direct naar inhoud van 4.4 Bodem
Plan: Schaesberg-Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0882.BVKOMSCHZUID03001-VG01

4.4 Bodem

In het kader van het aspect bodem moet rekening worden gehouden met de milieukwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer. Dit betreft ondermeer de bodemkwaliteit ter plaatse van het besluitgebied. Uitgangspunt hierbij is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen.

4.4.1 Voormalig mijnterrein

Een deel van de woningen binnen de voorliggende beheersverordening is gebouwd op een voormalig mijnterrein. Pas nadat daar al woningen stonden, bleek de bodem in verontreinigd te zijn door de mijnbouw. Daartoe is bij de sanering van de mijnterreinen de ‘leeflaag’ aangepakt. Dit is de bovenste grondlaag waarmee iemand bij een normaal gebruik van de grond in contact kan komen. Daar waar die leeflaag een hogere concentratie PAK bevatte dan het verwaarloosbaar risico, is de grond afgegraven en afgevoerd. Dit is gebeurd tot een diepte van 0,5, 1 of incidenteel 2 meter. Bepalend was de hoeveelheid PAK per kilogram grond. Was die minder dan 35 milligram 10-PAK, dan is de grond blijven liggen; anders is deze vervangen.

Onder wegen, trottoirs en gebouwen is geen verontreinigde grond verwijderd. Door de aanwezige verhardingen of bebouwingen komt u op deze plaatsen niet met de PAK-verontreiniging in aanraking.

Afgegraven tuinen en groenstroken zijn weer aangevuld met schone grond. Daarbij is eerst een zogenaamde signaleringslaag aangebracht. Die scheidt de schone bovenlaag van de niet-gesaneerde grond. Bij ontgravingen tot een diepte van 1 meter of dieper bestaat deze signaleringslaag uit een waterdoorlatende folie. Bij afgravingen tot 0,5 meter is dit een 10 cm dikke laag van geel zand (om doorworteling van planten mogelijk te maken). De signaleringslaag waarschuwt bij graafwerk dat de niet-gesaneerde grondlaag is bereikt. Dieper graven is mogelijk mits men zich aan bepaalde spelregels houdt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BVKOMSCHZUID03001-VG01_0007.png"

Uit het bovenstaand blijkt dat Inmiddels de grond zó is opgeschoond dat geen gevaar meer bestaat voor de gezondheid. Echter, die veiligheid is alleen gewaarborgd als alle bewoners en alle toekomstige bewoners van de betreffende gebieden zich aan bepaalde 'spelregels' houden. Hetgeen overigens ook geldt voor mensen die grondwerk uitvoeren zoals sleuven graven of kabels leggen. Al die ‘spelregels’ staan in het uit de Wet Bodembescherming voortvloeiende nazorgplan 'Voormalige mijnterreinen Oostelijke Mijnstreek' en zijn voor onderhavige beheersverordening doorvertaald in artikel 17.2, middels het besluitsubvlak 'milieuzone - bodembeheer'.

4.4.2 Overig terrein

In het overige deel van het projectgebied hebben In het verleden geen activiteiten plaatsgevonden die tot bodemverontreiniging hebben geleid. Daarnaast legt de onderhavige beheersverordening uitsluitend de bestaande situatie qua gebruik en bouwen vast.

4.4.3 Conclusie

Binnen het besluitgebied zijn geen veranderingen dan wel nieuwe ontwikkelingen voorzien. Verkennend bodemonderzoek voor deze beheersverordening is dan ook niet aan de orde. De Wet bodembescherming is van toepassing in de vorm van het vastgestelde nazorgplan WBB voormalig Mijnterreinen ONII Wilhelmina.