direct naar inhoud van Regels
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2019
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0873.BUITxBP170xHERZx19-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2019' heeft uitsluitend betrekking op:
- de met een doorhaling in paars (ingetrokken) en in blauw gemarkeerde (aanvulling) onderdelen van de regels van het moederplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied' (inclusief daarna vastgestelde herzieningen) zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2019'.
Het moederplan, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2019', blijft voor het overige van toepassing.  

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan

het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2019' van de gemeente Woensdrecht;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO: BUITxBP170xHERZx19-VG01.

1.3 de verbeelding

digitale verbeelding: BUITxBP170xHERZx19;

1.4 AAB

Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen, voor advies inzake volwaardigheid, continuïteit en noodzaak in verband met een agrarisch bedrijf;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aangebouwd bijgebouw

een met een overlap van minimaal 1,2 m aan het hoofdgebouw, geheel of gedeeltelijk, verbonden bijgebouw; anders is sprake van een vrijstaand bijgebouw;

1.8 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.9 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.10 aardkundige waarden en kenmerken

waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen dan wel anderszins vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van algemeen belang zijn vanuit aardkundig oogpunt;

1.11 abiotische waarden

het geheel van waarden in verband met het abiotisch milieu (= niet levende natuur), in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van (ontwikkelingsmogelijkheden voor) een waardevol biotisch milieu (= levende natuur, gevormd door organismen en leefgemeenschappen);

1.12 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gewenst is;

1.13 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij (nader te onderscheiden in intensieve veehouderij en niet intensieve veehouderij), een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf (nader te onderscheiden in een paardenhouderij en overige agrarische bedrijven). Onder de bedrijfsvoering wordt niet verstaan het be- en/of verwerken van agrarische producten en/of dierlijke resten, zoals mest;

1.14 agrarisch bedrijfsgebouw

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf;

1.15 agrarische bedrijfswoning

een woning, krachtens het plan toegestaan binnen een agrarisch bouwvlak, en slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is;

1.16 agrarisch gebruik

bedrijfsmatig grondgebonden agrarisch gebruik, alsmede het gebruik ten behoeve van het weiden van hobbymatig gehouden vee;

1.17 agrarisch-technisch hulpbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;
voorbeelden van agrarisch-technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven;

1.18 agrarisch verwant bedrijf

een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden;
voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, stalhouderijen, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven, volkstuinen;

1.19 agrarisch bedrijf, hobbymatig

een agrarisch bedrijf met een economische omvang van minder dan 10 Nge(Nederlandse grootte-eenheden);

1.20 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf dat, geheel of overwegend door middel van handwerk, goederen vervaardigt, bewerkt of herstelt en installeert, alsook het verkopen en/of leveren van goederen die verband houden met het ambacht als ondergeschikte functie;

1.21 archeologische verwachtingswaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude tijden;

1.22 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.23 bebouwingsconcentratie

een kernrandzone, bebouwingslint of een bebouwingscluster;

1.24 bebouwingspercentage

een op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.25 bed & breakfast/gastenkamers

bed & breakfast/gastenkamer is een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf eventueel met het serveren van ontbijt en/of maaltijden. Een bed & breakfast/gastenkamer heeft maximaal 5 kamers waarin tezamen maximaal 10 personen mogen verblijven als het gevestigd is als toeristisch-recreatieve nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf of als recreatieve activiteit bij voormalige agrarische bedrijfsbebouwing. Een bed & breakfast/gastenkamer heeft maximaal 2 kamers waarin tezamen maximaal 6 personen mogen verblijven als het gevestigd is bij een bestemming Wonen;

1.26 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.27 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.28 bedrijfsplan

een bedrijfsplan moet bestaan uit:

  • algemene gegevens (naam, adres, etc);
  • beschrijving van het plan. Inclusief: soort en aantal kampeermiddelen (indien relevant), hoeveelheid en kwaliteit (sanitaire) voorzieningen, aansluiting brancheorganisatie, afvoer vaste en vloeibare afvalstoffen, de capaciteit van verwarmingsketels in de accommodatie, de aanwezige brandblusmiddelen (plaats en soort);
  • de hoofdactiviteit van het bedrijf (bij een t&r nevenactiviteit);
  • visie op de ontwikkeling van de toeristische (neven)activiteit;
  • exploitatiebegroting voor de komende vijf jaar. Hierin zijn opgenomen: de verwachte omzet, de kosten en het bedrijfsresultaat. Bij het bepalen van de kosten kunt u denken aan de volgende factoren:
    • 1. welke investeringen zijn met het initiatief gemoeid? (bijvoorbeeld aankoop, sloop, bouwkosten, inrichting van het terrein, inrichting gebouwen, onderzoekskosten);
    • 2. algemene (jaarlijks terugkerende) kosten (inkoop, energie, water, reclame);
    • 3. arbeid: inzet eigen arbeid/gebruik vaste/losse arbeidskrachten);
  • bij het bedrijfsplan zit een akkoordverklaring van een deskundige (accountant);
1.29 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.30 be- en verwerking van agrarische producten

het snijden, wassen en verpakken van agrarische producten, het verhitten, combineren en bewerken van agrarische producten tot bewerkt voedsel, het al dan niet gekoeld opslaan van te bewerken en bewerkte producten in combinatie met aan- en afvoer van producten;

1.31 beperkingen veehouderij

gebied waar de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen zijn beperkt;

1.32 beperkt kwetsbare objecten

onder beperkt kwetsbare objecten wordt verstaan:

  • a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per ha;
  • b. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  • c. kantoorgebouwen;
  • d. hotels en restaurants;
  • e. winkels;
  • f. sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
  • g. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden;
  • h. bedrijfsgebouwen;
  • i. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde, gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  • j. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
1.33 beroep aan huis

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt, en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.34 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.35 bestaande ammoniakemissie door beweiding

de beweiding zoals toegepast in het jaar voorafgaand aan de vaststelling van het plan;

1.36 bestaande ammoniakemissie per bouwvlak

bestaande ammoniakemissie wordt bepaald door:

  • a. de ammoniakemissie vanuit stallen, gebaseerd op het bestaande aantal dierplaatsen voor de bestaande diersoorten, vermenigvuldigd met de emissiefactoren van het bestaande stalsysteem;
  • b. indien van toepassing, ammoniakemissie vanuit mestopslag die geen onderdeel uitmaakt van het stalsysteem;
1.37 bestaande aantal dierplaatsen

het aantal legaal gerealiseerde dierplaatsen zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het plan;

1.38 bestaande diersoorten

de diersoorten waarvoor de legaal gerealiseerde dierplaatsen zoals aanwezig ten tijde van de vaststelling van het plan zijn gebouwd;

1.39 bestaand stalsysteem

het legaal gerealiseerde stalsysteem ten tijde van de vaststelling van het plan; bedoeld zijn de stalsystemen overeenkomstig de unieke stalbeschrijvingen van de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav) alsmede de nageschakelde initiatieven;

1.40 bestaande stikstofdepositie

bestaande stikstofdepositie wordt bepaald door:

  • a. de bestaande ammoniakemissie per bouwvlak, en;
  • b. de emissies door transportbewegingen die samenhangen met het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of stalsystemen, en;
  • c. indien van toepassing, de bestaande ammoniakemissie door beweiding;
1.41 bestaande situatie

ten aanzien van bebouwing

  • bebouwing zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde bouwvergunning;

ten aanzien van gebruik

  • het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.42 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.43 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.44 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw op een bouwperceel, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.45 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.46 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.47 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.48 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.49 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.50 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.51 buisleiding

holle buis voor het doorstromen van gassen, vloeistoffen of capsules, bestemd om hetzij een gas, een vloeistof of capsules te transporteren, hetzij een vloeistof als intermediair te gebruiken voor het transport van warmte of een opgeloste of verpulverde stof. Een standaard buisleiding is aangelegd volgens NEN 3650 en heeft e en minimale gronddekking van 0,8 m in het vrije veld;

1.52 buisleidingenstaat

een brede strook grond, die primair bestemd is voor het leggen van meerdere buisleidingen en zo nodig is uitgevoerd met collectieve voorzieningen zoals kunstwerken; de buisleidingenstraat in Zuidwest Nederland (van Rotterdam naar Antwerpen en Zeeland) wordt beheerd door een daarvoor opgerichte stichting;

1.53 chalet/stacaravan

een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen die volgens de bepalingen van het wegenverkeersreglement niet over de openbare weg achter een auto mag worden voortbewogen of een gebouw van lichte constructie zonder vaste fundering dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst, en die zijn gebouwd, ingericht en bestemd als recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die elders hun hoofdverblijf hebben;

1.54 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;

1.55 dagrecreatie

recreatieve activiteit die plaatsvindt tussen 07.00 uur en 22.00 uur;

1.56 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel en supermarkt;

Onder grootschalige detailhandel wordt verstaan:

  • a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  • c. tuincentra;
  • d. grootschalige detailhandelsbedrijven in meubels, keukens en badkamers, al dan niet – in ondergeschikte mate – in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  • e. bouwmarkten.
1.57 dierenverblijf

gebouw of gedeelte van een gebouw, gebruikt voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief de daarbij behorende voorzieningen;

1.58 differentiatievlak

een op de verbeelding aangegeven en binnen het bouwvlak gelegen vlak waarmee de gronden zijn aangeduid waarop uitsluitend permanente teeltondersteunende voorzieningen, geen kassen zijnde, mogen worden opgericht;

1.59 ecologische verbindingszone

zone die dienst doet als migratieroute voor planten en dieren tussen verschillende natuurgebieden. Aanleg van verbindingszones heeft als doel barrières tussen deze gebieden op te heffen. De zone moet zowel in kwalitatief als in kwantitatief opzicht zijn ingericht en beheerd volgens de eisen van de doelsoorten;

