direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kasteel Strijthagen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De heer A. Taratynov, hierna 'de initiatiefnemer', heeft eind 2014 het kasteel Strijthagen aan de Rouenhof te Landgraaf van de gemeente Landgraaf verworven. Hij wil er een mix van particuliere, zakelijke, en openbare (culturele) functies in onder brengen. Deze functies passen niet geheel binnen de kaders van het huidige geldende planologische regime voor dit kasteel. Reden waarom er een nieuwe planologische regeling wordt opgesteld.

Het voorliggende bestemmingsplan dient het voorgenomen gebruik mogelijk te maken. Dit bestemmingsplan is gebaseerd op de RO-standaarden 2012, zoals SVBP, IMRO, STRI. Het bestemmingsplan bestaat uit de volgende stukken:

  • a. Verbeelding (plankaart)
  • b. Planregels

Het bestemmingsplan gaat vergezeld van deze toelichting.

1.2 Het plangebied

Het plangebied ligt ten zuidoosten van de kern Landgraaf aan de Rouenhof tegen de grens met de gemeente Kerkrade. Het bestaat uit een parkachtig gebied met waterpartijen, waarin een herenhuis met hoeve is gevestigd. Op de volgende beelden is het plangebied globaal aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01_0002.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01_0003.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01_0004.jpg"

Het plangebied ligt aan de Rouenhof (nrs. 17, 19, 21 en 23) te Landgraaf. Kadastraal is het plangebied bekend als gemeente Landgraaf, sectie C, nummers 376, 843, 844 en 845 (gedeeltelijk), samen groot circa 6 hectare.

In de huidige situatie heeft het plangebied en directe omgeving daarvan een nagenoeg groen karakter en wordt gedomineerd door het natuurgebied Strijthagerbeekdal. In het Strijthagerbeekdal komen veel planten en dieren voor die kenmerkend zijn voor het Zuid-Limburgse beekdallandschap.

In het midden van het plangebied bevindt zich Kasteel Strijthagen. Het kasteelcomplex bestaat uit het kasteel, de rentmeesterswoning en hoeve. Daarnaast liggen in het gebied de watermolen, het voormalige koetshuis en een houten schuur van de visvereniging. Ten noorden van het kasteel is het clubhuis en de opslagloods van de visvijvers. Zowel het kasteel, de rentmeesterswoning en hoeve alsook de tot de hengelsportvereniging behorende voorzieningen worden ontsloten via de Rouenhof en de Mensheggerweg.

1.3 Vigerend plan

Het kasteel Strijthagen, de rentmeesterwoning en de hoeve, almede de directe omgeving behoren tot het plangebied van de beheersverordening Gravenrode Noord Oost, vastgesteld door de gemeenteraad van Landgraaf op 27 juni 2013. Op de volgende uitsnede van de verbeelding van de beheersverordening is het plangebied globaal met rode onderbroken omlijning aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01_0005.jpg"

Binnen het plangebied gelden de (enkel)bestemmingen

  • Natuur (N)
  • Recreatie (R)
  • Water (WA)
  • Water – Primair water (WA-PW)

Daarnaast gelden de dubbelbestemmingen:

  • Leiding – Riool (L-R);
  • Waarde – Archeologie;
  • Waterstaat – Beschermingszone primair water (WS-BW)

De plannen zoals deze betrekking hebben op het kasteel, de rentmeesterswoning en de hoeve zijn op onderdelen in strijd met de gebruiksbepalingen van de bestemmingen Recreatie en Natuur.

Met de bestemming Recreatie zijn in ieder geval in strijd:

  • het toevoegen van 2 woningen in de hoeve;
  • de semipermanente bewoning in de hoeve: woonruimte voor gasten/bed en breakfast
  • de VIP-kamers kasteel;
  • de atelier- en tentoonstellingsruimten;
  • commerciële exploitatie (deels passend binnen horeca-aanduiding).

Met de bestemming Natuur is in strijd:

  • de beeldentuin.

De met het beoogde gebruik verband houdende en aan te leggen parkeervoorzieningen (58 parkeerplaatsen) zijn toegestaan binnen de bestemming 'Natuur'.

De dubbelbestemming Archeologie sluit niet meer aan op het huidige beleid van de gemeente ten aanzien van archeologie.

Hoofdstuk 2 Bestaande en nieuwe situatie

2.1 Bestaand; structuur ruimtelijk en functioneel

Historie Strijthagerbeekdal

Langs de Strijthagerbeek en de Anselderbeek vonden in de elfde of twaalfde eeuw grootschalige ontginningen plaats, waaruit grote landgoederen als Strijthagen en Hopel zijn ontstaan. Agrarische nederzettingen deden zich voor in de nabijheid van een bron. De voormalige, nabij gelegen, hoeven Overstehof en de Winselerhof zijn ontstaan nabij de bronnen op de westhellingen van het Strijthagerbeekdal. Hierbij geldt de bron nabij de Winselerhof als de hoofdbron voor de Strijthagerbeek. Na 1800 werd het Strijthagerbeekdal intensiever gebruikt.

Met name in de laatste eeuw is de omgeving van het dal sterk veranderd door de ontwikkelingen in de mijnbouw. In het begin van de vorige eeuw kwam de kolenwinning in een stroomversnelling. Er ontstond een groot aantal particuliere en staatsmijnen en de eerste mijnwerkersdorpen werden gebouwd.

Het Strijthagerbeekdal werd beïnvloed door de mijnbouwcomplexen van de mijnen Oranje Nassau II en Wilhelmina. De Strijthagerbeek fungeerde hierbij als aan- en afvoer van water voor het wassen van steenkool. Na het einde van de mijnindustrie (eind jaren zestig van de 20e eeuw) zijn in de jaren zeventig en tachtig diverse werkgelegenheidsprojecten uitgevoerd. In die periode is ook het ten oosten van het gebied gelegen bedrijventerrein Dentgenbach ontwikkeld. Dit bedrijventerrein ligt op het plateau tussen de Strijthagerbeek en de Anselderbeek. Ten behoeve van de aanleg van het bedrijventerrein is het aanwezige plateau geëgaliseerd en is de landschappelijke samenhang tussen het Anselderbeekdal en het Strijthagerbeekdal verloren gegaan.

Het Strijthagerbeekdal werd vanaf 1980 ontwikkeld tot een regionaal recreatiegebied. Bij deze ontwikkeling zijn de beek zelf, de oosthelling en een deel van de westhelling gehandhaafd. In het gebied tussen de beek en de bebouwing van Landgraaf zijn grootschalige en intensief te gebruiken recreatievoorzieningen gerealiseerd. De mijngebouwen, de waterbekkens en de spoorbanen zijn in het omvormingsproces verdwenen. Ook het uiterlijk aanzicht van de mijnsteenbergen werd hierbij aangepast.

Kasteel Strijthagen

Kasteel Strijthagen is het laatste geheel intact gebleven adellijke landgoed op het grondgebied van de gemeente Landgraaf. Het complex ligt op de oever van een door de Strijthagerbeek gevoede vijvers. Het complex bestaat uit het 18e-eeuwse huis, de haaks hier tegenaan gebouwde classicistische rentmeesterswoning en de 17e-eeuwse (1690) witgepleisterde voorburcht (eveneens met classicistische elementen). Aan de noordzijde van de vijver ligt de Strijthagermolen. Noordelijk van de kasteelhoeve bevindt zich het koetshuis uit het begin van de 20e eeuw. Van oorsprong waren, zowel het kasteel alsmede de kasteelhoeve, rondom geheel omgracht. Op de kadastrale minuutplan nog herkenbaar (zie volgenden kaartbeelden, topografisch Militaire Kaart veldminuut (1842)). De kasteelhoeve was enkel bereikbaar via een (ophaal)brug en het kasteel was bereikbaar via de cour.

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01_0006.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01_0007.jpg"

Het oudste kasteel moet uit de 13e eeuw stammen. Echter de leenregisters uit 1381 bieden geen duidelijkheid over het bestaan van een kasteel. In dat jaar wordt Johan Keriszoon Judenkop als leenman genoemd. Hij heeft dan een leen met een hof van 43 bunder en een goed “zo nat, zo droog” van 37 bunder. Eerst bij een verkoop in 1432 door Arnold Judenkop aan zijn neef Gerard Judenkop is sprake van het huis Strijthagen.

Aangetroffen aardewerk uit de zestiende eeuw, spekbanden en een gevonden laatgotische venstertussendorpel wijzen er op, dat het huidige kasteel in het eerste kwart van de zestiende eeuw zal zijn gebouwd. Een bevestiging wordt ook gevonden in de verdeling van de nalatenschap van Johan van Strijthagen die in 1554 ongehuwd overleed. Er is dan sprake van een “geses huess und hoff zoe Strijthagen”.

In april 1690 werd het kasteel op naam gesteld van de Maastrichtse schepen Daniel Albert Buret, heer van Olne, wiens erfgenamen na zijn overlijden besluiten tot verkoop aan de mede-eigenaar Karel Lotharius Schenk von Schmidburg, die op zijn beurt het geheel verkocht aan de Akense koopman Mathias Clotz en diens echtgenote Barbara Deltour. Clotz koopt een vrij adellijk huis, hof met grond, een brouwhuis met ketel en verdere toebehoren, een maalmolen, het jacht- en visrecht en andere adellijke rechten behorend tot het riddermatig goed.

Hij laat de U-vormige hoeve (ver)bouwen. De muurankers in de hoeve met jaartalaanduiding 169? geven dat aan. Het oudste deel van de hoeve, daterend uit de 16e eeuw, wordt waarschijnlijk gevormd door de noordelijke vleugel. De westelijke vleugel dateert uit de 17e eeuw en de zuidelijke vleugel uit de late 17e eeuw. Deze vleugel sluit aan op het eveneens 17e eeuwse poortgebouw. Clotz, die zich later Von Clotz zal gaan noemen, zal toen vermoedelijk ook het hoofdhuis hebben aangepast.

Het kleine herenhuis (of rentmeesterswoning) is gebouwd in de periode 1710 – 1720 naar ontwerp van de Akense architect Laurens Mefferdatis. De westelijke benedenkamer van dit gebouw heeft een functie gehad als remise met een koetspoort naar de cour.

Aan het eind van de 19e eeuw verviel het kasteel steeds verder door gebrek aan geld voor onderhoud bij de adellijke bewoners. In 1899 kocht Frits Honingmann, de eerste directeur van de Heerlense steenkolenmijnen, het kasteel. In deze periode werd het koetsiershuisje met zijn kleine hoektorentjes aan de noordzijde van de hoeve gebouwd. Na zijn dood in 1917 kwam het in handen van de Staatsmijnen. Na de Tweede Wereldoorlog besluit de directie van de Oranje Nassaumijnen om het kasteel beschikbaar te stellen aan de kunstenaar Aad de Haas, die in 1972 op het kasteel overleed. Zijn weduwe en kinderen woonden er vervolgens nog tot 1975. DeStaatsmijnen konden het verval van het kasteel niet stoppen en in 1976 werd het kasteel aangekocht door de gemeente.

Eind jaren 1970 waren er plannen om een hotel in het kasteel te vestigen, maar die gingen niet door. Daarna is het enkele jaren in bezit geweest van Wereldtuinen Mondo Verde. In 2007 ging het kasteel weer over in de handen van de gemeente. In december 2014 is het door de initiatiefnemer gekocht van de gemeente.

Het kasteel was, voordat de initiatiefnemer het in eigendom overnam, niet tot nauwelijks voor het (brede) publiek toegankelijk.

Omgeving; vijvers, park

Westelijk van het plangebied ligt Mondo Verde, een park met wereldtuinen, een dierenpark, diverse attracties en accommodaties. Eveneens westelijk van het plangebied ligt Sportpark Strijthagen. Meer zuidelijk ligt Snowworld. Aan de oostzijde grenst het plangebied aan het gezoneerde industrieterrein Dentgenbach van de gemeente Kerkrade. Aan de noord- en zuidzijde strekt zich een strook parkachtig groen met waterpartijen en vijvers uit, het Strijthagerbeekdal. Het plangebied maakt deel uit van die strook.

Het plangebied ligt direct oostelijk van de Rouenhof, tevens de toegangsweg tot het plangebied. De Rouenhof is een vrij smalle landweg die behalve als ontsluitingsweg vooral gebruikt wordt door voetgangers en fietsers die het omgelegen park bezoeken. Ook leden van de sportvisvereniging maken gebruik van de weg. Over het algemeen is de verkeersintensiteit van de Rouenhof laag.

Tot het plangebied behoort een parkachtig gebied met forse waterpartijen en vijvers. Die waterpartijen en vijvers worden door de sportvisvereniging gebruik als vislocatie. Verder heeft de vereniging enkele opstallen (een kantine en bergplaats) binnen het plangebied in beheer.

Parkeren

Bezoekers van het kasteel, de rentmeesterswoning en de hoeve parkeren thans op het terrein van het kasteel/hoeve. Het gaat hoogstens om enkele auto's per week. De leden van de hengelsportvereniging parkeren direct noordelijk van het kasteel of langs de Strijthagermolenweg in de bestaande parkeervakken. Er is in de huidige situatie meer dan voldoende parkeerruimte in het plangebied.

Ontsluiting

Ontsluiting van het plangebied geschiedt in de huidige situatie via de Rouenhof en de Mensheggerweg.

2.2 Nieuw; structuur ruimtelijk en functioneel

Algemeen

De initiatiefnemer gaat het plangebied gebruiken om er een mix van particuliere, zakelijke, en openbare (culturele) functies onder te brengen. De particuliere functies betreffen een viertal woonruimtes. Die woonruimtes zullen alle een relatie met het plangebied en de beoogde functies hebben. Daarnaast moet er ruimte beschikbaar komen om zowel zijn eigen sculpturen onder te brengen als zijn particuliere (familie)collectie, voornamelijk bestaande uit twintigste-eeuwse kunstwerken. De voorziene zakelijke functies zijn in de eerste plaats gelieerd aan de kunstpraktijk van hemzelf en zijn vrouw:

  • ateliers voor hemzelf (beeldhouwer) en voor zijn echtgenote (schilder)
  • een atelier voor tijdelijke bewoners/gasten
  • een of meer gastateliers en een aantal tijdelijke verblijfsruimtes (5-10), c.q. een aantal atelierwoningen voor tijdelijk gebruik, onder andere te gebruiken door kunstenaars die deelnemen aan te organiseren masterclasses
  • tentoonstellingsruimte (ook in de open lucht: een beeldentuin)
  • een ontvangstruimte voor klanten en opdrachtgevers
  • administratieve ruimte(s)
  • opslagruimte voor niet geëxposeerde kunstwerken en voor materialen.

In de eerste plaats is het complex toegankelijk voor klanten en opdrachtgevers van de in het complex gevestigde kunstenaars, de bezoekers van de collectie en tijdelijke tentoonstellingen, en deelnemers aan de ontvangsten en vergaderingen waarvoor ruimtes in het complex door derden worden gehuurd. De initiatiefnemer hecht er aan om het complex binnen de mogelijkheden ook deels voor het publieke toegankelijk te houden. Dat zal gebeuren door openstelling van het kasteel met hierin gevestigd een permanente kunstcollectie voor (groepen) geïnteresseerden (op afspraak en/of via open dagen). Er is voorlopig van een permanente dagelijkse openstelling geen sprake; mogelijk komt dat in de toekomst nog.

Daarnaast wil de initiatiefnemer het complex inzetten voor openbare, in principe culturele activiteiten, in de eerste plaats gelieerd aan zijn kunstpraktijk. Te denken valt aan:

  • maximaal drie tijdelijke tentoonstellingen per jaar (voorzien zijn zowel reguliere als verkooptentoonstellingen, expliciet ook van werken van andere kunstenaars, met name uit de regio)
  • masterclasses beeldende kunst te geven door hem zelf en door andere kunstenaars.

Naast tentoonstellingen, masterclasses en workshops beeldende kunst zullen kleinschalige evenementen worden georganiseerd, op eigen initiatief of op initiatief en in samenwerking met andere culturele instellingen en organisaties in de regio. Te denken valt aan:

  • kleinschalige masterclasses, workshops en/of cursussen op het gebied van muziek, dans, drama, literatuur (bijv. in aansluiting op het Orlando Festival);
  • concerten en dans- en theatervoorstelling “op locatie”; de goede akoestiek van ruimtes in de tentoonstellings- en ontvangstvleugels maken deze geschikt voor vocale concerten en kamermuziek; dankzij de omsloten ruimte en hoge daken van de hoeve geldt dat zelfs voor de cour;
  • dergelijke initiatieven kunnen ook in de vorm van een klein festival worden geconcentreerd, eventueel gekoppeld aan een kleinschalige regionale kunstmarkt;
  • ruimtes in het complex kunnen tegen kostprijs ter beschikking worden gesteld voor in het karakter van Strijthagen passende, al dan niet commerciële culturele initiatieven van derden.

Hoofduitgangspunt is dat de bestaande bebouwing wordt hergebruikt. Er zullen geen gebouwen wordt bijgebouwd. Toegevoegd aan het huidige gebruik van de directe omgeving zal zijn:

  • het plaatsen van beelden in de omgeving van het kasteel;
  • het aanleggen van parkeerplaatsen.

Op beide aspecten zal hierna afzonderlijk worden ingegaan.

Verder geldt als hoofduitgangspunt dat het monument wordt gerestaureerd en (daarna) in stand wordt gehouden.

Woonruimte voor permanente bewoning

Naast de bestaande wooneenheden zullen nog twee extra wooneenheden voor permanente bewoning, als functiegebonden (atelier)woningen worden gerealiseerd. Gezien de relatief afgelegen ligging van het complex zal dit de veiligheid van het complex en de bewoners positief beïnvloeden, en het ontstaan van een kleine kunstenaarscommunity stimuleren.

De vier wooneenheden voor permanente bewoning betreft de volgende:

  • a. de rentmeesterswoning zal als woning dienen voor de initiatiefnemer en zijn gezin;
  • b. in de hoeve wordt één woning gerealiseerd op de locatie van de voormalige woning van de boer, in de zuidwesthoek van de hoeve; hier zal een ruime woning over drie bouwlagen verdeeld (begane grond, eerste verdieping en zolder) worden gerealiseerd met een hal, woonkamer, keuken, twee slaapkamers, sanitair en een groot atelier;
  • c. de tweede woning in de hoeve wordt gerealiseerd in het poortgebouw; de kleine studio is verdeeld over twee bouwlagen (eerste en zolderverdieping) met een hal, woonkeuken, woonkamer, slaapkamer en sanitair;
  • d. de derde woning in de hoeve bevindt zich in de westelijke vleugel van de hoeve, grenzend aan de hoekwoning; hier kan een woning over drie bouwlagen verdeeld (begane grond, eerste verdieping en zolder) worden gerealiseerd met een hal, woonkeuken, twee slaapkamers en sanitair.

