal. Ondanks dat heeft het centrum zelf een vrij stenig karakter. Verspreid over het stadsdeel liggen verschillende groengebieden en historische objecten die bepalend zijn voor de identiteit en herkenbaarheid van het stadsdeel.
Voor de ontwikkeling van de groenstructuur in het stadsdeel centrum is de doelstelling om een representatieve groenstructuur te realiseren in het centrum en de uitloopgebieden en te komen tot een duurzame relatie met de stadsparken Caumerbeekdal en Geleenbeekdal door de toegankelijkheid te vergroten en de verweving van de hoofdgroenstructuur met de groenstructuur van Heerlen-centrum te versterken.
Zorgboulevard: Ontwikkelen van de Zorgboulevard als landgoed met daarin het centraal gelegen Geleenbeekdal. De verschillende zorginstellingen liggen op fraaie wijze ingebed in de parkstructuur van het landgoed. De verschillende instellingen vormen weliswaar zelfstandige eenheden, door het toepassen van een samenhangende groenstructuur vormen ze één geheel.
Historische wandelpaden, zoals het Kerkepad tussen de Tichelbeekstraat en de John F. Kennedylaan, worden behouden en verbeterd voor openbaar gebruik.
Het landschappelijke kader van Heerlen, het Geleenbeekdal en het Caumerbeekdal vallen nagenoeg geheel onder kwaliteitsniveau C. Een deel van het plangebied valt echter onder kwaliteitsniveau B (de maatschappelijke functies).
De bestemmingen die in het bestemmingsplan worden opgenomen bieden de ruimte voor het realiseren van de genoemde aandachtspunten.
Toolbox
Aandachtspunten hoofd- en subgroenstructuur
Natuurcompensatie in het kader van de nieuwbouw Zorgacademie
Ten tijde van de realisatie van de Zorgacademie werd duidelijk dat, als gevolg van het bouwen in de POG, compenserende maatregelen noodzakelijk waren. In overleg met het IVN afdeling Heerlen is destijds een compensatievoorstel uitgewerkt, gebaseerd op maatregelen die een directe meerwaarde voor de natuur en de biodiversiteit in het Geleenbeekdal opleverden. In een tussen de gemeente Heerlen en de provincie Limburg overeengekomen 'Overeenkomst Natuurcompensatie' is hiertoe onder andere vastgelegd dat de compensatie zal plaatsvinden middels het enerzijds toekennen van de bestemming 'Natuur' aan hiertoe aangewezen percelen en anderzijds het uitvoeren van compenserende maatregelen conform het inrichtingsplan 'Natuurcompensatie Zorgacademie Geleenbeekdal'.
In onderhavig bestemmingsplan wordt rekening gehouden met genoemde natuurcompensatie. Hiertoe wordt de bestemming 'Groen - Landschappelijk' voorzien van de functieaanduiding 'natuurwaarden' toegekend aan gronden gelegen in de oksel van de Tichelbeekstraat - Kloosterkensweg en aan gronden gelegen aan de zuidrand van het plan langs de John F Kennedylaan. De begrenzing van deze gronden is afgestemd op het eerder beschreven natuurcompensatievoorstel in combinatie met de toekenning Goudgroene natuurzone volgend uit het POL2014/Omgevingsverordening Limburg 2014.
In Heerlen ontspringen vier beken. Twee daarvan, de Geleenbeek en de Caumerbeek, vormen samen bijna 20 kilometer beekdal in de stad. Deze beekdalen spelen een belangrijke rol in de stedenbouwkundige opbouw van de stad, ze leveren een belangrijke bijdrage aan de identiteit van de stad en de buurten en wijken, ze hebben een interessante natuur- en landschapswaarde en een belangrijke functie voor het bergen en afvoeren van water. Op 2 november 2004 heeft de gemeenteraad de Inrichtingsvisie beken vastgesteld. Primair uitgangspunt van de visie is de beekdalen als een robuuste structuur in het stedelijk weefsel herkenbaar te maken en waar mogelijk te accentueren. Daarmee kunnen de beken weer hun oorspronkelijke functie van dragers van de ruimtelijke structuur krijgen. Er zijn drie hoofdlijnen van ingrepen om dit te bereiken:
Doorwerking plangebied
In de vorige paragraaf is reeds ingegaan op de versterking van de omgeving van de Geleenbeek.
Op 12 maart 2003 heeft de gemeenteraad het horecabeleid vastgesteld, beschreven in de visie 'Heerlen heeft 't!'. Belangrijk uitgangspunt voor de visie is dat Heerlen de hoofdkern is in Parkstad Limburg en dat deze functie verder uitgebouwd moet worden. Binnen de gemeente is het centrum van Heerlen het gebied waar horeca met een bovenlokale functie is gesitueerd. In de stadsdelen en buurten heeft de horeca een buurtfunctie, is het ondersteunend aan andere voorzieningen en wordt het optimaal gefaciliteerd.
Horecabedrijven in de (woon)buurten hebben naast een horecafunctie vaak ook een maatschappelijke functie (ontmoetingsfunctie, verenigingsleven). Omdat deze horeca belangrijk is voor de bewoners van Heerlen, dient deze gekoesterd te worden en zoveel mogelijk te worden gefaciliteerd.
Wat betreft de ontwikkelingsmogelijkheden voor de horeca in de buurten buiten het centrum geldt dat er in principe geen uitbreiding van het aantal horecazaken wordt toegestaan. Voor de leefbaarheid is het belangrijk het huidige aanbod te behouden.
Doorwerking plangebied
In het bestemmingsplan Zorgvallei wordt de bestaande horecazaak 'Auberge de Rousch' positief bestemd. In het voorliggende bestemmingsplan is de mogelijkheid voor horecavestigingen in panden waar ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan géén horeca was gevestigd, uitgesloten, met uitzondering van ondergeschikte horeca ten dienste van de binnen het plangebied gevestigde maatschappelijke functies.
Op 20 april 2016 heeft de gemeenteraad van Heerlen de 'Parkeernota Heerlen - Visie en Ambitiedocument' vastgesteld. Het College van Burgemeester en Wethouders en de gemeenteraad hadden de wens uitgesproken om het bestaande parkeerbeleid te herijken. Zowel in het coalitieakkoord 2014-2018 als in het addendum is aangegeven dat er behoefte is aan een nieuwe parkeernota waarin de diverse parkeersystemen integraal meegenomen worden. Daarnaast is de positie van de gemeente op de parkeermarkt veranderd na de verkoop van haar parkeervastgoed. De gemeente is nu slechts een speler op de markt van straatparkeren. Ook is haar rol op publiekrechtelijk gebied constant in ontwikkeling.
Op hoofdlijnen dient het nieuwe parkeerbeleid te zorgen voor een betere afstemming tussen de vraag naar en het aanbod van parkeren, zonder dat dit ten koste gaat van de leefbaarheid en de kwaliteit van de openbare buitenruimte. Het anticiperen op nieuwe ontwikkelingen en het bieden van een gastvrij en klantvriendelijk parkeersysteem maken hier onderdeel van uit. Aan de hand van de huidige situatie en een aantal toekomstige ontwikkelingen is een beeld geschetst van de verwachtingen ten aanzien van het parkeren in Heerlen de komend jaren. Hierbij is onder andere aandacht besteed aan ontwikkelingen op het gebied van mobiliteit, technologie en maatschappij.
Uit de sessies met de klankbordgroep zijn drie ambities afgeleid: Toegankelijk, leefbaar en praktisch passend. Deze ambities vormen de rode draad bij de verdere invulling van de beleidsuitgangspunten en uit te werken acties cq maatregelen. Enkele in het oog springende beleidskeuzes zijn, per deelgebied:
Daarnaast worden de acht actuele thema's die niet direct gerelateerd zijn aan één van de drie gebieden, kort uitgewerkt. Per doelgroep worden beleidspunten weergegeven, wederom per geografisch deelgebied.
Enkele in het oog springende punten zijn:
In tegenstelling tot de eerdere 'Parkeernota Heerlen 2010' is ervoor gekozen om deze nieuwe beleidsnota in twee delen op te knippen en wel: de 'Parkeervisie & Ambitie' en de 'Parkeermaatregelen'. In het eerste deel 'Parkeervisie & Ambitie' wordt de parkeervisie van de gemeente Heerlen uiteengezet op basis van haar ambitie in de stad, de relaties naar de ruimtelijke en economische ontwikkeling in de stad en de beleidskaders die hierbij passend zijn. In het tweede deel 'Parkeermaatregelen' worden de verschillende beleidsinstrumenten (maatregelen) uitgewerkt.
De Parkeernota geldt als "rode draad" voor het totale parkeerbeleid en geeft richtlijnen voor de verder uit te werken maatregelen en deelnota's. De juridische en beleidsmatige verankering is vastgelegd in het visiedocument, de uitwerking van deze visie in de praktijk vindt in diverse deelnota's, die de maatregelen bevatten, plaats. De status van deze nota is derhalve richtinggevend voor de deelnota's. Een en ander is in het onderstaande schema weergegeven. De onderhavige Parkeernota zal ondergeschikt zijn aan de nog op te stellen Verkeersvisie Heerlen. Uiteindelijk zal de Verkeersvisie Heerlen als kapstok dienen voor de diverse thematische nota's, zoals de Parkeernota. Onder de Parkeernota hangen vervolgens de verschillende uitvoeringsnota's, zoals de 'Nota Parkeernormen' en de 'Nota Digitalisering'.
Afbeelding 2.6: structuurboom verkeersvisie Heerlen
Ten behoeve van het economisch goed functioneren van een winkelgebied dan wel binnenstad alsook het faciliteren van verschillende doelgroepen, zowel in garages als op straat, wordt het parkeren in Heerlen gereguleerd. In Heerlen kunnen immers verschillende parkeerreguleringsgebieden teruggevonden worden:
Op de onderstaande kaart is onderscheid gemaakt in gebieden met betaald parkeren, vergunningparkeren en parkeerschijfzones. Deze laatste bestaan uit reeds geïmplementeerde parkeerschijfzones en potentiële gebieden voor de invoering van parkeerschijfzones.
Totdat deel 2 van de Parkeernota - met name "Parkeernormen" - door de gemeenteraad van Heerlen is vastgesteld, gelden de parkeernormen uit de Parkeernota Heerlen 2010.
Afbeelding 2.7: indeling parkeerzones Heerlen (2016)
Doorwerking plangebied
De medische voorzieningen aan de Henri Dunantstraat beschikken over eigen (afgesloten) parkeerterreinen. Op de Henri Dunantstraat zelf geldt een parkeer- en stilstandsverbod. In het bestemmingsplangebied zijn rondom de horecagelegenheid 'De Rousch' niet-openbare parkeerplaatsen aanwezig. De overige voorzieningen aan de Kloosterkensweg hebben ruimte voor parkeren op eigen terrein. Langs de Kloosterkensweg kan tevens aan de openbare weg worden geparkeerd. Waar nodig wordt parkeren in de openbare ruimte opgelost.
