Plan: | Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2019 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0873.BUITxBP170xHERZx19-VG01 |
Op 23 maart 2017 is het 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2016' vastgesteld door de gemeenteraad (NL.IMRO.0873.BUITxBP123xHERZx09-VG01), waarin met name de Visie Buitengebied van de gemeente Woensdrecht en de geconsolideerde versie Verordening ruimte van de provincie Noord-Brabant zijn verwerkt.
Sinds de vaststelling van het 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2016' is het gemeentelijk en provinciaal beleid ten aanzien van een aantal onderwerpen aangevuld of aangescherpt. In dat kader zijn in de voorliggende herziening de volgende onderwerpen verwerkt:
Naast deze beleidsmatige aanpassingen zijn ook ambtshalve aanpassingen (inclusief omissies) en de uitspraak Raad van State (d.d. 15 mei 2019) in het kader van de beroepsprocedure van de herziening 2016 verwerkt.
Daarnaast is een analyse uitgevoerd van de bestemmingsregeling in het licht van de uitspraak van 30 januari 2018 in het kader van de Dienstenrichtlijn. Beoordeeld is of aanpassing van de bestemmingsregeling nodig of gewenst is.
De naam van deze herziening van het bestemmingsplan 'Actualisering bestemmingsplan Buitengebied' wordt 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2019'.
Sinds de vaststelling van het 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2016' zijn enkele andere bestemmingsplannen vastgesteld binnen het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied. Dit betekent dat de plangrens van het 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2019' is aangepast met dien verstande dat de nieuw vastgestelde bestemmingsplangrenzen buiten 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2019' worden gelaten.
De standaarden voor het opstellen van bestemmingsplannen voorzien niet in een standaard voor het opstellen van herzieningen. In hoofdstuk 9 is de juridische plantoelichting opgenomen. In de hoofdstukken 2 tot en met 7 zijn alle wijzigingen ten opzichte van de huidige juridische regeling voor de hiervoor aangegeven onderwerpen beschreven. Tot slot komt in hoofdstuk 9 het aspect uitvoerbaarheid aan de orde.
In maart 2019 is in opdracht van de gemeente Woensdrecht de notitie 'Hobbymatige agrarische activiteiten' opgesteld (zie bijlage 1). In de notitie wordt ingegaan op vragen over het gebruik van agrarische gronden voor het weiden van hobbydieren en het bouwen van gebouwen ten behoeve van hobbydieren. Het beleid 'Hobbymatig agrarische activiteiten' voorziet tevens in gebruik van agrarische gronden als sier-moestuin.
Brabant wil in 2020 tot de meest innovatieve, duurzame en slimme agrofoodregio's van Europa behoren. De Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV) is daarin een belangrijk element voor de veehouderij. De BZV helpt veehouders om zorgvuldig te zijn. Onder zorgvuldig wordt verstaan dat veehouderijen hun bedrijfsvoering zo inrichten dat zij daarmee goed passen in hun omgeving.
Het aangepaste beleid heeft ertoe geleid dat gebruiks- en bouwactiviteiten ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren, sier- en moestuinen algemeen toelaatbaar worden geacht binnen bestemmings- en bouwvlakken waar een (bedrijfs)woning toelaatbaar aanwezig is (inclusief Wonen).
Het hobbymatig weiden van dieren op agrarische gronden wordt ook algemeen toelaatbaar geacht. Dit geldt zowel voor de agrarische bestemmingen zonder waarden als voor de bestemmingen met landschaps- en natuurwaarden.
Het gemeentebestuur acht het uitbreiden van percelen met woningen om een sier- of moestuin te realiseren of uit te breiden in beginsel toelaatbaar. Voor het bepalen van de toelaatbaarheid (qua ligging en omvang) wordt een aantal ruimtelijke aspecten getoetst.
Het realiseren van sier- of moestuinen op afstand van woningen, in het agrarisch gebied, wordt niet toelaatbaar geacht.
Het wordt niet gewenst geacht om mogelijkheden te bieden voor het bouwen van stal- en opslagruimte ten behoeve van het hobbymatig weiden van dieren.