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01_0008.jpg"

Woonruimte voor semipermanente bewoning

Ten behoeve van de (tijdelijke) huisvesting van deelnemers aan een masterclass beeldende kunst en/of de gebruikers van de kleine atelierruimten in de hoeve worden vier kleine gastenstudio's in de zuidvleugel van de hoeve gerealiseerd. Indien deze ruimtes niet in gebruik zijn als gastatelier, worden zij voor korte periodes aan anderen worden verhuurd (op bed en breakfast basis). In het kasteel zijn twee VIP-logeerkamers met eigen toilet en douche voorzien, die museaal met eigen kunst worden ingericht. Als de kamers niet in gebruik zijn, vormen ze onderdeel van het museale gebruik in het kasteel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01_0009.jpg"

Atelierruimten  

Het plan voorziet in het creëren van voldoende atelierruimte. Deze moet voor het werk van de initiatiefnemer vooral op de begane grond zijn en om goed met vrachtauto en/of heftruck te kunnen bereiken. Ze zijn gepland in de noordvleugel van de hoeve. Andere atelierruimte is in het kasteel zelf gesitueerd en op de eerste verdieping van de noord- of de westvleugel van de hoeve. Op de begane grond van de zuidvleugel zijn vier ruimtes voorzien als atelier of werkplaats.

Tentoonstellingsruimte - permanent

Een deel van het kasteel zal als permanente opstellingsruimte voor de collectie van de initiatiefnemer en andere bevriende kunstenaars dienst doen.

Tentoonstellingsruimte - tijdelijk

Ook de noordvleugel van de hoeve is geschikt als tentoonstellingsruimte. Op de begane grond is een ruime en hoge zaal, die bovendien direct van buiten door hoge staldeuren toegankelijk is, waardoor ook omvangrijke en zware objecten gemakkelijk kunnen worden opgesteld. De eerste etage bevat een ruime zaal die uitstekend geschikt is voor het presenteren van tekenkunst, schilder- en prentkunst, voor kleinere plastieken en diverse objecten (zoals textiele werkvormen, ceramiek, toegepaste kunst en design).

Ingeval een omvangrijke tentoonstelling wordt georganiseerd kan worden uitgeweken naar de zalen op de begane grond en de eerste verdieping in de westvleugel. De tentoonstellingen zullen voor het merendeel gewijd zijn aan het werk van levende kunstenaars en uiteraard zullen ze ook bedoeld zijn om hun werk onder de aandacht van potentiële kopers te brengen. De keuken kan als 'do-it-yourself' kantinefaciliteit dienen voor de kunstenaars en anderen die in het complex werkzaam zijn. Tevens biedt de keuken de mogelijkheid klanten/gasten en opdrachtgevers een kopje koffie of een sandwich/kleine kaart te serveren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01_0010.jpg"

Ontvangstruimte voor bezoekers en opdrachtgevers

In de ruimte op de begane grond van de westvleugel is een multifunctionele zaal voorzien, die dient om groepen bezoekers te ontvangen. Deze ruimte wordt geflankeerd door een keuken die voldoende is om bij openingen en bij andere evenementen de gebruikelijke ondersteunende horeca functie te realiseren. Hiervoor zullen in principe externe cateraars worden ingezet; het is niet de bedoeling een permanente horeca voorziening (type café of pannenkoekhuis) te exploiteren.

Commercieel te exploiteren ruimten

De geplande publiekstoegankelijke functies zullen slechts ten dele kostendekkend zijn. Om de exploitatie van het complex sluitend te krijgen zullen delen van het gebouw tot maximaal 386 m2 bruto vloeroppervlakte daarom tevens regelmatig tegen commerciële tarieven worden verhuurd voor in het concept van het kasteel passende activiteiten. Deze activiteiten worden zelf geïnitieerd dan wel in samenwerking gerealiseerd met andere partijen in de omgeving (Mondo Verde, De Winselerhof, Snow World, etc.). Te denken valt aan:

  • exclusieve zakelijke ontvangsten;
  • accommodatie voor kleinschalige vergaderingen en werkbijeenkomsten;
  • huwelijkssluiting en aansluitende recepties (het kasteel is in het verleden een officiële trouwlocatie van de gemeente geweest);
  • toeristische arrangementen in samenwerking met de lokale VVV en andere aanbieders;
  • kleinschalige incidentele commerciële activiteiten (bijv. een “country-house fair” e.d.);
  • mogelijk ook als filmlocatie.

Het is niet de bedoeling zelf een horecaonderneming te exploiteren, c.q. te verhuren. Wel zal een basale infrastructuur (keukens in hoeve en kasteel, toilet-groepen voor bezoekers) worden gehandhaafd, c.q. gerealiseerd. Het betreft ondersteunende horeca.

Dienstruimten

Er zal kantoorruimte worden gecreëerd waarin organisatie en administratie kan worden ondergebracht. Tevens zullen ruimtes worden gereserveerd en geschikt gemaakt voor de opslag van niet geëxposeerde kunstwerken en van benodigde materialen.

Buitenruimte/beeldentuin  

Een aantal monumentalere kunstwerken zal in de nabijheid van het kasteel worden geplaatst. Daarnaast is er een aantal werken, in brons of in gepolijst graniet, uit de XXL series (hoogte maximaal 6 meter), zeer grote objecten, dat alleen in de open lucht tot haar recht komt. Die werken kunnen deels op het binnenplein, deels in de tuinen en deels elders in het park van het kasteel. De (Monet)tuin aan de zuidzijde zal in ere worden hersteld en tevens dienen als beeldentuin. Op het navolgende kaartbeeld is de locatie van de beelden globaal met zwarte stip aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01_0011.jpg"

Positie functies kasteel en hoeve

De voormelde functies zijn qua plaats in het kasteel en de hoeve globaal weergegeven in de volgende plattegronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01_0012.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01_0013.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01_0014.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01_0015.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01_0016.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01_0017.jpg"

Parkeren

Bezoekers van het kasteel, de rentmeesterswoning en de hoeve, evenals de leden van de hengelsportvereniging, wordt gelegenheid geboden binnen het plangebied te parkeren. In paragraaf 4.6 (Verkeer en parkeren) wordt nader op dit aspect ingegaan. Wel wordt nu reeds aangegeven dat parkeren langs de Rouenhof en de Strijthagermolenweg zal worden opgelost.

Ontsluiting

De ontsluiting van het plangebied zal plaatsvinden via de Rouenhof. De Rouenhof sluit aan op de Mensheggerweg, die vervolgens aansluit op de (provinciale) N299. De ontsluiting van het plangebied is goed te noemen.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Europees en Rijksbeleid

Europese Kaderrichtlijn Water (2000)

Het doel van deze richtlijn is de vaststelling van een kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater in de Europese Gemeenschap. De richtlijn beoogt:

  • aquatische ecosystemen en de hiervan afhankelijke wetlands en terrestrische ecosystemen voor verdere achteruitgang te behoeden, ze te beschermen en te verbeteren;
  • het duurzaam gebruik van water te bevorderden, zulks op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn;
  • bij te dragen aan afzwakking van de gevolgen van overstromingen en perioden van droogte.

Verschillende doelstellingen van de Kaderrichtlijn zijn ook opgenomen in ander waterbeleid. Aspecten betreffende duurzaam gebruik maken bijvoorbeeld een belangrijk onderdeel uit van de Nota Waterbeleid in de 21e eeuw. Ook in het Nationaal Waterplan zijn al vergaande doelstellingen ten aanzien van de waterkwaliteit opgenomen.

Kabinetsstandpunt 'Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw'

Dit formele kabinetsstandpunt uit de zorg over het toenemend hoogwater in de rivieren, wateroverlast en de versnelde stijging van de zeespiegel. Het kabinet is van mening dat er een aanscherping in het denken over water dient plaats te vinden. Nadrukkelijker zal rekening moeten worden gehouden met de (ruimtelijke) eisen die het water aan de inrichting van Nederland stelt. Het kabinet heeft voor het waterbeleid in de 21e eeuw de volgende drie uitgangspunten opgesteld: (1) anticiperen in plaats van reageren, (2) niet afwentelen van waterproblemen op het volgende stroomgebied, maar handelen volgens de trits 'vasthouden–bergen-afvoeren' en (3) meer ruimtelijke maatregelen naast technische ingrepen. In het rijksbeleid zijn de ruimtelijke consequenties van het waterbeleid meegenomen. Water en ruimtelijke ordening worden nadrukkelijk aan elkaar gekoppeld. De watertoets vormt een waarborg voor de inbreng van water in de ruimtelijke ordening. In paragraaf 4.2 wordt nader op dit aspect ingegaan; ook de Waterwet en het Nationaal Waterplan komen daar aan de orde.

Wet op de Archeologische Monumentenzorg  

Met de op 1 september 2007 in werking getreden Wet op de Archeologische Monumentenzorg, wordt bepaald dat archeologische waarden een onvervangbaar onderdeel uitmaken van het lokale en regionale culturele erfgoed. Bij de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen dient dit expliciet te worden meegewogen en waar mogelijk ontzien. Het uitgangspunt is dat archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen, in situ dus. Voor gebieden waar zich bekende archeologische waarden bevinden, zijn bodemverstorende activiteiten in beginsel uitgesloten. Het Verdrag van Malta, onderdeel van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg, is een Europees verdrag dat in 1992 is ondertekend door de lidstaten van de Raad van Europa. Het verdrag is er op gericht het bodemarchief beter te beschermen. In paragraaf 4.4 wordt nader op dit aspect ingegaan.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 13 maart 2012 is het vaststellingsbesluit voor de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving.

Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het moet daartoe een excellent internationaal vestigingsklimaat hebben, ruimte geven aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zetten, investeringen scherp prioriteren en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbinden. Dit gebeurt samen andere overheden en met een Europese en mondiale blik. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve betrokkenheid van het Rijk. Zo ontstaat er ruimte voor maatwerk en keuzes van burgers en bedrijven. Het Rijk brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…') en komt de gebruiker centraal te staan.

Voorts geeft de SVIR aan dat het Rijk verantwoordelijk is voor een goed systeem van ruimtelijke ordening inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde zijn hier onderdeel van. Het gaat dan zowel om belangen die conflicteren als belangen die elkaar versterken. Bij nieuwe ontwikkelingen, aanleg en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Die uitspraken onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect, door tussenkomst van de provincie, door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden.

Wet ruimtelijke ordening/Besluit ruimtelijke ordening

Bij de voorbereiding van bestemmingsplannen en andere planologische besluiten zoals een uitgebreide omgevingsvergunning moeten de treden van de Ladder voor duurzame verstedelijking worden doorlopen. Deze verplichting is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening en maakt onderdeel uit van de motivering van het plan. De Ladder bevordert dat partijen die zich bezighouden met (toezicht op) bouwen en ontwikkelen, zorgvuldige afwegingen maken en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nastreven. De Ladder wordt inhoudelijk nader beschreven in paragraaf 3.2 (provinciaal beleid).

Toetsing/conclusie

Het abstractieniveau van de voornoemde regelgeving en beleidsregels is relatief hoog. Een concreet normenkader voor het plan geven ze niet of nauwelijks. Het Besluit ruimtelijke ordening is iets concreter wat betreft het toetsen aan de Ladder van duurzame verstedelijking. Op voorhand kan niet gesteld worden dat niet aan het door de ladder gestelde motiveringsvereiste kan worden voldaan. In ieder geval kan gesteld worden dat het plan niet in strijd is met het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2014)

Op 12 december 2014 is door Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014) met bijbehorend Plan m.e.r., de Omgevingsverordening Limburg 2014 en het Provinciaal Verkeers- en Vervoersprogramma vastgesteld. Allemaal als onderdeel van één integrale omgevingsvisie. In mei 2015 is een erratum opgesteld om enkele wijzigingen op het POL2014 door te voeren; die wijzigingen zijn in dit kader niet relevant.

Het POL2014 onderscheidt voor Limburg zeven globaal afgebakende gebiedstypen. Dit zijn zones met elk een eigen karakter, herkenbare eigen kernkwaliteiten, en met heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden.

Binnen het bebouwd gebied worden de volgende zones onderscheiden:

  • stedelijk centrum
  • bedrijventerrein
  • overig bebouwd gebied

In het landelijk gebied worden de volgende zones onderscheiden:

  • goudgroene natuurzone
  • zilvergroene natuurzone
  • bronsgroene landschapszone en
  • buitengebied

Op de zoneringskaart (zie hierna) is het plangebied gelegen in de 'Bronsgroene landschapszone'. Deze zone, in het landelijk gebied, wordt gekenmerkt door beekdalen en gebieden met steilere hellingen met een grote variatie aan functies. De zone biedt ruimte voor duurzame ontwikkeling van grondgebonden land- en tuinbouw. Het is daarbij van belang om de specifieke kwaliteiten van het landschap, de kernkwaliteiten, te koesteren en monumentaal erfgoed optimaal te gebruiken. Het provinciale beleid is erop gericht om de (huidige) landschappelijke kernkwaliteiten van de betreffende zone te behouden, te beheren, te ontwikkelingen en te beleven. Ontwikkelingen in deze zone zijn mogelijk mits de kernkwaliteiten behouden blijven of versterkt worden.

Wat het plan betreft worden de parkeervoorzieningen en de beeldentuin aangelegd binnen de 'Goudgroene natuurzone'. In deze zone hebben natuur en natuurontwikkeling het primaat vanwege de voorkomende waardevolle flora en fauna. De Goudgroene natuurzone is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en (veelal om te vormen) landbouwgebieden met natuurwaarden van (inter-)nationaal belang. De Goudgroene natuurzone wordt beschermd tegen ontwikkelingen die de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied aantasten.

Met het plan worden geen nieuwe bebouwingsmogelijkheden gerealiseerd; bouwkundige veranderingen vinden alleen inpandig plaats. Enkel de toegelaten functies worden beperkt gewijzigd; aan de bestaande functies worden de functies exposities en (beperkt) evenementen en twee woningen toegevoegd. Met het plan wordt cultuurhistorisch erfgoed, het kasteel, de rentmeesterswoning en de nabijgelegen hoeve, alle aangewezen als rijksmonument, behouden. Het complex was al jaren in verval. Het plan beoogt het complex in stand te houden. Toevoeging van de genoemde functies is nodig voor de exploitatie van het geheel.

Het landgoed kasteel Strijthagen ligt grotendeels (op klein deel Bronsgroene natuurzone bij het kasteel na) in de Goudgroene natuurzone. De voorgenomen aanleg van de voor het plan nodige parkeerplaatsen vindt plaats in beide bovengenoemde natuurzones. Hiertoe dient de voorgenomen ingreep getoetst te worden aan de voor de Goudgroene, en Bronsgroene natuurzone geldende regelgeving. Voor de voorgenomen ingreep wordt nagegaan in hoeverre natuurbeleid en -wetgeving de voorgenomen ingreep in de weg staat. Bij ontwikkelingen in de Goudgroene natuurzone dient toetsing plaats te vinden aan de Provinciale Omgevingsverordening. De voorgenomen aanleg van de parkeerplaatsen P1 en P3 vindt plaats in de Goudgroene natuurzone en de aanleg van langsparkeren P2 in de Bronsgroene landschapszone; zie navolgend kaartbeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01_0018.jpg"

Omgevingsverordening Limburg 2014

De Omgevingsverordening Limburg 2014 (eveneens 12 december 2014 door Provinciale Staten van Limburg vastgesteld) betreft een set regels met een verbeelding die beoogt de doorwerking van onderdelen van het provinciaal beleid naar gemeenten, waterschappen, burgers en bedrijven te borgen. Enkele voor het plan relevante regels uit de verordening zullen hierna worden aangehaald. Vervolgens zal het plan aan die regels worden getoetst. Bij de inventarisatie van het beleid is in het bijzonder gekeken naar de van belang zijnde beleidsdocumenten, waarin het beleid op het gebied van natuur is vertaald. Het gaat hierbij om de wet- en regelgeving van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg en de Boswet. De gevolgen van deze wet- en regelgeving is hierna op globale wijze getoetst. Toetsing aan de Boswet komt aan de orde in Hoofdstuk 4.

Duurzame verstedelijking (artikel 2.2)

Het plan ligt in landelijk gebied. Voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen dient de Ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling te worden doorlopen. Daarbij dienen tevens de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumenten en beeldbepalende gebouwen te worden onderzocht.

De Ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen (artikel 2.2.2). Dat zijn (in de vorm van vragen) de volgende:

  • 1. Is er sprake van een regionale behoefte? (als dat niet zo is, kan het plan geen doorgang vinden)
  • 2. Is (een deel van) de regionale behoefte op te vangen binnen bestaand stedelijk gebied? (als dat niet zo is, moet een locatie gezocht worden die voldoende ontsloten is)
  • 3. Is de locatie voldoende te ontsluiten?

Het plan (op hoofdlijnen) toetsend aan de Ladder wordt achtereenvolgens tot de volgende conclusies gekomen:

  • 1. Gesteld kan worden dat het behoud van het rijksmonument in meer dan een regionale behoefte voorziet. Jarenlang heeft het kasteel Strijthagen geleden onder kwijnend onderhoud. Thans is een particulier, initiatiefnemer, gevonden die het kasteel met particuliere middelen wenst te onderhouden en te herinrichten. Het kasteel (met de hoeve) zal een andere functie krijgen en daarmee toegankelijker worden voor een breder publiek. Bij de opening van de expositie heeft de gedeputeerde aangegeven blij te zijn met de voorgenomen invulling en het behoud van het monument. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat zeker sprake is van een regionale behoefte.
  • 2. Het plangebied en het kasteel bevinden zich buiten bestaand stedelijk gebied. Echter de aard van het object (een kasteel met historische hoeve, zijnde een rijksmonument) is van een dermate bijzonder karakter dat een alternatieve invulling van het plan op een andere locatie per definitie niet mogelijk is.
  • 3. Gesteld kan worden dat de locatie, via de Rouenhof en de Mensheggerweg, voldoende ontsloten is.

Conclusie

Gesteld kan worden dat het plan voldoet aan de motivering die de ladder van duurzame verstedelijking voorschrijft.

Artikel 2.2.3 van de verordening stelt regels i.v.m. de herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen, dat zijn de volgende:

  • 1. Een ruimtelijk plan dat voorziet in het toestaan van nieuwe functies(s) betrekt daarbij tevens de mogelijkheid om deze functies(s) in leegstaande monumentale gebouwen onder te brengen.
  • 2. Wanneer herbenutting van leegstaande monumentale gebouwen zoals bedoeld in het eerste lid niet mogelijk blijkt, wordt bij de beoordeling van het toestaan van nieuwe functie(s) ook de mogelijkheid van herbenutting van leegstaande beeldbepalende gebouwen betrokken.
  • 3. De toelichting bij het ruimtelijk plan bevat een verantwoording over de wijze waarop invulling is gegeven aan het bepaalde in het eerste en tweede lid.

Wonen (artikel 2.4)

Invoering van de Verordening Wonen Zuid-Limburg in juli 2013 heeft ertoe geleid, dat gemeenten in Zuid-Limburg alleen nog onder strikte voorwaarden bestemmingsplannen met daarin de bestemming Wonen kunnen toevoegen. De bestaande verordening Wonen Zuid-Limburg is daarom (op één wijziging na) geïntegreerd in deze Omgevingsverordening 2014. De bij de verordening Wonen Zuid-Limburg behorende Beleidsregel nieuwe woningen Zuid-Limburg, blijft op dezelfde manier van toepassing als voorheen. Artikel 2.4 is de voortzetting van de Verordening Wonen Zuid-Limburg en bevat het eigenlijke verbod. Het verbod richt zich op de toevoeging van nieuwe woningen aan de bestaande planvoorraad. Het maakt niet uit op welke manier die toevoeging plaatsvindt – een gewijzigde of nieuwe bestemming, functiewijziging, herbestemming, etc. Ook de verandering van de ene naar de andere woonvorm valt onder het verbod. Er komt dan een woonvorm bij die er eerst nog niet was. Zo'n (kwalitatieve) verandering kan ook gevolgen hebben voor de bestaande woningvoorraad. Ook zijn de uitzonderingen op het verbod opgenomen. Die uitzonderingen zijn opgenomen in de beleidsregel 'Kwaliteitscriteria nieuwe woningen Zuid-Limburg'.

