direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2019
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0873.BUITxBP170xHERZx19-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 23 maart 2017 is het 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2016' vastgesteld door de gemeenteraad (NL.IMRO.0873.BUITxBP123xHERZx09-VG01), waarin met name de Visie Buitengebied van de gemeente Woensdrecht en de geconsolideerde versie Verordening ruimte van de provincie Noord-Brabant zijn verwerkt.

Sinds de vaststelling van het 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2016' is het gemeentelijk en provinciaal beleid ten aanzien van een aantal onderwerpen aangevuld of aangescherpt. In dat kader zijn in de voorliggende herziening de volgende onderwerpen verwerkt:

  • Hobbymatig agrarische activiteiten;
  • Archeologie en cultuurhistorie;
  • Verordening ruimte;
  • Vergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden met betrekking tot de landschaps- en natuurwaarden;

Naast deze beleidsmatige aanpassingen zijn ook ambtshalve aanpassingen (inclusief omissies) en de uitspraak Raad van State (d.d. 15 mei 2019) in het kader van de beroepsprocedure van de herziening 2016 verwerkt.

Daarnaast is een analyse uitgevoerd van de bestemmingsregeling in het licht van de uitspraak van 30 januari 2018 in het kader van de Dienstenrichtlijn. Beoordeeld is of aanpassing van de bestemmingsregeling nodig of gewenst is.

1.2 Naamgeving plan

De naam van deze herziening van het bestemmingsplan 'Actualisering bestemmingsplan Buitengebied' wordt 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2019'.

1.3 Plangebied

Sinds de vaststelling van het 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2016' zijn enkele andere bestemmingsplannen vastgesteld binnen het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied. Dit betekent dat de plangrens van het 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2019' is aangepast met dien verstande dat de nieuw vastgestelde bestemmingsplangrenzen buiten 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2019' worden gelaten.

1.4 Leeswijzer

De standaarden voor het opstellen van bestemmingsplannen voorzien niet in een standaard voor het opstellen van herzieningen. In hoofdstuk 9 is de juridische plantoelichting opgenomen. In de hoofdstukken 2 tot en met 7 zijn alle wijzigingen ten opzichte van de huidige juridische regeling voor de hiervoor aangegeven onderwerpen beschreven. Tot slot komt in hoofdstuk 9 het aspect uitvoerbaarheid aan de orde.

Hoofdstuk 2 Hobbymatige agrarische activiteiten

2.1 Inleiding

In maart 2019 is in opdracht van de gemeente Woensdrecht de notitie 'Hobbymatige agrarische activiteiten' opgesteld (zie bijlage 1). In de notitie wordt ingegaan op vragen over het gebruik van agrarische gronden voor het weiden van hobbydieren en het bouwen van gebouwen ten behoeve van hobbydieren. Het beleid 'Hobbymatig agrarische activiteiten' voorziet tevens in gebruik van agrarische gronden als sier-moestuin.

2.2 Aanpassing beleid

Brabant wil in 2020 tot de meest innovatieve, duurzame en slimme agrofoodregio's van Europa behoren. De Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV) is daarin een belangrijk element voor de veehouderij. De BZV helpt veehouders om zorgvuldig te zijn. Onder zorgvuldig wordt verstaan dat veehouderijen hun bedrijfsvoering zo inrichten dat zij daarmee goed passen in hun omgeving.

Het aangepaste beleid heeft ertoe geleid dat gebruiks- en bouwactiviteiten ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren, sier- en moestuinen algemeen toelaatbaar worden geacht binnen bestemmings- en bouwvlakken waar een (bedrijfs)woning toelaatbaar aanwezig is (inclusief Wonen).

Het hobbymatig weiden van dieren op agrarische gronden wordt ook algemeen toelaatbaar geacht. Dit geldt zowel voor de agrarische bestemmingen zonder waarden als voor de bestemmingen met landschaps- en natuurwaarden.

Het gemeentebestuur acht het uitbreiden van percelen met woningen om een sier- of moestuin te realiseren of uit te breiden in beginsel toelaatbaar. Voor het bepalen van de toelaatbaarheid (qua ligging en omvang) wordt een aantal ruimtelijke aspecten getoetst.

Het realiseren van sier- of moestuinen op afstand van woningen, in het agrarisch gebied, wordt niet toelaatbaar geacht.

Het wordt niet gewenst geacht om mogelijkheden te bieden voor het bouwen van stal- en opslagruimte ten behoeve van het hobbymatig weiden van dieren.

Het gemeentebestuur acht het realiseren van paardenbakken en stapmolens binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken waar een woning is toegestaan toelaatbaar in combinatie met het houden van paarden. Buiten deze bouw- en bestemmingsvlakken wordt dat alleen onder voorwaarden toelaatbaar geacht in aansluiting op een bouw- of bestemmingsvlak behorend bij de aan de paardrij-activiteiten gekoppelde woning.