De laatste jaren komen er in Heerlen meer plannen en ideeën voor hoogbouw. Dit sluit aan bij de landelijke trend die plaats vindt om steeds vaker hoge torens te ontwerpen. Hierop volgend heeft de gemeente een nota hoogbouw opgesteld om zo stedenbouwkundige vraagstukken die het beeld van de stad bepalen niet ad hoc op te lossen maar getoetst kunnen worden aan een visie. Dit sluit aan bij de wens van het gemeentebestuur van Heerlen om stadsontwikkeling beleidsgericht en pro-actief te organiseren.
Doorwerking plangebied
In het bestemmingsplan is voor sommige bouwvlakken een bouwhoogte van 20 tot 50 meter mogelijk gemaakt. Dit is een aanzienlijke afname ten opzichte van de vigerende situatie, waar tot 70 meter mag worden gebouwd. De bebouwing in het plangebied is reeds gerealiseerd. (Nieuwe) Hoogbouw moet worden getoetst aan het beleid van de Nota hoogbouw Heerlen 2003. Zo moet bijvoorbeeld de zichtbaarheid op grote afstand zijn bestudeerd en er wordt verwacht dat de kwaliteit van de hoogbouw wordt besproken met de overheid.
Duurzaamheid betreft een integrale afweging van belangen voor de korte en de lange termijn, voor alle relevante stakeholders in het gebied en binnen de tijdshorizon. Uitgaande van de 'Triple P'-benadering (people-planet-prosperity) betekent duurzaamheid voor gebiedsinrichting en herstructurering dat de gebiedsinrichting zelf en het gebruik van het gebied toekomstbestendig moeten zijn. Daarbij dient de balans van voorraadgebruik (materiaal, energie) en belasting van de omgeving (lokaal, klimaat) waarde toe te voegen aan één of meer duurzaamheidsbelangen, rekening houdend met alle relevante stakeholders.
De belangrijkste duurzaamheidsbelangen zijn:
Er zijn geen normen vastgelegd voor het begrip duurzaamheid. Op enkele genoemde belangen, zoals leefomgeving en duurzaam bouwen, is sectorale wet- en regelgeving van toepassing. Hierin zijn kaders geformuleerd voor de toepassing van het duurzaamheidsprincipe.
Energietransitie
Het gemeentelijk Klimaatbeleidsplan 2010-2020 gaat in op klimaatmitigatie en bevat naast een algemene ambitie een aanpak voor de thema's gemeentelijke organisatie, wonen, mobiliteit en bedrijven. De algemene ambitie voor 2020 bestaat uit het:
Het Parkstad Limburg Energietransitie Ambitiedocument (PALET) geeft een vooruitblik op de kansen en de mogelijkheden voor een energieneutrale regio in 2040. Vanuit ruimtelijk oogpunt worden gebieden benoemd die potentieel geschikt zouden kunnen zijn voor de opwekking van zonne- en windenergie en gebruik van bodemenergie.
Doorwerking plangebied
Hoewel het bestemmingsplan Zorgvallei een conserverend karakter heeft, bieden de regels voldoende flexibiliteit om rekening te houden met duurzaamheidsaspecten. De bestaande bestemmingen hebben geen beperkende werking ten aanzien van duurzaam gebruik en bouwen. Ook bestaan er voldoende mogelijkheden om hiertoe benodigde ondersteunende, infrastructurele en/of watertechnische werken aan te leggen.
Voor het opstellen van een bestemmingsplan is het van belang dat de uitgangssituatie, de bestaande situatie in het plangebied, goed in beeld wordt gebracht. In dit hoofdstuk is een beschrijving opgenomen van het plangebied Zorgvallei.
Afbeelding 3.1: Ruimtelijke structuur plangebied. Geel: lager gelegen gebied, terrein van Mondriaan Zorggroep e.a.; Groen: Natuur-/parkzone rondom de Geleenbeek en Goudgroene zone; Donker Blauw: de Geleenbeek; Paars: Auberge 'De Rousch'; Oranje hoger gelegen gebied, terrein Sevagram; Grijs: Zorgacademie Parkstad.
De Zorgvallei is een gebied in Heerlen waar een aantal zorginstellingen is gehuisvest. Het is een bijzonder gebied dat gekenmerkt wordt door vier ruimtelijk karakteristieke gebieden en het beekdal.
Het terrein van Sevagram, ten oosten van de Henri Dunantstraat ligt aanzienlijk hoger dan de rest van het plangebied. Aan de Henri Dunantstraat komen overal verschillende typen groen voor.
De Geleenbeek meandert in zuid-noordrichting door het plangebied en vormt de hoofdstructuur van de Zorgvallei
De natuur-/parkzone rondom het beekdal is afwisselend intensief en extensief onderhouden.
Aan de beek ligt centraal in het plangebied een historische carré boerderij, in een karakteristieke bouwtypologie die veelvuldig voorkomt langs de Geleenbeek (zie ook afbeelding 3.2).
De laagbouw van diverse zorginstellingen van Mondriaan Zorggroep in het westelijk deel van het plangebied is gesitueerd in een parkachtige inrichting met gras en bomen.
Afbeelding 3.2: Geleenbeek met de historische carré boerderij op de achtergrond
Aan de noordoostzijde van de Henri Dunantstraat is het zorgcomplex van Sevagram gevestigd. Op het terrein staan verschillende gebouwen, met wisselende bouwhoogten. De meest noordelijke bouwmassa, verpleeghuis Molenpark, is, over het algemeen niet hoger dan 1 bouwlaag. Het gebouw Plataan en de Residentie 'de Rousch' zijn met 8 tot 10 bouwlagen de blikvangers in het gebied. De overige bebouwing in het gebied varieert tussen 1 en 4 bouwlagen.
Ten oosten van het plangebied, maar binnen de Zorgvallei, is het Zuyderland Medisch Centrum gelegen. Het gebied kent een relatief hoge bebouwingsdichtheid. Het ziekenhuiscomplex met bijbehorende parkeervoorzieningen maakt geen deel uit van het onderhavige plangebied.
Aan de noordwestzijde van de Henri Dunantstraat is onlangs een zorgacademie gerealiseerd, het gebouw is opgericht in 4 lagen en heeft een moderne uitstraling.
In de lager gelegen delen, westelijk in het plangebied gelegen, bevinden zich de gebouwen van de Mondriaan Zorggroep en van Stichting Alterius ("De Buitenhof"). Het gebied heeft de uitstraling van een campus door de verspreide ligging van de bebouwing en oogt relatief groen. Binnen dit gebied is de bebouwing over het algemeen niet hoger dan 3 lagen.
In het noorden van het plangebied, aan de Geleenbeek is een historische carré boerderij gelegen, waarin horecagelegenheid "Auberge De Rousch" is gevestigd. Behoudens de historische boerderij en de Zorgacademie is de zone onbebouwd.
Afbeelding 3.3: bebouwing plangebied en overzicht aanwezige functies
Het bestemmingsplangebied Zorgvallei wordt deels ontsloten via de aan de oostzijde gelegen Henri Dunantstraat. In noordelijke en zuidelijke richting takt deze aan op respectievelijk de Tichelbeekstraat en de John F. Kennedylaan. De laatstgenoemde weg vormt tevens onderdeel van de hoofdontsluitingsroute richting de provinciale weg N281 en de rijkswegen A79 en A76. De Henri Dunantstraat bestaat uit twee rijbanen. Aan de westzijde van de laan zijn ten behoeve van de omliggende functies parkeervoorzieningen voor zowel auto- als fietsverkeer gerealiseerd. Aan de Henri Dunantstraat zijn tevens bushaltes van verschillende lijnen gelegen.
Een andere belangrijke interne ontsluitingsroute wordt gevormd door de Kloosterkensweg. Deze weg ontsluit het westelijk plandeel en wordt in noordzuid richting vergezeld van een vrijliggend fietspad. In het noorden ontsluit de Kloosterkensweg richting de Tichelbeekstraat. Aan de zuidzijde van het plangebied takt de Kloosterkensweg af in oostelijke en zuidelijke richting en ontsluit respectievelijk via de Henri Dunantstraat richting John F. Kennedylaan en via een ongelijkvloerse kruising onder de John F. Kennedylaan door richting Benzenrade. Aan de westzijde van de Kloosterkensweg worden verschillende voorzieningen van de Mondriaan Zorggroep ontsloten. Centraal in het plangebied takt de Kloosterkensweg af in oostelijke richting en loopt achterlangs de horecagelegenheid "Auberge de Rousch". Vanaf daar is dit een één-richtingsweg richting de Henri Dunantstraat.
De Mondriaan Zorggroep wordt ook nog in het westen direct ontsloten op de John F. Kennedylaan.
In het gebied nabij de oostelijke plangrens, ten westen van de Henri Dunantstraat, zijn verschillende gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen gevestigd.
Het gebied kenmerkt zich door de huisvesting van partijen uit de zorgsector. Deze concentratie van zorgkennis maakt de Zorgvallei uniek. Het streven is om de Zorgvallei Parkstad Limburg als een integraal product verder te ontwikkelen.
De zorgsector is de grootste economische pijler van Heerlen. Ongeveer een op de vijf mensen werkt in de zorg. Mensen blijven steeds langer thuis wonen en diegenen die in de intramurele zorg worden opgenomen hebben een intensievere zorgvraag dan voorheen. Kortom: de zorgvraag is aan het veranderen.
Daarbij worden we geconfronteerd met de zorgparadox: enerzijds is er een groeiende zorgvraag, omdat er meer ouderen en andere zorgvragers zijn; anderzijds is er een daling van het aantal medewerkers in de zorg en kan men minder makkelijk een beroep doen op de tegemoetkoming in ziektekosten. Het unieke aan de zorgvallei is dat de zorgverlenende instanties en de opleidingen op een steenworp afstand van elkaar gelegen zijn in een groene setting.
Samenwerking en innovatie tussen de reeds in de Zorgvallei gevestigde of andere zorg- en kennisinstellingen en bedrijven wordt steeds belangrijker.
Een voorbeeld van deze samenwerking is de Zorgacademie Parkstad (te midden in de Zorgvallei) met het daaraan gelieerde expertise centrum innovatieve zorg en technologie leidt professionals op, maar werkt ook in programma's aan zorginnovatie. Bedrijven kunnen binnen haar muren werken aan ontwikkelingen in een onderzoekssetting, terwijl bij de zorginstellingen de ontwikkeling met medewerkers en cliënten kan plaatsvinden.
Juist door deze samenwerking komen nieuwe producten en diensten sneller op de markt en zijn ze beter afgestemd op de eindgebruiker. Zorginstellingen kunnen zich als afnemer ("launching customer") van deze innovaties onderscheiden in hun dienstenaanbod ten opzichte van andere zorgaanbieders.
In het zuidwestelijke deel van het plangebied is een instelling voor geestelijke gezondheidszorg gerealiseerd (Mondriaan - tevens long stay). Op het terrein is tevens een zwem- en duikschool gevestigd. Ten noordwesten van de Kloosterkensweg zijn verschillende onderwijsinstellingen gevestigd van de stichting Alterius voor jongeren met psychiatrische en orthopedagogische problematiek.