Artikel 2.4.2 stelt regels inzake nieuwe woningbouw.

  • a. Een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen in de regio Zuid-Limburg voorziet niet in de toevoeging van nieuwe woningen aan de bestaande planvoorraad.
  • b. Het eerste lid is niet van toepassing op:
    • 1. nieuwe woningen die voldoen aan de door Gedeputeerde Staten vastgestelde 'Kwaliteitscriteria nieuwe woningen Zuid-Limburg';
    • 2. een ruimtelijk plan dat op grond van een rechterlijke uitspraak moet worden vastgesteld;
    • 3. een uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder b, van de Wro;

Toevoeging van de twee woningen in het plan wordt gecompenseerd met de sloop van twee woningen elders. Dit aspect wordt hierna verder uitgewerkt. Duidelijk is dat het toevoegen van genoemde woningen niet in strijd is met het provinciaal beleid.

Goudgroene natuurzone (artikel 2.6)

De Goudgroene natuurzone wordt door de verordening beschermd tegen ontwikkelingen die de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied aantasten.

Artikel 2.6.1 regelt voor de goudgroene natuurzone dat daarvan wezenlijke kenmerken en waarden zijn voor bestaande natuurgebieden: de actueel aanwezige natuurbeheertypen en de nagestreefde natuurdoeltypen.

Artikel 2.6.2 regelt de bescherming van de zone: een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een gebied dat deel uitmaakt van de Goudgroene natuurzone, maakt geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk die de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied aantasten. De verordening heeft geen betrekking op bestaande (bestemmings)plannen (in casu de beheersverordening Gravenrode Noord Oost). Dat houdt in dat alle rechten en plichten die thans in ruimtelijke plannen zijn vastgelegd, blijven bestaan.

Uitzondering op dit verbod wordt geformuleerd in artikel 2.6.3 voor ontwikkelingen van groot openbaar belang: het verbod van artikel 2.6.2 is niet van toepassing op nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten, indien:

  • a. er sprake is van een groot openbaar belang;
  • b. er geen reële alternatieven zijn en
  • c. uit het ruimtelijk plan blijkt dat en hoe negatieve effecten waar mogelijk worden beperkt en voor het overige worden gecompenseerd, waarbij:
    • 1. de compensatie niet mag leiden tot verlies van areaal, samenhang en kwaliteit van de wezenlijke kenmerken en waarden; en
    • 2. de compensatie plaatsvindt:
      • op financiële wijze of
      • in natura in nog niet gerealiseerde delen van de Goudgroene natuurzone

Verder geeft artikel 2.6.4 aan dat het verbod van artikel 2.6.2 ook niet van toepassing is bij een combinatie van onderling samenhangende activiteiten, waarvan één of meer afzonderlijk een negatief effect hebben op de Goudgroene natuurzone, maar waarvan de gecombineerde uitvoering leidt tot een verbetering van de kwaliteit en samenhang van de Goudgroene natuurzone op gebiedsniveau.

Volgens artikel 2.6.5 is het verbod van artikel 2.6.2 ook niet van toepassing op een individuele, kleinschalige ingreep die leidt tot een verbetering van de Goudgroene natuurzone in het desbetreffende gebied.

Het plan voorziet de aanleg van parkeerplaatsen langs de Rouenhof en de Strijthagermolenweg. Deze vallen deels in de goudgroene natuurzone. Op basis van de vigerende beheerverordening Gravenrode Noord Oost is dit reeds toegestaan. Met de aanleg van de parkeervoorzieningen worden niet de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied aangetast. De parkeervoorzieningen zullen in een natuurlijke vorm (hemelwater doorlatend) worden aangelegen. Het bijgevoegde rapport van het ecologisch onderzoek gaat daar nog nader op in.

De voorgenomen aanleg van de parkeerplaatsen P1 en P3 vindt plaats in de Goudgroene natuurzone. Bij grootschalige ruimtelijke ingrepen binnen de EHS/Goudgroene natuurzone wordt het zogenaamde 'nee, tenzij'-principe toegepast: Ruimtelijke ingrepen zijn niet toegestaan, tenzij er geen alternatieven zijn. Ook moet de ontwikkeling een groot openbaar belang dienen. De schadelijke effecten op het Natuurnetwerk Nederland moeten bovendien worden gecompenseerd. Kleinschalige ingrepen zijn alleen mogelijk als dit leidt tot een verbetering van de Goudgroene natuurzone in het desbetreffende gebied.

De aanleg van de parkeerplaatsen vindt plaats in het kader van de herbestemming van het kasteel, de rentmeesterwoning en hoeve. De initiatiefnemer wil in het kasteel en de bijgebouwen een mix van particuliere, zakelijke en openbare (culturele) functies onderbrengen. De openbare functies (openstellen kasteel, exposities, evenementen, en ontvangsten) zijn op de eerste plaats gelieerd aan de kunstpraktijk van de initiatiefnemer. De voorziene parkeerplaatsen zijn nodig ter ondersteuning van de activiteiten in het kasteel en dragen op deze wijze bij aan de instandhouding van het cultuurhistorisch erfgoed. Daarnaast wordt het landgoed door de grotere parkeercapaciteit beter toegankelijk voor een breder publiek.

Alternatievenstudie

Er is een studie verricht waarin alternatieven zijn onderzocht voor de situering van de benodigde parkeerplaatsen. Uitgangspunt hierbij was om te komen tot een integrale (natuur, landschap, beleving, cultuurhistorie, functionaliteit) oplossing voor het parkeren. Hierbij is o.a. de mogelijkheid onderzocht om parkeren te concentreren aan de noordzijde van de Strijthagermolenweg, thans maakt dit gebied deel uit van een grotere open weide. Ook de mogelijkheid van een parkeerzone langs de Rouenhof (toegangsweg naar het kasteel) is onderdeel geweest van deze parkeerstudie.

Beide alternatieven zijn vanuit landschappelijk en/of cultuurhistorisch oogpunt niet wenselijk.

  • Parkeren aan noordzijde Strijthagermolenweg: Aantasting landschapsbeleving van de huidige open weide.
  • Parkeren aan oostzijde Rouenhof: Door alle benodigde parkeerplaatsen langs de Rouenhof (langsparkeren) te voorzien wordt het groene karakter van de toegangsweg naar het kasteel aangetast alsook de beleving van het kasteeldomein (zicht op blik).

Bovenstaande conclusies hebben mede geresulteerd tot de oplossing zoals is aangegeven op het eerder weergegeven kaartbeeld en zoals nader wordt toegelicht in het als bijlage toegevoegde landschapsplan, waarbij op 3 locaties nieuwe parkeerplaatsen zijn voorzien.

  • P1: Langs de Rouenhof nabij de visvijver worden de huidige (8) langsparkeerplaatsen

omgevormd tot 15 haaksparkeerplaatsen.

  • P2: Nabij het kasteel zijn 6 informele langsparkeerplaatsen voorzien (overloop)
  • P3: Aan de zuidzijde van de Strijthagermolenweg zijn in aanvulling op de 12 bestaande

parkeerplaatsen 18 nieuwe haaksparkeerplaatsen voorzien

Op deze wijze zullen in totaal 31 nieuwe parkeerplaatsen gerealiseerd kunnen worden.

Om de parkeerlocaties in het veld te bekijken is een rondgang georganiseerd waarbij de initiatiefnemer, een landschapsarchitect, medewerkers van de gemeente Landgraaf en de provincie Limburg (bevoegd gezag) hebben deelgenomen. De provincie heeft naar aanleiding van deze rondgang het volgende standpunt medegedeeld:

Uitgangspunten/standpunt provincie naar aanleiding van de gezamenlijke rondgang door het plangebied:

  • Parkeren i.r.t. de Goudgroene natuurzone benaderen vanuit een realistische open benadering.
  • Geen parkeren op de grasweide ten noorden van de Strijthagermolenweg. De provincie stelt dat de weide, gelegen in de goudgroene natuurzone, ten noorden van de Strijthagermolenweg ontzien dient te worden. Parkeerplaatsen dienen elders te worden gevonden. Hier sluit de gemeente zich bij aan.
  • Zoveel mogelijk parkeren (uitbreiden huidige parkeervoorziening) aan de zuidzijde van de Strijthagermolenweg.
  • Het bosgebied aan de zuidkant van het kasteel is getypeerd als verruigd en soortenarm. Aan de noordzijde van het kasteel (ten zuiden van de Strijthagermolenweg) is een soortgelijke situatie.
  • Vanuit natuurwaarden en landschapsbeleving liggen aan zuidkant van het kasteel mogelijkheden voor parkeren (als op deze wijze de weide ten noorden van de Strijthagermolenweg kan worden ontzien)
  • Verplaatsen hekwerk (en evt. te kappen bomen) is mogelijk wanneer dit resulteert in meer parkeren aan de zuidkant van het kasteel.

Nb. Het bosgebied aan de zuidkant van het kasteel is door de medewerker van de Provincie getypeerd als verruigd en soortenarm. Het 'bos' aan de noordzijde van het kasteel (dus de strook ten zuiden van de Strijthagermolenweg waar uitbreiding parkeren is voorzien) kent een soortgelijke vegetatie. Het betreft in beide gevallen een houtkant (bosrand) met enkele bomen en (deels als haag geschoren) struweelvegetatie als onderbegroeiing. De bomen hebben veelal scheefstand/ eenzijdige kroonopbouw en zijn begroeid met klimop. De (beperkte) kwaliteit van het groen, alsmede het principe parkeren zoveel mogelijk te concentreren op/nabij de locaties waar in de huidig situatie geparkeerd wordt hebben bijgedragen aan de keuze voor de nieuwe parkeerlocaties.

Natuurcompensatie – beleidsregel natuurcompensatie

Door de voorgenomen ontwikkeling (P1 en P3) worden (deels) de wezenlijke kenmerken en waarden van de Goudgroene natuurzone aangetast. De wezenlijke kenmerken en waarden voor bestaande natuur, vastgelegd op de beheertypenkaart en ambitiekaart van het Provinciaal Natuurbeheerplan betreffen respectievelijk dennen/eiken/beukenbos en haagbeuken/essenbos. Door de aanleg van de parkeerplaatsen zullen binnen deze beheertypen (23) bomen en de ter plekke aanwezige onderbegroeiing (struweel) verdwijnen. Vanwege dit feit, het openbaar belang en het ontbreken van alternatieven dient de ingreep gecompenseerd te worden. Hiertoe is de beleidsregel natuurcompensatie van toepassing.

Voor de hierboven genoemde de beheertypen is aangegeven dat deze moeilijk of niet vervangbaar zijn (categorie 4). Bovenop de vereiste één-op-één compensatie geldt voor natuur in deze categorie een kwaliteitstoeslag van 66-100%. Vanwege de soortenarme situatie/ kwaliteit van de huidige groenstructuur is in deze notitie een kwaliteitstoeslag van 66% gehanteerd. De beheertype- en ambitiekaart gaan uit van een vlakvullende gebiedsindeling (inclusief wegen/verharding). De voorziene activiteiten vinden deels plaats op bestaande parkeerplaatsen, deels grenzend aan bestaande infra. Bovendien is de kwaliteit van het groen ter plaatse van dien aard.

De gemeente wil compensatie- en mitigerende maatregelen treffen in de vorm van:

  • Inbreng van het gebied (C1) met de voormalige woning aan de Rouenhof (perceelnr. 7631) (thans bronsgroene landschapszone).
  • Onderhoudsmaatregelen van de natuur rondom de visvijver.

Compensatieperceel langs de Rouenhof (C1)

Na sloop van de bebouwing is op het perceel langs de Rouenhof ruigte ontstaan. Restanten van het voormalig gebruik (zoals afrastering) zijn nog aanwezig. Het compensatievoorstel voorziet in het omvormen van deze ruigte tot droog schraalgrasland zoals dit voorkomt in de directe omgeving/op aangrenzende percelen. Door dit perceel in te zetten als areaaluitbreiding van de goudgroene natuurzone (omvormen van bronsgroene landschapszone naar goudgroen) ontstaat aan de oostzijde van de Rouenhof een duurzame aaneengesloten natuurzone. Landschappelijk gaat het perceel op deze wijze onderdeel uitmaken van de weide direct langs de Rouenhof. Werkzaamheden die dienen plaats te vinden ten behoeve van de omvorming van het perceel:

  • Opschonen perceel; verwijderen houtopslag, maaien;
  • Verwijderen afrastering;
  • Nieuwe afrastering (i.v.m. begrazing) aan wegzijde.

In 2010 heeft de gemeente de gronden van het beoogde compensatieperceel, zijnde een bouwterrein met opstallen, aangekocht om te voorkomen dat ter plaatse bebouwing zou worden opgericht. Dat zou een inbreuk betekenen op de ter plaatse aanwezige natuurwaarden. Destijds had de gemeente al de intentie om deze gronden in te brengen als compensatiegrond, mocht de aanleg van parkeerplaatsen nodig zijn ten gevolge van een mogelijke functiewijziging van kasteel Strijthagen.

Bepalen van de compensatie opgave

De realisatie van de parkeerplaatsen langs de Rouenhof en de Strijthagermolenweg (P1 en P3) is een uitbreiding/herinrichting van bestaande parkeerplaatsen. Voor de realisatie/aanleg van de nieuwe parkeerplaatsen zullen hier enkele bomen en struweelvegetatie verdwijnen. Bovenop de vereiste één-op-één compensatie geldt een kwaliteitstoeslag van 66-100%. Vanwege de soortenarme situatie/kwaliteit van de huidige groenstructuur is in het plan een kwaliteitstoeslag van 66% gehanteerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01_0019.jpg"

Conclusie

Door omvorming van het compensatieperceel langs de Rouenhof wordt ruimschoots aan de compensatie opgave voldaan. Bovendien zullen onderhoudsmaatregelen van de groenstructuur rondom de vijver worden ingezet als compensatiemaatregel.

Bronsgroene landschapszone (artikel 2.7)

In de toelichting op een bestemmingsplan wordt aangegeven om welke kernkwaliteiten het gaat, aan de hand van een toelichtende kaart en een korte omschrijving van de na te streven (beeld)kwaliteit. Voorts wordt duidelijk hoe het belang van deze kernkwaliteiten in de afweging is betrokken en op welke wijze (in de voorschriften) is voorzien in behoud en zo mogelijk versterking van de kernkwaliteiten.

Langs de Rouenhof, bij de ingang van het kasteel zijn 6 (informele) langsparkeerplaatsen voorzien (P2). De inrichting bestaat uit een 1 meter brede verstevigde berm waar auto's deels op de rijbaan parkeren (als overloop van de nieuw voorziene parkeerplaatsen). De ingreep is voorzien in de Bronsgroene landschapszone. Voor activiteiten die nadelige effecten kunnen hebben voor natuurwaarden in de Bronsgroene landschapszone geldt een zorgvuldige belangenafweging. Het uitgangspunt is dat afbreuk van natuur, bos en landschapswaarden dient te worden voorkomen. Vanwege de beperkte ingreep zal de invloed op natuur, bos en landschapswaarden beperkt zijn. De beleidsregel natuurcompensatie is voor deze ingreep dan niet van toepassing.

Over de bronsgroene landschapszone regelt de verordening in artikel 2.7.2 (Bronsgroene landschapszone) ondermeer het volgende:

  • 1. De toelichting bij een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een gebied gelegen in de Bronsgroene landschapszone, bevat een beschrijving van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten, de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan en hoe de negatieve effecten zijn gecompenseerd.
  • 2. De kernkwaliteiten in de Bronsgroene landschapszone zijn het groene karakter, het visueel-ruimtelijk karakter, het cultuurhistorisch erfgoed en het reliëf.
  • 3. De kernkwaliteiten in de Bronsgroene landschapszone zijn nader uitgewerkt in de bijlage bij dit artikel.

Toetsing

Wordt het plan beschouwd in het licht van de beleidskaders het POL2014 en de regels van de OVL2014 dan valt het volgende op te merken:

  • de Goudgroene natuurzone wordt geraakt door de invulling van een deel van het plangebied met (31 nieuwe) parkeerplaatsen;
  • de ruimtelijke ingreep in de Goudgroene natuurzone, totaal ca. 1.220 m², wordt gecompenseerd met enerzijds de toevoeging van een perceel Bronsgroene landschapszone, ter grootte van ca. 1.093 m², en anderzijds het aanhelen/verbeteren van de natuurwaarde van het talud bij de parkeerplaats P1 (zuidelijk deel plangebied);
  • het plan is gericht op de instandhouding van cultuurhistorisch erfgoed (nl. het kasteel Strijthagen met rentmeesterswoning en hoeve, zijnde rijksmonumenten) en maakt dat voor een breder publiek toegankelijk;
  • het plan benut de bestaande bebouwing (beter) en voegt geen nieuwe bebouwing toe;
  • het plan brengt verschillende functies in het plangebied bijeen, zoals natuur, cultuur (ateliers), kunst(exposities), (beperkt) recreatie en (beperkt) toerisme (bed en breakfast);
  • het plan zal het mogelijk maken dat het kasteel een unieke trouwlocatie wordt (maatschappelijke functie);
  • het plan breidt de woonfuncties in de hoeve beperkt uit door toevoeging van twee woningen, maar doet dit met het oog op het behoudt van het kasteel met rentmeesterswoning en de hoeve en ter ondersteuning van de culturele functie daarvan;
  • de woonfunctie binnen het plan zal geheel ten dienste staan van het plan, dat voornamelijk in het teken van cultuur en recreatie staat;
  • het plan betrekt de omgeving van het kasteel en de hoeve bij het plan door in de omgeving op verschillende plaatsen beeldende kunst te exposeren;
  • de culturele functie van het plan tast de omgeving niet aan, deze blijft onaangeroerd;
  • het plan heeft geen negatieve invloed op het groene karakter van het plangebied en omgeving alsmede op de natuurwaarden daarvan (in paragraaf 4.3 wordt dit aangetoond).

Conclusie

Als algehele conclusie kan worden gesteld dat het plan niet in strijd is met het POL2014 en de OVL2014.