Tabel 2.1 Overzicht gebruiks- en bouwmogelijkheden

gebruik/bouwen   hobbymatig houden van dieren   moes- en siertuinen  
gebruik binnen een agrarisch bouwvlak of ander bestemmingsvlak waar een (bedrijfs)woning is toegestaan   toegestaan   toegestaan  
bouwen binnen een agrarisch bouwvlak of ander bestemmingsvlak waar een (bedrijfs)woning is toegestaan   toegestaan, waarbij de oppervlakte bijgebouwen bepalend is voor de bouwmogelijkheden   toegestaan, waarbij de oppervlakte bijgebouwen bepalend is voor de bouwmogelijkheden  
gebruik binnen een agrarisch bouwvlak of ander bestemmingsvlak waar geen (bedrijfs)woning is toegestaan   toegestaan   toegestaan  
bouwen binnen een agrarisch bouwvlak of ander bestemmingsvlak waar geen (bedrijfs)woning is toegestaan   niet toegestaan   niet toegestaan  
gebruik op agrarische bestemmingen zonder bouwvlak   algemeen toegestaan   onder voorwaarden toegestaan grenzend aan percelen met een woning  
bouwen op agrarische bestemmingen zonder bouwvlak   niet toegestaan   niet toegestaan  

2.3 Aanpassingen bestemmingsplan Buitengebied

Weiden van hobbymatig gehouden dieren

De bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden', 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden' en 'Agrarisch - Paardenhouderij' maken alleen bedrijfsmatige agrarische activiteiten mogelijk. Om ook hobbymatige agrarische activiteiten – en bijvoorbeeld ook het weiden van manegepaarden – toe te staan, is aanpassing van de bestemmingsomschrijving nodig. Volstaan kan worden met het mogelijk maken van het 'grondgebonden agrarisch gebruik', in plaats van 'bedrijfsmatige agrarische activiteiten'. In aanvulling daarop is een begripsbepaling opgenomen, waarin het agrarisch gebruik wordt gedefinieerd als 'bedrijfsmatig grondgebonden agrarisch gebruik, alsmede het gebruik ten behoeve van het weiden van hobbymatig gehouden vee'. Daarmee is op het niveau van het gebruik het weiden van dieren anders dan als agrarische bedrijfsactiviteit mogelijk gemaakt. Dat laat onverlet dat voor het hobbymatig houden van dieren in het kader van een agrarisch bedrijf een binnenplanse afwijking nodig is en dat op grond van andere wetgeving (Wet milieubeheer, Wet natuurbescherming) ook toetsing, ontheffing of vergunningverlening mogelijk kan zijn.

Realiseren van sier- en moestuinen op agrarische gronden

Om het realiseren van sier- en moestuinen op agrarische gronden, grenzend aan bouw- en bestemmingsvlakken waar (bedrijfs)woningen zijn toegestaan mogelijk te maken, is een wijzigingsbevoegdheid in de regels voor de agrarische bestemmingen opgenomen, waarmee de bestemming kan worden gewijzigd naar de bestemming 'Tuin'.

Deze mogelijkheid wordt opgenomen gekoppeld aan de bestemmingen Bedrijf, Detailhandel, Horeca en Wonen. In het kader van de wijzigingsbevoegdheid wordt getoetst of de ruimtelijke kwaliteit, de agrarische structuur en landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig worden geschaad.

Realiseren van paardenbakken en stapmolens op agrarische gronden

In het 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2019' worden in de agrarische bestemmingen afwijkingsbevoegdheden opgenomen, om paardenbakken en stapmolens voor privégebruik mogelijk te maken, grenzend aan percelen waar een (bedrijfs-)woning aanwezig en in gebruik is. Deze mogelijkheden worden niet geboden binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden'. In de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' worden deze mogelijkheden onder voorwaarden wel geboden. Lichtmasten en geluidsinstallaties worden niet toegelaten. Verder moet worden voorzien in een goede landschappelijke inpassing. In relatie tot de afwijkingsbevoegdheid wordt in de specifieke gebruiksregels het gebruik van gronden voor paardenbak of stapmolen primair verboden.

Hoofdstuk 3 Archeologie en cultuurhistorie

3.1 Inleiding

Met de inwerkingtreding van de Erfgoedwet op 1 juli 2016 dienen gemeenten een gemeentelijke erfgoedverordening vaststellen en het erfgoedregister bij te houden. Daartoe heeft de gemeente Woensdrecht op 29 september 2018 de gemeentelijke erfgoedverordening vastgesteld. Het erfgoedbeleid is het kader, waarin de omgang met de archeologische waarden wordt beschreven en dat een actueel overzicht biedt van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Woensdrecht.

3.2 Archeologische waardenkaart

De wet op de Archeologische Monumentenzorg en de wet Ruimtelijke Ordening vereisen sinds 2007 van gemeenten dat zij archeologische waarden meewegen in de ruimtelijke planvorming. Deze waarden dienen vertaald te worden in de bestemmingsplannen. Vóór 2010 was alleen de nationale Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) beschikbaar als bron voor de kennis van de archeologische terreinen. Deze had echter absoluut niet het gewenste detailniveau.