In de historische boerderij is thans de horecagelegenheid "Auberge de Rousch" gevestigd. Ook deze boerderij ligt centraal in de groene natuurzone rondom de Geleenbeek. Deze zone fungeert als parkgebied, er zijn diverse wandelpaden gerealiseerd. Het gebied kent een hoge recreatieve gebruikswaarde.
In het noordoosten van het plangebied ligt het zorgcomplex van Sevagram (de voormalige Verpleegkliniek Heerlen). Op het terrein zijn (als onderdeel van Sevagram) het verpleeghuis 'Molenpark', expertisecentrum voor revalidatie 'het Plantaan', een kinderdagverblijf (Spelend Wijs) en Residentie "De Rousch" (seniorenappartementen) gevestigd.
In tabel 3.1 is een overzicht weergegeven van de aanwezige functies in het plangebied (zie ook afbeelding 3.3).
Adres | Naam | Functie | |
Henri Dunantstraat 3 | Sevagram | Verpleeghuis, expertisecentrum voor revalidatie, kinderdagverblijf, seniorenappartementen | |
Henri Dunantstraat 2 | Zorgacademie Parkstad | Een zorggerelateerde onderwijsvoorziening (Zuyd Hogeschool, het Arcus College, Zuyderland Medisch Centrum, Sevagram, Mondriaan, Open Universiteit), beperkte ruimte voor een commerciële partij | |
Kloosterkensweg 17 | Auberge 'de Rousch' | Horecagelegenheid (Restaurant/Zalencomplex) | |
Kloosterkensweg 12 | - | Nutsvoorziening | |
Kloosterkensweg 6 | De Buitenhof | Onderwijsvoorziening voor leerlingen met psychiatrische problematiek (Stichting Alterius) | |
Kloosterkensweg 8 | Wickraderheem | Onderdeel Mondriaan Zorggroep | |
Kloosterkensweg 10 | Wijerode | Onderdeel Mondriaan Zorggroep | |
Mondriaan Ouderen | Onderdeel Mondriaan Zorggroep | ||
Kloosterkensweg 14 | PsyQ | Dienstencentrum voor volwassenen met psychiatrische problemen | |
Kloosterkensweg 14 | Welrade | Onderdeel Mondriaan Zorggroep | |
Kloosterkensweg | Zwemschool van Tongeren | Zwemschool | |
John F. Kennedylaan 301-305 | Mondriaan Zorggroep | Instelling voor geestelijke gezondheidszorg |
Tabel 3.1: Overzicht aanwezige functies
Het vigerende bestemmingsplan Geleendal wordt door dit bestemmingsplan (gedeeltelijk) vervangen. Op grond van dit oude plan was middels grote globale bouwvlakken en bebouwingspercentages aangegeven waar gebouwd mocht worden. Inmiddels hebben zich in en nabij het plangebied verschillende ontwikkelingen voor gedaan, waardoor de systematiek voor het bepalen van de ontwikkelruimte voor de rest van het plangebied ondoorzichtelijk is geworden. Voor de Zorgacademie (binnen het plangebied) en het Zuyderland Medisch Centrum (nabij het plangebied) is recent een bestemmingsplan opgesteld. Dit heeft ook gevolgen voor de bebouwingsmogelijkheden binnen het vigerende bestemmingsplan Geleendal. Dit bestemmingsplan en dien ten gevolge de omzetting naar de nieuwe standaardeisen (SVBP2012) voor bestemmingsplannen, tezamen met de recente ontwikkelingen, zijn aanleiding geweest om de huidige planologische ruimte onder de loep te nemen.
Ook in dit nieuwe bestemmingsplan zullen bebouwingspercentages vastgelegd worden om aan te geven hoeveel van het bouwvlak bebouwd mag worden. Echter is de situering van de bouwvlakken afgestemt op de huidige en feitelijke situatie: daar waar het vigerend bestemmingsplan Geleendal uitgaat van twee grote ontwikkelvlekken ('bouwkavel') met een laag bebouwingspercentage, legt dit bestemmingsplan de bouwvlakken (bebouwingsclusters) vast, met een hoger bebouwingspercentage. De vigerende percentages worden naar de nieuwe systematiek omgerekend. Uitgangspunt hierbij is, dat het op basis van de vigerende bestemmingsplannen toegestane (te realiseren) percentage aan bebouwing van 20% (van het totale oorspronkelijke bouwvlak) niet mag afnemen noch toenemen.
Dit is gedaan om een beter hanteerbaar toestingskader te creëren en een meer evenwichtige toedeling van bebouwingsmogelijkheden te realiseren. In deze paragraaf is kort beschreven wat de uitgangspunten zijn bij deze actualisatie en is de werkwijze e de nieuwe percentages toegelicht. Een onderbouwing en berekening van de genoemde bouwpercentages en de werkwijze is terug te vinden als bijlage 2 van deze Toelichting.
Uitgangspunten nieuwe bouwvlakken
Voor de bepaling van de nieuwe bouwvlakken zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Werkwijze
Om tot de bepaling van de nieuwe bouwvlakken te komen is er clustering gemaakt van gebouwen (eigendomssituatie en functionele verbondenheid) op basis van voorgaande uitgangspunten. Hierin zijn ook de bouwvoornemens meegenomen die thans bekend zijn. De vigerende bouwkavels zijn op afbeelding 3.4 zichtbaar gemaakt in groen, middels de vlakken a1 (Alterius, Mondriaan) en a2 (Sevagram). De bouwclusters zijn aangegeven in blauw, en verdeeld in de bouwvlakken b1 t/m b5.
De restcapaciteit bebouwbaar oppervlak is berekend voor beide vlakken (vigerende rechten minus aanwezige bebouwing). Voor zowel vlak a1 als a2 is geen sprake van restcapaciteit , omdat er al voor respectievelijk 20,4% en 21,4% is bebouwd. Het maximum toegestane bebouwingspercentage bedraagt momenteel 20%, waardoor er geen restcapaciteit bebouwbaar oppervlak is. Voor de nieuwe bouwvlakken wordt het maximum bebouwingspercentage gelimiteerd tot het fysiek bebouwd percentage van het bouwvlak, de huidige situatie wordt dus vastgelegd. In de onderstaande afbeelding zijn de nieuwe maximum bebouwingspercentages weergegeven voor de verschillende nieuwe bouwvlakken ).
De bouwvlakken en bebouwingspercentages zijn als zodanig overgenomen op de verbeelding.
Afbeelding 3.4: nieuwe maximum bebouwingspercentages bouwvlakken.
In dit hoofdstuk worden de diverse relevante omgevingsaspecten aangehaald en wordt aangegeven hoe deze in het bestemmingsplan worden ingepast.
Voor plannen en besluiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu (kunnen) hebben, kan een milieueffectrapportage (m.e.r.) worden opgesteld. In het Besluit milieueffectrapportage is bepaald voor welke ontwikkelingen een m.e.r. verplicht is.
Per 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage 1994 gewijzigd. Met deze wijziging kan niet langer worden volstaan met toetsing van m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten aan de drempelwaarden. Indien een activiteit onder de drempelwaarde ligt zal alsnog moeten worden getoetst aan de Europese richtlijn.
Om te bepalen of een plan M.e.r-(beoordelings)plichtig is, dient formeel de referentiesituatie vergeleken te worden met het voornemen. De referentiesituatie beschrijft de toestand van het milieu als het voornemen niet doorgaat. Uit jurisprudentie van de Raad van State blijkt dat aan geldende bestemmingen geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De gemeente kan immers op grond van gewijzigde planologische inzichten andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Bestemmingen die dus al wel zijn vergund maar niet benut zijn, dienen daarom voor de M.e.r-beoordeling als voornemen te worden beschouwd.
Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen van de zogenaamde C- of D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage mogelijk. In dit geval is sprake van een conserverend bestemmingsplan (continuering van de planologische regeling, derhalve geen nieuwe activeiten dei eventueel m.e.r.-(beoordelings)plichtig zouden kunnen zijn. Het opstellen van een milieueffectrapportage is hierdoor niet noodzakelijk.
De Wet geluidhinder bepaalt dat bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek moet plaatsvinden naar de geluidsbelasting van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen vanwege de invloed van wegverkeerslawaai. Tevens dient daarbij onderzoek te worden gedaan naar de doeltreffendheid van verkeersmaatregelen en andere maatregelen om te voorkomen dat eventueel optredende geluidsbelasting vanwege het wegverkeerslawaai de wettelijke waarden te boven gaat. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moeten immers de ten hoogst toelaatbare waarden voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen vanwege het wegverkeerslawaai in acht worden genomen (artikel 76, eerste lid, Wet geluidhinder).
Indien echter - zo bepaalt artikel 76 tweede lid onder punt 3. - op het tijdstip van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een weg reeds aanwezig of in aanleg is dan behoeven die waarden niet in acht te worden genomen voor in de zone van een weg gelegen woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn.
Dit betekent dat bij een beheerplan, dat dus niet in nieuwe ontwikkelingen voorziet zoals de aanleg van een nieuwe weg of het bouwen van nieuwe zorggebouwen, maar betrekking heeft op bestaande wegen en bestaande woningen en andere geluidgevoelige gebouwen/terreinen, die waarden niet in acht behoeven te worden genomen. In een zodanige situatie behoeft evenmin een akoestisch onderzoek naar de invloed van wegverkeerslawaai plaats te vinden.
Middels het bestemmingsplan Zorgvallei worden geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt en er worden geen wegen / reconstructiesituaties mogelijk gemaakt die een veranderende verkeerssituatie of afwikkeling tot gevolg heeft. Een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai is derhalve niet nodig.
Nabij het plangebied zijn geen spoorlijnen gelegen, noch een tot een spoorlijn behorende geluidzone. Derhalve is het aspect spoorweglawaai niet van belang in het kader van dit bestemmingsplan.
Elk industrieterrein, waar gronden worden of zijn beschikbaar gesteld voor 'grote lawaaimakers' moet voorzien zijn in een geluidszone – een gebied rondom het industrieterrein waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan (artikel 40 Wgh).
Het bestemmingsplangebied is niet gelegen binnen de invloedssfeer van een gezoneerd bedrijventerrein.
In het kader van de Watertoets moet elk bestemmingsplan een waterparagraaf bevatten, waarin wordt aangegeven hoe in het bestemmingsplan wordt omgegaan met water. In deze paragraaf is dit beschreven. Voordat wordt ingegaan op de locatiespecifieke kenmerken van het plangebied, is eerst het relevante beleid samengevat.
Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft als doel om de kwaliteit van de Europese wateren te verbeteren ("goede toestand") en die kwaliteit goed te houden. Het belangrijkste middel om dit doel te bereiken is het stroomgebiedbeheersplan (SGBP). In een dergelijk plan worden de waterkwaliteitsdoelen en de daarvoor benodigde maatregelen beschreven om deze goede toestand te bereiken. Nederland maakt deel uit van vier internationale stroomgebieden, waarbij de gemeente Heerlen in het stroomgebied van de Maas is gelegen.
Het stroomgebiedbeheersplan Maas is op 27 november 2009 vastgesteld en heeft een looptijd tot eind 2015. Een belangrijk onderdeel van het SGBP is een maatregelenprogramma. Het maatregelenprogramma bestaat enerzijds uit maatregelen die worden genomen in het kader van reeds bestaande nationale en/of Europese wetgeving (bijv. Europese Nitraatrichtlijn) en anderzijds een groot aantal regionale en locatiegebonden maatregelen.