Het gemeentebestuur acht het realiseren van paardenbakken en stapmolens binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken waar een woning is toegestaan toelaatbaar in combinatie met het houden van paarden. Buiten deze bouw- en bestemmingsvlakken wordt dat alleen onder voorwaarden toelaatbaar geacht in aansluiting op een bouw- of bestemmingsvlak behorend bij de aan de paardrij-activiteiten gekoppelde woning.
Tabel 2.1 Overzicht gebruiks- en bouwmogelijkheden
gebruik/bouwen | hobbymatig houden van dieren | moes- en siertuinen |
gebruik binnen een agrarisch bouwvlak of ander bestemmingsvlak waar een (bedrijfs)woning is toegestaan | toegestaan | toegestaan |
bouwen binnen een agrarisch bouwvlak of ander bestemmingsvlak waar een (bedrijfs)woning is toegestaan | toegestaan, waarbij de oppervlakte bijgebouwen bepalend is voor de bouwmogelijkheden | toegestaan, waarbij de oppervlakte bijgebouwen bepalend is voor de bouwmogelijkheden |
gebruik binnen een agrarisch bouwvlak of ander bestemmingsvlak waar geen (bedrijfs)woning is toegestaan | toegestaan | toegestaan |
bouwen binnen een agrarisch bouwvlak of ander bestemmingsvlak waar geen (bedrijfs)woning is toegestaan | niet toegestaan | niet toegestaan |
gebruik op agrarische bestemmingen zonder bouwvlak | algemeen toegestaan | onder voorwaarden toegestaan grenzend aan percelen met een woning |
bouwen op agrarische bestemmingen zonder bouwvlak | niet toegestaan | niet toegestaan |
Weiden van hobbymatig gehouden dieren
De bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden', 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden' en 'Agrarisch - Paardenhouderij' maken alleen bedrijfsmatige agrarische activiteiten mogelijk. Om ook hobbymatige agrarische activiteiten – en bijvoorbeeld ook het weiden van manegepaarden – toe te staan, is aanpassing van de bestemmingsomschrijving nodig. Volstaan kan worden met het mogelijk maken van het 'grondgebonden agrarisch gebruik', in plaats van 'bedrijfsmatige agrarische activiteiten'. In aanvulling daarop is een begripsbepaling opgenomen, waarin het agrarisch gebruik wordt gedefinieerd als 'bedrijfsmatig grondgebonden agrarisch gebruik, alsmede het gebruik ten behoeve van het weiden van hobbymatig gehouden vee'. Daarmee is op het niveau van het gebruik het weiden van dieren anders dan als agrarische bedrijfsactiviteit mogelijk gemaakt. Dat laat onverlet dat voor het hobbymatig houden van dieren in het kader van een agrarisch bedrijf een binnenplanse afwijking nodig is en dat op grond van andere wetgeving (Wet milieubeheer, Wet natuurbescherming) ook toetsing, ontheffing of vergunningverlening mogelijk kan zijn.
Realiseren van sier- en moestuinen op agrarische gronden
Om het realiseren van sier- en moestuinen op agrarische gronden, grenzend aan bouw- en bestemmingsvlakken waar (bedrijfs)woningen zijn toegestaan mogelijk te maken, is een wijzigingsbevoegdheid in de regels voor de agrarische bestemmingen opgenomen, waarmee de bestemming kan worden gewijzigd naar de bestemming 'Tuin'.
Deze mogelijkheid wordt opgenomen gekoppeld aan de bestemmingen Bedrijf, Detailhandel, Horeca en Wonen. In het kader van de wijzigingsbevoegdheid wordt getoetst of de ruimtelijke kwaliteit, de agrarische structuur en landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig worden geschaad.
Realiseren van paardenbakken en stapmolens op agrarische gronden
In het 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2019' worden in de agrarische bestemmingen afwijkingsbevoegdheden opgenomen, om paardenbakken en stapmolens voor privégebruik mogelijk te maken, grenzend aan percelen waar een (bedrijfs-)woning aanwezig en in gebruik is. Deze mogelijkheden worden niet geboden binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden'. In de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' worden deze mogelijkheden onder voorwaarden wel geboden. Lichtmasten en geluidsinstallaties worden niet toegelaten. Verder moet worden voorzien in een goede landschappelijke inpassing. In relatie tot de afwijkingsbevoegdheid wordt in de specifieke gebruiksregels het gebruik van gronden voor paardenbak of stapmolen primair verboden.