Verordening Wonen Zuid-Limburg

Op 21 juli 2013 hebben Provinciale Staten de verordening Wonen Zuid-Limburg vastgesteld. In die verordening is bepaald dat gemeenten in Zuid-Limburg geen bestemmingsplannen dan wel omgevingsvergunningen meer mogen vaststellen of verlenen voor het bouwen van meer dan één nieuwe woning. De verordening is gemaakt om op een verantwoorde manier de plancapaciteit voor nieuwe woningen te reguleren. De verordening geldt niet voor plannen die vóór 5 juli 2013 zijn vastgesteld. Niet alle nieuwe woningbouwplannen vallen onder de reikwijdte van de verordening. Als een woningbouwplan voldoet aan bepaalde criteria, dan is de verordening niet van toepassing en kan dat plan wel doorgaan. Die criteria staan in de op 2 juli 2013 door Gedeputeerde Staten vastgestelde beleidsregel Kwaliteitscriteria nieuwe woningen Zuid-Limburg . Kortweg houdt de beleidsregel in dat er alleen nog nieuwe woningbouwplannen mogen worden gemaakt, als minimaal hetzelfde aantal woningen wordt gesloopt en de woningen voldoen aan een aantal criteria. Beide regelingen zijn op 5 juli 2013 in werking getreden.

Volgens de beleidsregel 'Kwaliteitscriteria nieuwe woningen Zuid-Limburg' is de verordening Wonen Zuid-Limburg is niet van toepassing indien:

  • A. het plan voldoet aan de eisen van artikel 1 én 2, of
  • B. het plan deel uitmaakt van één van de in artikel 3 genoemde projecten, of
  • C. naar het oordeel van Gedeputeerde Staten wegens bijzondere omstandigheden de verwezenlijking van het gemeentelijk ruimtelijk beleid onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot de belangen die worden gediend met de verordening.

Artikel 1

  • 1. De sloop van kwantitatief minimaal hetzelfde aantal woningen als wordt toegevoegd door het nieuwe plan.
  • 2. Deze eis is niet van toepassing indien:
    • 1. het een herstructureringsproject betreft, waarbij de sloop al in een eerdere fase plaatsgevonden heeft;
    • 2. er sprake is van kwantitatieve toevoeging van woningen binnen een bestaand gebouw (met maximaal 10% toename van de bebouwde oppervlakte.

Artikel 2

Aan ten minste 4 van de onderstaande 6 criteria moet zijn voldaan:

  • 1. Het plan betreft een inbreidingslocatie, volledig gelegen binnen het bestaand bebouwd gebied.
  • 2. Het plan is voorzien van een gezamenlijke verklaring van de (woon)regiogemeenten, waarin staat dat het plan bijdraagt aan een versterking van de woonmilieus.
  • 3. Het plan is voorzien van een gezamenlijke verklaring van de (woon)regiogemeenten, waarin staat dat het plan bijdraagt aan kansrijke woningmarktsegmenten.
  • 4. Het plan is voorzien van een gezamenlijke verklaring van de (woon)regiogemeenten, waarin staat dat het aantal te realiseren woningen is opgenomen in de regionale woningbouwprogrammering.
  • 5. Het plan betreft een of meer van de volgende situaties:
      • een binnenstedelijk revitaliserings- of herstructureringsproject;
      • kwantitatieve toevoeging van woningen binnen een bestaand gebouw (met maximaal 10% toename van de bebouwde oppervlakte).
  • 6. Het schrappen van bestaande, harde plancapaciteit van kwantitatief minimaal hetzelfde aantal woningen als wordt toegevoegd door het nieuwe plan.

Toetsing

Het project kasteel Strijthagen voldoet aan de eisen van artikel 1 en 2 van de voornoemde beleidsregel:

  • Er is sprake van de sloop van kwantitatief minimaal hetzelfde aantal woningen als wordt toegevoegd door het nieuwe plan. Bovendien geldt deze eis van fysieke compensatie niet voor het onderhavig plan voor Kasteel Strijthagen, omdat er sprake is van kwantitatieve toevoeging van woningen binnen een bestaand gebouw (met maximaal 10% toename van de bebouwde oppervlakte).
  • Er is geen sprake van bouwen maar van het toevoegen van twee woningen binnen een bestaand gebouw die worden gecompenseerd door de fysieke sloop van twee woningen Stenenkruis in Landgraaf. De stadsregio Parkstad Limburg heeft bij besluit van 28 mei 2015 (zie als Bijlage 4 het besluit en hieronder, regionaal beleid) bepaald het project Kasteel Strijthagen en de gecompenseerde sloop van Stenenkruis toe te voegen aan de regionale woningmarktprogrammering.
  • Het wonen in het plan is direct gelieerd aan het kasteel, de rentmeesterswoning en de hoeve. Het gaat in het plan om hergebruik en instandhouding van cultuurhistorisch erfgoed (het complex Strijthagen) en het wonen is mede daarop gericht. Een alternatieve locatie, bijvoorbeeld in bestaand stedelijk gebied is derhalve niet aan de orde. Met het plan worden de kwaliteiten van het plangebied en de directie omgeving versterkt.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat het plan niet in strijd is met de doelstelling van de Verordening Wonen Zuid-Limburg en de beleidsregels Kwaliteitscriteria nieuwe woningen Zuid-Limburg.

Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM)

Voor (nieuw)bouwen in het buitengebied van de provincie Limburg geldt specifiek beleid, te weten de provinciale beleidsregel 'Limburgs Kwaliteitsmenu' (LKM). Het LKM is een uitwerking van wat in hoofdlijnen is vastgelegd in de ´POL-aanvulling Verstedelijking gebiedsontwikkeling en Kwaliteitsverbetering' en stelt regels voor ontwikkelingen in het buitengebied. Het LKM is van toepassing op (niet onaanvaardbare) ontwikkelingen buiten de, rond de plattelandskernen getrokken, contour, die door middel van een bestemmingsplanwijziging mogelijk worden gemaakt. Het kenmerkende voor de bedoelde ontwikkelingen is dat het (nieuwe) functies zijn die een nieuw ruimtebeslag leggen op het buitengebied en/of met nieuwe verstening en verglazing gepaard gaan. Het gaat daarbij zowel om situaties waarbij de bestemming gewijzigd wordt van een landelijke naar een stedelijke bestemming, als om situaties waar door de bestemmingswijziging (bijvoorbeeld door toevoegen van een bouwvlak) mogelijkheden voor nieuwe bebouwing, verstening en verglazing ontstaan. Dergelijke ontwikkelingen kunnen alleen plaatsvinden als tegelijk een verbetering van de kwaliteit van het buitengebied plaatsvindt.

Plangebied kasteel Strijthagen

Het LKM is van toepassing op het buitengebied van Limburg, dus ook op het plangebied Kasteel Strijthagen. De functiewijziging legt echter geen ruimtebeslag op het 'maagdelijke' buitengebied en gaat evenmin gepaard met nieuwe verstening of verglazing. Strikt genomen voorziet het plan niet in toevoeging van 'rood' zodat compensatie in 'groen' niet aan de orde is. Meer inhoudelijk voorziet het plan intrinsiek in de kwaliteitsverbetering door vervallen rijksmonumenten (kasteel met rentmeesterswoning en de hoeve) in volle luister te herstellen en er (een) functie(s) aan te geven die het object toegankelijk maken voor een breder publiek. Bovendien voorziet het plan in een toevoeging van een cultureel aspect, de exposities en tentoonstellingen van kunst, zowel in als direct rond het object.

Er worden geen nieuwe bebouwingsmogelijkheden gerealiseerd; beperkte bouwkundige veranderingen vinden alleen inpandig plaats, om de rijksmonumenten te herstellen. Alleen de functies worden beperkt gewijzigd en uitgebreid, vooral op het culturele vlak. Daarnaast worden beperkte commerciële functies en twee extra woningen mogelijk gemaakt. Ruimtelijk wordt geen inbreuk gepleegd op de waarden van het buitengebied ter plaatse. Functioneel gebeurt dit ook niet. Over het algemeen zijn gebouwen in het buitengebied opgericht ten behoeve van hun functie in of voor het buitengebied. Veelal zouden zij gesloopt kunnen worden indien die functie niet meer aan de orde is. Dit geldt niet voor het complex Kasteel Strijthagen. Het kasteel heeft als oorspronkelijke functie adellijk landgoed. Door de eeuwen heen heeft het kasteel altijd de functie wonen gehad, nog tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Volgens de vigerende bestemming zijn de gronden bestemd voor extensieve dagrecreatie, alsook voor functies als kantoor, horecabedrijven, twee bedrijfswoningen, en maatschappelijke en gemengde doeleinden. Met het onderhavige plan ligt de nadruk op het culturele aspect. Daarom ook zijn alleen woningen toegestaan die zijn gelieerd aan dit culturele aspect. Door middel van de beperkte herbestemming wordt herbenutting van het monumentale kasteelcomplex Strijthagen mogelijk gemaakt. Conform de provinciale ladder van duurzame ontwikkeling maakt het inpandig toestaan van beperkte nieuwe functie(s) herbenutting van het Rijksmonument mogelijk.

Door nu twee extra (kunstenaars)woningen toe te staan binnen het complex Kasteel Strijthagen, zonder nieuwe bouwmogelijkheden, vindt er indirect ook geen verdergaande verstedelijking en verstening van het buitengebied plaats. Bovendien passen de woningen in de regionale woningbouwafspraken; de inpandige toevoeging van twee woningen wordt kwantitatief gecompenseerd door de sloop van twee woningen. Dit heeft de instemming van de bestuurscommissie Wonen en Herstructurering van stadsregio Parkstad Limburg, zoals hiervoor aangegeven.

Conclusie

De functiewijziging legt geen ruimtebeslag op het buitengebied en gaat evenmin gepaard met nieuwe verstening of verglazing. Ruimtelijk wordt er geen inbreuk gemaakt op de waarden van het buitengebied ter plaatse, en functioneel wordt door middel van beperkte herbestemming herbenutting van het monumentale kasteelcomplex Strijthagen mogelijk gemaakt. Het LKM is niet van toepassing, dan wel met het plan wordt aan de strekking van het LKM voldaan.

3.3 Intergemeentelijk/regionaal beleid

Intergemeentelijke Structuurvisie Parkstad 'Ruimte voor park & stad'

De Intergemeentelijke Structuurvisie Parkstad Limburg 2030 (19 oktober 2009) is de ruimtelijke ontwikkelingsvisie voor de regio Parkstad. De visie kent zes pijlers die samen het fundament vormen van de inhoudelijke keuzes en zullen steeds als toetssteen gebruikt worden bij ontwikkelingen en initiatieven van de vier grote opgaven: Ruimte, Mobiliteit, Economie en Wonen. De zes pijlers zijn: 1. landschap leidt; 2. één hoofdcentrum; 3. energie als fundament; 4. netwerk van Park en Stad; 5. buitenring = Parkstadring; 6. economische slagader N281.

Toetsing aan deze pijlers levert per opgave een ontwikkelingsbeeld op. Het ontwikkelingsbeeld voor ruimte is een duurzame versterking van de identiteit en vitaliteit. De ambitie bij mobiliteit is een betere bereikbaarheid via weg en spoor, zowel regionaal als internationaal. Hoofdambitie bij economie is structuurversterking met als strategie ruimtelijke concentratie en revitalisering van locaties die niet meer aan de moderne eisen voldoen. Bij wonen is lef nodig om zoveel mogelijk te realiseren via integrale gebiedsontwikkeling om daarbij plaats te bieden aan bestaande en nieuwe kansrijke bewonersgroepen en te zorgen dat inbedding en uitstraling van de woongebieden bijdragen aan het nieuwe 'Parkstad imago'. Dit alles is vertaald naar zeven ontwikkelingszones: Noordflank, Oostflank, Zuidflank, Westflank, Gravenrode, Via Belgica en Herstructurering stedelijk gebied.

In de Intergemeentelijke Structuurvisie Parkstad is als missie van Parkstad Limburg geformuleerd “duurzame economische structuurversterking van de regio door het bundelen van de krachten van de zeven gemeenten Brunssum, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Onderbanken, Nuth, Simpelveld en Voerendaal.” De bevolkingsafname die de regio meemaakt wordt gezien als een kans om de kwaliteit van de woon-, werk- en leefomgeving duurzaam te versterken.

Er wordt daarbij ingezet op herkenbare, unieke pluspunten:

  • het vele groen in de directe nabijheid van woongebieden, de landschappelijke rijkdom en de dynamische afwisseling tussen park en stad;
  • sterke natuurlijke beekdalen;
  • een rijke culturele en sociale historie;
  • fijnmazige sociale structuren met sterke dorps- en stadskernen die een grote variëteit aan woonmilieus bieden;
  • een goede bereikbaarheid;
  • een hoge dichtheid aan kennisinstellingen, hoogkwalitatieve bedrijventerreinen met bovenregionale bedrijven en winkelgebieden;
  • een sterk toeristisch/recreatief netwerk.

De Structuurvisie zet fors in op de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Het landschap moet leidend zijn; nieuwe ontwikkelingen moeten de kwaliteit, het gebruik en de beleving van natuur en landschap versterken. Beekdalen zijn heilig. De beekdalenstructuur vormt de basiskwaliteit en is de ruimtelijke drager die bescherming geeft. Zonder deze hoogwaardige natuurlijke achtergrond is er geen drager, geen entourage voor sterlocaties. Deze landschappelijke enscenering is essentieel. Daarbij moeten de eigenschappen van de onderdelen worden versterkt.

In de structuurvisie is het projectgebied Gravenrode onderscheiden. Tot dat gebied behoort het plangebied. Deze 'binnentuin' vormt hét grootschalige toeristische gebied van de regio. Een goed afgestemd aanbod van topattracties met grensoverschrijdende 'power', aangevuld met verblijfsmogelijkheden, biedt hier grote kansen. Bedrijventerrein Dentgenbach zal op termijn wellicht een belangrijke rol spelen met werkgelegenheid in recreatie en toerisme. De beekdalenstructuur vormt het leidende thema waar alle ontwikkelingen zich naar zullen moeten voegen.

Hierbij zijn de volgende aandachtspunten van belang:

  • Het versterken van de samenhang tussen attracties;
  • Het verbeteren van de intrinsieke waarde – de groene setting heeft een hoge kwaliteit - van bestaande attracties (verdichting) en
  • het verlengen van het verblijf binnen Gravenrode.

Op het volgende kaartbeeld uit de structuurvisie is het projectgebied Gravenrode aangegeven; daarbinnen wordt het plangebied globaal met rode pijl aangewezen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01_0020.jpg"

Toetsing

Het plan voor de herontwikkeling van kasteel Strijthagen geeft invulling aan meerdere doelstellingen van de visie:

  • het verstevigt met het weer leefbaar en toegankelijk maken van het kasteel en de hoeve de rijke culturele en sociale historie van het plangebied;
  • het draagt met de regelmatige exposities en tentoonstellingen bij aan een (sterk) toeristisch/recreatief netwerk;
  • het versterkt met het meer toegankelijk maken van het gebied de kwaliteit, het gebruik en de beleving van natuur en landschap, ondermeer door het plaatsen van kunstwerken/beelden in de omgeving van het kasteel;
  • het versterkt door kunst, cultuur en natuur bij elkaar te brengen de samenhang tussen attracties;
  • het verlengt met het bieden van een bed en breakfast faciliteit het verblijf binnen Gravenrode.

Conclusie

Op grond van het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat het plan past binnen de doelstellingen van Intergemeentelijke Structuurvisie Parkstad Limburg 2030.

Herstructureringsvisie voor de woningvoorraad 2008-2020

In 2009 is de Herstructureringsvisie voor de Woningvoorraad Parkstad Limburg 2008-2020 vastgesteld. In deze visie hebben regio, gemeenten en corporaties gezamenlijk op kaart weergegeven waar de transformatie komende jaren moet gaan landen. Daarbij is als een van de voorwaarden voor realisatie gesteld dat de 'envelop' jaarlijks dient te worden gemonitord. Het doel van de herstructureringsvisie is:

  • inzicht bieden in de gebieden waar transformatie van de woningvoorraad nodig is in het licht van de teruglopende en veranderende woningbehoefte en hoe herstructurering kan bijdragen aan een duurzaam Parkstad;
  • ruimte bieden aan kansen om nieuwe kwaliteiten toe te voegen, meer groen en ruimte;
  • samenwerking verder vorm geven tussen partners en belanghebbenden rondom overeenstemming over de ambitie;
  • een kader vormen voor verdieping voor wat betreft het bepalen van de benodigde middelen en ontwikkelen van instrumenten;
  • een kader vormen voor de Regionale Woonvisie en Woningbouwprogrammering na 2010;
  • een kader vormen voor de gemeentelijke structuurvisies, stadsdeelvisies en masterplannen waar het integrale afwegingskader geborgd wordt.

De visie is in maart 2011 geactualiseerd met de Geactualiseerde Envelop Herstructureringsvisie Parkstad Limburg 2010 – 2020. De Envelop voor Landgraaf is voor de periode 2010-2020 gericht op onttrekking van ruim 1.000 woningen aan de voorraad. Er is slechts een zeer beperkte toevoeging mogelijk (90 eenheden).

Toetsing

Voor het onderhavige plan (herontwikkeling van het kasteel Strijthagen) kan gesproken worden over toevoeging van kwaliteit. Dat gebeurt in een bestaand object. Er is sprake van woningtoevoeging; deze worden echter gecompenseerd met de sloop van twee woningen, zoals eerder is aangegeven. Eerder is ook al opgemerkt dat de toegevoegde woningen een rol zullen vervullen bij de instandhouding en de exploitatie van het kasteel en de hoeve en het gebruik ervan.

Conclusie

Op grond van het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat het plan niet in strijd is met de Herstructureringsvisie voor de Woningvoorraad Parkstad Limburg 2008-2020.

Regionale Woonstrategie 2012-2020

De Regionale Woonstrategie 2012-2020 schetst de keuzes die gemaakt worden om de uitvoering van de herstructurering verder vorm te geven. In de Woonstrategie is aangegeven dat een werkwijze opgesteld zal worden waarin concrete afspraken over hoe wordt omgegaan met vraagstukken zoals een rotte plekkenregeling worden gemaakt. Deze werkwijze is uitgewerkt in de Regionale Woningmarktprogrammering 2013-2016. In de programmering wordt nader ingegaan op diverse bijzondere onderwerpen in de regionale woningmarktprogrammering. 'Rotte plekken' worden daarin aangeduid als een of meer langdurig leegstaande panden die in een verloederde toestand verkeren en een verstorende visuele aanblik van het straatbeeld veroorzaken met als gevolg dat deze plek een negatieve invloed uitoefent op de leefomgeving. Voor 'rotte plekken' geldt het 'nee, tenzij'-principe van de intergemeentelijke structuurvisie. Ingevolge deze structuurvisie mag in beginsel in het stedelijk gebied niet gebouwd worden buiten de bestaande stedelijk rand. Daarvan kan slechts gemotiveerd en degelijk onderbouwd worden afgeweken, bijvoorbeeld door verbetering van slechte en matige randen.

In de regionale Woningmarktprogrammering zijn ook afspraken gemaakt over enkele bijzondere onderwerpen. Voor het project Kasteel Strijthagen is de categorie 'functiewijziging / herbestemming' van monumentale panden van toepassing. Voor deze categorie is geconstateerd dat in het verleden bij de herontwikkeling van (bebouwde) locaties veelvuldig gebruik gemaakt werd van het wijzigen van de functie in wonen en dat gezien de onbalans in vraag en aanbod op de woningmarkt het uitbreiden van woonbestemmingen niet langer wenselijk is. Er is echter ook geconstateerd dat iedere locatie en ieder project specifieke kenmerken heeft, waardoor een herbestemming naar wonen toch wenselijk kan zijn.