Waterwet
De Waterwet (december 2009) stelt integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteem-benadering' centraal. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Hiernaast kenmerkt integraal waterbeheer zich ook door de samenhang met de omgeving. Dit komt tot uitdrukking in relaties met beleidsterreinen als natuur, milieu en ruimtelijke ordening. Met de Waterwet is de gemeente beter uitgerust om onder andere wateroverlast tegen te gaan.
Wet ruimtelijke ordening en de Watertoets
De watertoets is per 1 november 2003 wettelijk verplicht (en vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening). De watertoets betekent dat ruimtelijke plannen die vanaf deze datum ter inzage worden gelegd, voorzien moeten zijn van een waterparagraaf. Ruimtelijke plannen van de initiatiefnemer worden overlegd met de waterbeheerder.
In de waterparagraaf geeft de initiatiefnemer aan welke afwegingen in het plan ten aanzien van water zijn gemaakt. Het is een toelichting op het doorlopen proces en maakt de besluitvorming ten aanzien van water transparant. In geval van locatiekeuzes en bij herinrichting van bestaand bebouwd gebied geeft de initiatiefnemer expliciet aan welke rol de kosten en risico's van verdroging, verzilting, overstroming en overlast hebben gespeeld bij de besluitvorming. De waterparagraaf grijpt zichtbaar terug op de afsprakennotitie en het wateradvies van de waterbeheerder.
Nationaal Waterplan 2016-2021
Het Nationaal Waterplan 2016-20121 is de opvolger van het Nationaal Waterplan 2009-2015 en vervangt dit plan en de partiele herzieningen hiervan. Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens een structuurvisie. Het NWP is zelfbindend voor het Rijk. Het Rijk is in Nederland verantwoordelijk voor het hoofdwatersysteem. In het Nationaal Waterplan legt het Rijk onder meer strategische doelen voor het waterbeheer vast. Rijkswaterstaat (RWS) neemt in het Beheer- en Ontwikkelpan voor de Rijkswateren (Bprw) de condities en maatregelen op voor het operationeel beheer om deze strategische doelen te bereiken. Het NWP is kaderstellend voor het Bprw. Het kabinet vraagt andere overheden het NWP te vertalen in hun beleidsplannen.
Waterbeleid 21e eeuw: anders omgaan met water
Door de opgetreden wateroverlast heeft de regering de commissie Waterbeheer 21e eeuw in het leven geroepen. De commissie geeft advies over de problemen en hoe die in de toekomst te voorkómen zijn. Op 31 augustus 2000 bracht de commissie het advies Waterbeleid voor de 21e eeuw "Geef water de ruimte en de aandacht die het verdient" uit. De commissie concludeerde dat de manier waarop wij nu met water omgaan niet voldoende is voor de verwachte klimaatsveranderingen. De bevindingen van de commissie zijn verwoord in de hedendaagse wetgeving en beleidsnota's. In grote lijnen ligt de nadruk op de kwantiteitstrits vasthouden-bergen-afvoeren en de kwaliteitstrits schoonhouden-scheiden-schoonmaken.
Nationaal Bestuursakkoord Water
Met het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) (2008) onderstrepen het Rijk, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten de gezamenlijke opgave om het watersysteem op zo kort mogelijke termijn en tegen de laagste maatschappelijke kosten op orde te brengen en te houden. Samenwerken is de rode draad van het geactualiseerde Nationaal Bestuursakkoord.
Het NBW is een uitwerking van het waterbeleid 21e eeuw (WB21) en de KRW. De belangrijkste doelen en taken zijn:
Provinciaal Waterplan Limburg 2016-2021
Het Provinciaal Waterplan Limburg bevat de ambities, opgaven en op hoofdlijnen de maatregelen die de komende 6 jaar worden uitgevoerd, op gebied van de hoogwaterbescherming in de Maasvallei, de aanpak van regionale wateroverlast en watertekort, mede in het licht van de klimaatverandering en het Nationale Deltaprogramma, de inrichting van de beken en waterrijke natuurgebieden als ook de verbetering van de ecologische en chemische waterkwaliteit, en de drinkwatervoorziening en het grondwaterbeheer, mede als opdracht vanuit de Kaderrichtlijn Water.
Waterbeheerplan 2016-2021 Limburgse waterschappen
Het Waterbeheersplan 2016-2021 is een gezamenlijke visie van de fuserende waterschappen op het Limburgse waterbeheer voor 2020. Met dit Waterbeheerplan zetten de waterschappen de koers uit voor een toekomstbestendig waterbeheer in Limburg; hoe ze invulling willen geven aan de taak om te zorgen voor veilige dijken, droge voeten en voldoende en schoon water.
Beleidsplan verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Heerlen 2016-2020
Vanuit de Wet milieubeheer zijn gemeenten wettelijk verplicht een vigerend rioleringsplan te hebben. Het verbreed gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP) Heerlen 2016-2020 van de gemeente Heerlen is daar het gevolg van en heeft een looptijd van 2016 tot en met 2020. Het vGRP is de opvolger van het Beleidsplan Stedelijk Watermanagement 2011-2015.
Het vGRP heeft een strategisch en beleidsmatig karakter, en vormt de basis voor het bestuur bij besluiten over de aanpak van aanleg en beheer van het stedelijk watermanagement binnen de planperiode.
Hoofddoelstelling van het vGRP is invulling geven aan de gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater, overtollig hemelwater en overtollig grondwater. Het vGRP geeft inzicht in:
Ligging en planvoornemen
Het plangebied van dit bestemmingsplan valt binnen het stroomgebied van Waterschap Roer en Overmaas. In het kader van de watertoets wordt gekeken naar de planologische situatie, het overnemen van vigerende (onbenutte bouwtitels) wordt hiermee niet gezien als nieuwe ontwikkeling. Het voorliggende bestemmingsplan is in dit licht conserverend van karakter en biedt een passende juridisch-planologische regeling voor het plangebied. Hierbij is zoveel mogelijk rekening gehouden met de waterhuishoudkundige situatie.
Waterhuishoudkundige situatie
De waterhuishoudkundige situatie in het plangebied wordt gekenmerkt door de Geleenbeek die het plangebied in noord-zuidrichting doorkruist. Het beekdal is aangemerkt in het POL als Beekdal met een specifiek ecologische functie. Langs de Beek is een zone van 5 tot 15 meter aangemerkt voor herinrichting (Wateratlas Waterschap Roer en Overmaas). Daarnaast hanteert het waterschap aan beide zijden van de beek een beschermingszone van 10 m vanaf de insteek. Op de watergang en de beschermingszone is de keur van waterschap Roer en Overmaas van toepassing. Het gebied tussen de beek en de planlocatie is op basis van het POL aangemerkt als hydrologisch gevoelig natuurgebied. In het beekdal binnen het plangebied ligt een tweetal regenwaterbuffers, de een aan de Tichelbeekstraat, de andere aan ‘de Rousch’.
In het plangebied is voornamelijk sprake van een gemengd rioleringsstelsel.
Voor een locatie binnen het plangebied zijn in 2009 sonderingen uitgevoerd waarbij een actuele grondwaterstond werd aangetroffen op circa 12 meter onder maaiveld, overeenkomende met circa 99,6 m +NAP.
De Geleenbeek is een primaire waterloop waarvan de waterhuishoudkundige belangen worden beschermd middels de planregeling. Ook de regenwaterbuffer 'de Rousch' wordt middels een enkelbestemming en regulerende functieaanduiding gerespecteerd.
Door het conserverende karakter van onderhavig plan worden de Geleenbeek en het omliggende beekdal niet beïnvloed door de ontwikkeling. Een negatieve beïnvloeding van het grondwaterpeil of de waterhuishouding is, gezien het bovenstaande, niet te verwachten. Geconcludeerd kan worden dat met dit bestemmingsplan geen knelpunten ontstaan tussen grondgebruik, bestemmingen of waterhuishoudkundige functies in relatie tot waterbeheer. In het kader van het vooroverleg zal de waterparagraaf voor een formeel wateradvies aan het waterschap worden voorgelegd.
Bij een bestemmingsplanprocedure moet het bevoegd gezag in het kader van de Wet bodembescherming voldoende inzicht hebben om de vraag te kunnen beantwoorden of de bodem geschikt is voor de in het bestemmingsplan toe te kennen functie.
Algemeen
Bij een bestemmingsplanprocedure moet het bevoegde gezag Wet bodembescherming voldoende inzicht hebben om de vraag te kunnen beantwoorden of de bodem geschikt is voor de in het bestemmingsplan toe te kennen functie.
Bodembeleidsplan
Voor de gemeente Heerlen is sinds 28 september 2016 het bodembeleidsplan Heerlen van toepassing. In dit bodembeleidsplan wordt het gemeentelijk bodembeleid beschreven en het beleidsplan is derhalve het richtinggevend kader (uiteraard naast de wettelijke regelingen) voor zowel bodembescherming als bodemsanering. Bij het actualiseren van bestemmingsplannen wordt de bestaande functie veelal gehandhaafd. Dan vindt geen grondverzet plaats en worden geen saneringen opgestart. Bij de actualisatie van een bestemmingsplan, zoals in onderhavige procedure, vinden geen functiewijzigingen plaats. Hierbij kan volstaan worden met een globale toets, bijvoorbeeld middels de bodemkwaliteitskaart. Bij latere ontwikkelingen in deze gebieden zal in het kader van bouwactiviteit mogelijk een bodemonderzoek moeten plaatsvinden. Als toelichting hierop wordt nog vermeld dat bij geconstateerde knelpunten in een actualiserend bestemmingsplan aangegeven moet worden hoe hiermee om te gaan, niet alle knelpunten hoeven dus uitputtend vermeld te zijn.
Besluit bodemkwaliteit
Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) geeft invulling aan het op duurzaamheid gerichte bodembeleid. De nota bodembeheer beschrijft hoe de gemeente Heerlen invulling geeft aan het Bbk. In het bodembeleidsplan is de nota bodembeheer en de bodemkwaliteitskaart gemeente Heerlen opgenomen. De bodem in de gemeente Heerlen is beschreven in een bodemkwaliteitskaart die conform de Richtlijn Bodemkwaliteitskaarten is vervaardigd. Er kan worden geconcludeerd dat de lokale bodemkwaliteit over het algemeen voldoende wordt beschreven door de bodemkwaliteitskaart voor alle zones.
Afbeelding 4.1: Bodemkwaliteitskaart deelgebieden Heerlen
Tabel 4.1: Bodemwaarden per deelgebied
Knelpunten
Een uitgevoerde globale inventarisatie naar registraties conform de WKBP (Wet Kenbaarheid Publiekrechterlijke Beperkingen) naar locaties waar sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging heeft geen knelpunten opgeleverd.
Conclusie
Het plangebied is gelegen in deelgebied 1. Agrarisch en natuur van de Bodemkwaliteitskaart Heerlen. De bekende bodemwaarden voor deze gebieden zijn lager dan de achtergrondwaarde. Voor wat betreft bodemaspecten zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen actualisering.