Met de inwerkingtreding van de Erfgoedwet op 1 juli 2016 dienen gemeenten een gemeentelijke erfgoedverordening vaststellen en het erfgoedregister bij te houden. Daartoe heeft de gemeente Woensdrecht op 29 september 2018 de gemeentelijke erfgoedverordening vastgesteld. Het erfgoedbeleid is het kader, waarin de omgang met de archeologische waarden wordt beschreven en dat een actueel overzicht biedt van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Woensdrecht.
De wet op de Archeologische Monumentenzorg en de wet Ruimtelijke Ordening vereisen sinds 2007 van gemeenten dat zij archeologische waarden meewegen in de ruimtelijke planvorming. Deze waarden dienen vertaald te worden in de bestemmingsplannen. Vóór 2010 was alleen de nationale Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) beschikbaar als bron voor de kennis van de archeologische terreinen. Deze had echter absoluut niet het gewenste detailniveau.
In 2010 heeft de gemeente Woensdrecht een gemeentelijke waardenkaart laten opstellen. Deze kaart werd in 2011 voltooid, maar werd nooit door de gemeenteraad vastgesteld en in het beleid van de gemeente verankerd. In 2016 is een nieuwe inventarisatie uitgevoerd ten behoeve van de actualisatie van het Bestemmingsplan Buitengebied Woensdrecht. Dit leidde tot een sterk gewijzigd kaartbeeld ten opzichte van de eerdere kaart uit 2011. De oorzaak hiervan is het gewijzigde inzicht in de landschapshistorie van Woensdrecht, alsook de resultaten van diverse onderzoeken die sinds 2012 uitgevoerd zijn. Het bestemmingsplan Buitengebied dekt ruim ¾ van het totale gemeentelijke oppervlak, zodat in feite een compleet nieuwe visie op de verspreiding van de archeologische waarden ontstond. De totstandkoming van het nieuwe erfgoedbeleid vormde dan ook een mooi startmoment om de gemeentelijke archeologische waardenkaart grondig te herzien.
De archeologische waardenkaart uit 2011 was voornamelijk gebaseerd op de geomorfologische informatie en landschappelijke kenmerken, en veel minder op historische gegevens.
Deze waardenkaart houdt onvoldoende rekening met de typische kenmerken van de bodem en de veranderingen die het landschap gedurende duizenden jaren onderging, zowel door de natuur als door de mens veroorzaakt.
In de tweede plaats is onvoldoende rekening gehouden met de historie van het gebied. Er is inmiddels een beter beeld van de geleidelijke cultivering van het landschap.
Ten slotte was er zeer beperkte informatie uit archeologisch onderzoek beschikbaar. Inmiddels hebben enkele grotere onderzoeken en opgravingen plaatsgevonden.
De nieuwe archeologische waardenkaart is opgebouwd uit vier verwachtingszones:
De cultuurhistorische kaart voor de gemeente Woensdrecht (opgesteld in 2013; zie bijlage 2) biedt een actueel overzicht van het bovengronds cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente. De kaart omvat een inventarisatie van historisch-geografische en historisch-(steden)bouwkundige objecten en structuren en de landschappelijke (en stedenbouwkundige) gebieden met cultuurhistorische waarde. Aangegeven zijn waardevolle objecten vanwege historische bouwkunst, (monumenten, religieuze gebouwen en terreinen (zoals kerken en begraafplaatsen), buitenplaatsen, waterstaatkundige bouwwerken, militair erfgoed, bedrijfsbebouwing, waaronder molens), historische stedenbouw, historische geografie (lijn- en vlakelementen), historisch groen en historische zichtrelaties. Deze objecten, stedenbouwkundige en landschappelijke waarden zijn een uitwerking van de (voormalige cultuurhistorische waardenkaart van de provincie. De cultuurhistorische waarden zijn in de herziening 2016 verwerkt in het bestemmingsplan, op basis van de destijds geldende Verordening Ruimte. Veel elementen zijn door middel van bestemmingen en (gebieds)aanduidingen in het bestemmingsplan beschermd. Aanvullende regeling wordt niet nodig en wenselijk geacht.