1.60 ecologische waarden en kenmerken

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde;

1.61 EHS

Ecologische Hoofdstructuur: samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden;

1.62 erfbeplanting

al dan niet afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een agrarisch bedrijf, met uitzondering van een intensieve veehouderij, een niet-agrarisch bedrijf of een woning;

1.63 extensieve recreatie

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen;

1.64 funnel

het plangebied is deels gelegen binnen de zogenaamde funnel van de vliegbasis Woensdrecht; dit is een obstakelvrij start- en landingsvlak met zijkanten dat ten behoeve van de vliegverkeersveiligheid is vastgesteld;

1.65 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.66 geitenhouderij

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van geiten, nader te onderscheiden in intensieve geitenhouderij en niet intensieve geitenhouderij;

1.67 gevellijn

de denkbeeldige lijn, die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen c.q. bouwgrenzen;

1.68 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting, zoals genoemd in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.69 geomorfologische waarde

de waarde van de samenhang van de verschijningsvorm van het aardoppervlak met de wijze van zijn ontstaan;

1.70 glastuinbouwbedrijf

een specifieke vorm van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend plaatsvindt in kassen en/of hoge tunnels, welke ter plaatse (overwegend) permanent aanwezig zijn;

1.71 groepsrisico

de kans per jaar en per kilometer transportleiding dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van een transportleiding in een keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval met die transportleiding. Het groepsrisico kan worden uitgedrukt in een logaritmische grafiek, de FN-curve. Voor de toetsing van het groepsrisico geldt geen wettelijke norm, maar een oriënterende waarde.

Met het groepsrisico wordt invulling gegeven aan het idee dat niet alleen de kans op een ongeval een rol speelt bij de beoordeling van risico's (deze wordt uitgedrukt door het plaatsgebonden risico), maar ook de effecten en eventuele maatschappijontwrichtende gevolgen daarvan;

1.72 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aan bieden, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen, dan wel aan personen ter aanwending in een ander bedrijf;

1.73 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering waarbij de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de bij het bedrijf behorende open onbebouwde grond; Daaronder wordt ook begrepen grond met kassen of tunnels, lage tunnels of andere teeltvoorzieningen, voor zover deze allen tijdelijk teeltondersteunend zijn;

1.74 hartlijn

het midden van de leiding;

1.75 HK/MC

Heemkunde Kring (HK), zoals Boerderijcommissie van stichting Brabants Heem, of de gemeentelijke monumentencommissie (MC) voor advies inzake de monumentale, cultuurhistorische, landschappelijke en/of architectonische waarden;

1.76 hoofdgebouw

een gebouw dat, in architectonisch en/of functioneel opzicht, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.77 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waaronder bed & breakfast, discotheek, feestzaal en partyboerderij, te onderscheiden in:

horeca van categorie 1:

een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt; daaronder worden begrepen: een ijssalon, een koffie- en/of theehuis;

horeca van categorie 2:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden; daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszaken/lunchroom, konditorei, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant;

horeca van categorie 3:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen; daaronder worden begrepen: café, bar, grand café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar;

horeca van categorie 4:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren; daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nachtcafé en een zalencentrum (met nachtvergunning);

horeca van categorie 5:

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf; daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers;

1.78 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.79 huishouden

een verzameling van één of meer personen die één woonruimte bewoont en daar zichzelf voorziet, of door derden wordt voorzien, in de dagelijkse levensbehoeften;

1.80 IHCS

het plangebied is deels gelegen binnen het zogenaamde Inner Horizontal and Conical Surface van de vliegbasis; dit gebied is vastgesteld ten behoeve van de vliegverkeersveiligheid;

1.81 ILS

de vliegbasis Woensdrecht beschikt over een Instrument Landing System. Het ILS is bedoeld voor nauwkeuriger uitvoeren van naderingen door vliegverkeer. Voor het goed functioneren van het systeem is noodzakelijk dat in een gebied rondom start- en landingsbaan geen verstoring optreedt;

1.82 inrichtingsplan

het inrichtingsplan dient te bestaan uit:

  • a. een plattegrond op schaal (maximaal 1:500) van de huidige situatie waarop de bestaande bebouwing en de terreingrens/eigendomsgrens staan aangegeven;
  • b. een tekening op schaal (maximaal 1:500), waarop de toekomstige inrichting is aangegeven. Hierin dient aandacht te worden besteed aan:
    • 1. ontsluiting; ook vrij te houden gangen en looppaden aangeven;
    • 2. parkeren;
    • 3. standplaatsen (bij camping);
    • 4. voorzieningen;
  • c. aandacht voor de vormgeving van de gebouwen;
  • d. eventuele (vervangende) nieuwbouw moet aansluiten bij de aanwezige karakteristieke bebouwing;
  • e. aandacht voor de beplanting door middel van beplantingsplan;
1.83 intensieve geitenhouderij

een bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering dat is gericht op het houden van geiten, mogelijk in combinatie met andere agrarische bedrijfstakken;

1.84 intensieve veehouderij

een bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (exclusief vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;

1.85 inwoning

het bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen, met dien verstande dat dit slechts toegestaan is in het hoofdgebouw, dan wel in een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw en waarbij woningsplitsing en/of kamerbewoning niet toegestaan is;

1.86 kabel

een kabel is een geheel van geleiders welke voorzien is van één ommanteling en bestemd is voor transport van energie of data;

1.87 kamerbewoning

het gebruik van een hoofdgebouw of met het hoofdgebouw verbonden bijgebouw door meer dan twee onzelfstandige huishoudens;

1.88 kampeermiddel
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, met uitzondering van bussen, vrachtwagens en trailers, voor zover geen bouwwerk zijnde;

een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.89 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.90 kassen, hoge tunnels

gebouwen en/of bouwwerken, met een hoogte tot maximaal 4 m, waarvan de wanden en het dak of de bedekking voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, die dienen tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, groenten, bloemen, bloembollen, planten of bomen alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen;

1.91 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit

de in de bij de planregels behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten (Bedrijvenlijst ontleend aan de brochure Bedrijven en milieuzonering VNG) genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.92 kunstwerken

een civieltechnische constructie of installatie in de infrastructuur die een of meer functies vervult zoals onderdoorgangen, duikers, overkluizingen;

1.93 kwetsbare objecten

onder kwetsbare objecten wordt verstaan:

  • a. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld in onderdeel 1.1 sub a, (dus niet zijnde beperkt kwetsbare objecten);
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen;
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.94 lage tunnels

bouwwerken of andere werken, met een hoogte van maximaal 1,5 m, overwegend voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend of ander beschermend materiaal die dienen tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, groenten, bloemen, bloembollen, planten of bomen alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen;

1.95 landschappelijke waarde

bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;

1.96 landschappelijke inpassing

een inpassing van objecten met groenelementen die is afgestemd op de landschappelijke waarde van een gebied; het 'Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant', zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag voor een initiatief, dient als leidraad voor de beoordeling van de landschappelijke inpassing en het daarvoor opgestelde inrichtingsplan;

1.97 maatschappelijk

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, voorzieningen ten behoeve van militaire activiteiten en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten behoeve van deze voorzieningen;

1.98 manege

gebruiksgerichte vorm van een paardenhouderij voor het beoefenen van de paardensport alsmede voor het stallen van paarden en pony's. Het bedrijf richt zich op het instructies geven over het paardrijden en het opleiden van ruiters;

1.99 mantelzorg

het bieden van zorg aan een ieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociaal vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.100 mestbewerking

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest;

1.101 mestverwerking

het bewerken van mest ten behoeve van het exportwaardig maken daarvan;

1.102 midicamping

een kleinschalige camping (met maximaal 50 kampeermiddelen, stacaravans uitgesloten, waaronder minimaal 5 toeristische plaatsen en maximaal 4 trekkershutten), waaraan verplicht een dagrecreatieve voorziening is verbonden (zoals bijvoorbeeld een kaas- of geitenboerderij), een en ander als nevenactiviteit bij een functionerend agrarisch bedrijf dan wel - na wijziging van de agrarische bestemming naar de bestemming Recreatie - als hoofd- of nevenactiviteit bij een recreatief bedrijf;

1.103 minicamping

een kleinschalige camping (met maximaal 25 kampeermiddelen, stacaravans uitgesloten, waaronder minimaal 3 toeristische plaatsen en maximaal 2 trekkershutten);

1.104 nevenactiviteit

activiteiten waarvoor een gedeelte van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen als zodanig mag worden gebruikt en die uitgevoerd worden naast het eigenlijke beroep of de hoofdactiviteit, ze zijn ondergeschikt aan de primair toegekende functie (vaak agrarisch); bij de beoordeling van hoofd- of nevenactiviteit wordt zowel de arbeidsbehoefte, financiële opbrengst (als richtlijn wordt gehanteerd dat niet meer dan 40 % van de bedrijfsinkomsten gegenereerd wordt met de nevenactiviteit), het ruimtebeslag en de mate van milieuhinder beoordeeld;

1.105 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige biotopen bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren;

1.106 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering waarbij de productie geheel of overwegend niet afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de bij het bedrijf behorende open onbebouwde grond;

1.107 niet intensieve veehouderij

een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering gericht op het houden van melk- en ander vee;

1.108 normaal onderhoud en beheer

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.109 omschakeling agrarisch bedrijf

het geheel dan wel in overwegende mate overstappen van een grondgebonden agrarisch bedrijf naar een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf of andersom, met uitzondering van intensieve veehouderijen, waarbij het overstappen van een grondgebonden bedrijf naar een niet-grondgebonden bedrijf wordt aangemerkt als intensivering;

1.110 ondergeschikte activiteit

een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft;