Als uitgangspunt is afgesproken dat kwantitatief evenwicht gegarandeerd moet worden, maar dat één op één sloop geen pre is. Kortom:

  • woningtoevoegingen als gevolg van herbestemming/functiewijziging kunnen alleen worden toegestaan wanneer elders in de programmering plancapaciteit wordt geschrapt of in de bestaande woningvoorraad wordt gesloopt;
  • per project kan aan de hand van leegstand- en leefbaarheidscriteria worden afgewogen of het wenselijk is om een functiewijziging toe te staan.

In het kader van de categorie 'Rotte plekken' is afgesproken dat ook rotte plekken niet worden ontzien van de kwalitatieve en kwantitatieve uitgangspunten van de regionale woningmarktprogrammering, tenzij er zwaarwegende argumenten zijn. Dit geeft de bestuurscommissie Wonen en Herstructurering de mogelijkheid om dan af te wijken van de kwalitatieve en kwantitatieve uitgangspunten uit de Regionale Woningmarktprogrammering.

Toetsing

De gemeente heeft op 12 april 2015 het verzoek gedaan om het project Kasteel Strijthagen en de gecompenseerde sloop van Stenenkruis toe te voegen aan de regionale woningmarktprogrammering met als motivering:

  • Door middel van de toevoeging van twee woningen kan de herbestemming van het Rijksmonument kasteelcomplex Strijthagen gerealiseerd worden.
  • De toevoeging van twee woningen wordt kwantitatief gecompenseerd door de sloop van twee woningen Stenenkruis.

Bij besluit van 28 mei 2015 (zie bijlage) heeft de Bestuurscommissie Wonen en Herstructurering hiermee ingestemd. Argumenten hiervoor zijn als volgt:

  • Er is sprake van een duurzame herbestemming van een Rijksmonument.
  • Kwantitatief wordt er gecompenseerd.
  • Het product (de kunstenaarswoning) werkt niet marktverstorend.

Conclusie

Het plan is niet in strijd met Regionale Woonstrategie 2012-2020.

Statiegeldregeling Parkstad Limburg (ontwerp)

In regionaal verband wordt gewerkt aan een Statiegeldregeling. De Statiegeldregeling Parkstad Limburg heeft als beoogd effect om, in het geval dat het niet mogelijk is om de gewenste compensatie fysiek te leveren (sloop elders van een woning na een woningtoevoeging), het mogelijk te maken dat bij projecten waarbij sprake is van een kwalitatieve toevoeging aan de woningvoorraad, een financiële compensatie geleverd kan worden in plaats van een fysieke compensatie. De Statiegeldregeling is in voorbereiding en nog niet vastgesteld.

De toevoeging van twee woningen Kasteel Strijthagen wordt kwantitatief gecompenseerd door de sloop van twee woningen Stenenkruis. Omdat er sprake is van een fysieke compensatie is een financiële compensatie niet aan de orde.

3.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Landgraaf 2030

Op 15 december 2011 heeft de raad van de gemeente Landgraaf de Structuurvisie Landgraaf 2030 vastgesteld. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen weer van de voorziene ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. Daarnaast beschrijft de structuurvisie het ruimtelijk beleid dat de gemeente wil voeren.

De visie geeft voor de zuidoostflank van het grondgebied van de gemeente Landgraaf en dan meer specifiek ten westen van de N299, waartoe het plangebied behoort, aan dat het plangebied een gebied is dat te typeren valt als natuurlijk landschap met intensief recreatief gebruik (dagrecreatie). De doelstelling voor het gebied ten zuidwesten van de N299 is het versterken van de intensieve dagrecreatie waarbij de landschappelijke eenheid van Park Gravenrode een centrale rol vervult. De beleving en toegankelijkheid van dit gebied dient versterkt te worden, waarbij 'vermarkting' van het gebied een belangrijke rol kan spelen. Om het Park Gravenrode blijvend aantrekkelijk te houden, is behoefte aan vernieuwende aansprekende plannen. Niet alleen wat betreft de ontwikkeling van de bestaande attracties, maar ook wat betreft de ontwikkeling van nieuwe attracties. Van belang is dat ontwikkelingen in het park complementair zijn. Een goede samenwerking tussen de verschillende attracties levert meerwaarde op en verbetert de concurrentiepositie van het park ten opzichte van andere toeristische gebieden. Tevens bestaat de behoefte bezoekers langer 'vast te houden' door middel van verblijfsrecreatie. Gewaakt moet worden voor een rommelige uitstraling van het gebied.

Het volgende kaartbeeld geeft een deel van de verbeelding van de structuurvisie weer; de ligging van het plangebied is globaal met rode pijl aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01_0021.jpg"

Toetsing

Het plan behoudt het natuurlijk karakter van het gebied rond het kasteel Strijthagen. Het kasteel wordt in ere hersteld en toegankelijker gemaakt voor een breder publiek. Door het plaatsen van kunstwerken/beelden in het park rond het kasteel wordt daarmee het park ook toegankelijker. Kunst, cultuur en natuur vloeien als het ware ineen. Bovendien biedt het gerestaureerde kasteel en bijbehorende hoeve een kleinschalige bed en breakfast faciliteit, die er aan bijdraagt dat bezoekers langer in het gebied verblijven.

Conclusie

Het plan voldoet daarmee aan de doelstellingen van de structuurvisie.

Strategienota 2005 - 2015

De Strategienota 2005 - 2015 van de gemeente Landgraaf is opgesteld met als centrale doelstelling: 'werken aan het behouden en versterken van de levendigheid, de leefbaarheid en de eigen identiteit'. Er worden 3 speerpunten onderscheiden:

  • vakantiegevoel: Landgraaf ontwikkelt zich tot een hoogwaardige, groene woongemeente. Samen met Parkstad Limburg groeit Landgraaf uit tot recreatief hoogtepunt van Nederland;
  • mensenwerk: Landgraaf zet in op de versterking van de dynamiek in de eigen samenleving;
  • samenwerken: Landgraaf werkt doelmatig en slagvaardig samen met bestuurlijke en andere partners.

Voor wat betreft onderhavig plan is met name het speerpunt `vakantiegevoel' van belang. Dit speerpunt heeft alles te maken met de leefbaarheid, behoud cultuurhistorisch erfgoed en de aantrekkelijkheid van Landgraaf. Hierbij zal worden ingezet op het versterken van de ruimtelijke structuur, het creëren van een hoogwaardige groene woongemeente, het inzetten op recreatie en toerisme. Tot de gemeentelijke ambities als aangegeven in de nota behoort: het bewaren en integreren van historische waardevolle objecten en vergezichten. De nota bevat geen specifieke uitgangspunten voor onderhavig plan(gebied).

Toetsing

Het plan voorziet met name in behoud en toegankelijker maken van cultuurhistorisch erfgoed.

Conclusie

Het plan kan daarmee als passend worden beschouwd binnen de uitgangspunten van de strategienota.

Parkeernota Landgraaf 2008

Centraal uitgangspunt van de Parkeernota Landgraaf 2008 (4 december 2007) is het zoveel als mogelijk voorkomen van parkeeroverlast. Om te kunnen bepalen hoe groot de parkeerbehoefte bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zal zijn bevat de parkeernota voor verschillende gebruiksfuncties geldende parkeernormen. Deze parkeernormen geven het minimum aantal te realiseren parkeerplaatsen aan bij ruimtelijke ontwikkelingen en zijn gebaseerd op de richtlijnen van het CROW. Uitgangspunt is dat (nieuwe) ruimtelijke ontwikkelingen geen parkeeroverlast mogen veroorzaken in de directe omgeving. In paragraaf 4.6 wordt nader op het aspect parkeren en de toetsing van het plan aan de parkeernota ingegaan.

Mobiliteitsplan Landgraaf

In het Mobiliteitsplan Landgraaf (vastgesteld d.d. 15 december 2009) is het verkeers- en vervoersbeleid voor de komende jaren vastgelegd. Het doel is te komen tot een eenduidige aanpak van knelpunten op het gebied van verkeer en vervoer, om op deze wijze een bijdrage te leveren aan het bevorderen van de verkeersveiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid in de gemeente Landgraaf. Specifieke aandacht gaat hierbij uit naar de thema's bereikbaarheid, verkeersveiligheid, verkeerscirculatie, langzaam verkeer en openbaar vervoer. Het Mobiliteitsplan fungeert enerzijds als toetsingskader voor nieuwe plannen, anderzijds bevat het een uitvoeringsprogramma met concrete maatregelen voor de komende jaren.

Toetsing

Het parkeren wordt grotendeels in het plangebied opgelost. De ontsluiting van het plangebied, via de Rouenhof en de Mensheggerweg, is goed en levert voor de kern Landgraaf en omgeving geen problemen op. Bovendien is het bezoekersaantal relatief laag.

Conclusie

Het plan is niet in strijd met de uitgangspunten en doelstellingen van het Mobiliteitsplan Landgraaf.

Beleidsnota evenementen gemeente Landgraaf 2013-2016

De beleidsnota evenementen gemeente Landgraaf 2013-2016 (The place to be) dateert van november 2012. Landgraaf is een 'evenementengemeente' (bijvoorbeeld Pinkpop). De gemeente vindt evenementen belangrijk omdat ze een bijdrage leveren aan de levendigheid van de gemeente; ze vormen het 'cement' van de Landgraafse samenleving en zorgen voor sociale cohesie en maatschappelijke participatie van individuen en groepen. Bovendien dragen evenementen bij aan de naamsbekendheid van onze gemeente als 'recreatief hoogtepunt' van Zuid-Limburg.

De gemeente Landgraaf verwoordt in deze beleidsnota haar visie en doelstellingen rondom evenementen voor de komende jaren en geeft daarmee richting aan de regulerende, stimulerende en faciliterende rol die zij wil innemen. De gemeente geeft in de nota prioritaire aandacht aan het ondersteunen van kleine en middelgrote evenementen. Het beleid is voorts gericht op het beperken van de risico's en overlast tot aanvaardbare proporties, en het waarborgen van de openbare orde, veiligheid en de gezondheid van bezoekers en omwonenden tijdens evenementen. De laatste aspecten zijn met name benoemd in de Nota uitvoeringsbeleid evenementen gemeente Landgraaf 2012.

De Nota beschrijft de doelstellingen van het (evenementen)uitvoeringsbeleid, met het oog op het streven de kwaliteit van voorbereiding en uitvoering zo mogelijk te professionaliseren, optimaliseren en uniformeren. Uitgangspunt is daarbij ondermeer dat de gemeente een centrale rol heeft bij het borgen van de veiligheid van evenementen door het stellen van regels. De Nota geeft ook een definitie van een evenement, namelijk 'elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak'. In onderhavig plan wordt de definitie van een evenement beperkter geformuleerd. Nadrukkelijk wordt de relatie gelegd met beeldende kunst en ondergeschikte kleinschalige culturele activiteiten. Evenementen worden in categorieën ingedeeld naar risico's en geluidsproductie, zoals hierna is weergegeven.

Volgens de gemeentelijke definitie (gebaseerd op de APV) is een evenement: elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van bioscoopvoorstellingen, markten, kansspelen, het in een inrichting in de zin van de Dranken Horecawet gelegenheid geven tot dansen, betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties en kleinschalige activiteiten met een jaarlijks terugkerend karakter binnen in het gebouw van een horeca-inrichting.

Het wettelijk kader voor een evenementenvergunning wordt gevormd door de APV. Naast de evenementenvergunning ingevolge de APV kan ook andere wet- en regelgeving van toepassing zijn, zoals: bouwbesluit, gebruiksvergunning, omgevingsvergunning milieu (Wet milieubeheer) en/of milieumelding (Activiteitenbesluit), tijdelijke verkeersmaatregel, standplaatsvergunning, ontheffing Drank- en Horecawet enz.).

Alle evenementen die plaatsvinden in Landgraaf waarvoor volgens de APV een vergunnings-of meldingsplicht geldt, worden gecategoriseerd naar risico's en naar geluidsproductie. Op deze wijze kan worden ingeschat welke impact het evenement op de omgeving heeft en welke risico's voor de openbare orde, veiligheid en het verkeer kunnen dreigen. De categorie-indeling naar risico's luidt als volgt:

Categorie   Omschrijving   vergunnings-(meldingsplicht  
Categorie A   Laag risico-evenement met beperkte impact op de omgeving en beperkte gevolgen voor het verkeer.   Melding/vergunning  
Categorie B   Gemiddeld risico-evenement met grote impact op de directe omgeving en/of gevolgen voor het verkeer.   Vergunning  
Categorie C   Hoog risico-evenement met grote impact op de gemeente en/of regionale gevolgen voor het verkeer.   Vergunning  

De categorie-indeling naar geluidsproductie ziet er als volgt uit:

Categorie   Omschrijving  
Geluidscategorie 50 evenementen   In de regel betreft het kleine evenementen die niet of nauwelijks gepaard gaan met geluidsproductie. Hierbij staat 50 voor de geluidsbelasting op de gevels van nabijgelegen woningen, die maximaal 50 dB(A) mag bedragen.  
Geluidscategorie 70 evenementen   In de regel betreft het middelgrote evenementen met een relatief harde geluidsproductie. Hierbij staat 70 voor de geluidsbelasting op de gevels van nabijgelegen woningen, die maximaal 70 dB(A) mag bedragen.  
Geluidscategorie 85 evenementen   Dit betreft luidruchtige en in de regel grote evenementen. Hierbij staat 85 voor de geluidsbelasting op de gevels van nabijgelegen woningen, die maximaal 85 dB(A) mag bedragen.  

Toetsing

Het plan houdt tevens in dat maximaal driemaal per jaar een evenement wordt georganiseerd. Deze evenementen zullen in hoofdzaak een cultureel karakter hebben. Het gaat om voor het publiek toegankelijke tentoonstellingen van beeldende kunst en of schilderskunst, eventueel ondersteund met kleinschalige culturele activiteiten als lezingen, muziekuitvoeringen, optredens inpandig of ook in de open lucht.

Het maximum aantal bezoekers per evenement bedraagt circa 3.000. Het maximum aantal bezoekers per dag bedraagt 400. Een evenement zal maximaal 15 dagen duren. Een evenement zal voornamelijk plaatsvinden in het kasteel, de rentmeesterswoning en de hoeve en op het binnenterrein en direct rond het object. De evenementen vallen qua risico onder categorie A en qua geluid onder de categorie 50 evenementen. In paragraaf 4.1.2 wordt nader op het aspect geluid ingegaan. De evenementen worden in de Regels gereguleerd.

Conclusie

Het houden van enkele (maximaal 3) evenementen per jaar in het plangebied levert geen problemen op.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Milieuonderzoek

4.1.1 Bodem

Normstelling

Wettelijk kader voor de bodemkwaliteit van het plangebied vormt de Wet bodembescherming (Wbb). Deze wet stelt regels om de bodem te beschermen. De Wbb maakt duidelijk dat grondwater een onderdeel van de bodem is. Daarnaast worden de sanering van verontreinigde bodem en grondwater door middel van de Wbb geregeld. Ook lozingen in of op de bodem kunnen op grond van de Wbb worden gereguleerd.

Toetsing

De laatste onderzoeken die betrekking hebben op de directe omgeving van Kasteel en kasteelhoeve stammen uit 1992 (BP kasteeltuinen Strijthagen) en 1998 (sanering ondergrondse HBO-tank nabij de kasteelhoeve). Het eerste onderzoek is bepalend geweest voor de opstelling van het toen geldende bestemmingsplan. De nu voorgestelde herbestemmingen ontlopen de oude bestemmingen niet zoveel. Bovendien wordt met het plan niet gebouwd en in de bodem gewerkt. Onder de oude bestemming (Recreatie) mocht in het plan gebied worden gewoond. Twee bedrijfswoningen werden toegestaan. Het nieuwe plan voegt daar 2 woningen aan toe. Ook atelier- en werkruimten, alsmede beperkt niet-permanent wonen (w.o. bed en breakfast) worden daaraan toegevoegd. Er zal geen moestuin worden aangelegd en/of speelvoorzieningen voor kinderen worden aangebracht.

Voor het gebied is weliswaar sprake van een bestemmingswijziging, echter er is geen sprake van een primaire woonfunctie. Er is geen reden die een afzonderlijk bodemonderzoek noodzakelijk maakt. Bovendien is de bodemgesteldheid sinds de voornoemde laatste onderzoeken niet nadelig gewijzigd.

Conclusie

De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de functiewijziging en de vaststelling van het plan.

4.1.2 Geluid

Normstelling

De regels (grenswaarden) met betrekking tot de (maximaal) toelaatbare hoeveelheid geluid afkomstig van een industrieterrein, weg of spoorweg zijn opgenomen in de Wet geluidhinder (Wgh). De Wgh is alleen van toepassing binnen een conform deze wet geldende geluidszone. De grenswaarden (voorkeursgrenswaarde en ten hoogste toelaatbare waarde) uit de Wgh zijn van toepassing op de geluidsbelasting op de gevel van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen.

Het plangebied valt deels binnen de geluidzone van het gezoneerde industrieterrein Dentgenbach van de gemeente Kerkrade. De zone schampt net het kasteel.

Toetsing

Naar de gevolgen van het plan voor de omgeving, evenals naar die van de omgeving op het plan, zijn onderzocht en neergelegd in het als Bijlage 1 toegevoegde rapport 'Akoestische onderbouwing Bestemmingsplanwijziging t.b.v. Kasteel Strijthagen, Rouenhof 17-23, Schaesberg, gemeente Landgraaf'.

Uit het rapport volgt dat

  • vanuit oogpunt van de Wet geluidhinder en de geluidzonering van industrieterrein 'Dentgenbach' het plan geen belemmering oplevert;
  • zowel het parkeren als de verkeersbewegingen geen problemen opleveren voor het plan en de omgeving (natuur, EHS);
  • de afstand van de woningen aan de Strijthagermolenweg tot de parkeerplaatsen aan de Strijthagermolenweg dient minimaal 16 meter te bedragen;
  • er geen sprake van indirecte hinder vanwege de verkeeraantrekkende werking van het plan;
  • het plan geen aantasting vormt voor de geluidrechten van Mondo Verde.

Conclusie

De afstand van de parkeerplaatsen aan de Strijthagermolenweg tot de aan die weg gelegen woningen bedraagt ca. 20 meter. Vanuit oogpunt van geluid zijn er geen belemmeringen voor het plan.

4.1.3 Lucht(kwaliteit)

Normstelling

In de Wet milieubeheer (Wm) zijn kwaliteitseisen voor de buitenlucht opgenomen. Titel 5.2 Wm 'Luchtkwaliteitseisen' wordt kortweg aangeduid als de Wet luchtkwaliteit. Het doel van de wet is om mens en milieu bescherming te bieden tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Voor de gezondheid van de mens is een goede luchtkwaliteit van groot belang. In de wet is, door middel van criteria, een onderscheid gemaakt tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het niet in betekenende mate leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij 3% van de grenswaarde (= 1,2 µg/m3) voor stikstofdioxide en fijn stof. Vanaf 1 januari 2015 geldt er ook een grenswaarde voor een kleinere fractie van fijn stof nl. PM2,5. De grenswaarde voor PM2,5 bedraagt 25 µg/m3. Gezien het grote verschil tussen de grenswaarde en de achtergrondconcentratie zullen overschrijdingen van deze grenswaarde niet vaak voorkomen. De achtergrond concentraties langs de omliggende wegen ligt onder de 25 µg/m3.