De bescherming van archeologisch waardevolle gebieden wordt in overeenstemming met de Monumentenwet 1988 geregeld via het bestemmingsplan. Door middel van dubbelbestemmingen wordt de archeologische waarde van een gebied vastgelegd. Het doel van het juridisch-planologisch kader in het bestemmingsplan is om het gemeentebestuur in staat te stellen passende maatregelen te treffen voor het behoud van belangrijke archeologische waarden door conform artikel 39, derde lid van de Monumentenwet 1988, de aanvrager van een bouw- of aanlegvergunning indien nodig te verplichten tot:
Figuur 3.1 De Archeologische Waardenkaart (Bron: Gemeente Woensdrecht 2018)
In figuur 3.1. zijn de gebieden met een hoge trefkans (waarde) in rood aangeduid; de gebieden met een middelhoge trefkans (waarde) in geel. Gebieden met een lage trefkans en/of gebieden met een reeds verstoorde ondergrond zijn niet gekleurd.
Gebieden met een hoge archeologische verwachting
Voor deze gebieden met een hoge archeologische verwachting geldt dat op basis van geologische en bodemkundige opbouw, historische informatie, en archeologische gegevens, een hoge kans bestaat op het aantreffen van archeologische vondsten of sporen. Om het archeologisch bodemarchief van deze gebieden gedegen te beheren is bij een bodemverstoring met een oppervlakte van 50 m² of meer én een diepte van 50 cm of meer het uitvoeren van een archeologisch onderzoek vereist. Deze gronden krijgen de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 (Artikel 42).
Een uitzondering hierop vormt het oude stroomdal van de Schelde. In dit gebied bestaat weliswaar een hoge archeologische trefkans, maar de archeologische resten bevinden zich op grotere diepte en zijn meer verspreid. Om het archeologisch bodemarchief van dit gebied gedegen te beheren is vanaf een bodemverstoring met een minimum oppervlakte van 100 m² én een diepte van 150 cm of meer een archeologisch onderzoek vereist. Deze gronden krijgen in deze herziening de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 (Artikel 43).
Gebieden met een middelhoge archeologische verwachting
Voor deze gebieden geldt dat op basis van geologische en bodemkundige opbouw, historische informatie, en archeologische gegevens, een middelhoge kans bestaat op het aantreffen van archeologische vondsten of sporen. Vanwege dit aspect is het gerechtvaardigd om voor de gebieden met een middelhoge archeologische verwachting een ruimere norm te hanteren dan voor de gebieden met een hoge archeologische verwachting. Immers, de archeologische potentie van deze gebieden staat niet vast en bovendien is de kans dat bij een kleinschalige bodemingreep een archeologische waarde wordt verstoord, gezien de verwachte geringere dichtheid van archeologische waarden, kleiner. Om het archeologisch bodemarchief van deze gebieden gedegen te beheren is vanaf een bodemverstoring met een minimum oppervlakte van 100 m² én een diepte van 50 cm een archeologisch onderzoek vereist. Deze gronden krijgen de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 (Artikel 44).
Gebieden met een lage archeologische verwachting
Het gaat hierbij om gebieden waar op archeologische en landschappelijke gronden de kans op het aantreffen van behoudenswaardige archeologische vondsten of sporen klein wordt geacht. Deze gebieden zijn vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Voor deze gronden is geen dubbelbestemming opgenomen in voorliggende herziening.
Gebieden waar geen archeologische verwachting meer voor geldt
Het gaat hierbij om gebieden waar de bodem zodanig verstoord is, dat eventuele archeologische resten als verloren beschouwd moeten worden. Deze gebieden zijn vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Voor deze gronden is geen dubbelbestemming opgenomen in voorliggende herziening.