1.111 ondergeschikte functie

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte tot een maximum van 400 m2 van het bedrijfsgebouw als zodanig mag worden gebruikt;

1.112 overig agrarisch bedrijf

agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van (intensieve of niet intensieve) veehouderij, (vollegrond)teeltbedrijf of glastuinbouw valt, nader te onderscheiden in productiegerichte paardenhouderij en overige agrarische bedrijven zoals witloftrekkerijen, champignonkwekerijen, wormenkwekerijen en aquacultuur;

1.113 overige teeltondersteunende voorzieningen

onder de overige teeltondersteunende voorziening vallen de voorzieningen die niet in één van de bovenstaande categorieën geplaatst kunnen worden. Dit geldt voor boomteelthekken. Boomteelthekken zijn permanente voorzieningen, maar ze worden meestal buiten het bouwvlak toegepast om de boomteeltpercelen heen, zodat dieren geweerd kunnen worden van de percelen;

1.114 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;

1.115 paalkamperen

vorm van kamperen, die alleen is toegestaan binnen een straal van 10 m rondom een speciaal hiervoor door Staatsbosbeheer geplaatste paal, waarbij een tent niet langer dan 72 uur aanwezig mag zijn en waarbij een maximum geldt van 3 trekkerstentjes per paalkampeerplaats;

1.116 paardenfokkerij

het fokken van paarden, zoals hengstenstations, opfokbedrijven en paarden- en ponyfokbedrijven;

1.117 paardenhouderij

voor de paardenhouderij dient onderscheid gemaakt te worden in productiegerichte en gebruiksgerichte paardenhouderij;

productiegerichte paardenhouderij (diergerichte paardenhouderij)

een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden;

gebruiksgerichte paardenhouderij (mensgerichte paardenhouderij)

een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone (inclusief het in pension houden van paarden van derden);

1.118 parkeervoorziening

verhardingen en voorzieningen voor het op het maaiveld parkeren van voertuigen;

1.119 peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd:
    het Nieuw Amsterdams Peil (of andere plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.120 perceelgrens

de grens tussen bestemmingsvlakken of de grens tussen aaneengesloten bouwvlakken;

1.121 permanente bewoning

bewoning door eenzelfde persoon of groep van personen, terwijl elders niet daadwerkelijk over een hoofdverblijf wordt beschikt;

1.122 permanente teeltondersteunende voorzieningen

permanente voorzieningen zijn teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt. Er zijn permanente voorzieningen (o.a. bakken op stellingen (aardbeien) en regenkappen (zachtfruit)) en permanente lage voorzieningen (containervelden);

1.123 plaatsgebonden risico

risico op een plaats, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Voor dit risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten;

1.124 productiegebonden detailhandel

de bedrijfsmatige hoofdactiviteit bestaat uit het produceren of kweken van een product; de verkoop van dat product in of vanuit de bedrijfslocatie vorm een ondergeschikte activiteit ten opzichte van het productieproces;

1.125 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.126 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.127 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.128 recreatiewoning

een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie ten dienste van een huishouden dat zijn hoofdverblijf elders heeft;

1.129 ruimtelijke kwaliteitswinst

een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving, overeenkomstig het 'Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant', zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag voor een initiatief;

1.130 schuilgelegenheid

overdekte ruimte, aan maximaal drie zijden omsloten door wanden, binnen de bos/natuurbestemming, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter; in de schuilgelegenheid is geen opslag toegestaan;

1.131 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.132 standplaats (toeristisch)

een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, door middel van nummering, stroomvoorziening, erfafscheiding of anderszins, voor het plaatsen of geplaatst houden van een kampeermiddel ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf; een bijzettentje voor bijvoorbeeld de kinderen wordt hierbij niet als afzonderlijk kampeermiddel aangemerkt;

1.133 standplaats (woonwagen)

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.134 statische opslag (binnenopslag)

de binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd voor handel, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke;

1.135 teeltfolies

uitgespreide folies dienend, als afdek- en/of ondermateriaal, ter bescherming voor vollegrondsteelten alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen;

1.136 teeltondersteunende kassen

een teeltondersteunende kas is een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden; schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (> 1,5 m) worden beschouwd als kas;

1.137 teeltondersteunende voorzieningen

een voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen van onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);

voorbeelden van teeltondersteunende voorzieningen zijn:

  • aardbeiteelttafels, afdekfolies, antiworteldoek, boomteelthekken, hagelnetten, insectengaas, plastic tunnels, ondersteunende kassen, schaduwhallen en vraatnetten;
1.138 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

naast permanente voorzieningen zijn er ook nog tijdelijke voorzieningen (folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten). Onder tijdelijk wordt verstaan dat deze teeltondersteunende voorzieningen op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik;

1.139 toeristische appartementen

toeristische appartementen betreffen overnachtingaccommodaties gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf. Toeristische appartementen bestaan uit maximaal 5 appartementen, waarvan de totale maximale oppervlakte per appartement 50 m² bedraagt. Er mogen in 5 toeristische appartementen tezamen maximaal 10 personen verblijven;

1.140 trekkershut

een gebouw van eenvoudige constructie met een maximale oppervlakte van 30 m², niet voorzien van sanitair, dat bestemd is voor kortdurend recreatief woonverblijf van passanten;

1.141 tuin

de gronden van een bouwperceel behorende bij een woning;

1.142 tuincentrum

een detailhandelsbedrijf gericht op:

  • a. het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop van:
    • 1. levend materiaal, waaronder in ieder geval begrepen zaden, bollen en knollen, bomen, heesters en coniferen, vaste planten en kamerplanten, eenjarige en tropische buitenplanten, snijbloemen, kleine huisdieren, alsmede;
    • 2. niet-levend materiaal, waaronder in ieder geval begrepen meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen, grondproducten, potterie, cadeau-, sfeer- en interieurartikelen, glas- en aardewerk, kerst- en paasartikelen, schoonmaakartikelen en -middelen, vijvermaterialen en bestratingsmateriaal, blokhutten, kastjes, serres met tuinhout, tuingereedschappen, (tuin)verlichting, tuinmeubelen en terrasaankleding, dierbenodigdheden, tuin- en outdoorkleding (met inbegrip van schoeisel);
  • b. de verhuur van machines, gereedschappen en aanhangers, het aanbieden van activiteiten op het gebied van tuinarchitectuur en tuinlease;
1.143 veehouderij

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en/of pelsdieren, nader te onderscheiden in intensieve veehouderij en niet intensieve veehouderij;

1.144 veldschuur

een vrij in het open veld staande schuur, die wordt gebruikt voor het onderbrengen van vee tegen weersinvloeden en/of voor de opslag van agrarische producten en/of voor de opslag van agrarische werktuigen;

1.145 verblijfsrecreatie

vormen van recreatie die mede gericht zijn op verstrekken van nachtverblijf;

1.146 verbrede landbouw

het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwblok, die ruimtelijk inpasbaar zijn en verbonden zijn aan de bestaande en te behouden agrarische bedrijfsvoering;

1.147 (vollegronds)teeltbedrijf

agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt; daaronder wordt ook begrepen grond met kassen of tunnels, lage tunnels of andere teeltvoorzieningen, voor zover deze allen tijdelijk teeltondersteunend zijn;

1.148 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van ten minste één volledige arbeidskracht en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfseconomisch opzicht als op milieuhygiënisch verantwoorde wijze;

1.149 voorzieningen van algemeen nut

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.150 vrijstaand bijgebouw

een van het hoofdgebouw losstaand bijgebouw;

1.151 woonwagen

voor bewoning bestemd bouwwerk in de zin van de Woningwet dat is geplaatst op een standplaats;

1.152 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.153 scouting

het organiseren van groepsgerichte activiteiten voor jongeren die met name buiten plaatsvinden, zoals het bouwen van hutten;

1.154 verkoopvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke overdekte winkelruimten;

1.155 zorgvuldige veehouderij

een veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 meerdere dakopbouwen

bij de goothoogte wordt gemeten daar waar de goot het hoogst ligt. Indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakopbouwen bevinden, waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dat 50% van de gevelbreedte, wordt de goot- en de bouwhoogte van de dakopbouw(en) als goothoogte respectievelijk bouwhoogte aangemerkt;

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen met inachtname van het bepaalde in artikel 48.1;

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk met inachtname van het bepaalde in artikel 48.1;

2.7 afstand tot de perceelsgrens

tussen de grens van het perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.8 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.9 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.10 ondergeschikte bouwdelen
  • Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
  • Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als luifels, erkers en balkons buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2019' heeft uitsluitend betrekking op:
- de met een doorhaling in paars (ingetrokken) en in blauw gemarkeerde (aanvulling) onderdelen van de regels van het moederplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied' (inclusief daarna vastgestelde herzieningen) zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2019'.
Het moederplan, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2019', blijft voor het overige van toepassing.  