In 2010 heeft de gemeente Woensdrecht een gemeentelijke waardenkaart laten opstellen. Deze kaart werd in 2011 voltooid, maar werd nooit door de gemeenteraad vastgesteld en in het beleid van de gemeente verankerd. In 2016 is een nieuwe inventarisatie uitgevoerd ten behoeve van de actualisatie van het Bestemmingsplan Buitengebied Woensdrecht. Dit leidde tot een sterk gewijzigd kaartbeeld ten opzichte van de eerdere kaart uit 2011. De oorzaak hiervan is het gewijzigde inzicht in de landschapshistorie van Woensdrecht, alsook de resultaten van diverse onderzoeken die sinds 2012 uitgevoerd zijn. Het bestemmingsplan Buitengebied dekt ruim ¾ van het totale gemeentelijke oppervlak, zodat in feite een compleet nieuwe visie op de verspreiding van de archeologische waarden ontstond. De totstandkoming van het nieuwe erfgoedbeleid vormde dan ook een mooi startmoment om de gemeentelijke archeologische waardenkaart grondig te herzien.

De archeologische waardenkaart uit 2011 was voornamelijk gebaseerd op de geomorfologische informatie en landschappelijke kenmerken, en veel minder op historische gegevens.

Deze waardenkaart houdt onvoldoende rekening met de typische kenmerken van de bodem en de veranderingen die het landschap gedurende duizenden jaren onderging, zowel door de natuur als door de mens veroorzaakt.

In de tweede plaats is onvoldoende rekening gehouden met de historie van het gebied. Er is inmiddels een beter beeld van de geleidelijke cultivering van het landschap.

Ten slotte was er zeer beperkte informatie uit archeologisch onderzoek beschikbaar. Inmiddels hebben enkele grotere onderzoeken en opgravingen plaatsgevonden.

De nieuwe archeologische waardenkaart is opgebouwd uit vier verwachtingszones:

  • Gebieden met een hoge archeologische verwachting;
  • Gebieden met een middelhoge archeologische verwachting;
  • Gebieden met een lage archeologische verwachting;
  • Gebieden die vergraven zijn of eerder archeologisch onderzocht werden.

3.3 Cultuurhistoriekaart

De cultuurhistorische kaart voor de gemeente Woensdrecht (opgesteld in 2013; zie bijlage 2) biedt een actueel overzicht van het bovengronds cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente. De kaart omvat een inventarisatie van historisch-geografische en historisch-(steden)bouwkundige objecten en structuren en de landschappelijke (en stedenbouwkundige) gebieden met cultuurhistorische waarde. Aangegeven zijn waardevolle objecten vanwege historische bouwkunst, (monumenten, religieuze gebouwen en terreinen (zoals kerken en begraafplaatsen), buitenplaatsen, waterstaatkundige bouwwerken, militair erfgoed, bedrijfsbebouwing, waaronder molens), historische stedenbouw, historische geografie (lijn- en vlakelementen), historisch groen en historische zichtrelaties. Deze objecten, stedenbouwkundige en landschappelijke waarden zijn een uitwerking van de (voormalige cultuurhistorische waardenkaart van de provincie. De cultuurhistorische waarden zijn in de herziening 2016 verwerkt in het bestemmingsplan, op basis van de destijds geldende Verordening Ruimte. Veel elementen zijn door middel van bestemmingen en (gebieds)aanduidingen in het bestemmingsplan beschermd. Aanvullende regeling wordt niet nodig en wenselijk geacht.

3.4 Aanpassingen bestemmingsplan archeologiebeleid

De bescherming van archeologisch waardevolle gebieden wordt in overeenstemming met de Monumentenwet 1988 geregeld via het bestemmingsplan. Door middel van dubbelbestemmingen wordt de archeologische waarde van een gebied vastgelegd. Het doel van het juridisch-planologisch kader in het bestemmingsplan is om het gemeentebestuur in staat te stellen passende maatregelen te treffen voor het behoud van belangrijke archeologische waarden door conform artikel 39, derde lid van de Monumentenwet 1988, de aanvrager van een bouw- of aanlegvergunning indien nodig te verplichten tot:

  • 1. Aanpassing van de beoogde ontwikkeling zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. Het uitvoeren van archeologisch (voor-)onderzoek c.q. opgravingen;
  • 3. De activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BUITxBP170xHERZx19-VG01_0001.png"

Figuur 3.1 De Archeologische Waardenkaart (Bron: Gemeente Woensdrecht 2018)

In figuur 3.1. zijn de gebieden met een hoge trefkans (waarde) in rood aangeduid; de gebieden met een middelhoge trefkans (waarde) in geel. Gebieden met een lage trefkans en/of gebieden met een reeds verstoorde ondergrond zijn niet gekleurd.