De Verordening Ruimte 2014 van de provincie Noord-Brabant (VR2014) is sinds de vaststelling diverse keren herzien. In de herziening 2016 van het bestemmingsplan zijn de aanpassingen in de VR2014 tot 1 januari 2016 - voor zover nodig - vertaald in de bestemmingsregeling. In deze herziening worden de relevante aanpassingen van de VR2014 bestemmingsregeling sinds 1 januari 2016 verwerkt.
In tabel 4.1. wordt een overzicht gegeven van de gevolgen van de aanpassingen van de VR2014 die voor het bestemmingsplan Buitengebied van belang zijn.
Tabel 4.1. Overzicht aanpassingen VR2014
wijziging | besluit van | datum besluit | gevolgen voor het bestemmingsplan Buitengebied gemeente Woensdrecht |
Wijziging Verordening ruimte 2014, kaartaanpassingen 5 |
GedeputeerdeStaten |
12-09-2016 |
Diverse kleine aanpassingen begrenzing NNB-ehs en groenblauwe mantel voor aantal gebieden |
Wijziging Verordening ruimte 2014, actualisatie 2017 | Provinciale Staten |
08-07-2017 |
Verschillende aanpassingen in de regels. |
Wijziging Verordening ruimte Noord-Brabant, kaartaanpassingen 2017 |
GedeputeerdeStaten |
25-09-2017 |
Verschillende kaartaanpassingen |
Wijziging Verordening ruimte Noord-Brabant, kaartaanpassingen 2018 |
GedeputeerdeStaten |
25-09-2018 |
Diverse aanpassingen verbeelding |
De wijzigingen in de verordening hebben betrekking op de volgende onderwerpen:
Op 25 oktober 2019 is de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant vastgesteld. Deze Interim omgevingsverordening vervangt de Verordening Ruimte en sorteert voor op de invoering van de Omgevingswet. De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal. Dat wil zeggen dat er geen inhoudelijke aanpassing van het provinciaal beleid en regeling is opgenomen. Dat betekent dat naar aanleiding van de Interim omgevingsverordening aanpasing van de bestemmingsregeling niet nodig is. Wel is in het verlengde van de Interim omgevingsverordening de regeling voor de veehouderij in het bestemmingsplan aangescherpt en intern afgestemd. Het belangrijkste aspect daarbij is dat ontwikkeling van de veehouderij, ook wat betreft aanpassing van dierplaatsen, diersoorten en stalsystemen alleen mogelijk is als voldaan wordt aan de Brabantse Zorgvuldigheidsscore èn er geen relevante extra stikstofdepositie optreedt.
De in het bestemmingsplan opgenomen regels richten zich onder andere op het veiligstellen van de aanwezige waarden in het plangebied. Dit vertaalt zich naar het omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en de randvoorwaarden bij werken en werkzaamheden, bij wijzigingsbevoegdheden en bij afwijkingen van het bestemmingsplan.
In principe wordt voor alle gronden waar te beschermen waarden voorkomen een vergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen. Hiervoor zijn in het bestemmingsplan Buitengebied diverse gebiedsaanduidingen en dubbelbestemmingen opgenomen. Per aanduiding wordt aangegeven welke werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak vergunningsplichtig zijn.
Voor een deel van de gronden met de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden Natuur- en landschapswaarden' geldt echter geen gebiedsaanduiding of dubbelbestemming waarmee de betreffende landschaps- en/of natuurwaarden beschermd worden. Daarom wordt in de regels van de enkelbestemmingen 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden Natuur- en landschapswaarden' een aanvullend vergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen.
Het vergunningenstelsel voor de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' heeft betrekking op landschappelijke aspecten als openheid/beslotenheid (beplanting), verkavelingspatronen, verharding van wegen/paden etc.
Het vergunningenstelsel voor de bestemming 'Agrarisch met waarden Natuur- en landschapswaarden' gaat naast genoemde landschappelijke aspecten in op de waterhuishouding en andere te beschermen natuurwaarden.
Door toevoeging van de enkelbestemming 'Buisleidingenstraat' en de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3, zijn de artikelen 32 en verder vernummerd.