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarisch gebruik de uitoefening van een agrarisch bedrijf ;
  • b. het behoud en versterken van de open gebieden in relatie tot de aanwezige agrarische functies;
  • c. per bouwvlak is niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan;
  • d. (vollegronds)teeltbedrijven en paardenhouderij bij wijze van neventak;
  • e. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw', tevens voor een glastuinbouwbedrijf;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', tevens voor een intensieve veehouderij en een niet intensieve veehouderij ;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - loonwerkbedrijf', tevens voor een loonwerkbedrijf;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' tevens voor een zorgboerderij;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij', voor een neventak intensieve veehouderij en een neventak niet intensieve veehouderij ;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', tevens voor een niet intensieve veehouderij;
  • l. verkoop van zelf voortgebrachte of streekeigen producten als ondergeschikte nevenactiviteit tot maximum oppervlakte van 100 m²;
  • m. statische opslag  de stalling van caravans in de bestaande bedrijfsbebouwing binnen het bouwvlak tot een maximum oppervlakte van 1.000 m²;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - windturbinepark', de geluidszone van het windturbinepark;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', de bescherming van panden met cultuurhistorische waarden;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 54.2.8 dient in acht te worden genomen;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij', voor de bescherming van natuur en woonconcentraties door het stellen van regels met betrekking tot de ontwikkelingsmogelijkheden van de niet intensieve veehouderij en de intensieve veehouderij;

met de daarbij behorende:

  • t. tuin/erf, verhardingen en andere bij de bestemming passende voorzieningen;
  • u. voorzieningen van algemeen nut;
  • v. infrastructurele voorzieningen;
  • w. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • x. waterlopen en waterpartijen.
3.2 Bouwregels

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht, met uitzondering van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, bestaande stalletjes en schuilgelegenheden (bestaande situaties voor bouwen en gebruik), erfafscheidingen en sleufsilo's en voederplaten ten behoeve van niet intensieve veehouderijbedrijven. Sleufsilo's en voederplaten zijn toegestaan indien:

  • a. noodzakelijk voor de opslag van ruwvoer;
  • b. in aansluiting op het bouwvlak;
  • c. het bedrijf in overwegende mate voor de bedrijfsvoering is aangewezen op de opslag van ruwvoer;
  • d. er op het bouwvlak geen ruimte meer aanwezig is;
  • e. en tot een maximale oppervlakte van 0,5 ha per bouwvlak.

3.2.1 Buiten bouwvlak

Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mogen worden opgericht buiten het bouwvlak, mits:

  • a. deze bouwwerken tijdelijk teeltondersteunend zijn (maximaal 6 maanden);
  • b. de maximale hoogte 4 m bedraagt;
  • c. op de gronden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is vereist voor teeltondersteunende voorzieningen;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens ten minste 5 m bedraagt.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 7 m en de maximale bouwhoogte bedraagt 11 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' zijn kassen toegestaan met een maximale goothoogte van 6 m en een maximale bouwhoogte van 7,5 m;
  • c. het aantal bouwlagen voor bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderij, al dan niet als nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 1, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar het aantal bouwlagen 2 mag bedragen;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 m te bedragen;
  • e. maximaal 5.000 m² aan kassen als teeltondersteunende voorziening zijn toegestaan met een maximale goothoogte van 4,5 m en een maximale bouwhoogte van 6 m, mits de teeltondersteunende voorziening ondergeschikt is aan het agrarisch bedrijf;

met dien verstande dat:

  • f. het wijzigen van het aantal dierplaatsen, de diersoorten en/of stalsystemen niet is toegestaan;
  • g. op de gronden met de aanduiding 'intensieve veehouderij', 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' uitbreiding van de bestaande oppervlaktemaat aan bedrijfsbebouwing voor de veehouderij niet is toegestaan; tot de bestaande oppervlaktemaat wordt gerekend:
    • 1. de bebouwing die op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was en/of;
    • 2. mag worden gebouwd krachtens een sindsdien verleende omgevingsvergunning indien wordt voldaan aan eisen uit de provinciale regels voor een zorgvuldige veehouderij en/of;
    • 3. bebouwing die gerealiseerd mag worden op basis van een vóór 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning. als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan.

3.2.3 Bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. één bedrijfswoning is toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het aantal wooneenheden '0' of '2' woningen bedraagt;
  • b. de maximale goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,5 m en de maximale hoogte 10 m;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen of mag in ieder geval niet meer bedragen dan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • d. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,3 m en de maximale hoogte 5,8 m;
  • e. de afstand van het bijgebouw tot de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlangde ervan mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • f. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 m te bedragen;
  • g. het gezamenlijk oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 100 m² bedragen.

3.2.4 Sanitaire voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen

Voor het bouwen van sanitaire voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen, in de vorm van een minicamping, gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 100 m²;
  • b. de goothoogte van een gebouw voor sanitaire voorzieningen bedraagt maximaal 2,5 m en de bouwhoogte bedraagt maximaal 4,5 m;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 5 m;
  • d. de bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.

3.2.5 Bouwwerken ten behoeve van midicampings

Voor het bouwen ten behoeve van midicampings binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de totale oppervlakte van sanitaire voorzieningen bedraagt buiten de bestaande bedrijfsgebouwen maximaal 100 m²;
  • b. de goothoogte van een gebouw voor sanitaire voorzieningen bedraagt maximaal 2,5 m en de bouwhoogte bedraagt maximaal 4,5 m;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 5 m;
  • d. de hoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 5 m;
  • e. de overige gebouwde voorzieningen in het kader van de midicampings met dagrecreatieve attractie, niet zijnde sanitaire voorzieningen als bedoeld in sub a, dienen in de bestaande bedrijfsgebouwen te worden gerealiseerd.

3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de maximale hoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraagt 2 m;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 15 m bedragen;
  • c. per woning is één overkapping toegestaan met een maximale oppervlakte van 25 m²;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 m te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen welke op de bouwgrens gebouwd mogen worden;
  • e. mestsilo's en (folie)mestbassins, paardenbakken, containervelden, waterbassins en kadaverplaatsen moeten worden aangelegd binnen het bouwvlak;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen op minimaal 1 m achter de gevellijn te worden opgericht, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.

3.2.7 Cultuurhistorische waarden

Buiten het bouwvlak zijn tevens toegestaan de bestaande gebouwen en bunkers met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Overschrijding afstand tot bestemmings- en perceelsgrenzen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven minimale afstanden tot een (zijdelingse) perceelgrens dan wel bestemmingsgrens mits:

  • a. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. daardoor de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundige beeld ter plaatse niet onevenredig worden geschaad.

3.4.2 Vergroten bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het vergroten van de bestaande goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maximale goothoogte van het bedrijfsgebouw bedraagt 10 m en de maximale hoogte bedraagt 15 m;
  • b. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

3.4.3 Vergroting bedrijfsbebouwing veehouderij, vergroting van het aantal dierplaatsen, wijziging van diersoorten en/of aanpassing van stalsystemen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 voor de uitbreiding van bebouwing voor de uitoefening van niet intensieve veehouderij of intensieve veehouderij,  waaronder begrepen de vergroting van het aantal dierplaatsen en/of aanpassing van stalsystemen, met inachtneming van het volgende:

  • a. medewerking wordt slechts verleend voor de gronden met de aanduiding 'intensieve veehouderij', 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' en uitsluitend voor de ter plaatse toegelaten vormen van veehouderij, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 2.000 m² in acht moet worden genomen;
  • b. medewerking wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en 'Nadere regels Verordening ruimte - Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderij' zoals op basis van de Interim omgevingsverordening zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag;
  • c. de ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving inpasbaar in de omgeving;
  • d. afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • e. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de kans op geurhinder, waarbij uitsluitend de achtergrondbelasting wordt beschouwd, op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • f. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³ ;
  • g. medewerking wordt slechts verleend indien een zorgvuldige dialoog is gevoerd met de omwonenden, voorafgaand aan de definitieve planvorming en gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling, en waarvan een schriftelijk verslag beschikbaar is;
  • h. op de gronden met de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' wordt medewerking slechts verleend indien is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is hetgeen betekent dat sprake is van een bedrijf waarbij het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend wordt op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie, zoals nader bepaald en uitgewerkt in de 'Nadere regels Verordening ruimte - Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderij' zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag;
  • i. de afwijking leidt niet tot een toename van de bestaande stikstofdepositie ten gevolge van de betreffende veehouderij, dan wel de toename van stikstofdepositie ten gevolge van de betreffende veehouderij leidt niet tot een overschrijding dan wel verdere overschrijding van de kritische depositiewaarden voor verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000-gebieden, zoals van toepassing op het moment van ontvangst van een aanvraag.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Verbod

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  • a. voor het plaatsen, het doen of laten plaatsen van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • b. voor de uitoefening van een geitenhouderij;
  • c. voor het opslaan van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. voor het ten verkoop opslaan van landbouwwerktuigen of onderdelen daarvan;
  • e. voor het kennelijk ten verkoop opslaan van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn;
  • f. als opslag, stort- of bergplaats - al dan niet ten verkoop - van ongebruikte of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • g. voor de uitoefening van enige tak van handel en/of bedrijf met uitzondering van een agrarisch bedrijf als bedoeld in de bestemmingsbeschrijving en van verkoop van streekproducten;
  • h. voor permanente of tijdelijke bewoning met uitzondering van de agrarische bedrijfswoning;
  • i. seksinrichtingen;
  • j. het be- en/of verwerken van dierlijke mest;
  • k. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een wonin;
  • l. van gronden buiten bouwvlakken als paardenbak of ten behoeve van een stapmolen;
  • m. het in gebruik nemen van gebouwen of oppervlakte binnen gebouwen - niet in gebruik voor de huisvesting van vee of de opslag en stalling ten behoeve van de veehouderij - bij gemengde bedrijven met de aanduiding 'intensieve veehouderij', 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' voor de uitoefening van een niet intensieve veehouderij of een intensieve veehouderij;
  • n. het in gebruik nemen van gebouwen of oppervlakte binnen gebouwen - in gebruik voor de veehouderij (stalling, opslag) maar niet voor de huisvesting van vee - op de gronden met de aanduiding 'intensieve veehouderij', 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' voor het huisvesten van de betreffende diersoorten;
  • o. wijziging van het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of bestaande stalsystemen is niet toegestaan , met dien verstande dat dit wel is toegestaan:
    • 1. indien de wijziging uitsluitend betrekking heeft op het stalsysteem en niet leidt tot een toename van de bestaande ammoniakemissie van de betreffende veehouderij;
    • 2. en voorts met dien verstande dat voor de locaties genoemd in bijlage 4 de genoemde dierplaatsen, diersoorten en stalsystemen als bestaande dierplaatsen, diersoorten en stalsystemen worden aangemerkt en zijn toegestaan.

