direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch bedrijf
Plan: Oost-Maarland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0905.bpoostmaarland-va01

Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijven met een geheel of in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. teeltondersteunende voorzieningen, waaronder boogkassen;
  • c. tuinbouw, ter plaatse van de aanduiding 'tuinbouw';
  • d. verblijfsrecreatie in de vorm van vakantiewoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie';
  • e. wonen, daaronder mede begrepen mantelzorg en huisvesting van de rustende boer, mits:
    • 1. mantelzorg en huisvesting van de rustende boer niet leiden tot het ontstaan van een nieuwe zelfstandige woning,
  • f. de instandhouding en/of het herstel van het aanwezige rijksmonument of karakteristieke pand, zoals opgenomen in bijlage 2. bij de regels, mede gelet op de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en/of landschappelijke waarde, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

met de daarbij behorende voorzieningen.

3.1.2

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 28.3.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in 3.1.1 toegestane gebruik;
  • b. (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen, regenkappen, hagelnetten, mestopslagplaatsen en ondergrondse en/of bovengrondse voorzieningen ten behoeve van de opvang en buffering van water, waarbij ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' uitsluitend teeltondersteunende voorzieningen mogen worden gebouwd;
    • 2. 'specifieke vorm van agrarisch - boogkassen' uitsluitend boogkassen mogen worden gebouwd;
    • 3. 'tuinbouw' uitsluitend tijdelijke boogkassen mogen worden gebouwd;
  • c. één bedrijfswoning, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een afwijkend aantal is weergegeven;
  • d. vakantiewoningen ter plaatse van de aanduidingen 'verblijfsrecreatie' en 'maximum aantal vakantiewoningen',

en de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke qua aard en afmeting bij deze bestemming passen.

3.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak

Met betrekking tot het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen, boogkassen en mestopslagplaatsen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, tijdelijke boogkassen mogen ook buiten het bouwvlak worden geplaatst, waarbij ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' uitsluitend teeltondersteunende voorzieningen mogen worden gebouwd;
    • 2. 'specifieke vorm van agrarisch - boogkassen' uitsluitend boogkassen mogen worden gebouwd;
    • 3. 'tuinbouw' uitsluitend tijdelijke boogkassen mogen worden gebouwd;
  • b. Het bouwvlak mag geheel worden bebouwd, waarbij het bepaalde onder j. in acht moet worden genomen.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de begane grond vrij te blijven van bebouwing.
  • d. In of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens zal worden gebouwd.
  • e. De goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde en met uitzondering van boogkassen, mag ten hoogste 4,50 m bedragen.
  • f. De dakhelling mag ten hoogste 60° bedragen.
  • g. De inhoud van een bedrijfswoning mag ten hoogste 900 m3 bedragen.
  • h. De bedrijfswoning moet voor het overige voldoen aan het bepaalde in artikel 15.2.2 onder d. t/m f. van deze regels.
  • i. De inhoud van de bovengrondse mestopslagplaatsen mag in totaal 2.500 m3 bedragen.
  • j. Het oppervlak aan boogkassen mag ten hoogste 2.500 m² bedragen, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - boogkassen', ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' en ter plaatse van de aanduiding 'tuinbouw' het gehele bouwvlak mag worden bebouwd.
  • k. De bouwhoogte van boogkassen mag ten hoogste 3.50 m bedragen.
  • l. De ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' toegestane vakantiewoningen mogen uitsluitend inpandig worden gerealiseerd met een maximum van 100 m2 per vakantiewoning.
3.2.3 Overige regels met betrekking tot bebouwing

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 8.00 m bedragen, met uitzondering van:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen, die ten hoogste 2.50 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van voedersilo's, die ten hoogste 12.00 m mag bedragen.
3.3 Nadere eisen
3.3.1

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte, de goot- en of bouwhoogte van bebouwing;
  • b. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;

een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en met inachtneming van de regels zoals deze gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+.

3.3.2

De in 3.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • a. indien die noodzakelijk zijn voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. ter verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam agrarisch grondgebruik.
3.4 Ontheffing van de bouwregels
3.4.1 Ontheffing bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen, mits:

  • a. de overschrijding om bedrijfseconomische redenen noodzakelijk is;

met dien verstande dat:

    • 1. de overschrijding niet meer bedraagt dan 200 m².

3.4.2 Ontheffing goothoogte bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van de bouw van fruit-, aardappelopslag- en machineloodsen met een goothoogte groter dan 4,50 m, mits:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind,

met dien verstande, dat:

    • 1. de goothoogte ten hoogste 6,50 m mag bedragen.

3.4.3 Ontheffing inhoud bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van het vergroten van de maximale inhoud van de bedrijfswoning ten behoeve van de huisvesting van de rustende boer, mits:

  • a. dit niet leidt tot een zelfstandige extra woning;

met dien verstande, dat:

    • 1. de inhoud ten hoogste 1000 m3 mag bedragen.

3.4.4 Ontheffing bouwhoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van het vergroten van de maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, mits:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;

met dien verstande, dat:

    • 1. de bouwhoogte ten hoogste 15,00 m mag bedragen.