Artikel 4.1 lid b, artikel 5.1 lid c en artikel 6.1 lid d. (Één bedrijf per bouwvlak)
In de artikelen 4, 5 en 6 staat vermeld dat per bestemmingsvlak niet meer dan één agrarisch bedrijf is toegestaan. Dit had moeten zijn 'per bouwvlak'. Dit zal worden aangepast in artikel 4.1 lid b, artikel 5.1 lid c en artikel 6.1 lid d.
Artikel 13lid e (bestemming Groen)
In de regels van het "Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2016” is in dit artikel abusievelijk de tekst “met uitzondering van mantelzorg” niet doorgehaald. Mantelzorg is niet van toepassing in de bestemming Groen. De beoogde correctie zal in voorliggende herziening worden verwerkt.
Artikel 3.9.11, 4.9.5, 5.9.12, 6.9.4 (oppervlakte bijgebouwen bij functiewijziging van agrarisch naar wonen)
In de wijzigingsbevoegdheden van de agrarische bestemmingen naar de bestemming Wonen, wordt bepaald dat de oppervlakte bijgebouwen die na functiewijziging en sanering van overtollige bebouwing mag worden gehandhaafd, met een maatvoeringsaanduiding wordt vastgelegd. Daardoor is expliciet duidelijk welke omvang bijgebouwen gehandhaafd mag blijven.
Artikel 32.2.2 (Bouwvlak Buisleidingenstraat)
Binnen de bestemming Buisleidingenstraat zijn twee bouwvlakken opgenomen. Deze bouwvlakken zijn abusievelijk niet in de regels vertaald. In het kader van het 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2019' wordt in artikel 32.2.2 (aanhef) de bepaling opgenomen, dat gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak zijn toegestaan.
Artikel 50.2 (plaatsen tijdelijke woonunit)
In het artikel 50.2 wordt de plaatsing van een tijdelijke woonunit mogelijk gemaakt. Hierdoor is niet alleen een afwijking gewenst van de gebruiksregels maar ook van de bouwregels. "...afwijken van de specifieke gebruiksregels..." wordt gewijzigd in "...afwijken van de specifieke bouw- en gebruiksregels...".
Molendreef 167 te Ossendrecht.
In 2010 is vergunning verleend voor de herbouw van de woning op een andere locatie. De situering van het bouwvlak moet hierop worden aangepast (zie figuur 6.1).
Figuur 6.1 Molendreef 167 te Ossendrecht (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Landgoed Mattemburgh
In het bestemmingsplan Mattemburgh 2016 zijn drie percelen opgenomen die onderdeel waren van het bestemmingsplan Buitengebied (zie figuur 6.2). Vervolgens zijn de betreffende percelen ook onderdeel van de herziening 2016 van het bestemmingsplan Buitengebied. In dat kader is met name een aantal gebiedsaanduidingen aangepast. Om onduidelijkheden te voorkomen worden de betreffende percelen weer integraal opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied, waarbij de actuele regelingen uit het bestemmingsplan Mattemburgh 2016 en het bestemmingsplan Buitengebied worden gecombineerd.
Figuur 6.2. Ligging drie percelen Landgoed Mattemburg.
Begraafplaatsen in het buitengebied
In artikel 15.2 (bouwregels van de bestemming Maatschappelijk) staat vermeld dat de maximale oppervlakte aan bebouwing, bedrijfsgebouwen en overkappingen zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' niet mag worden overschreden.
Niet op alle begraafplaatsen in het buitengebied is maatvoeringsaanduiding met een maximale oppervlakte bebouwing aangegeven. Dit is wel gewenst i.v.m. de mogelijkheid om een materiaal- en materieelberging, fietsenstalling etc. te kunnen realiseren. Daarvoor wordt een minimale maat van 30 m2 aanvaardbaar geacht. Ook een overmaat van 30 m² bij de begraafplaatsen waar wél al bebouwing is toegestaan, is gewenst. Op de verbeelding wordt op de begraafplaatsen waarop nog geen aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aanwezig is een aanduiding opgenomen met een waarde van 30 m². Op de begraafplaatsen waar wel al een maatvoeringsaanduiding was opgenomen wordt deze waarde met 30 m² verhoogd.