3.5.2 Beroep aan huis

Het is toegestaan om binnen deze bestemming gronden en of gebouwen c.q. bouwwerken te gebruiken voor de uitoefening van een beroep aan huis, mits:

  • a. de woonfunctie op het bouwperceel primair blijft;
  • b. per bouwperceel het oppervlak aan bebouwing dat hiervoor wordt gebruikt niet meer is dan 60 m².
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Nevenactiviteiten en verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het toestaan van nevenactiviteiten en verbrede landbouw, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de agrarische bedrijvigheid als hoofdfunctie aanwezig is en blijft;
  • b. het geen agrarische bedrijven betreft met de aanduiding specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig;
  • c. een bedrijfsplan en een inrichtingsplan moet worden opgesteld;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing van het betreffende agrarisch bedrijf mag niet worden vergroot;
  • e. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden aangetast/belemmerd;
  • f. door de toevoeging van de functie mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op wegen en paden plaatsvinden;
  • g. parkeervoorzieningen dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd;
  • h. de aanwezige landschappelijke en ecologische kwaliteiten mogen niet worden aangetast;
  • i. als nevenactiviteiten of verbrede landbouw zijn de volgende activiteiten toegestaan:
    • 1. een groepsaccommodatie tot maximaal 500 m²;
    • 2. minicampings aansluitend aan het bouwvlak;
    • 3. midicampings aansluitend aan het bouwvlak in combinatie met dagrecreatieve voorzieningen op de boerderij;
    • 4. bed & breakfast/gastenkamers;
    • 5. toeristische appartementen;
    • 6. sociaal maatschappelijke en educatieve functies;
    • 7. dagrecreatieve voorzieningen tot maximaal 500 m²;
    • 8. horeca (categorie 1 en 2) ten dienste van extensieve recreatie, zoals een theetuin en een ijs/snackverkooppunt tot maximaal 100 m²;
    • 9. stacaravans zijn niet toegestaan behoudens de bestaande;
    • 10. maatschappelijk zorginitiatief zoals een zorgboerderij of kinderopvang;
    • 11. combinaties van genoemde activiteiten zijn mogelijk tot een totaal oppervlak van maximaal 500 m², waarbij het oppervlak voor de minicamping, midicamping of groepsaccommodatie niet wordt meegeteld;
  • j. gronden ten behoeve van minicampings dan wel midicampings zijn niet gelegen binnen de 'veiligheidszone - leiding';
  • k. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij nieuwe kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren niet zijn toegestaan.

3.6.2 Tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het toestaan van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. huisvesting in woonunits onder de volgende voorwaarden: een dergelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf:
    • 1. de huisvesting uitsluitend werknemers betreft, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten. Dit dient te allen tijde door de ondernemer te kunnen worden aangetoond middels het bijhouden van een nachtregistratie;
    • 2. de huisvesting niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedraagt;
    • 3. de hoogte van een woonunit niet meer dan 3 m bedraagt;
    • 4. de woonunits geplaatst worden binnen het bouwvlak en niet in een bedrijfsgebouw;
    • 5. voorzien is in een landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; de aanleg en duurzame instandhouding wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning vastgelegd;
    • 6. de woonunits telkens na tijdelijk gebruik worden verwijderd;
    • 7. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij nieuwe kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren niet zijn toegestaan.
  • b. huisvesting in stacaravans onder de volgende voorwaarden:
    • 1. een dergelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
    • 2. voldoende structurele voorzieningen ten behoeve van tijdelijke huisvesting elders ontbreken;
    • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
    • 4. de huisvesting uitsluitend werknemers betreft, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten. Dit dient te allen tijde door de ondernemer te kunnen worden aangetoond middels het bijhouden van een nachtregistratie;
    • 5. de huisvesting niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedraagt;
    • 6. de hoogte van een stacaravan niet meer bedraagt dan 3 m;
    • 7. stacaravans geplaatst worden binnen het bouwvlak en niet in een bedrijfsgebouw;
    • 8. voorzien is in een landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; de aanleg en duurzame instandhouding wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning vastgelegd;
    • 9. de stacaravans telkens na het tijdelijke gebruik worden verwijderd;
    • 10. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij nieuwe kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren niet zijn toegestaan.
        • a. huisvesting in bedrijfsgebouw onder de volgende voorwaarden:
    • 11. een dergelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
    • 12. de huisvesting uitsluitend werknemers betreft die alleen binnen het bedrijf waar ze zijn gehuisvest, werkzaamheden verrichten. Dit dient te allen tijde door de ondernemer te kunnen worden aangetoond middels het bijhouden van een nachtregistratie;
    • 13. de huisvesting niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedraagt;
    • 14. de huisvesting plaatsvindt in een bestaand bedrijfsgebouw of een gedeelte daarvan, met dien verstande dat de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van het nachtverblijf niet meer bedraagt dan 6 m² per persoon;
    • 15. er geen sprake is van zelfstandige wooneenheden;
    • 16. de omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien is aangetoond dat voldoende structurele voorzieningen ten behoeve van de tijdelijke huisvesting ontbreken;
    • 17. het agrarische bedrijf dient de hoofdfunctie te blijven. De tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers dient gekoppeld te zijn aan een nog in werking zijnd agrarisch bedrijf. Bij beëindiging van de agrarische functie is het tijdelijk huisvesten van tijdelijke werknemers niet meer toegestaan;
    • 18. de huisvesting dient vooraf te worden getoetst op de algemene ruimtelijke criteria, zoals (externe) veiligheid, hygiëne, lucht, bodem, riolering, water, verkeer, geluid, natuur en landschap en milieuzonering;
    • 19. er dient voorzien te worden in voldoende adequate parkeervoorzieningen op eigen terrein, waarbij dient te worden uitgegaan van 1 parkeerplaats per bed;
    • 20. het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning intrekken, indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijk grote arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is, dan wel onvoldoende inspanningen geleverd zijn om in meer structurele vormen van huisvesting te voorzien.
    • 21. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij voorkomen moet worden dat door conversie van beperkt kwetsbare objecten, kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren ontstaan;

3.6.3 Be- en verwerken van agrarische producten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het toestaan van het be- en verwerken van agrarische producten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het be- en verwerken van het eigen agrarisch gewas/product betreft;
  • b. aanvoer, be- en verwerking van agrarische producten van derden is toegestaan met dien verstande dat sprake blijft van de be- en verwerking van hoofdzakelijk producten van het eigen bedrijf en er geen sprake is van een zelfstandige agrarische productverwerkende hoofdactiviteit;
  • c. het geen mestverwerking betreft;
  • d. de maximale oppervlakte in gebruik voor en/of gerelateerd aan de be- en verwerking van agrarische producten bedraagt 2.000 m²;
  • e. de milieucategorie maximaal categorie 1 of 2 betreft conform de Lijst van Bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, dan wel het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze, omvang of de bijzondere verschijningvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorie 1 of 2.

3.6.4 Afwijking gebruik bedrijfsbebouwing veehouderij

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5.1, uitgezonderd lid b - geitenhouderijen, voor het gebruik van bebouwing voor de uitoefening van niet intensieve veehouderij of intensieve veehouderij (waaronder huisvesting van de betreffende diersoorten, wijziging van het aantal bestaande dierplaatsen, wijziging van bestaande diersoorten en/of, wijziging van bestaande stalsystemen met inachtneming van het volgende:

  • a. medewerking wordt slechts verleend voor de gronden met de aanduiding 'intensieve veehouderij', 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' en uitsluitend voor de ter plaatse toegelaten vormen van veehouderij, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 2.000 m² in acht moet worden genomen;
  • b. medewerking wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en 'Nadere regels Verordening ruimte - Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderij' zoals op basis van de Interim omgevingsverordening ruimte zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag;
  • c. de ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving inpasbaar in de omgeving;
  • d. afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • e. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de kans op geurhinder, waarbij uitsluitend de achtergrondbelasting wordt beschouwd, op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • f. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;
  • g. medewerking wordt slechts verleend indien een zorgvuldige dialoog is gevoerd met de omwonenden, voorafgaand aan de definitieve planvorming en gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling, en waarvan een schriftelijk verslag beschikbaar is;
  • h. op de gronden met de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' wordt medewerking slechts verleend indien is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is hetgeen betekent dat sprake is van een bedrijf waarbij het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend wordt op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie, zoals nader bepaald en uitgewerkt in de 'Nadere regels Verordening ruimte - Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderij' zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag;
  • i. medewerking wordt slechts verleend indien de afwijking leidt niet tot een toename van de bestaande stikstofdepositie ten gevolge van de betreffende veehouderij, dan wel de toename van stikstofdepositie ten gevolge van de betreffende veehouderij leidt niet tot een overschrijding dan wel verdere overschrijding van de kritische depositiewaarden voor verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000-gebieden, zoals van toepassing op het moment van ontvangst van een aanvraag.

3.6.5 Plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bedrijfswoning wordt in gebruik genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort heeft de bedrijfsactiviteiten niet beëindigd;
  • b. er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. op het agrarisch bouwvlak komt de mogelijkheid voor een extra bedrijfswoning te vervallen;
  • d. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • e. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in lid 3.2.3 blijven van toepassing;
  • f. er mag geen onevenredige beperking voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden).