3.4.5 Ontheffing inhoud mestopslagplaatsen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van het vergroten van de maximale inhoud van mestopslagplaatsen, mits:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;

met dien verstande, dat:

    • 1. de inhoud ten hoogste 5000 m3 mag bedragen.

3.4.6 Procedure ontheffing

Bij het verlenen van ontheffing wordt voldaan aan de in Afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht gegeven procedure.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Gebruik van de grond

Onder verboden gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt ten minste verstaan het gebruik van de gronden voor en/of als:

  • a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
  • b. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • c. nieuwvestiging van een niet grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • d. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • e. recreatieve doeleinden, anders dan toegelaten krachtens het plan;
  • f. horeca;
  • g. agrarische hulp- en nevenbedrijfsdoeleinden;
  • h. opslag, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik tot een hoogte van ten hoogste 2.60 m.
3.5.2 Gebruik van opstallen

Onder verboden gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt ten minste verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. woondoeleinden, anders dan in een bedrijfswoning;
  • b. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • c. recreatieve doeleinden, anders dan toegelaten krachtens het plan;
  • d. horeca;
  • e. agrarische hulp- en nevenbedrijfsdoeleinden;
  • f. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
3.6 Ontheffing van de gebruiksregels
3.6.1 Ontheffing boerderijverkoop en/of bewerking van agrarische producten

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van boerderijverkoop, bewerking van agrarische producten en/of daarmee qua aard en omvang gelijk te stellen activiteiten, mits:

  • a. de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • b. de activiteiten binnen de bestaande bouwmassa kunnen worden uitgevoerd. Alleen wanneer de noodzaak daartoe is aangetoond is uitbreiding of vervangende nieuwbouw van bestaande bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak toegestaan, mits daardoor geen cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwing verloren gaat;
  • c. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
  • d. de activiteiten landschappelijk goed inpasbaar zijn en natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden en belangen niet onevenredig schaden;
  • e. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
  • f. boerderijverkoop onderdeel uitmaakt van een functionerend agrarisch bedrijf en wordt beëindigd bij beëindiging van het agrarisch bedrijf;
  • g. uitsluitend boerderijverkoop plaats vindt van in hoofdzaak op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan op andere agrarische bedrijven geproduceerde of bewerkte agrarische producten;
  • h. bewerking van agrarische producten uitsluitend de bewerking van op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan op andere agrarische bedrijven geproduceerde producten betreft;

met dien verstande dat:

    • 1. het vloeroppervlak voor boerderijverkoop ten hoogste 200 m² mag bedragen.

3.6.2 Ontheffing voor zorg, dagrecreatie en culturele activiteiten

Burgemeester en wethouders ontheffing verlenen ten behoeve van:

  • a. het bieden van werk en verzorging aan hulpbehoevende mensen;
  • b. dagrecreatie in de vorm van het bieden van dagarrangementen, excursies en bezichtigingen van (sier)tuinen, alsmede ondergeschikte horeca;
  • c. culturele activiteiten zoals natuurcursussen en exposities;

en/of daarmee qua aard en omvang gelijk te stellen activiteiten, mits:

    • 1. de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
    • 2. de activiteiten binnen de bestaande bouwmassa kunnen worden uitgevoerd. Alleen wanneer de noodzaak daartoe is aangetoond is uitbreiding of vervangende nieuwbouw van bestaande bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak toegestaan, mits daardoor geen cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwing verloren gaat;
    • 3. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven en/of woningen;
    • 4. de activiteiten landschappelijk goed inpasbaar zijn en natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden en belangen niet onevenredig schaden;
    • 5. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
    • 6. de dagrecreatieve en ondergeschikte horeca-activiteiten kleinschalig zijn en ten dienste staan van extensieve recreatie in de kern c.q. ondersteunend zijn aan wandel- en fietsroutes.

3.6.3 Ontheffing kamperen op de boerderij

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van kamperen op de boerderij en/of daarmee qua aard en omvang gelijk te stellen activiteiten, mits:

  • a. de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • b. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven en/of woningen;
  • c. de activiteiten landschappelijk goed inpasbaar zijn en natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden en belangen niet onevenredig schaden;
  • d. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
  • e. kamperen alleen plaatsvindt tijdens het kampeerseizoen;
  • f. buiten het kampeerseizoen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;
  • g. in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf';
  • h. de afstand tot bestaande kampeerterreinen ten minste 500 m bedraagt;
  • i. de afstand tot de erfgrens van naastgelegen woningen tenminste 50 m bedraagt;
  • j. het kampeerterrein landschappelijk wordt ingepast in de omgeving, overeenkomstig de op de directe omgeving van toepassing zijnde landschapskarakteristiek;
  • k. bij beëindiging van het agrarisch bedrijf het kamperen op de boerderij wordt beëindigd, uitgezonderd de situatie dat de kinderen van degenen, die het agrarisch bedrijf laatstelijk uitoefenden, het kamperen op de boerderij mogen voortzetten,

met dien verstande, dat:

    • 1. bij de ontheffing het voor het kamperen op de boerderij te gebruiken deel van de bouwkavel wordt vastgelegd;
    • 2. maximaal 15 standplaatsen per locatie aanwezig mogen zijn; op de standplaatsen mogen geen chalets, trekkershutten of stacaravans worden geplaatst;
    • 3. sanitaire voorzieningen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden opgericht.