Gebieden met een hoge archeologische verwachting

Voor deze gebieden met een hoge archeologische verwachting geldt dat op basis van geologische en bodemkundige opbouw, historische informatie, en archeologische gegevens, een hoge kans bestaat op het aantreffen van archeologische vondsten of sporen. Om het archeologisch bodemarchief van deze gebieden gedegen te beheren is bij een bodemverstoring met een oppervlakte van 50 m² of meer én een diepte van 50 cm of meer het uitvoeren van een archeologisch onderzoek vereist. Deze gronden krijgen de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 (Artikel 42).
Een uitzondering hierop vormt het oude stroomdal van de Schelde. In dit gebied bestaat weliswaar een hoge archeologische trefkans, maar de archeologische resten bevinden zich op grotere diepte en zijn meer verspreid. Om het archeologisch bodemarchief van dit gebied gedegen te beheren is vanaf een bodemverstoring met een minimum oppervlakte van 100 m² én een diepte van 150 cm of meer een archeologisch onderzoek vereist. Deze gronden krijgen in deze herziening de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 (Artikel 43).

Gebieden met een middelhoge archeologische verwachting

Voor deze gebieden geldt dat op basis van geologische en bodemkundige opbouw, historische informatie, en archeologische gegevens, een middelhoge kans bestaat op het aantreffen van archeologische vondsten of sporen. Vanwege dit aspect is het gerechtvaardigd om voor de gebieden met een middelhoge archeologische verwachting een ruimere norm te hanteren dan voor de gebieden met een hoge archeologische verwachting. Immers, de archeologische potentie van deze gebieden staat niet vast en bovendien is de kans dat bij een kleinschalige bodemingreep een archeologische waarde wordt verstoord, gezien de verwachte geringere dichtheid van archeologische waarden, kleiner. Om het archeologisch bodemarchief van deze gebieden gedegen te beheren is vanaf een bodemverstoring met een minimum oppervlakte van 100 m² én een diepte van 50 cm een archeologisch onderzoek vereist. Deze gronden krijgen de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 (Artikel 44).

Gebieden met een lage archeologische verwachting

Het gaat hierbij om gebieden waar op archeologische en landschappelijke gronden de kans op het aantreffen van behoudenswaardige archeologische vondsten of sporen klein wordt geacht. Deze gebieden zijn vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Voor deze gronden is geen dubbelbestemming opgenomen in voorliggende herziening.

Gebieden waar geen archeologische verwachting meer voor geldt

Het gaat hierbij om gebieden waar de bodem zodanig verstoord is, dat eventuele archeologische resten als verloren beschouwd moeten worden. Deze gebieden zijn vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Voor deze gronden is geen dubbelbestemming opgenomen in voorliggende herziening.

Hoofdstuk 4 Interim omgevingsverordening Noord-Brabant

4.1 Aanpassing naar aanleiding van wijziging Verordening Ruimte

De Verordening Ruimte 2014 van de provincie Noord-Brabant (VR2014) is sinds de vaststelling diverse keren herzien. In de herziening 2016 van het bestemmingsplan zijn de aanpassingen in de VR2014 tot 1 januari 2016 - voor zover nodig - vertaald in de bestemmingsregeling. In deze herziening worden de relevante aanpassingen van de VR2014 bestemmingsregeling sinds 1 januari 2016 verwerkt.

In tabel 4.1. wordt een overzicht gegeven van de gevolgen van de aanpassingen van de VR2014 die voor het bestemmingsplan Buitengebied van belang zijn.

Tabel 4.1. Overzicht aanpassingen VR2014

wijziging   besluit van   datum besluit   gevolgen voor het bestemmingsplan Buitengebied gemeente Woensdrecht  
Wijziging Verordening ruimte 2014, kaartaanpassingen 5
 
GedeputeerdeStaten
 
12-09-2016
 
Diverse kleine aanpassingen begrenzing NNB-ehs en groenblauwe mantel voor aantal gebieden
 
Wijziging Verordening ruimte 2014, actualisatie 2017   Provinciale
Staten
 
08-07-2017
 
Verschillende aanpassingen in de regels.  
Wijziging Verordening ruimte
Noord-Brabant,
kaartaanpassingen 2017  
GedeputeerdeStaten
 
25-09-2017
 
Verschillende kaartaanpassingen  
Wijziging Verordening ruimte
Noord-Brabant,
kaartaanpassingen 2018  
GedeputeerdeStaten
 
25-09-2018

 
Diverse aanpassingen verbeelding  

De wijzigingen in de verordening hebben betrekking op de volgende onderwerpen:

  • Kaartaanpassingen:
    • 1. diverse aanpassingen op perceelsniveau, met name van de begrenzing van het Natuur Netwerk Brabant (NNB-ehs);
    • 2. opnieuw opnemen van een aanduiding voor de geitenhouderijen in het plangebied; waarbij onderscheid wordt gemaakt in intensieve en grondgebonden geitenhouderijen. In het plangebied komen 3 geitenhouderijen voor, die alle drie als intensieve geitenhouderij moeten worden aangemerkt. Het betreft de volgende adressen:
      • a. Langeweg 32 in Ossendrecht;
      • b. Weg naar Wouw 1 in Huijbergen;
      • c. Bossestraat 16 in Woensdrecht.
  • Regels:
    • 1. opnemen van een verbod op de uitoefening van een geitenhouderij in de artikelen 3.5. en 4.5;
    • 2. in artikel 5 is in de bestemmingsomschrijving de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve geitenhouderij' opgenomen voor de bestaande geitenhouderijen;
    • 3. in artikel 5 zijn aanvullende regels opgenomen voor de geitenhouderijen, om uitbreiding van de bestaande bedrijven te voorkomen: in de bouwregels (art. 5.2.2.), in de afwijkingsregels voor vergroten van de bedrijfsbebouwing (art. 5.4.3.), in de specifieke gebruiksregels (art. 5.5.1.), en in de afwijkingsregels voor dierplaatsen, diersoorten en stalsystemen (art. 5.6.7.), is steeds de geitenhouderij uitgezonderd van toepassing van de betreffende regels.
    • 4. in relatie tot de beperking van de geitenhouderij is een begripsbepaling dierenverblijf opgenomen.
    • 5. in de artikel 5.9.8 en 3.9.8 is als aanvullende voorwaarde opgenomen dat de oppervlakte van de landschappelijke inpassing minimaal 10% van de oppervlakte van het bouwvlak beslaat.

4.2 Aanpassing naar aanleiding van invoering van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant

Op 25 oktober 2019 is de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant vastgesteld. Deze Interim omgevingsverordening vervangt de Verordening Ruimte en sorteert voor op de invoering van de Omgevingswet. De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal. Dat wil zeggen dat er geen inhoudelijke aanpassing van het provinciaal beleid en regeling is opgenomen. Dat betekent dat naar aanleiding van de Interim omgevingsverordening aanpasing van de bestemmingsregeling niet nodig is. Wel is in het verlengde van de Interim omgevingsverordening de regeling voor de veehouderij in het bestemmingsplan aangescherpt en intern afgestemd. Het belangrijkste aspect daarbij is dat ontwikkeling van de veehouderij, ook wat betreft aanpassing van dierplaatsen, diersoorten en stalsystemen alleen mogelijk is als voldaan wordt aan de Brabantse Zorgvuldigheidsscore èn er geen relevante extra stikstofdepositie optreedt.

Hoofdstuk 5 Vergunningenstelsel landschaps- en natuurwaarden

5.1 Algemeen

De in het bestemmingsplan opgenomen regels richten zich onder andere op het veiligstellen van de aanwezige waarden in het plangebied. Dit vertaalt zich naar het omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en de randvoorwaarden bij werken en werkzaamheden, bij wijzigingsbevoegdheden en bij afwijkingen van het bestemmingsplan.

In principe wordt voor alle gronden waar te beschermen waarden voorkomen een vergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen. Hiervoor zijn in het bestemmingsplan Buitengebied diverse gebiedsaanduidingen en dubbelbestemmingen opgenomen. Per aanduiding wordt aangegeven welke werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak vergunningsplichtig zijn.

5.2 Vergunningenstelsel landschapswaarden en landschaps- en natuurwaarden

Voor een deel van de gronden met de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden Natuur- en landschapswaarden' geldt echter geen gebiedsaanduiding of dubbelbestemming waarmee de betreffende landschaps- en/of natuurwaarden beschermd worden. Daarom wordt in de regels van de enkelbestemmingen 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden Natuur- en landschapswaarden' een aanvullend vergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen.

Het vergunningenstelsel voor de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' heeft betrekking op landschappelijke aspecten als openheid/beslotenheid (beplanting), verkavelingspatronen, verharding van wegen/paden etc.

Het vergunningenstelsel voor de bestemming 'Agrarisch met waarden Natuur- en landschapswaarden' gaat naast genoemde landschappelijke aspecten in op de waterhuishouding en andere te beschermen natuurwaarden.

Hoofdstuk 6 Ambtshalve aanpassingen

6.1 Regels

Door toevoeging van de enkelbestemming 'Buisleidingenstraat' en de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3, zijn de artikelen 32 en verder vernummerd.

Artikel 4.1 lid b, artikel 5.1 lid c en artikel 6.1 lid d. (Één bedrijf per bouwvlak)

In de artikelen 4, 5 en 6 staat vermeld dat per bestemmingsvlak niet meer dan één agrarisch bedrijf is toegestaan. Dit had moeten zijn 'per bouwvlak'. Dit zal worden aangepast in artikel 4.1 lid b, artikel 5.1 lid c en artikel 6.1 lid d.

Artikel 13lid e (bestemming Groen)

In de regels van het "Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2016” is in dit artikel abusievelijk de tekst “met uitzondering van mantelzorg” niet doorgehaald. Mantelzorg is niet van toepassing in de bestemming Groen. De beoogde correctie zal in voorliggende herziening worden verwerkt.