Toetsing

Het bouwplan voorziet in de herontwikkeling van het bestaande kasteel en de bijbehorende hoeve Strijthagen. Voor de toename van verkeer wordt met het volgende gerekend:

gemiddeld maximaal 60 voertuigbewegingen per (week)dag (geschat, gerelateerd aan zowel exposities en evenementen, als zaalverhuur en ateliers):

Toename regulier per etmaal:

  • 2 extra woningen: 8 voertuigbewegingen
  • ateliers/gastenstudio's: 16 voertuigbewegingen
  • zaalverhuur: 16 voertuigbewegingen

totaal: 40 voertuigbewegingen

Toename als gevolg van evenementen:

  • 3 evenementen met ieder max. 3.000 bezoekers is totaal 9.000 bezoekers
  • gemiddeld 2 personen per auto is totaal 4.500 auto's
  • aantal verkeersbewegingen: 4.500 x 2 = 9.000
  • over 365 dagen = ca. 24,6, afgerond op 25 voertuigbewegingen per weekdag.

Totale toename ca. 65 bewegingen per weekdag.

Toetsing

Gebruikmakend van de NIBM-rekentool van Infomil geeft dit de volgende berekening van de luchtkwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01_0022.png"

Het plan draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van schadelijke stoffen in de buitenlucht. Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden. Er is daarom geen verder onderzoek nodig naar het aspect luchtkwaliteit.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling maakt een specifiek luchtkwaliteitsonderzoek niet noodzakelijk. De Wet milieubeheer staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.1.4 Externe veiligheid

Normstelling

Geldend kader voor externe veiligheid is het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (Bevi). Ingevolge artikel 5 van dit Bevi dient bij een besluit in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) onderzocht te worden in hoeverre er sprake is van aanwezigheid van risicovolle inrichtingen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen de risicocontour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6 contour) en het groepsrisico (GR) met de eventuele toename hiervan berekend te worden. Het GR dient in de toelichting op het besluit te worden verantwoord. Eenzelfde aanpak dient gevolgd te worden voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het water, het spoor en door de lucht en door buisleidingen. Het kader hiervoor wordt gegeven in de circulaire 'Nota Risicozonering Vervoer Gevaarlijke Stoffen' (RNVGS).

Toetsing

Er bevinden zich geen risicovolle bedrijven in de directe omgeving (dichtstbijzijnde LPG op ca. 500 meter). Ook bevinden zich geen buisleidingen in de directe omgeving (dichtstbijzijnde op ca. 850 meter). De verwachting is dat dit voor wat betreft het aspect van externe veiligheid geen beperkingen oplevert voor dit plan. Wel relevant is de soort en locatie installaties, bijvoorbeeld propaantank in verband met een eventuele veiligheidscontour externe veiligheid. De relevantie externe veiligheid kan bepaald worden aan o.a. de landelijke risicokaart (website). Voor wat betreft transport gevaarlijke stoffen buitenring wordt aangegeven dat dit geen invloed heeft op de reeds bestaande routering van de route gevaarlijke stoffen.

Onderstaand kaartbeeld uit risicokaart toont aan dat er voor het plangebied geen bijzondere externe veiligheidsaspecten spelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01_0023.jpg"

Conclusie

Vanuit oogpunt van externe veiligheid bestaan geen belemmeringen voor het vaststellen van het plan.

4.1.5 Milieuzonering

Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen is gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).

Toetsing

Het plan bevat 4 woningen, zijnde 'gevoelige functies'; één in het kasteel en drie in de aangrenzende hoeve. Voor wat betreft het aspect geluid in relatie tot milieuzonering heeft toetsing plaatsgevonden in het voormelde akoestisch rapport. Er blijkt geen sprake te zijn van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de woningen.

De woningen bevinden zich als volgt ten opzichte van de genoemde bedrijven.

Bedrijf   Type bedrijf   Maximale richtafstand in meters volgens VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering, editie 2009   Werkelijke afstand in meters  
Mondo Verde   Tuinen, met dierenparkje en (beperkte) attracties
(scharend onder: recreatie centra, vaste kermis, SBI-code 9321)  
300 (geluid)   Ca. 175  
Jindal Films (bedrijventerrein Dentgenbach)   Fabriek vervaardiging producten van kunstof, verpakkingsmateriaal (SBI-code 222)   50   Ca. 250  

Uit bovenstaande tabel blijkt dat de werkelijke afstand van de woonfuncties in het plan (in het kasteel en de hoeve) kleiner is dan de richtafstand. Toch wil dat niet zeggen dat daarmee sprake is van een onaanvaardbare situatie. In voormeld akoestisch rapport is aangegeven dat uit de oprichtingsvergunning van Mondo Verde (en het bijbehorend akoestisch rapport) blijkt dat de geluidbelasting van Mondo Verde – geluid zal de meest relevante factor zijn voor de milieuzonering – is berekend op 5 toetspunten rondom het attractiepark. De ligging van toetspunt 2 is relevant voor de geluiduitstraling van Mondo Verde in relatie tot dit plan. Omdat het gebouw en de situering van het toetspunt niet verandert door dit plan, wordt het bedrijf (Mondo Verde) niet in zijn geluidrecht aangetast. Ter plaatse van het kasteel en de hoeve is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Voorts is het plan getoetst voor wat betreft de effecten op de (twee) woningen Strijthagermolenweg 1-5. Het betreft het geluid afkomstig van het gebruik van de parkeerplaatsen aan de Strijthagermolenweg en het stemgeluid afkomstig van de bezoekers tijdens evenementen. In het rapport van het akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat de parkeerplaatsen op voldoende afstand van de woningen liggen. De afstand van het parkeerterrein tot de woningen dient minimaal 16 meter te bedragen; in werkelijkheid bedraagt de afstand circa 20 meter. De planregels geven aan dat uitsluitend geparkeerd mag worden ter plaatse van de aanduiding 'parkeren', als aangegeven op de verbeelding. De afstand van de woningen tot het gebied waarvoor de aanduiding geldt bedraagt circa 20 meter. Wat stemgeluid aangaat geeft het rapport aan dat uit rekenresultaten blijkt dat de geluidbelasting op de woningen afkomstig van stemgeluid ten hoogste 23 dB(A) bedraagt. Daarmee wordt ruimschoots voldaan aan de richtwaarde van 45 dB(A) uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.

Conclusie

Het aspect milieuzonering staat de vaststelling van het plan niet in de weg.

4.2 Waterhuishouding

Normstelling

Water en ruimtelijke ordening hebben met elkaar te maken. Enerzijds is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik. Anderzijds kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is daarom noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc. te voorkomen. In het kader van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) is een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. In deze paragraaf wordt beschreven op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan.

Gedeputeerde Staten van Limburg hebben eind 2009 in de Waterverordening een normenstelsel voor wateroverlast in de regionale oppervlaktewateren in de provincie vastgesteld. Met de invoering van deze normen zal meer duidelijkheid ontstaan over de mate van bescherming tegen wateroverlast die de overheid biedt. De te nemen maatregelen moeten passen in de drietrapsstrategie: bij voorkeur het vasthouden van water dicht bij de bron, vervolgens het bergen van water langs de waterlopen en pas als dat niet kan het verbeterd en versneld afvoeren. Dit om afwenteling van de problemen naar benedenstroomse gebieden te voorkómen en infiltratie in de bodem te bevorderen. De waterschappen zullen hiervoor een aantal buffer- en bergingsgebieden inrichten om het water op te vangen. Daarbij zal geanticipeerd worden op een toename van 10% tot -waar mogelijk- 20% van de neerslag en afvoer door klimaatverandering. Om te komen tot definitieve normen en maatregelen voor wateroverlast is in 2007 en begin 2008 overleg met de streek gevoerd waarbij gestreefd is naar zoveel mogelijk draagvlak. Dit overleg wordt het gebiedsproces genoemd en is geleid door de waterschappen. In het Limburgse gebiedsproces waren de instanties betrokken die zijn vertegenwoordigd in de gebiedscommissies, zoals gemeenten, LLTB, en natuur- en milieuorganisaties. Na het gebiedsproces hebben de waterschappen in de zomer van 2008 een voorstel voor de normering gedaan aan de Provincie. De Provincie heeft de normen op hoofdlijnen opgenomen in het POL Waterplan 2010-2015.

Het POL2014 gaat eveneens in op het water aspect. De Limburgse ambitie Limburg is klimaatbestendig en schoner. Een schoon, gezond, duurzaam, klimaatrobuust regionaal watersysteem vormt samen met het natuurnetwerk het fundament onder het vestigingsklimaat in Limburg. Rivier- en beekdalen zijn toegerust op extreme perioden van wateroverlast en droogte, waarbij overstromingsrisico's en perioden met watertekort maatschappelijk aanvaardbaar zijn. In Zuid-Limburg is de oppervlakkige afstroming van regenwater van de heuvels en de daarmee gepaard gaande bodemerosie beheersbaar tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. De natuurbeken (inclusief herinrichtingsstroken en meanderzones) en grondwaterafhankelijke natuurgebieden zijn onderdeel van het natuurnetwerk; inrichting en beheer zijn op de natuurfunctie afgestemd. De waterkwaliteit en de grondwaterstanden in en rondom de natuurbeken en de grondwaterafhankelijke natuurgebieden zijn toereikend voor een duurzame instandhouding van de aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.

De Limburgse waterschappen, waaronder het waterschap Roer en Overmaas, hebben met de Visie waterbeheer Limburg in 2020 een gezamenlijk beeld geschetst van het waterbeheer in Limburg anno 2020. Op basis van dit beeld kan worden ingeschat of en welke veranderingen er nodig zijn in de werkwijze van de waterschappen en wellicht ook in de organisatie van het Limburgse waterschapsbestel. Het stuk start met een beschrijving van een aantal veranderingen die we in de wereld en de maatschappij zien optreden in fysieke omgeving, cultuur en economie. Per trend wordt aangegeven wat die ontwikkeling betekent voor de opgave in het waterbeheer. Vervolgens wordt een beeld geschetst van het waterbeheer in 2020 en daarna.

Het waterbeleid van het Waterschap Roer en Overmaas is neergelegd in het Waterbeheerplan 2016-2021. Het Waterbeheerplan 2016-2021 is op 14 oktober 2015 vastgesteld door de Algemeen besturen van waterschap Roer en Overmaas en Waterschap Peel en Maasvallei. Het plan heeft een looptijd van 2016 tot en met 2021. Dit plan is, vooruitlopend op de fusie in 2017 tot Waterschap Limburg, een gezamenlijk plan van beide waterschappen. Met dit Waterbeheerplan zetten de waterschappen de koers uit voor een toekomstbestendig waterbeheer in Limburg; hoe we invulling willen geven aan de taak om te zorgen voor veilige dijken, droge voeten en voldoende en schoon water. In dit plan hebben ze vastgelegd hoe ze het watersysteem en waterkeringen op orde willen brengen en houden. Er wordt beschreven voor welke thema's ze aan de lat staan, de strategie hiervoor, welke maatregelen ze gaan uitvoeren, wie hun partners daarin zijn en hoe ze dit monitoren om waar nodig bij te sturen. Ook staat hierin welke bijdrage de waterschappen leveren aan de Europese Kaderrichtlijn Water. Voorbeelden van maatregelen zijn: het aanleggen en verbeteren van dijken tegen overstromingen, het aanpakken van knelpunten van wateroverlast, herstellen van beken en het verbeteren van de effluentkwaliteit van de rioolwaterzuiveringsinstallaties.

Toetsing

Waterhuishouding plangebied

Het beleid van het waterschap Roer en Overmaas is in lijn van het provinciale beleid primair gericht op afkoppelen. Het plan voorziet behalve in het in ere herstellen van kasteel en hoeve ook in de aanleg van parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen zullen halfverhard, waterdoorlatend worden aangelegd. Dit betekent dat nauwelijks tot geen toename van het verharde oppervlak. Ook de wandelpaden en de rijbanen op de parkeerplaats worden zo uitgevoerd. De grond is ter plaatse van de parkeerplaatsen goed doorlatend, waardoor regenwater snel in de bodem infiltreert. Voor zover mogelijk zal bij de restauratie van het kasteel en de hoeve afkoppeling van het hemelwater plaatsvinden, zodat dat, voor zover daarvan nog geen sprake is, op het oppervlaktewater wordt geloosd. De vuilwaterriolering zal op het aanwezige rioleringsstelsel worden aangesloten. In het plangebied is een vrijvervalleiding aanwezig.

Conclusie

Ten aanzien van het aspect waterhuishouding levert het plan geen problemen op.

4.3 Natuurwaarden

Normstelling

In het kader van de Flora- en faunawet dient in principe voorafgaand aan de realisatie van voorgenomen plannen onderzoek te worden uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van beschermde natuurwaarden. Ook dient een beoordeling gemaakt te worden van eventuele nadelige effecten van de plannen op deze waarden. Met de implementatie van de bepalingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving is een einde gekomen aan de rechtstreekse werking van deze richtlijnen. De soortenbescherming is thans verankerd in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998. Verder is voor de bescherming van bos en houtopstanden de Boswet van belang.

Toetsing

Het voornemen om de functies van kasteel Strijthagen te wijzigen kan samen gaan met effecten op beschermde planten- en diersoorten en tevens op natuurgebieden. Om die reden is een verkennend natuurwaarden onderzoek uitgevoerd. Het rapport van het onderzoek is als Bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd.

Het rapport geeft onder meer het volgende weer.

Resultaten

Er is vastgesteld dat er algemene kleine grondgebonden zoogdieren en amfibieën voorkomen. Deze soorten komen in lage tot zeer lage dichtheid voor in de directe omgeving van het kasteel. Voor deze soorten bestaat een algemene vrijstelling van de Flora-en faunawet. Daarnaast komen er broedvogels voor in en direct rond het kasteel. In verband met het voorkomen van deze algemene broedvogels wordt aangeraden om activiteiten uit te voeren buiten het broedseizoen of op een manier dat de vogels niet tot broeden komen.

Uit het onderzoek komt verder naar voren dat negatieve effecten op matig en zwaar beschermde planten en diersoorten kunnen worden uitgesloten. Er komen (mogelijk) wel vleermuizen en vogels met vaste rust en verblijfplaatsen voor. Deze soorten worden echter niet beïnvloed door het voornemen. Op het landgoed komen daarnaast veel meer matig en zwaar beschermde planten- en diersoorten. Deze soorten zullen echter niet worden beïnvloed.

De plannen zullen niet tot gevolg hebben dat er effecten gaan ontstaan op het Natura-2000 gebied en de Ecologische Hoofdstructuur. Het plan is daarvan van te geringe omvang en gelegen buiten het Natura-2000 gebied en de Ecologische Hoofdstructuur. De nieuwe parkeerplaatsen aan de Rouenhof en aan de Strijthagermolenweg dienen wel op een andere locatie gesitueerd te worden; buiten de EHS.

Eindconclusie

Effecten op beschermde planten- en diersoorten en natuurgebieden worden uitgesloten. Een vergunning van de Natuurbeschermingswet voor het plan is derhalve niet vereist. Tevens wordt het provinciaal ecologisch ruimtelijk beleid niet beïnvloed als de parkeerplaatsen aan de Rouenhof en aan de Strijthagermolenweg buiten de EHS worden gerealiseerd. Daarnaast is geen ontheffing Flora- en faunawet vereist. De realisatie en uitvoering van het plan is niet in strijd met het gestelde binnen de Natuurbeschermingswet 1998 en Flora- en faunawet.

In verband met de conclusie uit voormeld rapport in relatie tot parkeren en de EHS heeft begin 2016 een vervolgonderzoek plaatsgevonden onder de titel 'Kasteel Strijthagen, Inpassing parkeren en EHS'. Het rapport van het onderzoek is als Bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd. Het rapport geeft aan hoe de inbreuk op de Goudgroene natuurzone kan worden gecompenseerd. Het komt er in het kort op neer dat er parkeerplaatsen in die natuurzone worden aangelegd waar tegenover een perceel Bronsgroene landschapszone wordt omgevormd en toegevoegd aan de Goudgroene natuurzone. In hoofdstuk 3 is uitgebreid op deze compensatie ingegaan.

De bescherming van bos en houtopstanden in het buitengebied is geregeld via de Boswet. Ten behoeve van de aanleg van de parkeerplaatsen dient een klein oppervlakte bos/enkele bomen langs de Rouenhof en de Strijthagermolenweg gerooid te worden. Beide locaties vallen buiten de bebouwde kom en de bomen vallen niet onder een uitzonderingscategorie als bedoeld in de Boswet. Voor het rooien van de bomen is daarom een kapmelding bij het ministerie van EZ noodzakelijk en de te rooien dienen gecompenseerd te worden.

Het totaal aantal te kappen bomen met een stamdiameter groter dan 10cm (conform definitie uit bomenverordening Landgraaf) bedraagt 23st. Het betreft voornamelijk Esdoorn, Es en Eik. Voor de te kappen bomen worden 23 nieuwe bomen aangeplant. De nieuwe aanplant vindt plaats als solitaire bomen/boomgroep op het compensatieperceel. Ter plekke van het aan te helen talud worden eveneens bomen geplant. Navolgend overzicht en situatietekening geven inzicht en een beeld van de bomencompensatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01_0024.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01_0025.jpg"

Conclusie

Op grond van het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat met in achtneming van de compenserende maatregelen in het kader van POL2014 en de Boswet, vanuit (behoud en bescherming van) natuurwaarden geen belemmering bestaat voor het plan.

4.4 Archeologie en cultuurhistorie

4.4.1 Normstelling archeologie

Algemeen

Beleidskader voor de cultuurhistorie vormt primair de Monumentenwet 1988. Deze wet is per 1 januari 2012 gewijzigd en gelijktijdig is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd. Er bestaat sindsdien een wettelijke verplichting om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden en de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Facetten als historische (stede)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten worden daarin meegenomen. Daarmee is de bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed (mede) een taak van de gemeente geworden. De bescherming van het archeologische erfgoed geldt de Wet Archeologische Monumentenzorg als onderdeel van de Monumentenwet. De bescherming van het archeologische erfgoed is een taak van de gemeente geworden. Er dient binnen bestemmingsplannen en bij ruimtelijke onderbouwingen aandacht te worden besteed aan archeologische aspecten.

Provinciaal beleid

De provincie Limburg beperkt haar betrokkenheid tot archeologische waarden die van provinciaal belang worden geacht. Daartoe heeft de provincie een aantal archeologische aandachtsgebieden aangewezen. Bij ruimtelijke plannen binnen de aandachtsgebieden neemt de provincie haar aandachtgebiedenbeleid als uitgangspunt, bij ruimtelijke plannen daarbuiten vormt het gemeentelijk beleid uitgangspunt. Het grondgebied van de gemeente Landgraaf ligt niet binnen een archeologisch aandachtsgebied.

Gemeentelijk beleid

Op 10 februari 2015 heeft de gemeente Landgraaf de Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart Landgraaf 2014 vastgesteld. Het doel van deze kaart is het zichtbaar maken waar archeologische waarden aanwezig zijn of kunnen worden verwacht. Hiermee wordt tevens duidelijk bij welke werkzaamheden wel en bij welke geen archeologisch onderzoek noodzakelijk zal zijn.

