direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf
Plan: Schaesberg-Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0882.BVKOMSCHZUID03001-VG01

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Gebruiksomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen gebruikt worden voor:

  • a. ter plaatse reeds bestaande bedrijven zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels: 'Overzicht bestaande bedrijven';
  • b. bedrijven tot ten hoogste categorie 2 zoals opgenomen in bijlage 2 bij de regels: 'Toegesneden lijst van bedrijfstypen' en/of daarmee, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, vergelijkbare bedrijven, met de daarbij behorende voorzieningen;

en tevens:

  • c. ter plaatse van het besluitsubvlak 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', een verkooppunt motorbrandstoffen met lpg en ondergeschikte detalihandel;

en daarbij behorende:

  • d. tuinen en erven;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater.

4.1.2 Besluitsubvlakken

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen besluitsubvlakken, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 20.4.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in de aanhef toegestane gebruik;
  • b. de daarbij behorende bijgebouwen;
  • c. ondergrondse opslagtanks;
  • d. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2.2 Regels met betrekking tot hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak';
  • b. ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximum bebouwingspercentage' geldt het aangeduide maximale bebouwingspercentage;
  • c. ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximale bouwhoogte' mag tot maximaal de aangegeven bouwhoogte worden gebouwd;
  • d. de (voor-)gevels van de gebouwen moeten worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens.

4.2.3 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen garage/carport zijnde, mag maximaal 3,00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte voor de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldig lijn maximaal 1,00 meter en achter de voorgevel van het hoofdgebouw of de in het verlengde daarvan getrokken denkbeeldig lijn maximaal 2,00 meter mag bedragen met inachtneming van een afstand van minimaal 1,00 meter van het openbaar toegankelijk gebied.
  • b. Vijvers en vergelijkbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht in het achtererfgebied met dien verstande dat de oppervlakte van zwembaden maximaal 100 m² per bouwperceel bedraagt en dat niet meer dan 50 % van het achtererfgebied is bebouwd met inachtneming van een afstand van 1,00 meter van het openbaar toegankelijk gebied met inachtneming van 1,00 meter tot de zijdelingse perceelsgrens.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken erfafscheidingen binnen 1,00 meter tot openbaar toegankelijk gebied

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 4.2.3 sub a bepaalde voor de bouw van een erfafscheiding achter de voorgevel of de in het verlengde daarvan getrokken lijn en binnen een afstand van 1,00 m tot het openbaar toegankelijk gebied, mits:

  • a. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk worden gedaan.

4.3.2 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning afwijken

Het bij een omgevingsvergunning afwijken als in artikel 4.3.1 bedoeld wordt slechts toegestaan indien aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk wordt gedaan en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Verboden gebruik

Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en opstallen voor en/of als:

  • a. detailhandel met uitzondering van ondergeschikte detailhandel tot een maximum van 10% van het bedrijfsvloeroppervlak tot een maximum van 500 m² verkoopvloeroppervlak per bedrijf;
  • b. bewoning;
  • c. risicovolle inrichtingen;
  • d. zoneringsplichtige inrichtingen;
  • e. aan horeca verwante bedrijvigheid;
  • f. wonen;
  • g. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak en opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik. In ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosie-gevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;
  • h. verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van het besluitsubvlak 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'.

4.4.2 Parkeren

De noodzakelijke parkeervoorzieningen ten gevolge van nieuwe activiteiten c.q. functies zoals genoemd in artikel 4.1.1 worden op eigen terrein gesitueerd conform de normen zoals opgenomen in bijlage 3 bij de regels: 'Parkeernota Landgraaf 2008, d.d. 4 december 2007' en conform het bepaalde in 20.3.2.