3.6.6 Bewerking van mest

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het plan ten behoeve van het toestaan van het bewerken van de mest, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft het bewerken van ter plaatse geproduceerde mest;
  • b. toevoegen van andere producten of mest van anderen is niet toegestaan;
  • c. bewerking vindt plaats op het bouwvlak;
  • d. de mestbewerking is milieuhygiënisch aanvaardbaar;
  • e. bewerking leidt niet  tot een toename van de bestaande stikstofdepositie ten gevolge van de betreffende veehouderij, dan wel, de toename van stikstofdepositie ten gevolge van de betreffende veehouderij leidt niet tot een overschrijding dan wel verdere overschrijding van de kritische depositiewaarden voor verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000-gebieden, zoals van toepassing op het moment van ontvangst van een aanvraag;
  • f. er is geen sprake van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  • g. er is sprake van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die tevens is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

3.6.7 Afwijken dierplaatsen, diersoorten en/of stalsystemen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.1 onder n ten behoeve van een wijziging van het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of bestaand stalsystemen:

  • a. indien de wijziging niet leidt tot een toename van de bestaande stikstofdepositie ten gevolge van de betreffende veehouderij, dan wel;
  • b. indien de toename van stikstofdepositie ten gevolge van de betreffende veehouderij niet leidt tot een overschrijding dan wel verdere overschrijding van de kritische depositiewaarden voor verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000-gebieden, zoals van toepassing op het moment van ontvangst van een aanvraag.

3.6.8 Afwijken paardenbakken en stapmolens

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5.1 onder l. ten behoeve van het gebruik van onbebouwde gronden als paardenbak of stapmolen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. paardenbakken en stapmolens worden uitsluitend toegestaan ter plaatse van gronden die grenzen aan:
    • 1. de bestemming Bedrijf, Detailhandel, Horeca en Wonen, ten dienste van een op het aangrenzende perceel aanwezige en toegestane (bedrijfs-)woning;
    • 2. bouwvlakken met de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - Landschapswaarden en Agrarisch met waarden Landschaps- en natuurwaarden;
  • b. aangetoond wordt dat er binnen het aangrenzende bouwvlak onvoldoende ruimte is voor deze ontwikkeling;
  • c. de maximale oppervlakte paardenbakken en/of stapmolens per woning bedraagt 1.250 m2;
  • d. de realisatie van een paardenbak en/of stapmolen heeft geen onevenredig negatieve effecten op de ruimtelijke structuur, waaronder begrepen de agrarische structuur;
  • e. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst wordt met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • f. het oprichten en gebruiken van lichtmasten en geluidsinstallaties is niet toegestaan.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 49 en 54 dienen in acht te worden genomen.

3.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.8.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van de panden met cultuurhistorische waarden.

3.8.2 Toelaatbaarheid

Het geheel of gedeeltelijk slopen van de in 3.8.1 bedoelde bouwwerken is slechts toelaatbaar indien de ruimtelijke en visuele karakteristiek van de gronden en de gebouwde omgeving niet in onevenredige mate wordt aangetast danwel in redelijkheid behoud van het object gelet op de staat waarin het object verkeert niet kan worden verlangd.

3.9 Wijzigingsbevoegdheden
3.9.1 Het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen

Het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde (teeltondersteunende) kassen, is toegestaan indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bouwvlak mag worden vergroot tot 2,5 ha ten behoeve van de oprichting van permanente teeltondersteunende voorzieningen waarvan maximaal 1 ha gebruikt mag worden ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen en moet worden voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - differentiatievlak teeltondersteunende voorzieningen';
  • b. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • c. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • d. vooraf advies wordt ingewonnen bij de AAB voor het aantonen van de noodzaak en de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf;
  • e. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • f. de vormverandering milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • g. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

3.9.2 Vormverandering bouwvlak ten behoeve van een (vollegronds)teeltbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak van agrarische bedrijven voor een (vollegronds)teeltbedrijf te veranderen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • c. vooraf advies wordt ingewonnen bij de AAB voor het aantonen van de noodzaak en de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf;
  • d. gebouwen mogen niet buiten het bouwvlak komen te liggen;
  • e. het bouwvlak dient voor ten minste 50% dezelfde gronden blijven omvatten zoals aangegeven op de verbeelding;
  • f. er is sprake van landschappelijke inpassing overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • g. de vormverandering milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • h. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

3.9.3 Vergroting bouwvlak ten behoeve van een (vollegronds)teeltbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bouwvlak voor een agrarisch bedrijf voor een (vollegronds)teeltbedrijf te veranderen of te vergroten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering of -ontwikkeling van het bestaande bedrijf moet aanwezig zijn, ook op langere termijn;
  • b. de totale oppervlakte na vergroting mag niet meer dan 2,5 ha bedragen;
  • c. vooraf dient advies van de AAB te worden ingewonnen;
  • d. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • e. de vergroting milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • f. aangetoond dient te worden dat er geen nadelige effecten plaatsvinden op het nabijgelegen Natura 2000-gebied;
  • g. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

 

3.9.4 Vormverandering ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bouwvlak voor een glastuinbouwbedrijf te veranderen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. gebouwen mogen niet buiten het bouwvlak komen te liggen;
  • c. het bouwvlak dient voor ten minste 50% dezelfde gronden blijven omvatten zoals aangegeven op de verbeelding;
  • d. er is sprake van landschappelijke inpassing overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • e. de vormverandering milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • f. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. met de omwonenden is een zorgvuldige dialoog gevoerd, voorafgaand aan de definitieve planvorming en gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling, en waarvan een schriftelijk verslag beschikbaar is.

3.9.5 Vergroting bouwvlak ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bouwvlak voor een glastuinbouwbedrijf te vergroten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de oppervlakte van het bouwvlak mag worden vergroot tot 3 ha netto glas;
  • c. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • d. de uitbreiding milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • e. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • f. met de omwonenden is een zorgvuldige dialoog gevoerd, voorafgaand aan de definitieve planvorming en gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling, en waarvan een schriftelijk verslag beschikbaar is.

3.9.6 Omschakeling en vergroting van een vrijkomend agrarisch bedrijf naar Agrarisch - Paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak van een vrijkomend agrarisch bedrijf te wijzigen in de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het hergebruik uitsluitend is toegestaan voor een bouwvlak met de aanduiding 'intensieve veehouderij' of de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij';
  • b. het hergebruik zich beperkt tot de voormalige agrarische bedrijfslocatie. Bij gebleken noodzaak kan de voormalige agrarische bedrijfslocatie worden uitgebreid tot een maximum van 1,5 ha;
  • c. er sprake is van een volwaardig bedrijf;
  • d. paardenbakken moeten binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • e. maximaal 1 rijhal met een oppervlakte heeft van ten hoogste 1000 m²;
  • f. er geen onevenredige verkeersaantrekkende werking plaatsvindt;
  • g. de omschakeling milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • h. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • i. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • j. overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft.

3.9.7 Vormverandering bouwvlak veehouderijbedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor een vormverandering van een bouwvlak van agrarische bedrijven met de aanduiding 'intensieve veehouderij', 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • c. vooraf advies wordt ingewonnen bij de AAB voor het aantonen van de noodzaak en de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf;
  • d. gebouwen mogen niet buiten het bouwvlak komen te liggen;
  • e. het bouwvlak dient voor ten minste 50% dezelfde gronden te blijven omvatten zoals aangegeven op de verbeelding;
  • f. er is sprake van landschappelijke inpassing overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag, met dien verstande dat de oppervlakte van de landschappelijke inpassing ten minste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak beslaat; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • g. de vormverandering milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • h. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • i. vormverandering ter plaatse van de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur' niet is toegestaan;
  • j. medewerking aan een vormverandering die tot doel heeft de bouw van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de intensieve veehouderij of de niet intensieve veehouderij mogelijk te maken, wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en 'Nadere regels Verordening ruimte - Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderij' zoals op basis van de Interim omgevingsverordening ruimte zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag;
  • k. medewerking aan een vormverandering die tot doel heeft de bouw van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de intensieve veehouderij of de niet intensieve veehouderij mogelijk te maken, wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de kans op geurhinder, waarbij uitsluitend de achtergrondbelasting wordt beschouwd, op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • l. medewerking aan een vormverandering die tot doel heeft de bouw van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de intensieve veehouderij of de niet intensieve veehouderij mogelijk te maken, wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;
  • m. medewerking aan een vormverandering die tot doel heeft de bouw van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de intensieve veehouderij of de niet intensieve veehouderij mogelijk te maken, wordt slechts verleend indien een zorgvuldige dialoog is gevoerd met de omwonenden, voorafgaand aan de definitieve planvorming en gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling, en waarvan een schriftelijk verslag beschikbaar is;
  • n. op de gronden met de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' wordt medewerking slechts verleend indien - met behulp van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en 'Nadere regels Verordening ruimte - Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderij' zoals op basis van de Interim omgevingsverordening ruimte zijn vastgesteld en zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag - is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is;
  • o. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  • p. wijziging van het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of bestaand stalsystemen is slechts toegestaan:
    • 1. indien de wijziging niet leidt tot een toename van de bestaande stikstofdepositie ten gevolge van de betreffende veehouderij, dan wel;
    • 2. indien de toename van stikstofdepositie ten gevolge van de betreffende veehouderij niet leidt tot een overschrijding dan wel verdere overschrijding van de kritische depositiewaarden voor verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000-gebieden, zoals van toepassing op het moment van ontvangst van een aanvraag.