De Europese Unie (EU) wil de biodiversiteit in Europa beschermen met Natura 2000. Dat is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. In Nederland zijn meer dan 160 natuurgebieden aangemeld. Deze liggen allemaal binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Oorspronkelijk zijn deze gebieden aangewezen als Habitat- of Vogelrichtlijngebied. Al deze gebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van planten- en diersoorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben.
In Nederland zijn de Europese regels voor gebiedsbescherming vertaald in de Natuurbeschermingswet. De Minister van Economische Zaken wijst de gebieden aan. In dat traject kunnen provincies, gemeenten, eigenaren en gebruikers van het aan te wijzen gebied hun zienswijze kenbaar maken. In het aanwijzingsbesluit van het betreffende Natura 2000-gebied wordt de exacte ligging aangegeven, evenals de soorten en habitattypen die in het gebied moeten worden beschermd.
Afbeelding 4.2: Natura-2000 gebieden met afstanden tot de plangrens
Het plangebied van Zorgvallei ligt in de nabijheid van Natura 2000-gebied Kunderberg en Geleenbeekdal.
In het bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die leiden tot verslechtering van habitattypes in omliggende Natura 2000-gebieden of tot een significante verstoring van vogels of habitatsoorten in deze Natura 2000-gebieden. Mede gelet op de ruime afstand tot de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden (875 meter en 1200 meter), heeft het onderhavige bestemmingsplan geen kenmerkende negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van beiden gebieden. Derhalve hoeft geen voortoets/habitattoets te worden uitgevoerd.
Het soortenbeleid uit de Vogel- en Habitatrichtlijn is in Nederland vertaald in de Flora- en faunawet. Deze wet kent een zorgplicht voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. Dat betekent dat iedereen die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn (nalaten tot) handelen nadelige gevolgen heeft voor de aanwezige natuurwaarden, verplicht is dit achterwege te laten. Men dient alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem/haar kunnen worden verwacht om nadelige gevolgen te voorkomen, zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Verder dient in geval van een voorgenomen ingreep tijdig vooraf te worden nagegaan of zich (mogelijk) strenger beschermde soorten in het gebied bevinden, of en welk effect de ingreep heeft op deze soorten, of mitigerende dan wel compenserende maatregelen moeten worden genomen en of bij het Ministerie van EL&I ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet moet worden aangevraagd.
Het bestemmingsplan Zorgvallei is conserverend van aard en heeft daarom geen negatieve effecten op aanwezige soorten in het plangebied.
In de Wet milieubeheer (Wm) zijn in hoofdstuk 5 onder titel 2 eisen ten aanzien van luchtkwaliteit opgenomen (ook 'Wet luchtkwaliteit' genoemd). Daarmee samen hangen de volgende besluiten en regelingen:
Deze wet- en regelgeving omvat maatregelen om aan de ene kant de uitstoot van schadelijke stoffen te beperken en aan de andere kant te voorkomen dat mensen langdurig worden blootgesteld aan verontreiniging.
Conform artikel 5.16a van de 'Wet luchtkwaliteit' kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) nadere regels worden gesteld om te voorkomen dat bij een (dreigende) overschrijding van één of meerdere grenswaarden projecten doorgang vinden die er toe leiden dat het aantal blootgestelden met een verhoogde gevoeligheid toeneemt. In dit kader is het Besluit gevoelige bestemmingen opgesteld. Het Besluit gevoelige bestemmingen beperkt de mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen uit te voeren in overschrijdingssituaties voor zogenaamde 'gevoelige bestemmingen'. Tot die gevoelige bestemmingen worden scholen, kinderopvang en bejaarden-, verpleeg- of verzorgingshuizen gerekend. In het Besluit is aangegeven dat moet worden onderzocht of op een locatie sprake is van een daadwerkelijke of een dreigende overschrijding van de grenswaarden, indien de locatie is gelegen binnen 300 meter vanaf Rijkswegen of binnen 50 meter vanaf provinciale wegen.
Niet in betekenende mate (NIBM)
In de Algemene Maatregel van Bestuur 'Niet in betekenende mate' en de ministeriële regeling NIBM zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit worden uitgevoerd. In onderhavig bestemmingsplan worden planologisch gezien geen nieuwe ontwikkeling mogelijk gemaakt.
Besluit gevoelige bestemmingen
Conform artikel 5.16a van de 'Wet luchtkwaliteit' kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur nog nadere regels worden gesteld om te voorkomen dat bij een (dreigende) overschrijding van één of meerdere grenswaarden projecten doorgang vinden die er toe leiden dat het aantal blootgestelden met een verhoogde gevoeligheid toeneemt. Dit Besluit gevoelige bestemmingen beperkt de mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen uit te voeren in overschrijdingssituaties voor zogenaamde 'gevoelige bestemmingen'. Tot die gevoelige bestemmingen worden scholen, kinderopvang en bejaarden-, verpleeg- of verzorgingshuizen gerekend.
Plangebied
In onderhavig plan zijn geen ontwikkelingen voorzien welke een luchtonderzoek vereisen. De Wet luchtkwaliteit en bijbehorende besluiten en regelingen zijn derhalve op dit plan niet van toepassing.
Bestaande situatie luchtkwaliteit plangebied
In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de actuele jaargemiddelde concentraties NO2,PM10 en PM2,5 in de omgeving van het plangebied inzichtelijk gemaakt (2015). Deze concentraties zijn afkomstig uit de NSL-monitoringstool. In deze tool zijn onder andere A76 en de N281 opgenomen. Uit de NSL-monitoringstool blijken de volgende rekenpunten maatgevend: ID 743713 (A76) en ID 69921 (N281). In onderstaande tabel zijn de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 voor deze rekenpunten weergegeven voor het peiljaar 2015, 2020 en 2030.
Id | NO2 (µg/m³) | PM10 (µg/m³) | PM2,5 (µg/m³) | ||||||||||||||
2015 | 2020 | 2030 | 2015 | 2020 | 2030 | 2015 | 2020 | 2030 | |||||||||
743713 | 21,2 | 15,3 | 10,2 | 22,5 | 21,4 | 19,9 | 14,1 | 13,1 | 11,6 | ||||||||
69921 | 22,4 | 16,1 | 10,9 | 22,5 | 21,3 | 19,6 | 14,2 | 13,1 | 11,5 |
Tabel 4.2: Overzicht huidige en toekomstige jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5
Uit de tabel blijkt dat, nabij het plangebied, de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 (beide 40 µg/m3) en PM2,5 (25 µg/m3) niet wordt overschreden. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24 uurgemiddelde concentratie is maximaal 11, waardoor het maximum van 35 dagen niet wordt overschreden. Daarnaast is de trend dat in de toekomst de emissies en de achtergrondconcentraties van deze stoffen zullen dalen. Hieruit blijkt dat in het plangebied de normen voor luchtkwaliteit worden gerespecteerd.
Externe veiligheid (EV) gaat over het beheersen van risico's die mensen lopen door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen in hun omgeving. Ook de risico's van het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. Op beide categorieën is landelijke wet- en regelgeving van toepassing.
Doel is om bepaalde risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld, tot een aanvaardbaar minimum te beperken door kwaliteitseisen en normen te hanteren. De bedoelde risico's hangen o.a. samen met:
De risico's voor externe veiligheid komen tot uitdrukking via het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Afhankelijk van de ruimtelijke ontwikkeling en de beschikbare gegevens is deze beperkt of ruim van opzet.
Plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans, per jaar, op overlijden van een onbeschermd individu ten gevolge van ongevallen met gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid van een persoon is fictief. Niet wordt beoordeeld hoe groot de kans op de aanwezigheid van een persoon feitelijk is. Het PR kan op de kaart van een gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Via het PR wordt een basisbeschermingsniveau gewaarborgd.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans per jaar dat een groep van bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen het slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR wordt ook beschouwd als een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Bij het GR wordt wel beoordeeld hoeveel personen zich, redelijkerwijs, feitelijk in de omgeving kunnen bevinden. Voor het GR geldt geen grenswaarde, maar een oriëntatiewaarde. Dit is een ijkwaarde waaraan veranderingen getoetst kunnen worden. Deze oriëntatiewaarde mag overschreden worden, mits goed beargumenteerd door het bevoegd gezag. Deze argumentatie is een onderdeel van de verantwoording van het groepsrisico.
Plasbrandaandachtsgebied
Het plasbrandaandachtsgebied (PAG) is het gebied waarin bij het realiseren van kwetsbare objecten rekening gehouden dient te worden met de effecten van een zogenaamde plasbrand. Deze plasbrand kan ontstaan door de ontsteking van uitgestroomde brandbare vloeistof uit een schip of tankwagen. Het plasbrandaandachtsgebied wordt gemeten vanaf de rechterrijstrook in het geval van een weg of de oeverlijn in het geval van een rivier of kanaal. Regelgeving omtrent plasbrandaandachtsgebieden is verankerd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Hierin is geregeld dat gemeenten afwegingen zullen moeten maken ten aanzien van de wenselijkheid van ontwikkelingen binnen een PAG. Deze afwegingen zullen vervolgens moeten worden vastgelegd in de onderbouwing of toelichting van het plan.
Verantwoordingsplicht groepsrisico
Voor het bevoegd gezag geldt een verantwoordingsplicht, wanneer binnen het invloedsgebied van een risicobron kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten via het bestemmingsplan worden toegelaten. Dit betreft ook de al bestaande (beperkt) kwetsbare objecten, zoals al gebouwde woningen.
Een risicobron is bijvoorbeeld een buisleiding die wordt gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen. Voor zover het invloedsgebied niet is vastgelegd in regelgeving wordt hiermee het gebied beschouwd waarbinnen minimaal1% van de aanwezige personen overlijdt als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen ter plaatse van de risicobron. Voor specifieke risicobronnen is het invloedsgebied vastgesteld.
De verantwoording van het groepsrisico is één van de onderdelen van een goede ruimtelijke ordening. De omvang en diepgang van de verantwoording is daarbij afhankelijk van de gevolgen voor het groepsrisico. Dit wordt per ruimtelijk plan beoordeeld. Hieruit zal blijken of een verantwoording aan de orde is.
Inrichtingen/bedrijven
Er is een aantal wetten en regelingen vastgesteld die tot doel hebben regels te stellen aan de externe veiligheid. Ten aanzien van inrichtingen (bedrijven) zijn de belangrijkste regels betreffende externe veiligheid opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi).
Indien op grond van een Wro-besluit of bepaalde Wabo-besluiten, de bouw of vestiging van een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object mogelijk wordt gemaakt, is het van belang na te gaan of het aspect externe veiligheid aan de orde is.
Bij het beoordelen van bedrijven/inrichtingen qua externe veiligheid wordt het plangebied en de omgeving beschouwd. Zo wordt elk invloedsgebied van een risicobron nagelopen op (mogelijke) gevolgen qua externe veiligheid. Indien het plan buiten het invloedsgebied van een risicobron ligt, is externe veiligheid niet aan de orde. De resultaten ten aanzien van eventuele inrichtingen/bedrijven zijn weergegeven in hoofdstuk 4.7.3.
