direct naar inhoud van 4.2 Bodem
Plan: Mosaïque-N271
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0893.BP12MOSAN271NBG-VA01

4.2 Bodem

4.2.1 Bodemkwaliteit

Beleid en Normstelling 

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Dat geldt voor oude gevallen van bodemverontreiniging die voor 1987 zijn ontstaan. Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op een bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt de herinrichting van een deel van de N271 mogelijk gemaakt waarbij onder meer een ovonde wordt aangelegd. Het aspect bodemkwaliteit speelt om twee redenen een rol:

  • Bij infrastructurele werken, evenals bij overige bouwwerken, is de kans aanwezig dat er grond wordt afgevoerd. Om de afvoerbestemming van de grond te bepalen dient de grond te worden gekeurd conform de vereisten uit het Besluit bodemkwaliteit.
  • Vanuit het oogpunt van de gezondheid van de medewerkers tijdens de uitvoering van de grond- en bouwwerkzaamheden moet de kwaliteit van de grond worden bepaald om blootstelling aan verontreinigingen te voorkomen.

Bij de herinrichting van de N271 blijven de grondwerkzaamheden beperkt tot de bovengrond. Deze grond heeft naar verwachting een kwaliteit die overeenkomt met die van wegbermen langs drukke wegen. Het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek wordt daarom niet noodzakelijk geacht. Een historisch onderzoek volstaat om te kunnen concluderen dat er geen verontreinigingen te verwachten zijn die een belemmering vormen voor de uitvoering van het werk.

Voor een deel van het plangebied, ter plaatse van de beoogde ovonde en de verbonden wegvakken van de N271, geldt dat gebruik kan worden gemaakt van een historisch onderzoek en een verkennend bodemonderzoek die in juli 2011 zijn uitgevoerd door adviesbureau Tauw1. Het onderzoeksrapport is opgenomen in Bijlage 2. Uit het historisch onderzoek blijkt dat er geen reden is om binnen het plangebied een bodemverontreiniging te verwachten. Op basis daarvan is een hypothese en een onderzoeksmethode bepaald voor het verkennend bodemonderzoek. Uit dat onderzoek bleek dat er geen sprake is van verhoogde concentraties van stoffen in de bodem of in het grondwater die aanleiding geven tot nader onderzoek. Er is geen sprake van een geval van bodemverontreiniging.

Voor het tweede deel van het plangebied, ter plaatse van de beoogde nieuwe ontsluitingsweg ter hoogte van sportcentrum Den Asseldonk, is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd door HMB BV uit Maasbree. Het volledige rapport is opgenomen in Bijlage 3. Op basis van het onderzoek worden ter plaatse van het onderzoeksgebied geen bodemverontreinigingen verwacht. De uitvoering van een verkennend bodemonderzoek, althans in het ruimtelijk spoor, wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

Conclusie

Op basis van recent bodemonderzoek wordt geconcludeerd dat het aspect bodem de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Bij een evenuele afvoer van grond dient deze grond conform het Besluit bodemkwaliteit te worden gekeurd om de afvoerbestemming te bepalen.

4.2.2 Niet gesprongen explosieven

Normstelling en beleid

Op veel locaties in Nederland bevinden zich nog explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de grond. Wanneer er aanwijzingen zijn dat zich in het plangebied conventionele explosieven kunnen bevinden is een historisch onderzoek aan te bevelen. Of en wanneer een historisch onderzoek moet plaatsvinden, is afhankelijk van diverse factoren en locatiespecifieke omstandigheden. Onderzoek is nodig wanneer op een locatie gebouwd of gebaggerd gaat worden en niet kan worden uitgesloten dat er een verhoogde kans bestaat op de aanwezigheid van explosieven in de ondergrond. Een historisch onderzoek bestaat uit een probleeminventarisatie en een probleemanalyse. Het onderzoek bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Raadplegen van literatuur;
  • Raadplegen van (inter)nationale-, regionale- en plaatselijke archieven;
  • Onderzoek naar vluchtgegevens van bombardementsvluchten;
  • Onderzoek naar en analyseren van beschikbare luchtfoto’s;
  • Analyseren van uitvoeringsopdrachten (UO’s) van de EOD;
  • Horen van getuigen (indien mogelijk);
  • Opstellen van een rapportage van de bevindingen.


Het doel van het onderzoek is het uitbrengen van een positief of negatief advies voor de onderzochte locatie. Een positief advies wordt gegeven indien er 'een redelijk vermoeden' bestaat van de aanwezigheid van één of meerdere conventioneel explosieven, welke na de Tweede Wereldoorlog zijn achtergebleven. Dit vermoeden wordt dan onderbouwd door gevonden feitenmateriaal. Een negatief advies wordt gegeven indien onvoldoende onderbouwing bestaat voor een mogelijke aanwezigheid van conventione explosieven. Indien een positief advies wordt gegeven dient het historisch onderzoek te worden opgevolgd door een detectieonderzoek en een benaderonderzoek.

Onderzoek en conclusie

De probleeminventarisatie en de probleemanalyse zijn opgenomen in Bijlage 4 en Bijlage 5 bij de toelichting. In Bijlage 6 is een figuur opgenomen waarop de verdachte terreindelen zijn weergegeven. Uit de probleemanalyse volgt de conclusie dat het gehele plangebied wordt verdacht van de aanwezigheid van conventione explosieven (positief advies). Onderzoeksbureau AVG adviseert dan ook om voorafgaand aan de grond- en bouwwerkzaamheden ter plaate van het plangebied een detectie- en benaderonderzoek uit te voeren. Op locaties waar een detectieonderzoek niet mogelijk is moet worden gekozen voor de methode van beveiligd ontgraven.