3.9.8 Wijzigen bestemming Agrarisch ten behoeve van een bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met een bouwvlak te wijzigen in de bestemming Bedrijf ten behoeve van de vestiging van maximaal één bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden mogen worden gebruikt voor de volgende type bedrijven:
    • 1. statische opslag tot een maximale oppervlakte van 1000 m², met dien verstande dat statische buitenopslag niet is toegestaan, of;
    • 2. kleinschalige ambachtelijke bedrijven welke milieuhygiënisch aanvaardbaar is tot een maximale oppervlakte van 400 m², of;
    • 3. agrarische loonwerkbedrijven tot een maximale oppervlakte van 1250 m², of;
    • 4. agrarische verwante bedrijven tot een maximale oppervlakte van 400 m²;
  • b. aangetoond wordt dat agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • c. aangetoond wordt dat volledige sanering in redelijkheid niet kan worden verlangd;
  • d. de nieuwe functies slechts een beperkte verkeersaantrekkende werking hebben en dienen aan te sluiten bij het landelijke karakter;
  • e. voormalige agrarische bedrijfsgebouwen met een grotere oppervlakte dan volgens de specifieke functie zijn toegestaan, moeten worden gesloopt;
  • f. aangetoond dient te worden dat de weg de verkeersafwikkeling voldoende op kan vangen;
  • g. het bedrijf dient te voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • h. de agrarische bedrijvigheid wordt beëindigd;
  • i. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • j. er geen beperking plaatsvindt van de omliggende agrarische bedrijven;
  • k. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • l. advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.

3.9.9 Wijzigen van bestemming Agrarisch naar Recreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met een bouwvlak en de aansluitende, als midicamping in gebruik zijnde gronden met de bestemming Agrarisch, te wijzigen in de bestemming Recreatie ten behoeve van de vestiging van maximaal één recreatiebedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden mogen worden gebruikt voor de volgende type bedrijven:
    • 1. groepsaccommodatie met een maximale oppervlakte van 750 m²;
    • 2. minicamping;
    • 3. midicamping i.c.m. dagrecreatieve voorziening;
    • 4. bed & breakfast/gastenkamers;
    • 5. toeristische appartementen;
    • 6. dagrecreatieve voorziening met een maximale oppervlakte van 750 m²;
    • 7. ondersteunende horeca met een maximale oppervlakte van 100 m²;
    • 8. combinaties van genoemde activiteiten zijn mogelijk tot een totaal oppervlak van maximaal 750 m², waarbij het oppervlak voor de minicamping, midicamping of groepsaccommodatie niet wordt meegeteld;

hetgeen wordt vastgelegd in de regels behorend bij het wijzigingsplan;

  • b. aangetoond wordt dat agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • c. aangetoond wordt dat volledige sanering in redelijkheid niet kan worden verlangd;
  • d. voormalige agrarische bedrijfsgebouwen met een grotere oppervlakte dan volgens de specifieke functie zijn toegestaan, moeten worden gesloopt;
  • e. aangetoond dient te worden dat de weg de verkeersafwikkeling voldoende op kan vangen;
  • f. het recreatiebedrijf dient te voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • g. de agrarische bedrijvigheid wordt beëindigd;
  • h. een bedrijfsplan en een inrichtingsplan, inclusief een landschappelijke inpassing moet worden opgesteld;
  • i. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • j. er geen beperking plaatsvindt van de omliggende (agrarische) functies;
  • k. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • l. aangetoond wordt de wijziging milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • m. de gronden niet zijn gelegen binnen de 'geluidszone - weg';
  • n. de gronden niet zijn gelegen binnen de 'geluidszone - windturbinepark';
  • o. de gronden niet zijn gelegen binnen de 'geluidszone - industrie';
  • p. advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.
  • q. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij voorkomen moet worden dat door conversie van beperkt kwetsbare objecten, kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren ontstaan;

3.9.10 Oprichten bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn de aanduiding van de bestemming te wijzigen voor het bouwen van een eerste bedrijfswoning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak van de bedrijfswoning van een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling moet aanwezig zijn, d.w.z. dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse redelijkerwijs niet te exploiteren is;
  • b. aangetoond wordt de wijziging milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • c. de bedrijfswoning mag niet zijn gelegen binnen de 'geluidzone - weg';
  • d. de bedrijfswoning mag niet zijn gelegen binnen de 'geluidzone - windturbinepark';
  • e. de bedrijfswoning mag niet zijn gelegen binnen de 'geluidzone - industrie';
  • f. voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder;
  • g. er dient vooraf advies te worden ingewonnen van de AAB;
  • h. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij nieuwe kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren niet zijn toegestaan;
  • i. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd.

3.9.11 Wijzigen bestemming Agrarisch ten behoeve van Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met een bouwvlak en bedrijfswoning te wijzigen in de bestemming Wonen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat agrarisch hergebruik niet meer rendabel is;
  • b. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • c. een legale bedrijfswoning dient aanwezig te zijn;
  • d. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven;
  • e. de wijziging milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • f. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de voormalige bedrijfsgebouwen moeten worden afgebroken tot een oppervlakte welke per woning maximaal is toegestaan, te weten 100 m²;
  • h. ten aanzien van de sloop van het op het moment van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezige surplus aan vrijstaande (bij)gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. het maximaal toegestane oppervlak aan bijgebouwen van 100 m² worden verhoogd mits de (bedrijf)bebouwing welke niet noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering wordt gesloopt. De verhoging bedraagt 50 procent van het te slopen surplus aan bebouwing. Het maximaal toegestane oppervlak van bijgebouwen mag na afbraak niet meer bedragen dan 200 m²;
    • 2. de totale toegestane oppervlakte bijgebouwen wordt met een maatvoeringsaanduiding vastgelegd;
    • 3. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing van de nieuwe bijgebouwen;
    • 4. cultuurhistorische waardevolle objecten mogen niet worden gesloopt;
  • i. de oppervlakte van het bouwvlak dient te worden verkleind ten behoeve van de wijziging naar Wonen;
  • j. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • k. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij voorkomen moet worden dat door conversie van beperkt kwetsbare objecten, kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren ontstaan;
  • l. de overige gronden van deze bestemming worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende gebiedsgerichte bestemmingen.

3.9.12 Wijzigen naar bestemming Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch van de gronden te wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden zijn gelegen binnen de nadere aanduiding:
    • 1. Ecologische verbindingszone, en/of;
    • 2. Zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen en/of;
    • 3. Ecologische hoofdstructuur;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is of zal worden beëindigd;
  • c. natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  • d. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft.

3.9.13 Uitbreiden permanente teeltondersteunende voorzieningen

Het oprichten en uitbreiden van permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde (teeltondersteunende) kassen, is toegestaan indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan in aansluiting op de bestaande bebouwing;
  • b. het bouwvlak mag worden vergroot tot 4,5 ha ten behoeve van de oprichting van permanente teeltondersteunende voorzieningen waarvan maximaal 3 ha gebruikt mag worden ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen en moet worden voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - differentiatievlak teeltondersteunende voorzieningen';
  • c. oprichting en uitbreiding is niet toegestaan in een zone van 500 m rond de bestemming 'Waarde - Natura 2000' of op gronden met de aanduiding 'attentiegebied ehs';
  • d. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • e. er sprake is van een volwaardig vollegrondsteeltbedrijf;
  • f. vooraf advies wordt ingewonnen bij de AAB voor het aantonen van de noodzaak en de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf;
  • g. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • h. de vergroting milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • i. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

3.9.14 Wijzigen naar de bestemming Tuin

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch zonder bouwvlak te wijzigen in de bestemming Tuin, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. gebruik als tuin is uitsluitend toegestaan als privé sier- of moestuin;
  • b. wijziging van de bestemming is uitsluitend toegestaan ter plaatse van gronden die grenzen aan de bestemming Bedrijf, Detailhandel, Horeca en Wonen, mits de gronden als tuin worden gebruikt ten dienste van een op het aangrenzende perceels aanwezige en toegestane (bedrijfs-)woning;
  • c. de functieverandering naar tuin heeft geen onevenredig negatieve effecten op de ruimtelijke structuur, waaronder begrepen de agrarische structuur;
  • d. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij nieuwe kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren niet zijn toegestaan.

Artikel 4 Agrarisch - Paardenhouderij

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een gebruiksgerichte paardenhouderij, alsmede (tevens) voor het fokken en africhten van paarden;
  • b. per bestemmingsvlak bouwvlak is niet meer dan één bedrijf toegestaan;
  • c. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  • d. verkoop van zelf voortgebrachte of streekeigen producten als ondergeschikte nevenactiviteit tot maximaal 100 m²;
  • e. statische opslag de stalling van caravans in de bestaande bedrijfsbebouwing binnen het bouwvlak tot een maximum oppervlakte van 1.000 m²;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 54.2.8 dient in acht te worden genomen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;

met de daarbij behorende:

  • i. tuin/erf, verhardingen en andere bij de bestemming passende voorzieningen;
  • j. voorzieningen van algemeen nut;
  • k. infrastructurele voorzieningen;
  • l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. waterlopen en waterpartijen.
4.2 Bouwregels

Gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak.

4.2.1 Bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 5,5 m en de maximale hoogte bedraagt 10 m;
  • b. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 m te bedragen.

4.2.2 Bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen
  • a. één bedrijfswoning is toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  • b. de maximale goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,5 m en de maximale hoogte 10 m;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen of in ieder geval niet meer mag bedragen dan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • d. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,3 m en de maximale hoogte 5,8 m;
  • e. de afstand van het bijgebouw tot de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlangde ervan mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • f. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 m te bedragen;
  • g. het gezamenlijk oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 100 m² bedragen.

4.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de maximale hoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraagt 2 m;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 10 m bedragen;
  • c. per woning is één overkapping toegestaan met een maximale oppervlakte van 25 m²;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 m te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen welke op de bouwgrens gebouwd mogen worden;
  • e. sleufsilo's, mestsilo's en (folie)mestbassins, paardenbakken, containervelden, waterbassins en kadaverplaatsen moeten worden aangelegd binnen het bouwvlak;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning te worden opgericht, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Overschrijding afstand tot bestemmings- en perceelsgrenzen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven minimale afstanden tot een (zijdelingse) perceelgrens dan wel bestemmingsgrens, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. daardoor de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundige beeld ter plaatse niet onevenredig worden geschaad.