Buisleidingen
Het externe veiligheidsbeleid voor buisleidingen is geregeld in het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Het Bevb beschrijft de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en van de gemeenten en de soorten buisleidingen (zie tabel 4.7.3b). Aan de hand van de Risicokaart is nagelopen welke buisleidingen in de gemeente Heerlen aanwezig zijn. Alleen de mogelijke gevolgen qua externe veiligheid zijn beschouwd. De uitwerking van het Bevb is geregeld in de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) en betreft onder meer de wijze waarop de externe veiligheid wordt berekend en de te hanteren rekensoftware. De resultaten ten aanzien van eventuele buisleidingen zijn weergegevens in hoofdstuk 4.7.3.
Transport gevaarlijke stoffen
Het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en waterwegen leidt tot risico's voor de omgeving.
In het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de Regeling Basisnet zijn de regels opgenomen ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, water (binnenwater) en spoor. Deze regelgeving maakt o.a. een onderscheid tussen:
In de Regeling Basisnet zijn de risicoplafonds langs de transportroutes aangegeven alsmede de regels inzake het monitoren van de risicoplafonds. Transportroutes binnen het plangebied en de omgeving zijn nagelopen op genoemde regels. De resultaten t.a.v. het transport van gevaarlijke stoffen zijn weergegeven in hoofdstuk 4.7.3.
In de nota 'Beleid externe veiligheid 2011-2015' heeft de gemeente het beleid voor externe veiligheid geformuleerd. Dit beleid is op 1 november 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. Het doel van het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Heerlen is het behouden van een verantwoord en aanvaardbaar veiligheidsniveau. Het beleid in deze nota leidt tot een gebiedsgerichte aanpak van externe veiligheid en het beperken van de risico's van de bronnen waar dat nodig is. Dit beleid kan worden doorgevoerd in de gemeentelijke structuurvisie en in bestemmingsplannen.
Het gevolg van dit beleid is dat bepaalde bedrijven, die zijn gevestigd op locaties waar dat op grond van dit beleid ongewenst is, zullen worden beperkt in hun mogelijkheden. Ook zal de ontwikkeling van bepaalde gebieden anders moet worden beoordeeld vanwege de aanwezige risico's. Dit beleid zal ertoe leiden dat op de langere termijn in Heerlen de risico's door het gebruik en de toepassing van gevaarlijke stoffen binnen aanvaardbare grenzen kunnen blijven. Het beleid is niet bedoeld als een keurslijf. Het biedt een afwegingskader om optimaal met externe veiligheid in samenspel met andere belangen en andere instanties rekening te houden.
Als onderdeel van het gemeentelijke beleid is een routering vervoer gevaarlijke stoffen vastgesteld. Behoudens op de vastgestelde route is het niet toegestaan routeplichtige gevaarlijke stoffen te vervoeren. Voor het vervoer vanaf de route naar het afleveradres dient een ontheffing te zijn afgegeven. Door deze routering wordt sturing gegeven aan een veilige afwikkeling van het vervoer van routeplichtige gevaarlijke stoffen binnen Heerlen.
Aan de hand van de risicokaart (zie: www.risicokaart.nl), het geldende bestemmingsplan, de studie 'Externe veiligheid: invloedsgebiedenkaart gemeente Heerlen voor de ruimtelijke ordening' (AVIV, projectnummer 142686 d.d. 26.11.2014) en de Regeling Basisnet zijn externe veiligheidsrisico's beoordeeld. De bevindingen zijn weergegeven in de tabellen 4.3, 4.4 en 4.5.
Wetgeving /regels | Soort | Bronnen informatie | Relevantie externe veiligheid |
Bevi/Revi | bedrijven | Risicokaart/plan | Op John F. Kennedylaan 123 is LPG tankstation gelegen op ca 520 m afstand. Volgens het REVI is de risicocontour ten hoogste 150 m. Externe veiligheid t.a.v. deze inrichting is niet aan de orde. Binnen het plan zijn geen Bevi-inrichtingen voorzien. |
Besluit risico's zware omgevallen | bedrijven | Risicokaart/Lijst BRZO | Dit type activiteiten (BRZO-inrichtingen) zijn niet aanwezig of voorzien in het plangebied of de directe omgeving. |
Activiteitenbesluit | Windmolens tot 50 MW | Bedrijvenbestand |
Dit type activiteit (windmolen) is niet voorzien binnen het plangebied of de directe omgeving. |
Vuurwerkbesluit | Vuurwerkopslag Vuurwerkverkoop |
Bedrijvenbestand |
Dit type activiteit (vuurwerkverkoop) is niet aanwezig of voorzien in het plangebied of de directe omgeving. |
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening | Munitieopslag | Bedrijvenbestand |
Dit type activiteit (munitieopslag) is niet aanwezig of voorzien binnen het plangebied of de directe omgeving |
Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik | Ontplofbare stoffen | Bedrijvenbestand | Dit type activiteiten (ontplofbare stoffen) is niet voorzien of aanwezig binnen het plangebied of de directe omgeving. |
Wet luchtvaart | Luchthavens | Bedrijvenbestand | Dit type activiteit (luchthavens) is niet aanwezig of voorzien binnen het plangebied of de directe omgeving. |
Tabel 4.3: inrichtingen/bedrijven
Soort buisleiding | Aanwezig in plangebied | opmerking |
Aardgasleidingen => 50 mm of meer en druk van 1600 kPa of meer. | Nee |
In het plangebied en binnen 500 m van het plangebied komt deze risicobron niet voor. Plangebied is buiten invloedsgebied gelegen. |
Buisleidingen voor aardolieproducten >=70 mm en druk 1600 kPa of meer. | Niet aanwezig in gemeente Heerlen | Volgens Risicokaart komen deze leidingen niet voor in Heerlen of binnen 500 m van de gemeentegrens. |
Buisleidingen voor brandbare stoffen >=70 mm en druk 1600 kPa of meer. | Niet aanwezig in gemeente Heerlen | Volgens Risicokaart komen deze leidingen niet voor in Heerlen of binnen 500 m van de gemeentegrens. |
Buisleidingen voor giftige stoffen en specifieke stoffen >=70 mm en druk 1600 kPa of meer. | Niet aanwezig in gemeente Heerlen | Volgens Risicokaart komen deze leidingen niet voor in Heerlen of binnen 500 m van de gemeentegrens. |
Tabel 4.4: Buisleidingen (Bevb en Revb) in Heerlen
Soort transportbuisleiding | Aanwezig in plangebied | opmerking |
Basisnet water | Niet aanwezig in gemeente Heerlen |
In het plangebied en binnen 500 m van het plangebied komt deze risicobron niet voor. |
Basisnet spoor, Route A380 | Nee | Volgens Risicokaart is Basisnet spoor op >1000 m gelegen. Dit is zeer ruim buiten wettelijke afstand van 200m. EV is niet aan de orde. |
Basisnet weg (A76) | Nee | De A76 ligt op ca 250 meter. Volgens Basisnet dient tot 200 m rekening te worden gehouden met EV. De afstand ligt hierboven dus EV is niet aan de orde. |
Wegen die deel uitmaken van de route vervoer gevaarlijke stoffen: N281 | Nee | De 281 (stadsautobaan) ligt op ca 20 meter van plangebied. Binnen 200 m van de risicobron weg dienen de risico's PR en GR te worden beschouwd. |
Overige wegen in en rond plan (o.a. John F. Kennedylaan) | Ja | De gemeente kent een routering vervoer gevaarlijke stoffen. Uit de vastgestelde ontheffingen blijkt dat het vervoer van routeplichtige stoffen over wegen in het plan en de directe omgeving zeer gering is. |
Tabel 4.5: Transportroutes gevaarlijke stoffen (Bevt en Regeling Basisnet) in Heerlen
Uit de tabellen blijkt dat de externe veiligheidsrisico's ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N281 (stadautobaan) dient te worden beschouwd, zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico.
Uit het rapport van adviesbureau Windmill (P2015.275.01-3/14-09-2017) is gebleken dat het plaatsgebonden risico als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N281 binnen het wegtracé blijft (PR=10-6 is derhalve 0 meter). Dit betekent dat binnen het gehele plangebied het plaatsgebonden risico (individuele overlijdingskans van 1 op 1 miljoen) niet wordt overschreden. De N281 maakt geen deel uit van het Basisnet. Derhalve is een plasbrandaandachtsgebied (PAG) verder niet aan de orde.
Uit het rapport van adviesbureau Windmill (P2015.275.01-3/14-09-2017) is gebleken dat het groepsrisico ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N281 in de feitelijke situatie onder de oriëntatiewaarde blijft.
In het nu voorliggende Bestemmingsplan Zorgvallei worden de planologische rechten afgestemd op de behoefte binnen het gebied. Door het verlagen van de toegestane bebouwingshoogte, wordt de potentieel aanwezige populatie binnen het gebied verlaagd. Deze verlaging van de populatie binnen het invloedsgebied van de weg toe resulteert in een afname van de hoogte van het groepsrisico.
Aangetoond is dat het groepsrisico zowel voor als na planvorming niet hoger is dan de oriëntatiewaarde. De planvorming resulteert daarbij in een afname van de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N281.
Ingevolge artikel 7 en 8 van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) dienen de risico’s als gevolg van het transport over de weg te worden afgewogen in een beperkte verantwoording van het groepsrisico. In deze verantwoording dienen tevens
de risico’s als gevolg van de A76 te worden betrokken.
In de Regeling basisnet worden gebieden langs en boven basisnetroutes aangewezen ter beperking van mogelijk gevolgen van een ongeval met brandbare vloeistoffen: de zogenaamde plasbrandaandachtsgebieden. Het plasbrandaandachtsgebied behorende tot de A76 valt buiten de begrenzing van onderhavig bestemmingsplan. De N281 behoort niet tot de aangewezen basisnetroutes. Het aspect plasbrandaandachtsgebieden is hiermee voldoende onderzocht en vergt geen nadere uitwerking binnen onderhavig bestemmingsplan.
Bestaande bedrijven
Het plangebied kan getypeerd worden als een gebied met overwegend maatschappelijke dienstverlening. Bedrijvigheid komt niet veel voor. Gelet daarop is ervoor gekozen de binnen het plangebied voorkomende bedrijven via een specifieke aanduiding te regelen. Er wordt afgezien van het opnemen van een bedrijfsbestemming met daaraan gekoppeld een bedrijvenlijst met toelaatbare bedrijven.
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. De Wet op de archeologische monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe het Rijk, provincies en gemeenten bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De gemeenten zijn in deze wet tot bevoegd gezag aangewezen en dienen de archeologische belangen op een goede manier te verweven in het ruimtelijk beleid.
In het kader van de Wamz heeft een archeologisch onderzoeksbureau voor heel Parkstad Limburg een archeologische verwachtings- en cultuurhistorische advieskaart opgesteld, die door de gemeenteraad op 23 september 2008 is vastgesteld. In 2013 is deze kaart geactualiseerd en zijn hierin tevens de onderzoekbevindingen van de afgelopen jaren verwerkt. Op 1 oktober 2013 heeft de gemeenteraad de geactualiseerde 'archeologische verwachtings- en beleidskaart Heerlen' en de daarbij behorende nieuwe ondergrenzen voor de archeologische onderzoeksplicht vastgesteld.