3.6.4 Ontheffing voor bed & breakfast

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van het exploiteren van een bed & breakfast en/of daarmee qua aard en omvang gelijk te stellen activiteiten, mits:

  • a. de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • b. de activiteiten binnen de bestaande bouwmassa kunnen worden uitgevoerd. Alleen wanneer de noodzaak daartoe is aangetoond is uitbreiding of vervangende nieuwbouw van bestaande bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak toegestaan, mits daardoor geen cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwing verloren gaat;
  • c. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
  • d. de activiteiten landschappelijk goed inpasbaar zijn en natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden en belangen niet onevenredig schaden;
  • e. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
  • f. de bed & breakfast kan worden ingepast binnen een bestaande bedrijfswoning met een inhoud van ten minste 800 m3;
  • g. de bed & breakfast door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet kan functioneren als een zelfstandige woning. Een aparte kookgelegenheid bij de bed and breakfast is niet toegestaan;

met dien verstande, dat:

    • 1. ten hoogste 4 kamers per bed & breakfast mogen worden gerealiseerd.

3.6.5 Ontheffing voor vakantieappartementen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van het exploiteren van vakantieappartementen en/of daarmee qua aard en omvang gelijk te stellen activiteiten, mits:

  • a. de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • b. het betreft karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, respectievelijk handhaving van de bestaande bebouwing noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur;
  • c. de activiteiten binnen de bestaande bouwmassa kunnen worden uitgevoerd. Alleen wanneer de noodzaak daartoe is aangetoond is uitbreiding of vervangende nieuwbouw van bestaande bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak toegestaan, mits daardoor geen cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwing verloren gaat;
  • d. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
  • e. de activiteiten landschappelijk goed inpasbaar zijn en natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden en belangen niet onevenredig schaden;
  • f. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
  • g. de vakantieappartementen kunnen worden ingepast binnen de bestaande monumentale en/of karakteristieke bebouwing;

met dien verstande, dat:

    • 1. het oppervlak van een vakantieappartement ten minste 50 m2 zal en ten hoogste 100 m2 mag bedragen;
    • 2. ten hoogste 5 vakantieappartementen per agrarisch bedrijf mogen worden gerealiseerd.

3.6.6 Ontheffing voor het stallen van kampeermiddelen en/of opslag van materialen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van het toestaan van het stallen van kampeermiddelen tot een maximum van 50 onderkomens dan wel ten behoeve van de opslag van materialen, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik, mits:

  • a. stalling en/of opslag plaatsvindt in bestaande gesloten gebouwen;
  • b. de onderkomens en/of opgeslagen materialen aan het zicht onttrokken zijn;
  • c. ter plaatse aanwezige natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • d. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.
3.6.7 Procedure ontheffing

Bij het verlenen van ontheffing wordt voldaan aan de in Afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht gegeven procedure.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijzigingsbevoegdheid 'Wonen'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. de agrarische functie geheel is komen te vervallen;
  • b. er door de bedrijfsbeëindiging in het plangebied geen nieuw agrarisch bedrijf bijkomt;
  • c. de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het complex behouden blijven;
  • d. de aangrenzende waarden en belangen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu in de te realiseren woning(en) gegarandeerd kan worden;
  • f. de woningbouw past binnen de afspraken die gemaakt zijn in het kader van het regionaal volkshuisvestingsbeleid qua aantal en fasering;
  • g. het te wijzigen gedeelte van het agrarische bedrijfscomplex binnen de contour ingevolge de partiële streekplanherziening openruimte- en bufferzone beleid Zuid-Limburg is gelegen;
  • h. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • i. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);

met dien verstande, dat:

    • 1. de bouwmassa niet mag toenemen, wat tot uitdrukking zal worden gebracht door een op de functie afgestemd bouwvlak;
    • 2. per agrarisch bedrijfscomplex binnen de hoofdbebouwing, zijnde dat deel van de bebouwing waarin ook reeds de bestaande bedrijfswoning is gelegen, maximaal 2 woningen mogen worden gerealiseerd (inclusief de bestaande bedrijfswoning);
    • 3. indien meerdere woningen worden gerealiseerd, voorafgaand aan de realisatie, het oppervlak aan bijgebouwen teruggebracht is tot ten hoogste 100 m² per woning, uitgezonderd bijgebouwen met landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden met een groter oppervlak, welke geheel behouden mogen worden;
    • 4. sprake is van straatgericht wonen, waarbij de voorgevel van de woning in de voorgevelrooilijn moet zijn gelegen;
    • 5. bij wijziging wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 15, waarbij artikel 15.2.2 sub c. niet van toepassing is.

3.7.2 Procedure wijziging

Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders wordt de procedure in acht genomen zoals vermeld in artikel 3.6, vijfde lid, van de Wet ruimtelijke ordening.