direct naar inhoud van Artikel 16 Wonen - Woonwagenstandplaats
Plan: Oost-Maarland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0905.bpoostmaarland-va01

Artikel 16 Wonen - Woonwagenstandplaats

16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, in woonwagens/chalets en de daarbij behorende voorzieningen.

16.1.2

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 28.3.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. standplaatsen ten behoeve van een woonwagen/chalet;
  • b. bijgebouwen en de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
16.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak
  • a. Binnen het bouwvlak mag ten hoogste 1 standplaats worden opgericht.
  • b. Er mag slechts één woonwagen/chalet worden geplaatst.
  • c. Bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak.
  • d. De oppervlakte van bijgebouwen mag maximaal 25 m2 bedragen.
  • e. De standplaats mag voor ten hoogste 60% worden bebouwd, met inbegrip van de geplaatste woonwagen/chalet.
  • f. De goothoogte van de woonwagen/chalet en bijgebouwen mag ten hoogste 3,50 m bedragen.
  • g. De woonwagen/chalet en bijgebouwen mogen plat of met een kap van ten minste 30° en ten hoogste 60° worden afgedekt.
  • h. Bijgebouwen dienen 3,00 m achter de voorgevel te zijn gelegen.
16.2.3 Overige regels met betrekking tot bebouwing

Voor het overige geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten hoogste 2,60 m mag bedragen.

16.3 Naderen eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde en woonwagen/chalet, alleen:

  • a. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid, brandveiligheid en van het uitzicht en de privacy van derden; of
  • b. in verband met eisen van duurzaam bouwen.
16.4 Specifieke gebruiksregels
16.4.1 Gebruik van de grond

Onder verboden gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt verstaan het gebruik van de gronden anders dan voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. ontsluiting;
  • c. parkeervoorzieningen.
16.4.2 Gebruik van opstallen

Onder verboden gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt ten minste verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. afzonderlijke bewoning, indien het een vrijstaand bijgebouw betreft;
  • b. bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte, waaronder de opslagruimte voor explosie- en brandgevaarlijke goederen en stoffen;
  • c. detailhandel en/of groothandel;
  • d. recreatieve en/of horecadoeleinden;
  • e. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het in 16.1 toegestane gebruik.