Het doel van de archeologische verwachtings- en beleidskaart is het zichtbaar maken waar archeologische waarden aanwezig zijn of kunnen worden verwacht, en het daaraan koppelen van een onderzoeksplicht. Hiermee wordt tevens duidelijk bij welke werkzaamheden wel en bij welke geen archeologisch onderzoek noodzakelijk zal zijn.
In de kaart worden de volgende zes categorieën onderscheiden.
Categorie 1: beschermde Rijksmonumenten
Voor werkzaamheden is hier altijd een vergunning volgens de Monumentenwet 1988 vereist.
Categorie 2: gebieden van zeer hoge waarde en de historische dorpskernen
Voor deze gebieden is voor de oppervlakte het wettelijk minimum van 100 m2 genomen. Projecten die over een groter oppervlak de bodem verstoren zijn onderzoeksplichtig. De monumentenwet geeft geen minimum voor de diepte van verstoring. Voor de gemeente Heerlen is voorgesteld geen onderzoeksplicht op te leggen voor werkzaamheden minder dan 40 cm diep.
Categorie 3 en 4: gebieden met een hoge en middelhoge verwachtingswaarde
Voor deze gebieden zijn de ondergrenzen nog verder verruimd (respectievelijk 250 m2 en 2500 m2 oppervlakte, bij meer dan 40 cm diepte). Hierdoor zijn alleen de grotere projecten onderzoeksplichtig en geldt voor de meeste kleinere (particuliere) vergunningaanvragen geen onderzoeksplicht.
Categorie 5: gebieden met een lage verwachtingswaarde
In gebieden met een lage trefkans, geldt alleen voor grotere projecten (10.000 m2 en meer dan 40 cm diepte) een onderzoeksplicht.
Categorie 6: gebieden zonder verwachtingswaarde
In deze gebieden geldt geen onderzoeksplicht.
In het algemeen geldt dat een ontheffing van de onderzoeksplicht mogelijk is wanneer blijkt (na archeologisch advies van een gekwalificeerde archeoloog) dat het project een gering risico vormt voor het "bodemarchief".
Met bestemmingsplan Zorgvallei wordt de bestaande planologische situatie vastgelegd en worden in principe geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Voor wat betreft de onbenutte bouwpercelen in het plangebied dient in het kader van de verlening van de omgevingsvergunning aangetoond te worden of de archeologische waarden al dan niet worden aangetast. Hiertoe wordt een archeologische dubbelbestemming opgenomen. Wanneer bij de bodemingreep, in het kader van de ontwikkeling, de grenswaarden van de verstoringsdiepte en het oppervlak overschreden worden is een archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Echter, in 2007 is in het plangebied een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd ten behoeve van de inrichting van het terrein van Zuyderland Medisch Centrum (Archeologische Rapporten Oranjewoud 2007/21). Uit dat onderzoek blijkt dat de bodem in het plangebied op de locaties waar de boringen zijn geplaatst niet meer intact is. Op basis hiervan is besloten dat archeologisch vervolgonderzoek niet nodig is bij voorgenomen ingrepen in het plangebied.
In 2012 heeft Grontmij twee onderzoeken uitgevoerd in het plandeel Mondriaan. Het eerste onderzoek betreft een bureauonderzoek en verkennend booronderzoek (Grontmij Archeologische Rapporten 1175) op basis waarvan geadviseerd werd vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van proefsleuven. Dat onderzoek is uitgevoerd in juni en juli 2012 (Grontmij Archeologische Rapporten 1304). Tijdens dat onderzoek zijn, behoudens vondsten onderin de beekafzettingen en een Romeinse oeverversterking, geen archeologische fenomenen aangetroffen. Daarom is vervolgonderzoek niet uitgevoerd en werd het plangebied vrijgegeven.
Op basis van bovenstaande onderzoeken kan worden gesteld dat eventuele ontwikkelingen geen aantasting van de archeologische waarden tot gevolg hebben, de dubbelbestemming waarde-archeologie komt hiermee te vervallen voor het plangebied.
Indien tijdens toekomstige ingrepen in het plangebied alsnog archeologische waarden worden aangetroffen dient hiervan melding gemaakt te worden conform artikel 53 van de monumentenwet 1988.
Visie erfgoed en ruimte 'Kiezen voor karakter' (juni 2011)
In de Visie erfgoed en ruimte 'Kiezen voor karakter' zet het Rijk uiteen hoe cultureel erfgoed wordt geborgd in de ruimtelijke ordening voor de periode 2011-2015. De moderne monumentenzorg is ontwikkelings- en gebiedsgericht. Bovendien vindt het Kabinet samenwerking met publieke en private partijen van belang.
In de Visie wordt het karakter van Nederland gevat in vier kenmerkende eigenschappen: waterland, stedenland, kavelland en vrij land. De gebiedsgerichte omgang met erfgoed vergt dat deze karakteristieken worden verbonden met opgaven uit andere sectoren en dat de economische, sociaal-culturele en ecologische kracht van het erfgoed beter wordt uitgebaat.
Veranderingen in de monumentenzorg en de ruimtelijke ordening geven burgers en bedrijven meer ruimte en geven decentrale overheden meer vrijheden en verantwoordelijkheden. Iedere overheidslaag staat voor de taak zijn belangen zo veel mogelijk vooraf kenbaar te maken en waar nodig met regels te borgen. Het Rijk is daarnaast verantwoordelijk voor een goed functionerend stelsel. Provincies krijgen een centrale rol in de gebiedsgerichte belangenafweging en gemeenten verbinden gevolgen aan een gebiedsgerichte analyse van erfgoedwaarden bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
Het Rijk heeft gekozen voor vijf prioriteiten van het gebiedsgerichte erfgoedbeleid in de komende jaren:
Cultuurhistorische waardenkaart Limburg (CHW)
Limburg hecht veel waarde aan haar grote schat aan cultuurhistorie. Daarom heeft de provincie het initiatief genomen om het archeologisch, bouwhistorisch, en de historische geografie te inventariseren, en voor de hele provincie Limburg te presenteren.
Het resultaat van deze inventarisatie is de Cultuur Historische Waardenkaart (CHW) Limburg. De inventarisatiegegevens van de Cultuur Historische Waardenkaart hebben een informatieve en signaleringsfunctie, en maken de informatie zichtbaar die momenteel voorhanden is over de Limburgse cultuurhistorie. Ze vormen zo de startdocumenten om te komen tot een integrale cultuurhistorische waardenkaart voor de provincie Limburg. Zij kunnen er toe bijdragen om de cultuurhistorische dimensie te betrekken bij ruimtelijke, toeristische en culturele ontwikkelingen en voornemens.
Beleidskader Cultureel Erfgoed Heerlen 2012 – 2020
De aanleiding voor het Beleidskader Cultureel Erfgoed Heerlen 2012 – 2020 is de wens van de gemeente om een samenhangend beleidskader cultureel erfgoed te ontwikkelen, dat het Romeinse verleden, het Middeleeuwse verleden en het Mijnverleden verbindt en de identiteit van Heerlen versterkt. Behoud en beheer van erfgoed is van groot belang. De gemeente voelt zich hiervoor mede verantwoordelijk en ziet erfgoed als een verbindende kracht in de samenleving en wil ervoor zorgen dat de bijdrage van erfgoed aan de samenleving optimaal is. Dit beleidskader heeft als doel om vanuit een verbindende visie op cultureel erfgoed integrale beleidsdoelstellingen vast te leggen. In deze nota zal daarom vooral ingegaan worden op hoe het erfgoed van Heerlen nog beter ontsloten en benut kan worden. Dat resulteert in een aantal actiepunten voor de komende jaren.
Rijksbeschermde stads- en of dorpsgezichten
Binnen het plangebied Zorgvallei zijn geen Rijksbeschermde stads- of dorpsgezichten aanwezig.
Rijksmonumenten
Binnen het plangebied Zorgvallei is één Rijksbeschermd monument aanwezig aan de Kloosterkensweg 17, Hoeve de Rousch; 1859 (grotendeels).
Cultuurhistorische Waardenkaart Limburg
Op de Cultuurhistorische Waardenkaart Limburg zijn, behoudens de aanwezigheid van het rijksmonument Hoeve de Rousch, geen bijzondere cultuurhistorische waarden toegekend aan het plangebied van Zorgvallei.
Afbeelding 5.3: Uitsnede Topografische Militaire Kaart 1842 (Bron: www.watwaswaar.nl)
Dit hoofdstuk beschrijft de juridische opzet van het bestemmingsplan Zorgvallei.
Het bestemmingsplan Zorgvallei bestaat uit een verbeelding met bijbehorende regels. Deze gaan vergezeld van de voorliggende toelichting. De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de in het plangebied voorkomende bestemmingen weergegeven. De verbeelding is getekend op een actuele digitale ondergrond, samengesteld uit de Grootschalige Basiskaart Nederland (landmeetkundig ingemeten topografie, GBKN) en de kadastrale begrenzingen.
In de regels worden onder andere de gebruiksmogelijkheden van de gronden inclusief de daarop aanwezige bebouwing en de bouwmogelijkheden voorgeschreven. De plantoelichting is geen juridisch bindend planonderdeel, maar heeft een belangrijke functie. In de plantoelichting wordt de bedoeling van een gemeente met de vaststelling van een bestemmingsplan verwoord.
Bij het opstellen van het bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geformuleerde uitgangspunten. Het bestemmingsplan voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012).
Voor de opzet en inhoud van de regels is aansluiting gezocht bij het sjabloon regels dat onderdeel uit maakt van het Handboek ruimtelijke plannen van de gemeente Heerlen.
De regels van dit bestemmingsplan zijn ingedeeld in de volgende vier hoofdstukken: de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels.
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In artikel 1 zijn een aantal begripsbepalingen, die in de overige regels worden gebruikt, opgenomen en in artikel 2 is uiteengezet op welke wijze gemeten dient te worden.
Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de in het plangebied voorkomende bestemmingen en/of dubbelbestemmingen. In het onderhavige bestemmingsplan zijn dit de artikelen 3 tot en met 10. Deze regels zijn opgesteld conform de vaste structuur van hoofdgroepen zoals de SVBP die voorschrijft.
De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:
In paragraaf 5.3 worden de in dit bestemmingsplan voorkomende bestemmingen kort toegelicht. Hierna volgt wel al - per bestemmingsonderdeel - een korte toelichting van de opbouw.
Bestemmingsomschrijving
De bestemmingsomschrijving bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies zoals wonen, bedrijven, detailhandel, recreatie, horeca etcetera. De aard van de toegelaten inrichting van de betreffende gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies. De hoofdfuncties worden als eerste genoemd. Indien van toepassing worden ook de aan de hoofdfuncties ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. Tevens wordt aangegeven welke functies bij de bestemming behoren door middel van de zin 'met daarbij behorende'. Het betreft hier meestal functies als paden, groen, erven, etc. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel, maar bevat ook inrichtingsaspecten.