Artikel 3.9.11, 4.9.5, 5.9.12, 6.9.4 (oppervlakte bijgebouwen bij functiewijziging van agrarisch naar wonen)

In de wijzigingsbevoegdheden van de agrarische bestemmingen naar de bestemming Wonen, wordt bepaald dat de oppervlakte bijgebouwen die na functiewijziging en sanering van overtollige bebouwing mag worden gehandhaafd, met een maatvoeringsaanduiding wordt vastgelegd. Daardoor is expliciet duidelijk welke omvang bijgebouwen gehandhaafd mag blijven.

Artikel 32.2.2 (Bouwvlak Buisleidingenstraat)

Binnen de bestemming Buisleidingenstraat zijn twee bouwvlakken opgenomen. Deze bouwvlakken zijn abusievelijk niet in de regels vertaald. In het kader van het 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2019' wordt in artikel 32.2.2 (aanhef) de bepaling opgenomen, dat gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak zijn toegestaan.

Artikel 50.2 (plaatsen tijdelijke woonunit)

In het artikel 50.2 wordt de plaatsing van een tijdelijke woonunit mogelijk gemaakt. Hierdoor is niet alleen een afwijking gewenst van de gebruiksregels maar ook van de bouwregels. "...afwijken van de specifieke gebruiksregels..." wordt gewijzigd in "...afwijken van de specifieke bouw- en gebruiksregels...".

6.2 Verbeelding

Molendreef 167 te Ossendrecht.

In 2010 is vergunning verleend voor de herbouw van de woning op een andere locatie. De situering van het bouwvlak moet hierop worden aangepast (zie figuur 6.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BUITxBP170xHERZx19-VG01_0002.png"

Figuur 6.1 Molendreef 167 te Ossendrecht (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Landgoed Mattemburgh

In het bestemmingsplan Mattemburgh 2016 zijn drie percelen opgenomen die onderdeel waren van het bestemmingsplan Buitengebied (zie figuur 6.2). Vervolgens zijn de betreffende percelen ook onderdeel van de herziening 2016 van het bestemmingsplan Buitengebied. In dat kader is met name een aantal gebiedsaanduidingen aangepast. Om onduidelijkheden te voorkomen worden de betreffende percelen weer integraal opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied, waarbij de actuele regelingen uit het bestemmingsplan Mattemburgh 2016 en het bestemmingsplan Buitengebied worden gecombineerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BUITxBP170xHERZx19-VG01_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0873.BUITxBP170xHERZx19-VG01_0004.png"

Figuur 6.2. Ligging drie percelen Landgoed Mattemburg.

Begraafplaatsen in het buitengebied

In artikel 15.2 (bouwregels van de bestemming Maatschappelijk) staat vermeld dat de maximale oppervlakte aan bebouwing, bedrijfsgebouwen en overkappingen zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' niet mag worden overschreden.

Niet op alle begraafplaatsen in het buitengebied is maatvoeringsaanduiding met een maximale oppervlakte bebouwing aangegeven. Dit is wel gewenst i.v.m. de mogelijkheid om een materiaal- en materieelberging, fietsenstalling etc. te kunnen realiseren. Daarvoor wordt een minimale maat van 30 m2 aanvaardbaar geacht. Ook een overmaat van 30 m² bij de begraafplaatsen waar wél al bebouwing is toegestaan, is gewenst. Op de verbeelding wordt op de begraafplaatsen waarop nog geen aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aanwezig is een aanduiding opgenomen met een waarde van 30 m². Op de begraafplaatsen waar wel al een maatvoeringsaanduiding was opgenomen wordt deze waarde met 30 m² verhoogd.

Plangrens

Het bestemmingsplan “Uitbreiding bedrijventerrein de Kooi, Hoogerheide” (vastgesteld 2 april 2015) op www.ruimtelijkeplannen.nl wordt overschreven door de geconsolideerde versie van het bestemmingsplan Buitengebied versie  20 juni 2016. Er is geen sprake van een feitelijke (juridische) overschrijving, maar door een latere publicatiedatum lijkt dat wel zo. Om de leesbaarheid te verbeteren wordt de plangrens van voorliggende herziening ter plaatse van het bestemmingsplan 'Uitbreiding bedrijventerrein de Kooi, Hoogerheide' gecorrigeerd, zodat er geen sprake meer is van een overschrijding van de plangrens.

Geluidzone - industrie

De doorverwijzing van de verbeelding naar de regels van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' op www.ruimtelijkeplannen.nl is niet correct. Deze koppeling wordt hersteld in voorliggende herziening.

Hoofdstuk 7 Uitspraak Raad van State

7.1 Wijzigingsbevoegdheid kleinschalige windturbines

Op 15 mei 2019 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in het kader van de beroepsprocedure van de herziening 2016 van het bestemmingsplan Buitengebied Woensdrecht.