Op de Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart (zie beeld hierna) zijn de bekende archeologische waarden en de verwachte archeologische waarden ondergebracht in zes verschillende categorieën. Of een onderzoeksplicht van toepassing is verschilt per categorie. De toetsingsprocedure is bij iedere categorie gekoppeld aan de verstoringsdiepte en de oppervlakte van de bodemingreep. Deze ondergrenzen zijn steeds leidend. De Monumentenwet 1988 schrijft geen minimumdiepte voor waarbij archeologisch onderzoek verricht dient te worden. De gemeente Landgraaf heeft er in Parkstadverband voor gekozen een diepte van 40 cm beneden maaiveld als uitgangspunt te hanteren. Onderzoeken en ervaring hebben aangetoond dat de bodem tot 40 cm beneden maaiveld in de meeste gevallen al door diverse ingrepen verstoord is. De Monumentenwet 1988 geeft een vrijstelling van de onderzoeksplicht voor projecten waarvan de verstoringsoppervlakte kleiner is dan 100 m²; de gemeente heeft beleidsvrijheid om deze oppervlakte aan te passen. De gemeente Landgraaf heeft ervoor gekozen om dit wettelijk minimum enkel over te nemen bij de terreinen van zeer hoge waarde, de tweede categorie na de archeologische Rijksmonumenten. In de Kaart worden de volgende categorieën onderscheiden:

Categorie 1. Rijksmonumenten: terreinen van zeer hoge waarde, wettelijk beschermd

Bij categorie 1 gaat het om de wettelijk beschermde archeologische Rijksmonumenten. Voor werkzaamheden is hier altijd een vergunning volgens de Monumentenwet 1988 vereist.

Voor de andere hieronder beschreven categorieën worden in de voorschriften bij het bestemmingsplan richtlijnen vastgelegd waaraan bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning, projectafwijkingsbesluit of ontheffing getoetst wordt of er een onderzoekplicht bestaat.

Categorie 2. Terreinen van zeer hoge waarde

Bij categorie 2 gaat het om de terreinen van zeer hoge waarde. Bij ingrepen op deze terreinen geldt de 100 m² die de Monumentenwet 1988 voorschrijft als ondergrens. Alleen bodemingrepen dieper dan 40 cm beneden maaiveld en met een verstoringsoppervlakte groter dan 100 m² zijn onderzoeksplichtig. Binnen deze categorie vallen tevens de cirkels van 50 m rondom een archeologische vindplaats. In categorie 2 zijn ook de AMK-terreinen opgenomen. AMK-terreinen zijn terreinen van zeer hoge archeologische waarde, hoge archeologische waarde, archeologische waarde of archeologische betekenis en zijn net als de archeologische Rijksmonumenten terug te vinden op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) die de Rijksdienst opgesteld heeft.

Categorie 3. Gebieden met een hoge verwachtingswaarde

Bij categorie 3 gaat het om gebieden met een hoge verwachtingswaarde. Alleen bodemingrepen dieper dan 40 cm beneden maaiveld en met een verstoringsoppervlakte groter dan 250 m² zijn onderzoeksplichtig.

Categorie 4. Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde

Bij categorie 4 gaat het om gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde. Alleen bodemingrepen dieper dan 40 cm beneden maaiveld en met een verstoringsoppervlakte groter dan 2.500 m² zijn onderzoeksplichtig. In deze categorie zijn tevens de Landgraafse gedeelten van het Wormdal en Strljthagerbeekdal opgenomen.

Categorie 5. Gebieden met een lage verwachtingswaarde

Bij categorie 5 gaat het om gebieden met een lage verwachtingswaarde. Alleen bodemingrepen dieper dan 40 cm beneden maaiveld en met een verstoringsoppervlakte groter dan 10.000 m² zijn onderzoeksplichtig.

Categorie 6. Geen verwachtingswaarde

Bij categorie 6 gaat het om gebieden zonder archeologische verwachtingswaarde. Alle bodemingrepen zijn vrijgesteld van onderzoeksplicht.

4.4.2 Archeologische waarden plangebied

Binnen het plangebied is op de Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart Landgraaf 2014 aan het kasteel Strijthagen categorie 2, terreinen van zeer hoge waarde, toegekend. De gronden waar nieuwe parkeerplaatsen beoogd zijn vallen binnen categorie 4, gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde. Aan de overige gronden is categorie 3, gebieden met een hoge verwachtingswaarde toegekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01_0026.jpg"

In dit bestemmingsplan zijn de voorkomende archeologische waarden vertaald in een beschermende regeling. Dit is gedaan door voor elke categorie een overeenkomstige dubbelbestemming Waarde – Archeologie op te nemen. De dubbelbestemmingen verschillen onderling in de ondergrenzen voor de onderzoeksplicht die geldt bij toekomstige ontwikkelingen. De beschermende regeling wordt beschreven in paragraaf 5.2.

4.4.3 Toetsing archeologie

Met het bestemmingsplan worden nieuwe functies mogelijk gemaakt. De enige bodemingreep is de aanleg van parkeerplaatsen in gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde. De bodemingreep ten behoeve van de aanleg van nieuwe parkeerplaatsen gaat niet dieper dan 40 cm beneden maaiveld. Archeologisch onderzoek voor dit bestemmingsplan is daarom niet noodzakelijk.

4.4.4 Normstelling cultuurhistorie

Beleidskader voor de cultuurhistorie vormt primair de Monumentenwet 1988. Deze wet is per 1 januari 2012 gewijzigd en gelijktijdig is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd. Er bestaat sindsdien een wettelijke verplichting om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden en de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Facetten als historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten worden daarin meegenomen. Daarmee is de bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed is (mede) een taak van de gemeente geworden.

Het kasteel en de hoeve zijn rijksmonumenten, met complex- of monumentnummer respectievelijk 23837 en 23831. Al wordt het uitwendige van deze monumenten niet gewijzigd op grond van dit plan, voor interne wijzigingen gelden restricties bij vergunningverlening.

Conclusie

Het plan schaadt geen archeologische en cultuurhistorische waarden.

4.5 Leidingen

Direct ten zuiden van de Strijthagermolenweg ligt een rioolpersleiding. Deze leiding is gereguleerd in de planregels en aangegeven op de verbeelding. Het is niet aannemelijk dat binnen het plangebied verder planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig zijn.

4.6 Parkeren en verkeer

Normstelling parkeren

De kaders voor de parkeeraspecten die gelden voor het plan zijn vastgelegd in de gemeentelijke Parkeernota Landgraaf 2008, vastgesteld op 4 december 2007. Op basis van deze nota heeft de gemeente voor het plangebied de volgende, mede op de CROW afgestemde, normering afgegeven (zie navolgend overzicht, waarin per functie de norm is aangegeven, evenals het benodigd aantal parkeerplaatsen).

De volgende uitgangspunten zijn daarbij in acht genomen:

  • Voor evenementen worden geen permanente parkeerplaatsen aangelegd.
  • Evenementen vinden maximaal drie keer plaats op jaarbasis. Dan wordt gebruik gemaakt van de parkeerterreinen van Mondo Verde en/of hotel Overste Hof.
  • Het maximum aantal bezoekers per dag bedraagt 400.
  • Gedurende evenementen vinden geen danwel in beperkte mate reguliere activiteiten plaats.
  • Een vangnet is gewenst voor extra openbare parkeerplaatsen.
  • Gemeentelijk uitgangspunt is parkeren op eigen terrein.
  • Parkeren in landelijk gebied mag niet leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied.

Functie   parkeernorm   Oppervlakte   Aantal   Permanente parkeerplaatsen   Flexibele parkeerplaatsen  
Kunstenaarswoning   2 pp. per woning     4   8    
Atelier   1 pp. per ruimte     4   4    
Expositie   1,2 pp. per 100 m²   1.130 m²     14    
Gastenlogies   1 pp. per ruimte       8    
Zaalverhuur   6 pp. per ruimte   386 m²     23    
Evenement inpandig   11 pp. per 100 m²   754 m²       83  
Evenement buitenterrein   11 pp. per 100 m²   3.500 m²       385  
           
Totaal         57 pp
(geen dubbelgebruik)  
468 pp
(parkeren buiten plangebied)  
           
Aanpassing totale aantal flexibele pp. vanwege maximaal bezoekersaantal bij evenementen   400 bezoekers per dag met gemiddeld 2 personen in auto *         200 pp (parkeren buiten plangebied)  

De parkeernorm is derhalve:

  • 57 permanente parkeerplaatsen
  • 200 flexibele parkeerplaatsen

Toetsing

Voor flexibel parkeren wordt gebruik gemaakt van de parkeerterreinen van Mondo Verde en/of hotel Overste Hof.

De 57 permante parkeerplaatsen worden als volgt ingevuld.

6   Nieuwe parkeerplaatsen op terrein Kasteel (naast noordelijk ingang kasteelterrein)  
12   Bestaande parkeerplaatsen aan de zuidzijde van de Strijthagermolenweg  
18   Nieuwe parkeerplaatsen aan de zuidzijde van de Strijthagermolenweg  
6   Nieuwe parkeerplaatsen direct zuidelijk van het kasteel langs de Rouenhof  
8   Bestaande parkeerplaatsen aan de zuidzijde van het plangebied langs de Rouenhof  
7   Nieuwe parkeerplaatsen aan de zuidzijde van het plangebied langs de Rouenhof  
57   totaal  

Het volgend kaartbeeld geeft locaties en aantallen weer van aan te leggen en bestaande permanente parkeerplaatsen in het plangebied.

Planologie

Binnen zowel de vigerende bestemmingen Recreatie (kasteel) en Natuur (omgeving) als de nieuwe bestemming Cultuur en Ontspanning zijn parkeervoorzieningen en perceelsontsluitingswegen bij rechte toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01_0027.jpg"

Bestaande parkeerplaatsen hengelsportvereniging Strijthagen

De hengelsportvereniging Strijthagen huurt het gebied rondom het kasteel, inclusief 23 parkeerplaatsen (direct noordelijk van het kasteel). Het huurcontract heeft nog een looptijd van circa 10 jaar en wordt gerespecteerd. Omdat de parkeerplaatsen bedoeld zijn voor leden van de hengelsportvereniging worden de parkeerplaatsen niet meegeteld. Met de visvereniging is afgesproken dat de parkeerplaatsen buiten het visseizoen (1 oktober – 1 april) toegankelijk blijven. Gedurende het visseizoen staan de parkeerplaatsen ter beschikking van de vissers. Deze bestaande parkeerplaatsen kunnen in ieder geval gebruikt worden als vangnet voor extra parkeerplaatsen. Gelet op het grote aantal bestaande parkeerplaatsen naast de hoeve, die veelal onbenut blijven, ook in het visseizoen, is een regeling met de hengelsportvereniging over het dubbelgebruik van de parkeerplaatsen gedurende het visseizoen ruimtelijk gewenst. Voorlopig worden deze parkeerplaatsen niet meegeteld.

Landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing

Er worden 31 nieuwe parkeerplaatsen aangelegd. Deze worden half-verhard aangelegd en voor het merendeel bij de reeds bestaande parkeerplaatsen langs de Strijthagermolenweg en de Rouenhof. De Rouenhof vormt de grens van de Ecologische Hoofdstructuur. Onderstaande beelden tonen de landschappelijke inpassing van de parkeerplaatsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01_0028.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01_0029.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01_0030.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01_0031.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01_0032.jpg"

Ontsluiting

Het plangebied wordt ontsloten via de Rouenhof en de Mensheggerweg. Navolgend kaartbeeld geeft met pijlen de ontsluiting aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-VG01_0033.jpg"

Conclusie

Zowel voor wat betreft het parkeren op en bij als de ontsluiting van het plangebied zijn geen problemen te verwachten.

Hoofdstuk 5 Juridisch plan

5.1 Opbouw van de regels

Dit bestemmingsplan beoogt het mogelijk maken van een nieuwe functionele ontwikkeling van het monumentale kasteel Strijthagen met bijbehorende hoeve in de gemeente Landgraaf. Het kasteel met rentmeesterswoning en de hoeve vallen thans onder de bestemming 'Recreatie'. Er was slechts sprake van extensieve recreatie; het object werd nauwelijks gebruikt en stond leeg.

De initiatiefnemer wenst het kasteel te restaureren en er deels een andere functionele invulling aan te geven; er wordt een culturele en maatschappelijk functie evenals 2 extra woningen aam Ook zullen in de zomerperiode exposities in het aangrenzende park plaatsvinden. Maximaal tweemaal per jaar zullen evenementen worden georganiseerd. Deze functies passen niet in de bestemming Recreatie. De gemeente heeft aangegeven de bestemming 'Cultuur en Ontspanning' aan het plangebied te willen toekennen.

Gestreefd wordt naar de juridische verankering van de nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen binnen het plangebied. Het bestemmingsplan is opgesteld als een gedetailleerd plan. Het plan is in die zin gedetailleerd, dat in de verbeelding en de regels wordt vastgelegd welke functies en welke bouwmogelijkheden zijn toegestaan.

In dit bestemmingsplan wordt gebruikgemaakt van de landelijke richtlijn Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Deze is met ingang van 1 juli 2013 verplicht voor alle (nieuwe) bestemmingsplannen. In de standaarden zijn verplichtingen opgenomen ten aanzien van de opbouw en presentatie van het bestemmingsplan. De landelijke richtlijn SVBP is opgenomen in de Wro. Daarnaast geldt per 1 oktober 2010 de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Deze wet introduceert nieuwe begrippen voor bestaande instrumenten, zonder deze (ingrijpend) inhoudelijk te wijzigen. Het bestemmingsplan is hiermee in overeenstemming.

Het plan is opgesteld volgens de gemeentelijke richtlijnen als aangegeven in het Handboek Ruimtelijke Plannen Gemeente Landgraaf, september 2011/mei 2012.

5.2 Bestemmingen en overige regels

De planregels zijn opgedeeld in vier hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk worden de inleidende regels gegeven. In het tweede hoofdstuk zijn de bestemmingsregels gegeven die gelden voor de verschillende plangebieden. In het derde hoofdstuk zijn de algemene regels opgenomen. In het vierde hoofdstuk staan de overgangs- en slotregels. In de onderstaande paragrafen wordt per artikel uiteen gezet wat de functie van het artikel is binnen het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1) en Wijze van meten (artikel 2)

De begrippen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen, worden in artikel 1 nader gedefinieerd. Bij toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel opgenomen definities van de begrippen. Naast begrippen zijn in het bestemmingsplan hoogte- en andere maten opgenomen die van belang zijn bij het bouwen van bouwwerken. Artikel 2 van de regels geeft een nadere omschrijving hoe de bedoelde maten gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Uitgangspunt voor onderstaande planregels is de regeling van de beheersverordening Gravenrode Noord Oost. Voor zover met betrekking tot het plangebied andere planregels van toepassing zijn, zoals bij de bestemming Cultuur en ontspanning, is aangesloten bij de regels van de bestemmingsplannen Mondo Verde en Megaland.

Cultuur en Ontspanning (artikel 3)

Gekeken is naar de vigerende bestemming Recreatie van de beheersverordening Gravenrode Noord Oost; deze vormt de basis van deze bestemming. Ook is gekeken naar de bestemming Cultuur en Ontspanning van het bestemmingsplan Mondo Verde en specifiek naar de bestemming Recreatie – Evenemententerrein van het bestemmingsplan Megaland vanwege de regeling van evenementen. De bestemmingsomschrijving is opgesteld (mede) aan de hand van het raadsbesluit over de verkoop van het kasteelcomplex.

Binnen deze bestemming zijn de volgende functies mogelijk:

  • Ateliers, expositieruimtes en een creativiteitscentrum, met de daarbij behorende kantoorruimte en inpandige opslag. Er is sprake van een ondergeschikte, de bestemming dienende, kantoorfunctie. Door dit op te nemen in de regels is dit niet langer op de verbeelding aangegeven.
  • Gastenstudio's, ten behoeve van gebruikers en bezoekers. Regelmatig zullen gasten/kunstenaars voor meerdere dagen in het object aanwezig zijn. Ze zullen dan zowel kunstzinnige werkzaamheden verrichten, lezingen bijwonen of anderszins, als de nacht doorbrengen. De gastenstudio's doen daarvoor dienst, evenals de bed en breakfast faciliteit. Bij uitzondering kunnen ook anderen dan kunstenaars gebruik maken van deze faciliteit.
  • Bed en breakfast, uitsluitend in geval de gastenstudio's niet in gebruik zijn.
  • Ruimten ten behoeve van zaalverhuur-, ontvangst- en vergaderaccommodaties, waaronder mede begrepen huwelijksvoltrekkingen. De voor commerciële doeleinden in te zetten ruimte is gemaximeerd in de Regels. De gemeente heeft het object aangewezen als trouwlocatie.
  • Een terras, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras'. Het terras is op de binnenplaats, tussen de hoeve en het kasteel gesitueerd. De locatie van het terras is op de Verbeelding aangegeven.
  • Wonen, ter plaatse van de aanduiding 'wonen'. Het gaat hier om (maximaal) één woning in het kasteel en drie woningen in de hoeve. Het aantal woningen is zowel in de Regels als op de Verbeelding aangegeven.
  • Evenementen, ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein'. Zo'n 2 à 3 maal per jaar zullen op beperkte schaal evenementen worden gehouden. Deze zullen voornamelijk een kunstzinnig thema hebben en relatie hebben met de bestemming. Het aantal te houden evenementen is gemaximeerd aangegeven in de Regels. Ook het aantal bezoekers per dag is gemaximeerd aangegeven in de Regels.
  • Ondergeschikte horeca. De horeca zal steeds ten dienste staan van de bestemming en een ondergeschikt en ondersteunend karakter hebben. Geen grote feesten en partijen los van de bestemming.
  • Ondergeschikte detailhandel. Evenals voor horeca geldt, geldt ook voor detailhandel dat het beperkt en ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.
  • De instandhouding en/of herstel van het Rijksmonument dan wel karakteristieke bebouwing mede gelet op de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en/of landschappelijke waarde ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'. Het belangrijkste doel van het plan is het zodanig exploitabel maken van het object dat de monumentale status ervan in stand wordt gehouden. Het gebruik en de culturele waarde van het object mogen niet conflicteren.

Verder zijn binnen deze bestemming mogelijk: groen- en speelvoorzieningen, verhardingen, toegangswegen, toegangspaden en parkeren, straatmeubilair, riolering, waterafvoer, etc.

Ten behoeve van de evenementenfunctie zijn in de Regels bouw- en gebruiksbepalingen opgenomen. Verder kent de bestemming specifieke gebruiksregels die gericht zijn op het wonen, de gastenstudio's, horeca, detailhandel, parkeernormering en evenementen. Tot slot kent de bestemming een aanlegvergunningregeling.

Natuur (Artikel 4)

De bestemming Natuur van de beheersverordening Gravenrode Noord Oost heeft als basis gediend. Toevoegingen houden verband met de beeldentuin en evenementen in combinatie met detailhandel.