Plangrens
Het bestemmingsplan “Uitbreiding bedrijventerrein de Kooi, Hoogerheide” (vastgesteld 2 april 2015) op www.ruimtelijkeplannen.nl wordt overschreven door de geconsolideerde versie van het bestemmingsplan Buitengebied versie 20 juni 2016. Er is geen sprake van een feitelijke (juridische) overschrijving, maar door een latere publicatiedatum lijkt dat wel zo. Om de leesbaarheid te verbeteren wordt de plangrens van voorliggende herziening ter plaatse van het bestemmingsplan 'Uitbreiding bedrijventerrein de Kooi, Hoogerheide' gecorrigeerd, zodat er geen sprake meer is van een overschrijding van de plangrens.
Geluidzone - industrie
De doorverwijzing van de verbeelding naar de regels van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' op www.ruimtelijkeplannen.nl is niet correct. Deze koppeling wordt hersteld in voorliggende herziening.
Op 15 mei 2019 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in het kader van de beroepsprocedure van de herziening 2016 van het bestemmingsplan Buitengebied Woensdrecht.
De Afdeling Bestuursrechtspraak heeft het besluit van de gemeenteraad tot vaststelling van de herziening 2016 op 2 punten vernietigd:
De gemeente hecht er in het licht van het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid aan, dat mogelijkheden worden geboden om - mits ruimtelijk aanvaardbaar - om duurzaam energie op te wekken op perceelsniveau. Om die reden wordt de mogelijkheid om kleinschalige windturbines op te richten opnieuw opgenomen in het bestemmingsplan, door middel van een wijzigingsbevoegdheid.
Een bestemmingsplan bestaat uit de juridisch bindende regels en verbeelding en gaat vergezeld van een toelichting.
De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven, met daarbij de harde randvoorwaarden. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan.
De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.
Voorliggend 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2019' betreft een gedeeltelijke herziening van het geldende bestemmingsplan Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied en Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied, 3e herziening. Omdat sprake is van een omvangrijk bestemmingsplan en daarin de nodige aanpassingen worden verwerkt, is gekozen voor een afwijkende opzet in vergelijking met een 'regulier' bestemmingsplan.
Voor het inzichtelijk krijgen van de geldende juridisch-planologische situatie binnen het plangebied, is het noodzakelijk om naast deze partiële herziening ook het geldende bestemmingsplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied', 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied, 3e herziening' en 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2016'. te raadplegen; deze partiële herziening geeft geen compleet overzicht van de nieuwe juridisch-planologische situatie. Op www.ruimtelijkeplannen.nl is door de gemeente een geconsolideerd plan tot en met het 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2016' gepubliceerd; dit plan biedt een goed inzicht in het juridisch-planologische kader maar is niet juridisch bindend. Nadat ook het 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2019' onherroepelijk is geworden zal het geconsolideerde plan worden geactualiseerd.
Verbeelding
Alleen de percelen waar naar aanleiding van deze herziening een aanpassing plaatsvindt worden op de verbeelding opgenomen. De SVBP2012 biedt de mogelijkheid om uitsluitend die zaken in de herziening op te nemen die wijzigen. Uitgangspunt voor de weergave op de verbeelding is dat alleen het gewijzigde aspect in beeld gebracht wordt. Gebleken is dat niet alle wijzigingen op basis van deze systematiek in beeld gebracht kunnen worden. Hierbij gaat het voornamelijk om zaken die van de verbeelding verwijderd dienen te worden. Denk bijvoorbeeld aan het verwijderen van een functieaanduiding of het verwijderen van een gedeelte van het bouwvlak (dit is het geval wanneer het bouwvlak verkleind of van vorm veranderd dient te worden).
Om die reden wordt ten aanzien van de verbeelding gebruikgemaakt van 2 systematieken:
Om een compleet beeld te krijgen van de nieuwe situatie, dient deze herziening derhalve in samenhang met het basisplan en de eerdere herzieningen geraadpleegd te worden.