De Afdeling Bestuursrechtspraak heeft het besluit van de gemeenteraad tot vaststelling van de herziening 2016 op 2 punten vernietigd:

  • verwijzing naar regionaal afsprakenkader. In de regels wordt verwezen naar het regionaal afsprakenkader. Omdat de raad verzuimd heeft het regionaal afsprakenkader aan belanghebbenden beschikbaar te stellen door het stuk met het ontwerpplan ter inzage te leggen, wordt het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan op dit punt vernietigd. De raad heeft het regionaal afsprakenkader inmiddels op de gemeentelijke website geplaatst waardoor het stuk te raadplegen is. Om die reden ziet de Afdeling aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb in stand te laten. Het in stand laten van de rechtsgevolgen betekent dat de planregels waarin wordt verwezen naar het regionaal afsprakenkader blijven gelden. Op dit punt hoeft het bestemmingsplan dan ook niet gerepareerd te worden.
  • artikel 48.3 van de regels. Voor het oprichten van kleinschalige windturbines is in de regels een afwijkingsbevoegdheid opgenomen binnen de bestemmingen Agrarisch, Agrarisch - Paardenhouderij, Agrarisch met waarden - Landschapswaarden en Bedrijf. Omdat uit de doeleindenomschrijving van de betrokken bestemmingen niet volgt dat de desbetreffende gronden mogen worden benut voor een windturbine leidt de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid niet tot een ondergeschikte afwijking van de planregels. De raad had dan ook moeten onderkennen dat de voorziene windturbines op bedrijfspercelen niet met een afwijkingsregeling mogelijk kunnen worden gemaakt. Het plan is in zoverre vastgesteld in strijd met artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wro.

De gemeente hecht er in het licht van het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid aan, dat mogelijkheden worden geboden om - mits ruimtelijk aanvaardbaar - om duurzaam energie op te wekken op perceelsniveau. Om die reden wordt de mogelijkheid om kleinschalige windturbines op te richten opnieuw opgenomen in het bestemmingsplan, door middel van een wijzigingsbevoegdheid.

Hoofdstuk 8 Juridische planbeschrijving

8.1 Algemeen

Een bestemmingsplan bestaat uit de juridisch bindende regels en verbeelding en gaat vergezeld van een toelichting.

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven, met daarbij de harde randvoorwaarden. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan.

De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

8.2 Opzet van de partiële herziening

Voorliggend 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2019' betreft een gedeeltelijke herziening van het geldende bestemmingsplan Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied en Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied, 3e herziening. Omdat sprake is van een omvangrijk bestemmingsplan en daarin de nodige aanpassingen worden verwerkt, is gekozen voor een afwijkende opzet in vergelijking met een 'regulier' bestemmingsplan.

Voor het inzichtelijk krijgen van de geldende juridisch-planologische situatie binnen het plangebied, is het noodzakelijk om naast deze partiële herziening ook het geldende bestemmingsplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied', 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied, 3e herziening' en 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2016'. te raadplegen; deze partiële herziening geeft geen compleet overzicht van de nieuwe juridisch-planologische situatie. Op www.ruimtelijkeplannen.nl is door de gemeente een geconsolideerd plan tot en met het 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2016' gepubliceerd; dit plan biedt een goed inzicht in het juridisch-planologische kader maar is niet juridisch bindend. Nadat ook het 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2019' onherroepelijk is geworden zal het geconsolideerde plan worden geactualiseerd.

Verbeelding

Alleen de percelen waar naar aanleiding van deze herziening een aanpassing plaatsvindt worden op de verbeelding opgenomen. De SVBP2012 biedt de mogelijkheid om uitsluitend die zaken in de herziening op te nemen die wijzigen. Uitgangspunt voor de weergave op de verbeelding is dat alleen het gewijzigde aspect in beeld gebracht wordt. Gebleken is dat niet alle wijzigingen op basis van deze systematiek in beeld gebracht kunnen worden. Hierbij gaat het voornamelijk om zaken die van de verbeelding verwijderd dienen te worden. Denk bijvoorbeeld aan het verwijderen van een functieaanduiding of het verwijderen van een gedeelte van het bouwvlak (dit is het geval wanneer het bouwvlak verkleind of van vorm veranderd dient te worden).

Om die reden wordt ten aanzien van de verbeelding gebruikgemaakt van 2 systematieken:

  • Daar waar een toevoeging op de verbeelding plaatsvindt, wordt alleen het gewijzigde aspect in beeld gebracht: de bestemming Agrarisch wordt gewijzigd in de bestemming Wonen waarbij het bouwvlak niet wordt gewijzigd. In dit geval wordt alleen de gele kleur van de woonbestemming in beeld gebracht. Logisch gevolg is dat de groene kleur van de bestemming Agrarisch komt te vervallen omdat een perceel niet twee enkelbestemmingen kan bevatten. Deze verwijdering van de bestemming Agrarisch behoeft niet in beeld gebracht te worden.
  • Voor percelen waar bijvoorbeeld een aanduiding of een bouwvlak verwijderd dient te worden, worden alle geldende perceelsgebonden enkelbestemmingen, functie-, maatvoerings- en bouwaanduidingen in beeld gebracht, met uitzondering van het te verwijderen aspect. Voor deze gronden geldt dat de nieuwe situatie/de eindsituatie op perceelsniveau zichtbaar is (dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen die niet worden gewijzigd, worden voor het perceel niet zichtbaar gemaakt).