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • De instandhouding, herstel, ontwikkeling en versterking van de aanwezige abiotische, natuurlijke, archeologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
  • Extensief recreatief medegebruik.
  • Een beeldentuin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning – beeldentuin'. De in het object werkzame kunstenaars willen hun werken kunnen exposeren. Dat kan deels in het kasteel en de hoeve. Deels wordt de ruimte gezocht in de buitenlucht; een deels van het aangrenzende park zal daarvoor worden gebruikt. Her en der in het park zullen beelden worden neergezet. De plaatsen kunnen wisselen. In de Regels is een maximale oppervlakte voor deze beelden aangegeven. Op de Verbeelding is een gebied (direct grenzende aan het kasteel en de hoeve) aangegeven waarbinnen de beelden kunnen worden geplaatst. Dat gebied wordt aangeduid als beeldentuin.
  • Sportvisserij en daarbij behorende voorzieningen (kantine, opslagloods), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie sportvisserij' (sr-sv). Het aan het object grenzende park en het water worden door de plaatselijke sportvisvereniging gebruikt. Dat is mede in het plan geregeld.

Verder zijn binnen deze bestemming mogelijk: (perceelsontsluitings)wegen, parkeervoorzieningen waar dat specifiek is aangegeven, wandelpaden en voorzieningen voor het opvangen, vasthouden (infiltreren), bergen en afvoeren van hemelwater.

De bestemming Natuur staat bouwenwerken slechts in zeer beperkte mate toe. Vanwege de beeldentuin is een regeling opgenomen voor kunstzinnige bouwwerken; ze mogen gezamenlijk een maximale oppervlakte hebben van 150 m². Verder is een aanlegvergunningstelsel opgenomen.

Bij aanvragen om een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden in de goudgroene natuurzone zal de provincie worden gehoord.

Water (artikel 5)

Het plangebied heeft een relatief groot deel water, de vijvers in het park in de nabijheid van het kasteel. Aan een deel van dit water is de bestemming 'Water' gegeven, het betreft voornamelijk de vijvers aan de zuidkant van het kasteel en de hoeve. De vijvers aan de oostzijde van het kasteel hebben de bestemming Water – Primair water (zie hierna). De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het opvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en/of afvoeren van water; eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem;
  • b. instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • c. bescherming, beheer en onderhoud van de watergang.

Verder kent de planregeling een vergunningstelsel voor werkzaamheden.

Water – Primair Water (artikel 6)

De voor 'Water - Primair Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterstaatkundige doeleinden;
  • b. het opvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en/of afvoeren van water; eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem;

en daarbij behorende:

  • c. instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden.

De bestemming kent geen bijzondere bouw- en gebruiksregels.

Leiding – Riool (artikel 7)

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor ondergrondse leidingen voor het transporteren van riolering waarbij ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding-riool' het hart van de rioolleiding is gelegen.

Ter bescherming van de leiding mag op de grond met deze bestemming niet worden gebouwd. De bestemming kent een bijzondere gebruiksregeling, die, kort gezegd, regelt dat bij graafwerkzaamheden vooraf contact moet worden opgenomen met en toestemming verleend door de leidingeigenaar.

Waarde – Archeologie 2 (Terreinen van zeer hoge waarde) (artikel 8)

De bestemming Waarde – Archeologie 2 (Terreinen van zeer hoge waarde) is toegekend aan de gronden waar op basis van de Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart sprake is van een zeer hoge waarde, categorie 2. Op deze gronden geldt ter bescherming van de archeologische waarden een bouwverbod. Dit verbod is niet van toepassing indien de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt en de grootte van de bodemingreep niet meer dan 100 m² bedraagt. Andere uitzonderingen op dit verbod gelden voor bebouwing ten behoeve van archeologisch onderzoek en de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, mits de bestaande fundering weer wordt gebruikt en de bestaande oppervlakte niet wordt vergroot.

Van het bouwverbod kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning worden afgeweken als op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarde van het plangebied voldoende is vastgesteld, er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad, de schade door bouwactiviteiten beperkt kan worden door voorschriften aan de vergunning te verbinden, dan wel indien door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld. Deze voorschriften kunnen de verplichting inhouden om technische maatregelen te treffen om de archeologische waarden in de bodem te behouden. Maar ook om opgravingen te doen of de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg. Tevens wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten bij de uitvoering van bouwwerkzaamheden. Het archeologisch onderzoek dient te worden aangeleverd door de aanvrager van de omgevingsvergunning.

Daarnaast geldt een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van bepaalde werken of werkzaamheden ter de bescherming van de archeologische waarden. Alleen als op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, de archeologische waarden niet worden verstoord of dat deze voldoende kunnen worden beschermd door voorschriften aan de vergunning te verbinden, kan de omgevingsvergunning worden verleend. De voorschriften betreffen hetzelfde soort voorschriften als die aan een omgevingsvergunning voor een afwijken van het bouwverbod kunnen worden verbonden. Uitgezonderd van de vergunningplicht zijn onder meer werken en werkzaamheden die behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden, die het archeologisch onderzoek betreffen, die niet dieper reiken dan 40 cm onder het bestaande maaiveld of een oppervlakte hebben van niet meer dan 100 m², of die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend.

Ook geldt er een sloopverbod. Van het sloopverbod kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning worden afgeweken als op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarde van het plangebied voldoende is vastgesteld, er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad, de schade door sloopactiviteiten beperkt kan worden door voorschriften aan de vergunning te verbinden, dan wel indien door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld. De voorschriften betreffen hetzelfde soort voorschriften als die aan de andere omgevingsvergunning kunnen worden verbonden. Uitgezonderd van het sloopverbod zijn sloopwerkzaamheden ten behoeve van het archeologisch onderzoek, of indien de grootte van de bodemingreep niet meer dan 100 m² bedraagt of de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm bedraagt.

Indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen waarden (meer) aanwezig zijn kunnen burgemeester en wethouders het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming Waarde – Archeologie 2 te doen vervallen. Ook kunnen burgemeester en wethouders middels een wijziging van het bestemmingsplan een andere archeologische waarde toekennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming aanpassing behoeft.

Waarde – Archeologie 3 (Gebieden met een hoge verwachtingswaarde) (artikel 9)

De bestemming Waarde – Archeologie 3 (Gebieden met een hoge verwachtingswaarde) is toegekend aan de gronden waar op basis van de Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart sprake is van een hoge verwachtingswaarde, categorie 3. Binnen de bestemming Waarde – Archeologie 3 (Gebieden met een hoge verwachtingswaarde) gelden dezelfde regels als in de bestemmingen Waarde – Archeologie 2 (Terreinen van zeer hoge waarde), met dien verstande dat in de bestemming Waarde – Archeologie 3 (Gebieden met een hoge verwachtingswaarde) een oppervlaktegrens geldt van 250 m².

Waarde – Archeologie 4 (Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde) (artikel 10)

De bestemming Waarde – Archeologie 4 (Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde) is toegekend aan de gronden waar op basis van de Archeologische verwachtings- en beleidsadvies kaart sprake is van een middelhoge verwachtingswaarde, categorie 4. Binnen de bestemming Waarde – Archeologie 4 (Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde) gelden dezelfde regels als in de bestemmingen Waarde – Archeologie 2 (Terreinen van zeer hoge waarde), met dien verstande dat in de bestemming Waarde – Archeologie 4 (Gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde) een oppervlaktegrens geldt van 2.500 m².

Waterstaat – Beschermingszone primair water (artikel 11)

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone primair water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van primaire wateren overeenkomstig de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas. Voor het oprichten van bouwwerken gelden beperkende voorwaarden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 12)

Deze regel is om te voorkomen dat mocht in het bestemmingsplan zijn bepaald, dat bij een gebouw een open terrein verplicht is, dat terrein nog eens meetelt bij de beoordeling van een aanvraag van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke verplichting wordt gesteld.

Algemene bouwregels (artikel 13)

Dit artikel bevat algemene bepalingen over plaatsbepaling en vormgeving van bouwwerken en regels over bestaande afstanden en andere maten. Het bevat bijvoorbeeld een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn. Voorts is een regeling opgenomen om te voorkomen dat bouwwerken die legaal tot stand zijn gekomen, maar qua maatvoering niet geheel in overeenstemming zijn met het voorliggende bestemmingsplan, worden 'wegbestemd'.

Algemene gebruiksregels (artikel 14)

In dit artikel wordt aangegeven wat in ieder geval als in strijd met het bestemmingsplan wordt verstaan. Specifieke gebruiksregels worden bij de bestemmingen vermeld.

Algemene aanduidingsregels (artikel 15)

Dit artikel is opgenomen om gebiedsaanduidingen te reguleren. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt. Een gebiedsaanduiding is veelal bestemming overschrijdend. Gebiedsaanduidingen gaan gepaard met een regeling in de planregels. Voor dit plan is een gebiedsaanduiding gehanteerd voor de geluidszone van het gezoneerde industrieterrein Dentgenbach, aangeduid met 'geluidzone – industrie'; de bestemmingen 'Natuur', 'Water', 'Water – Primair water' en 'Cultuur en ontspanning' worden hierdoor 'geraakt'.

Algemene afwijkingsregels (artikel 16)

Dit artikel is opgenomen om ondergeschikte afwijkingen van het bestemmingsplan met een algemene bevoegdheid mogelijk te maken. De regeling voorziet in een duidelijke begrenzing van het toepasbaar bereik van de afwijking.

Algemene wijzigingsregels (artikel 17)

Dit artikel is opgenomen om ondergeschikte wijzigingen van het bestemmingsplan met een algemene bevoegdheid mogelijk te maken. De regeling voorziet in een duidelijke begrenzing van het toepasbaar bereik van de wijziging. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze ondergeschikte wijzigingen door te voeren.

Algemene procedureregels (artikel 18)

Dit artikel is opgenomen om procedures die het plan voorschrijft te reguleren. Het betreft procedures met betrekking tot in het kader van dit plan te verlenen omgevingsvergunningen, wijzigingen en nadere eisen. Burgemeester en wethouders zijn veelal bevoegd.

Overige regels (artikel 19)

Dit artikel regelt zaken als

  • de geldende wet- en regelgeving;
  • voorwaarden voor het verlenen van omgevingsvergunning als er zaken als bodemverontreiniging en archeologische waarden aan de orde zijn;
  • verwijzing naar de geldende parkeernormen van de gemeente;
  • voorrangsregels bij dubbelbestemmingen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen

Overgangsrecht (artikel 20)

Het overgangsrecht ten aanzien van het bouwen staat verwoord in artikel 21.1 Wro. Dit artikel is, rekening houdend met de terminologie uit de Wabo, één op één overgenomen in dit bestemmingsplan. Een bouwwerk dat op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt aanwezig is dan wel planologisch mogelijk is, mag gedeeltelijk worden vernieuwd, veranderd of in het geval van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De aard van het gebouw mag hierbij niet veranderen en ook mag de omvang niet worden vergroot. Eventuele uitbreiding is slechts mogelijk met een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag. Het tweede lid gaat in het gebruik van (on)bebouwde gronden en bouwwerken, dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit bestemmingsplan in werking treedt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Ander strijdig gebruik is niet toegestaan.

Slotregel (artikel 21)

Het laatste artikel van het bestemmingsplan betreft de slotregel, waarin de naam, zoals de regels aangehaald kunnen worden, is opgenomen.

Hoofdstuk 6 Haalbaarheid

6.1 Economische haalbaarheid

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (art. 6.12 Wro) rust op de gemeente de verplichting tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan. Het exploitatieplan biedt de grondslag voor het publiekrechtelijk kostenverhaal. In artikel 6.12, eerste en tweede lid, Wro is bepaald in welke situaties een exploitatieplan gemaakt moet worden. In artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden de bouwplannen aangewezen waarvoor de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen.

Een exploitatieplan wordt gelijktijdig vastgesteld met het ruimtelijk plan of besluit waarop het betrekking heeft. Dat kan een bestemmingsplan, een wijzigingsplan, een projectbesluit en een buitentoepassingverklaring van een beheersverordening zijn. De regeling van afdeling 6.4 Wro heeft mede betrekking op de bouwmogelijkheden, die in vorige bestemmingsplannen nog niet benut waren. Wanneer voor bestaande, nog onbenutte bouwmogelijkheden nog sprake is van de noodzaak van locatie-eisen of kostenverhaal, kan dat in het nieuwe bestemmingsplan ook worden meegenomen.

De gemeente kan afzien van het opstellen van een exploitatieplan in bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen (zie art. 6.2.1 Bro), of indien: - het kostenverhaal anderszins is verzekerd; - het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is; en - het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels aan werken en werkzaamheden met betrekking tot het bouwrijp maken, aanleg van nutsvoorzieningen, inrichten van de openbare ruimte en uitvoerbaarheid niet noodzakelijk is.

Tussen de gemeente en de initiatiefnemer is op 12 december 2014 een koopovereenkomst gesloten. De initiatiefnemer heeft het kasteel en de bijbehorende hoeve in april 2015 in gebruik genomen. Het kostenverhaal is in de koopsom begrepen. De kosten ten behoeve van de aanleg van parkeerplaatsen en compensatiegroen worden gedragen door de gemeente. Reden is dat openbare parkeerplaatsen gebruiksmogelijkheden bieden voor alle gebruikers van het gehele gebied. Het natuurgebied en het landgoed zijn het hele jaar rond openbaar en toegankelijk. Kostenverhaal is derhalve niet aan de orde. Bovendien valt het plan niet onder de in art. 6.2.1 Bro genoemde gevallen. De economische uitvoerbaarheid is hiermee gewaarborgd.

6.2 Maatschappelijke haalbaarheid

6.2.1 Bestemmingsplanprocedure  

Het bestemmingsplan doorloopt in zijn algemeenheid ingevolge het bepaalde daaromtrent in relevante wet- en regelgeving en relevant (gemeentelijk) beleid de volgende procedure, te weten:

  • a. voorbereiding (vooraankondiging, vooroverleg met diensten van rijk en provincie, watertoets, inspraak en mogelijkheid om inspraakreacties in te dienen);
  • b. ontwerp (eerste ter inzage legging (ontwerp bestemmingsplan), mogelijkheid om zienswijzen in te dienen);
  • c. vaststelling (vaststelling door gemeenteraad, publicatie en ter inzage legging (vastgesteld bestemmingsplan), mogelijkheid instellen beroep);
  • d. beroep (gedeeltelijk) onherroepelijk bestemmingsplan, reactieve aanwijzing, beroep bij Raad van State).

6.2.2 Vooraankondiging  

Op grond van het bepaalde in artikel 1.3.1 van het Bro dient het bestuursorgaan dat voornemens is een bestemmingsplan, waarbij sprake is van ruimtelijke ontwikkelingen, voor te bereiden daarvan kennis te geven. Deze vooraankondiging heeft plaatsgevonden in de plaatselijke krant op 23 september 2015.

6.2.3 Wettelijk vooroverleg instanties ex art. 3.1.1 Bro

Tot de voorbereiding van dit bestemmingsplan behoort ingevolge artikel 3.1.1 Bro het overleg met de daarvoor in aanmerking komende instanties, het vooroverleg. Het vooroverleg is gevoerd met de provincie Limburg en het waterschap Roer en Overmaas. Beide instanties zijn in de gelegenheid gesteld om voor 28 april te reageren op het concept van het bestemmingsplan. De provincie heeft een reactie gegeven; het waterschap niet. Een verslag van het vooroverleg, alsmede de reactie van de provincie van 25 mei 2016 is als Bijlage 5 bijgevoegd.

6.2.4 Inspraak

Op grond van het bepaalde in de Inspraakverordening Landgraaf 2010 kan inspraak worden verleend op beleidsvoornemens betrekking hebbende op de voorbereiding van een bestemmingsplan. Vanwege de beperkte omvang van het plan, het brede draagvlak en gemaakte afspraken in het kader van het plan is daarvan in casu afgezien.

6.2.5 Vaststelling

Conform artikel 3.8 Wro en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is op 22 juni 2016 in de Staatscorant bekend gemaakt dat het ontwerp bestemmingsplan 'Kasteel Strijthagen' ter inzage ligt.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende de periode van 23 juni 2016 tot en met 3 augustus 2016 voor een ieder ter inzage gelegen bij het Klant Contact Centrum van de gemeente. Gedurende deze periode was een ieder in de gelegenheid schriftelijk of mondeling een zienswijze in te dienen.

Het ontwerpbestemmingsplan was eveneens in elektronische vorm te raadplegen via de gemeentelijke website www.landgraaf.nl onder de rubriek 'Ruimtelijke Plannen' alsmede via de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl onder gebruikmaking van het planidentificatienummer (IDN) NL.IMRO.0882.BPKASTEELSTRH0301-ON01.

Naar aanleiding van de hierna in paragraaf 6.2.6 genoemde zienswijze wordt het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. De wijzigingen die ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan zijn doorgevoerd zijn de volgende:

In de Toelichting

  • In paragraaf 2.2 is aangegeven dat het aantal tentoonstellingen maximaal 3 per jaar bedraagt.
  • In paragraaf 2.2 is aangegeven dat de maximale oppervlakte bvo voor zaalverhuur voor commerciële activiteiten 386 m2 bedraagt.
  • In paragraaf 2.2 is aangegeven dat de hoogte van de beelden maximaal 6 meter bedraagt.
  • In paragraaf 3.4 is de Nota uitvoeringsbeleid evenementen iets explicieter beschreven. Verder is in paragraaf 3.4 het type evenementen explicieter aangegeven, evenals het maximaal aantal evenementen per jaar en het maximum aantal bezoekers per dag.
  • Paragraaf 4.1.2 is aangepast naar aanleiding van het aangepaste akoestisch onderzoek. Vermeld is dat op grond van onderzoek is aangetoond dat de woningen Strijthagermolenweg geen (geluid en milieu)hinder ondervinden van het plan.
  • In paragraaf 4.1.3. is een nieuwe berekening van de effecten op de luchtkwaliteit toegevoegd, evenals de basis van deze berekening. De toename van het aantal verkeersbewegingen is naar boven bijgesteld.
  • Paragraaf 4.1.5 is aangepast naar aanleiding van het aangepaste akoestisch onderzoek in relatie tot de effecten van het plan op de woningen Strijthagermolenweg 1-5.
  • In paragraaf 4.6 is het maximaal aantal bezoekers per dag genoemd. Tevens is een nieuwe parkeernormering ingevoegd. Het aantal benodigde flexibele parkeerplaatsen bedraagt maximaal 200.
  • Paragraaf 5.2 is aangepast naar aanleiding van voormelde punten.
  • De paragrafen 6.2.5 en 6.2.6 zijn aangepast en geactualiseerd.

In de Regels

  • In artikel 1.39 is de definitie van 'evenement' toegespitst op het plan.
  • In artikel 3.4.6 is het maximum aantal bezoekers per dag opgenomen.
  • Artikel 3.4.7 is toegevoegd; het regelt de maximale oppervlakte voor commerciële zaalverhuur.

6.2.6 Zienswijzen ex artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening

Gedurende de termijn van ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan 'Kasteel Strijthagen' heeft de Provincie Limburg aangegeven geen aanleiding te hebben een zienswijze in te dienen. Wel is gedurende de termijn van ter visie legging een zienswijze ingediend namens Mondo Verde. Van de zakelijke inhoud van de zienswijze en de reactie daarop is een afzonderlijke Nota beantwoording zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan Kasteel Strijthagen opgesteld, die als Bijlage 6 bij de Toelichting is gevoegd.