Regels
Voor de regels geldt dat de regels zijn weergegeven zoals die na vaststelling van deze partiële herziening gelden. De aanpassingen van de regels in het kader van het bestemmingsplan 'Buitengebied, partiële herziening 2019' zijn voor de duidelijkheid en inzichtelijkheid gemarkeerd weergegeven in de integrale regels van het bestemmingsplan Buitengebied. De wijzigingen dan wel aanvullingen/verwijderingen als gevolg van onderhavige partiële herziening 2019 zijn in de planregels - met een doorhaling in paars ('regel') of een toevoeging in blauw ('regel') - opgenomen. Alleen de blauw (toevoegingen) of paars (vervallen tekst) gemarkeerde aanpassingen maken dus juridisch-planologisch onderdeel uit van deze partiële herziening. De overige regels zijn ter informatie opgenomen zodat een goed beeld ontstaat van de nieuwe regels en hoe de herziening is ingepast in de (bestaande) regels van het vigerende plan.
De aanpassing van de regels hebben betrekking op het totale plangebied van moederplan. Om die reden zijn de aanpassingen van de regels gekoppeld aan de plancontour van het totale plangebied.
De herziening is opgesteld op basis van SVBP2012 omdat terinzagelegging plaatsvindt na 1 juli 2013. Voor alle bestemmingsplannen die worden opgesteld na deze datum - ook voor partiële herzieningen - dient op basis van de Wro SVBP2012 te worden toegepast. De gebruikte terminologie van SVBP2012 kan op onderdelen verschillen van die van SVBP2008, de standaard die in het moederplan is toegepast.
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden.
Inspraak en vooroverleg
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 14 november 2019 t/m 25 december 2019 in het kader van de inspraak ter inzage gelegen en is toegezonden aan diverse overleginstanties. Er zijn in totaal acht inspraakreacties/vooroverleg-reacties ingediend tijdens deze periode. Twee inspraakreacties zijn (ruim) na de inzagetermijn ingediend. Het gaat om de reacties van de Gasunie (17-01-2020) en die van de provincie Noord-Brabant (30-03-2020). Dit verklaart de ruime periode tussen einde ter inzage en ontwerpversie van het bestemmingsplan.
De reacties zijn in de Nota inspraak en overleg (Bijlage 3) samengevat en beantwoord.
Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan is, op grond van afdeling 3.4 Awb, voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Binnen deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen in te dienen. In totaal zijn er 8 zienswijzen binnen de termijn binnen gekomen. De zienswijzen zijn samengevat en van beantwoording voorzien in de Nota Zienswijzen. Naar aanleiding van de zienswijzen is het bestemmingsplan op enkele punten en in de verbeelding aangepast. Ook zijn er drie ambtshalve wijzigingen in de Nota opgenomen en verwerkt in het bestemmingsplan.
Naar aanleiding van een van de zienswijzen wordt nog opgemerkt dat voor de toetsing van ruimtelijke ontwikkeling een aan de 10-6-risicocontour gebruik zal worden gemaakt van de professionele risicokaart.
De Nota zienswijzen is opgenomen in Bijlage 4.
De aanpassingen in voorliggende herziening hebben geen betrekking op ontwikkelingen waarop kostenverhaal mogelijk is. De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan zijn dan ook voor rekening van de gemeente en het opstellen van een exploitatieplan is voor deze onderdelen van de herziening niet aan de orde.
Mochten er andere kosten zijn, die op grond van artikel 6.13 Wet ruimtelijke ordening dienen te worden verhaald, dan zal uitsluitend worden meegewerkt aan de omgevingsvergunning voor afwijken of wijziging, nadat een exploitatieovereenkomst is gesloten.
Overige kosten, die verder uit dit plan kunnen voortvloeien, zijn planschadekosten. Deze zijn op voorhand niet uit te sluiten. De gemeente zal daarom bij iedere aanvraag bezien of er planschade kan ontstaan. Indien dit het geval kan zijn, zal met de belanghebbende aanvrager een overeenkomst worden gesloten, zoals bedoeld in artikel 6.4a van de Wet ruimtelijke ordening. Daarmee kan worden voorkomen dat de gemeenschap de planschadekosten moet betalen, die gemaakt worden in het belang van de aanvrager.