Om een compleet beeld te krijgen van de nieuwe situatie, dient deze herziening derhalve in samenhang met het basisplan en de eerdere herzieningen geraadpleegd te worden.

Regels

Voor de regels geldt dat de regels zijn weergegeven zoals die na vaststelling van deze partiële herziening gelden. De aanpassingen van de regels in het kader van het bestemmingsplan 'Buitengebied, partiële herziening 2019' zijn voor de duidelijkheid en inzichtelijkheid gemarkeerd weergegeven in de integrale regels van het bestemmingsplan Buitengebied. De wijzigingen dan wel aanvullingen/verwijderingen als gevolg van onderhavige partiële herziening 2019 zijn in de planregels - met een doorhaling in paars ('regel') of een toevoeging in blauw ('regel') - opgenomen. Alleen de blauw (toevoegingen) of paars (vervallen tekst) gemarkeerde aanpassingen maken dus juridisch-planologisch onderdeel uit van deze partiële herziening. De overige regels zijn ter informatie opgenomen zodat een goed beeld ontstaat van de nieuwe regels en hoe de herziening is ingepast in de (bestaande) regels van het vigerende plan.

De aanpassing van de regels hebben betrekking op het totale plangebied van moederplan. Om die reden zijn de aanpassingen van de regels gekoppeld aan de plancontour van het totale plangebied.

De herziening is opgesteld op basis van SVBP2012 omdat terinzagelegging plaatsvindt na 1 juli 2013. Voor alle bestemmingsplannen die worden opgesteld na deze datum - ook voor partiële herzieningen - dient op basis van de Wro SVBP2012 te worden toegepast. De gebruikte terminologie van SVBP2012 kan op onderdelen verschillen van die van SVBP2008, de standaard die in het moederplan is toegepast.

Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid

9.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden.

Inspraak en vooroverleg

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 14 november 2019 t/m 25 december 2019 in het kader van de inspraak ter inzage gelegen en is toegezonden aan diverse overleginstanties. Er zijn in totaal acht inspraakreacties/vooroverleg-reacties ingediend tijdens deze periode. Twee inspraakreacties zijn (ruim) na de inzagetermijn ingediend. Het gaat om de reacties van de Gasunie (17-01-2020) en die van de provincie Noord-Brabant (30-03-2020). Dit verklaart de ruime periode tussen einde ter inzage en ontwerpversie van het bestemmingsplan.

De reacties zijn in de Nota inspraak en overleg (Bijlage 3) samengevat en beantwoord.

Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan is, op grond van afdeling 3.4 Awb, voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Binnen deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen in te dienen. In totaal zijn er 8 zienswijzen binnen de termijn binnen gekomen. De zienswijzen zijn samengevat en van beantwoording voorzien in de Nota Zienswijzen. Naar aanleiding van de zienswijzen is het bestemmingsplan op enkele punten en in de verbeelding aangepast. Ook zijn er drie ambtshalve wijzigingen in de Nota opgenomen en verwerkt in het bestemmingsplan.

Naar aanleiding van een van de zienswijzen wordt nog opgemerkt dat voor de toetsing van ruimtelijke ontwikkeling een aan de 10-6-risicocontour gebruik zal worden gemaakt van de professionele risicokaart.

De Nota zienswijzen is opgenomen in Bijlage 4.

9.2 Economische uitvoerbaarheid

De aanpassingen in voorliggende herziening hebben geen betrekking op ontwikkelingen waarop kostenverhaal mogelijk is. De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan zijn dan ook voor rekening van de gemeente en het opstellen van een exploitatieplan is voor deze onderdelen van de herziening niet aan de orde.

Mochten er andere kosten zijn, die op grond van artikel 6.13 Wet ruimtelijke ordening dienen te worden verhaald, dan zal uitsluitend worden meegewerkt aan de omgevingsvergunning voor afwijken of wijziging, nadat een exploitatieovereenkomst is gesloten.

Overige kosten, die verder uit dit plan kunnen voortvloeien, zijn planschadekosten. Deze zijn op voorhand niet uit te sluiten. De gemeente zal daarom bij iedere aanvraag bezien of er planschade kan ontstaan. Indien dit het geval kan zijn, zal met de belanghebbende aanvrager een overeenkomst worden gesloten, zoals bedoeld in artikel 6.4a van de Wet ruimtelijke ordening. Daarmee kan worden voorkomen dat de gemeenschap de planschadekosten moet betalen, die gemaakt worden in het belang van de aanvrager.