Bouwregels
In de bouwregels wordt aangegeven welke bebouwingsmogelijkheden er op een perceel bestaan. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Afwijken van de bouwregels
Door het opnemen van een afwijkingsregeling bestaat de mogelijkheid af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Voor elke afwijkingsmogelijkheid wordt aangegeven van welke bepaling afgeweken wordt, de maximale afwijking die kan worden toegestaan en de situaties en voorwaarden waaronder een omgevingsvergunning ten behoeve van het binnenplanse afwijken wordt verleend.
Het gaat hier om afwijkingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Als afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen, dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (de algemene regels).
Specifieke gebruiksregels
In dit onderdeel kan worden aangegeven welke vormen van gebruik men in ieder geval strijdig acht met de bestemming. Hierin worden niet alle mogelijke strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de bestemmingsomschrijving.
Afwijken van de gebruiksregels
Een afwijking van een gebruiksregel mag niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat wel een omgevingsvergunning ten behoeve van het binnenplans afwijken kan worden verleend ten behoeve van functies, die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies. Via afwijking kunnen geen 'nieuwe' functies worden toegestaan. Met andere woorden: de afwijkingsregeling kan worden opgenomen voor kleinere, planologisch minder ingrijpende, onderwerpen.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
Specifieke inrichtingsactiviteiten, niet bestaande uit bouwen, dienen soms aan een omgevingsvergunning gebonden te worden.
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat wanneer bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het beoordelen van een aanvraag voor een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
Met de algemene bouwregels wordt de bouw van bepaalde bouwwerken geregeld, die zijn toegestaan (of uitgesloten) binnen alle bestemmingen, voor zover daar per bestemming geen specifieke bouwregels voor zijn opgesteld.
Algemene gebruiksregels
In deze bepaling wordt aangegeven wat in ieder geval onder strijdig gebruik wordt verstaan. De specifieke gebruiksregel, zoals deze kan worden opgenomen in de afzonderlijke bestemmingen, is aanvullend op de algemene gebruiksregel van het bestemmingsplan. Daarnaast is in dit artikel geregeld dat bij het bouwen voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid.
Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn gebiedsaanduidingen opgenomen. Deze vallen samen met diverse bestemmingen, maar zijn niet aan te merken als dubbelbestemming.
Algemene afwijkingsregels
In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om met een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsbepalingen die gelden voor meerdere dan wel alle bestemmingen in het plan.
Specifieke, op de bestemmingen gerichte, afwijkingen zijn reeds opgenomen onder de betreffende bestemming.
Algemene wijzigingsregels
In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om een gedeelte van het plan te wijzigen ten behoeve van (geringe) wijziging van bestemmingsgrenzen op perceelsniveau.
Overige regels
Dit sublid geeft aan hoe andere wettelijke bepalingen, waarnaar is verwezen in de regels, dienen te worden geïnterpreteerd
Overgangsbepalingen
In artikel 3.2.1 van het Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik.
Slotregel
In de slotregel is aangegeven onder welke naam de regels kunnen worden aangehaald.
De paragraaf beschrijft hoe de verschillende bestemmingen in het plangebied zijn toegekend.
Regelt de bestemming van de gronden bedoeld voor groenvoorzieningen. Binnen deze bestemming zijn tevens voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, bijbehorende voorzieningen zoals nutsvoorzieningen, speelplaatsen en speelvoorzieningen, verhardingen in de vorm van in- en uitritten, fiets- en/of voetpaden, parkeervoorzieningen en plantsoenen, bomen en beplantingsstroken toegelaten. Gebouwen zijn niet toegelaten.
Regelt de bestemming van de gronden bedoeld voor groenvoorzieningen. Ten behoeve van deze bestemming zijn tevens voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, bijbehorende voorzieningen zoals nutsvoorzieningen, speelplaatsen en speelvoorzieningen, verhardingen in de vorm van in- en uitritten, fiets- en/of voetpaden, plantsoenen, bomen en beplantingsstroken toegelaten. Parkeervoorzieningen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' worden opgericht. Ter plaatse van de aanduiding 'bos' is tevens een bos toegestaan en ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende waarden, dan wel de ontwikkeling van natuurlijke, landschapsecologische of landschappelijke waarden alsmede voor extensieve (dag)recreatie.
Binnen de bestemming is een vergunningenstelsel opgenomen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden. Gebouwen zijn niet toegelaten.
Regelt de bestemming van de gronden bedoeld voor horeca. Toegestaan is horeca tot en met categorie 3 waarbij tevens geldt dat de exploitatie van een zaalaccommodatie is toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'dienstwoning' is tevens een dienstwoning toegestaan.
Ten behoeve van deze bestemming zijn o.a. verhardingen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en voorzieningen t.b.v. de waterhuishouding en overige bijbehorende voorzieningen toegestaan. Tevens zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten.
regelt de bestemming van de gronden bedoeld voor maatschappelijke voorzieningen. Daarnaast geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' tevens maximaal 1.000 m² bvo commerciële dienstverlening is toegestaan en ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens een ondergrondse parkeergarage is toegestaan.
Ten behoeve van deze bestemming zijn o.a. verhardingen, groenvoorzieningen en voorzieningen t.b.v. de waterhuishouding en overige bijbehorende voorzieningen toegestaan. Tevens zijn gebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten.
De binnen deze bestemming gerealiseerde dan wel te realiseren gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' dienen te worden uitgevoerd dan wel in stand worden gehouden als dove gevel.
Regelt de bestemming van de gronden bedoeld voor wegen met hoofdzakelijk een functie voor verblijf, alsmede ter ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden. Ten behoeve van deze bestemming zijn onder andere parkeervoorzieningen, verhardingen, groenvoorzieningen, speelplaatsen en speelvoorzieningen, in- en uitritten, kruisende wegen en voorzieningen t.b.v. de waterhuishouding, geluidsafschermende en veiligheidsvoorzieningen en bijbehorende voorzieningen toegelaten. Tevens zijn gebouwen, waaronder tunnels, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten.
Regelt de bestemming van de gronden bedoeld voor wegen met hoofdzakelijk een functie voor het doorgaand verkeer. Ten behoeve van deze bestemming zijn onder andere parkeervoorzieningen, verhardingen, groenvoorzieningen, speelplaatsen en speelvoorzieningen, in- en uitritten, kruisende wegen en voorzieningen t.b.v. de waterhuishouding, geluidsafschermende en veiligheidsvoorzieningen en bijbehorende voorzieningen toegelaten. Tevens zijn gebouwen, waaronder tunnels, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten.
Regelt de bestemming van de gronden bedoeld voor waterhuishoudkundige doeleinden. Ten behoeve deze bestemming zijn onder andere taluds, verhardingen, groenvoorzieningen, voorzieningen t.b.v. de waterhuishouding en bijbehorende voorzieningen toegelaten. Tevens zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten.
Regelt de bestemming van de gronden bedoeld voor de bescherming en het beheer van de bijbehorende watergang, met inbegrip van een strook van 4 meter aan weerszijden van de watergang. Ten behoeve van de bestemming zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde en overige bijbehorende voorzieningen toegelaten. Binnen de bestemming is een vergunningenstelsel opgenomen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden.
Het bestemmingsplan heeft verscheidene functies. De belangrijkste functie betreft wellicht de normerende functie. Het bestemmingsplan geeft bindende regels voor het gebruik van de in het betreffende plan opgenomen gronden. Dit betreft het gebruik in ruime zin. Niet enkel het feitelijk gebruik, maar ook de bebouwing van deze gronden en het gebruik van de opstallen worden door het bestemmingsplan gereguleerd. Om recht te doen aan deze functie, is tijdens het opstellen van onderhavig bestemmingsplan ruime aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels.
Er is sprake van een inzichtelijke en realistische juridische regeling. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel is. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is. Daarnaast is er sprake van een ondubbelzinnige en juridisch juiste regeling, die voor een ieder duidelijk is en weinig procesrisico kent.
Binnen de gemeente Heerlen vormt de handhaving van bestemmingsplannen een expliciet onderdeel van het handhavingsbeleid en is opgenomen in de beleidsnota 'Handhaving bouw- en ruimtelijke regelgeving'. In deze nota wordt onder meer aandacht besteed aan de wijze waarop handhaving zal plaatsvinden. Uitgangspunt is dat tegen iedere overtreding wordt opgetreden. Verder wordt in deze nota de wijze van prioritering weergegeven. Op basis van jaarlijks vast te stellen uitvoeringsprogramma's vindt vervolgens het uitvoeren van toezicht en daadwerkelijke handhaving plaats.
Bij het overtreden van de regels van het bestemmingsplan kan het college de volgende sanctionerende maatregelen toepassen: bestuursrechtelijk handhaven (last onder bestuursdwang of last onder dwangsom) of strafrechtelijk handhaven (economisch delict).
Financiële uitvoerbaarheid
Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting van een bestemmingsplan inzicht te worden gegeven over de uitvoerbaarheid van het plan. Hiermee wordt mede de financieel economische uitvoerbaarheid bedoeld.
Bestemmingsplan 'Zorgvallei' is een beheersplan, waarin enkel de bestaande situatie en het geldende recht is overgenomen. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen in dit plan opgenomen. Het bestemmingsplan heeft derhalve geen financiële gevolgen. Het is daarom ook niet nodig een exploitatieplan vast te stellen.
Het bestemmingsplan is in verband met het vooroverleg naar diverse instanties gestuurd en met ingang van 2 maart 2017 gedurende zes weken in het kader van de inspraak en het vooroverleg ter inzage gelegd.
De reacties die in dit kader zijn ontvangen zijn samengevat en opgenomen in bijlage 3. Daarbij is ook het standpunt van het college van burgemeester en wethouders opgenomen.
Een bestemmingsplan kent de volgende procedurestappen:
Een voorontwerp bestemmingsplan heeft op grond van de Inspraakverordening van de gemeente Heerlen met ingang van 2 maart 2017 gedurende zes weken voor eenieder ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon men een inspraakreactie indienen bij het College van burgemeester en wethouders. In totaal zijn er vier inspraakreacties binnengekomen. Deze zijn opgenomen in de Inspraak- en vooroverlegnota zoals opgenomen in bijlage 3 van dit bestemmingsplan.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft op grond van de Inspraakverordening van de gemeente Heerlen met ingang van 29 maart 2018 gedurende zes weken voor eenieder ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon men een zienswijze indienen bij het College van burgemeester en wethouders. In totaal is één zienswijze ingediend. Deze is opgenomen in de Nota van Zienswijzen zoals opgenomen in bijlage 4 van dit bestemmingsplan.
De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast. Gedurende de terinzageleggingstermijn van het ontwerp bestemmingsplan is één zienswijze ingediend. De ingediende zienswijze heeft geleid tot een gewijzigde vaststelling ten opzichte van het ontwerp. In bijlage 4 zijn de zienswijzen, de gemeentelijke reactie en de wijzigingen in het plan vermeld.
Nadat de raad het bestemmingsplan heeft vastgesteld, wordt het besluit tot vaststelling bekend gemaakt. Daarna bestaat nog de mogelijkheid tot het indienen van een beroepsschrift bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.