4.4.2 Vergroten van één rijhal

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het vergroten van één rijhal, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maximale oppervlakte van de rijhal bedraagt 1.200 m²;
  • b. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. er wordt gezorgd voor een goede landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; de aanleg en duurzame instandhouding wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning vastgelegd.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Verbod

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  • a. voor het plaatsen, het doen of laten plaatsen van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • b. voor de uitoefening van een geitenhouderij;
  • c. voor het opslaan van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. voor het ten verkoop opslaan van landbouwwerktuigen of onderdelen daarvan;
  • e. voor het kennelijk ten verkoop opslaan van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn;
  • f. als opslag, stort- of bergplaats - al dan niet ten verkoop - van ongebruikte of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • g. voor de uitoefening van enige tak van handel en/of bedrijf met uitzondering van een agrarisch bedrijf als bedoeld in de bestemmingsbeschrijving en van verkoop van streekeigen producten in het klein als niet zelfstandig onderdeel van waren, die in het betreffende bedrijf worden geproduceerd;
  • h. voor permanente of tijdelijke bewoning met uitzondering van de agrarische bedrijfswoning;
  • i. seksinrichtingen;
  • j. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning;
  • k. wijziging van het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of bestaand stalsystemen is niet toegestaan, met dien verstande dat dit wel is toegestaan:
    • 1. indien de wijziging uitsluitend betrekking heeft op het stalsysteem en niet leidt tot een toename van de bestaande ammoniakemissie van de betreffende paardenhouderij.

4.5.2 Beroep aan huis

Het is toegestaan om binnen deze bestemming gronden en of gebouwen c.q. bouwwerken te gebruiken voor de uitoefening van beroep aan huis, mits:

  • a. de woonfunctie op het bouwperceel primair blijft;
  • b. per bouwperceel het oppervlak aan bebouwing dat hiervoor wordt gebruikt niet meer is dan 60 m².
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Nevenactiviteit en verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het toestaan van nevenactiviteiten en verbrede landbouw, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de agrarische bedrijvigheid als hoofdfunctie aanwezig is en blijft;
  • b. een bedrijfsplan en een inrichtingsplan moet worden opgesteld;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing van het betreffende agrarisch bedrijf mag niet worden vergroot;
  • d. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden aangetast/belemmerd;
  • e. door het toevoegen van de functie mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op wegen en paden plaatsvinden;
  • f. parkeervoorzieningen dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd;
  • g. de aanwezige landschappelijke en ecologische kwaliteiten mogen niet worden aangetast;
  • h. als nevenactiviteiten of verbrede landbouw zijn de volgende activiteiten toegestaan:
    • 1. een groepsaccommodatie tot maximaal 500 m²;
    • 2. minicampings aansluitend aan het bouwvlak, waarbij de totale oppervlakte van sanitaire voorzieningen buiten de bestaande bedrijfsgebouwen maximaal 100  m² bedraagt;
    • 3. midicampings aansluitend aan het bouwvlak in combinatie met dagrecreatieve voorzieningen op de boerderij, waarbij de totale oppervlakte van sanitaire voorzieningen buiten de bestaande bedrijfsgebouwen maximaal 100 m² bedraagt;
    • 4. bed & breakfast/gastenkamers;
    • 5. toeristische appartementen;
    • 6. sociaal maatschappelijke en educatieve functies;
    • 7. dagrecreatieve voorzieningen tot maximaal 500 m²;
    • 8. horeca (categorie 1 en 2) ten dienste van extensieve recreatie, zoals een theetuin en een ijs/snackverkooppunt tot maximaal 100 m²;
    • 9. stacaravans zijn niet toegestaan behoudens de bestaande;
    • 10. maatschappelijk zorginitiatief zoals een zorgboerderij of kinderopvang;
    • 11. combinaties van genoemde activiteiten zijn mogelijk tot een totaal oppervlak van maximaal 500 m², waarbij het oppervlak voor de minicamping, midicamping of groepsaccommodatie niet wordt meegeteld;
  • i. gronden ten behoeve van minicampings dan wel midicampings zijn niet gelegen binnen de 'veiligheidszone - leiding';
  • j. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij nieuwe kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren niet zijn toegestaan.

4.6.2 Plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bedrijfswoning wordt in gebruik genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort heeft de bedrijfsactiviteiten niet beëindigd;
  • b. er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. op het agrarisch bouwvlak komt de mogelijkheid voor een extra bedrijfswoning te vervallen;
  • d. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • e. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in lid 4.2.2 blijven van toepassing;
  • f. er mag geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden).

4.6.3 Afwijken dierplaatsen, diersoorten en/of stalsystemen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5.1 onder k ten behoeve van een wijziging van het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of bestaand stalsystemen:

  • a. indien de wijziging niet leidt tot een toename van de bestaande stikstofdepositie ten gevolge van de betreffende paardenhouderij, dan wel;
  • b. indien de toename van stikstofdepositie ten gevolge van de betreffende paardenhouderij niet leidt tot een overschrijding dan wel verdere overschrijding van de kritische depositiewaarden voor verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000-gebieden, zoals van toepassing op het moment van ontvangst van een aanvraag.
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 49 en 54 dienen in acht te worden genomen.

4.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

4.9 Wijzigingsbevoegdheden
4.9.1 Omschakeling van Agrarisch - Paardenhouderij naar (vollegronds)teeltbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij te wijzigen in de bestemming Agrarisch ten behoeve van de omschakeling naar een (vollegronds)teeltbedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. de volwaardigheid dient te worden aangetoond met een advies van de AAB;
  • c. de noodzaak van de omschakeling middels een ondernemingsplan is aangetoond;
  • d. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er is sprake van landschappelijke inpassing overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • f. advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.

4.9.2 Wijzigen bestemming Agrarisch - Paardenhouderij ten behoeve van een bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij met een bouwvlak te wijzigen in de bestemming Bedrijf ten behoeve van de vestiging van maximaal één bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden mogen worden gebruikt voor de volgende type bedrijven:
    • 1. statische opslag tot een maximale oppervlakte van 1.000 m², of;
    • 2. kleinschalige ambachtelijke bedrijven welke milieuhygiënisch aanvaardbaar is tot een maximale oppervlakte van 400 m², of;
    • 3. agrarische loonwerkbedrijven tot een maximale oppervlakte van 1.250 m², of;
    • 4. agrarische verwante bedrijven tot een maximale oppervlakte van 400 m²;
  • b. aangetoond wordt dat agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • c. aangetoond wordt dat volledige sanering in redelijkheid niet kan worden verlangd;
  • d. de nieuwe functies slechts een beperkte verkeersaantrekkende werking hebben en dienen aan te sluiten bij het landelijke karakter;
  • e. voormalige agrarische bedrijfsgebouwen met een grotere oppervlakte dan volgens de specifieke functie zijn toegestaan, moeten worden gesloopt;
  • f. aangetoond dient te worden dat de weg de verkeersafwikkeling voldoende op kan vangen;
  • g. het bedrijf dient te voorzien in voldoende eigen parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak;
  • h. de agrarische bedrijvigheid wordt beëindigd;
  • i. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • j. er geen beperking plaatsvindt van de omliggende agrarische bedrijven;
  • k. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

4.9.3 Wijzigen van bestemming Agrarisch - Paardenhouderij naar Recreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij met een bouwvlak en de aansluitende, als midicamping in gebruik zijnde gronden met de bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden - landschapswaarden, te wijzigen in de bestemming Recreatie ten behoeve van de vestiging van maximaal één recreatiebedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden mogen worden gebruikt voor de volgende type bedrijven:
    • 1. groepsaccommodatie met een maximale oppervlakte van 750 m²;
    • 2. minicamping;
    • 3. midicamping i.c.m. dagrecreatieve voorziening;
    • 4. bed & breakfast/gastenkamers;
    • 5. toeristische appartementen;
    • 6. dagrecreatieve voorziening met een maximale oppervlakte van 750 m²;
    • 7. horeca (categorie 1 en 2) ten dienste van extensieve recreatie, zoals een theetuin en een ijs/snackverkooppunt tot maximaal 100 m²;
    • 8. stacaravans zijn niet toegestaan, behoudens de reeds bestaande;
    • 9. combinaties van genoemde activiteiten zijn mogelijk tot een totaal oppervlak van maximaal 750 m², waarbij het oppervlak voor de minicamping, midicamping of groepsaccommodatie niet wordt meegeteld;

hetgeen wordt vastgelegd in de regels behorend bij het wijzigingsplan;

  • b. aangetoond wordt dat agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • c. aangetoond wordt dat volledige sanering in redelijkheid niet kan worden verlangd;
  • d. voormalige agrarische bedrijfsgebouwen met een grotere oppervlakte dan volgens de specifieke functie zijn toegestaan, moeten worden gesloopt;
  • e. aangetoond dient te worden dat de weg de verkeersafwikkeling voldoende op kan vangen;
  • f. het recreatiebedrijf dient te voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • g. de agrarische bedrijvigheid wordt beëindigd;
  • h. een bedrijfsplan en een inrichtingsplan, inclusief een landschappelijke inpassing moet worden opgesteld;
  • i. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • j. er geen beperking plaatsvindt van de omliggende (agrarische) functies;
  • k. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • l. aangetoond wordt de wijziging milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • m. de gronden niet zijn gelegen binnen de 'geluidszone - weg';
  • n. de gronden niet zijn gelegen binnen de 'geluidszone - industrie';
  • o. advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.

4.9.4 Oprichten bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding van de bestemming te wijzigen voor het bouwen van een eerste bedrijfswoning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak van de bedrijfswoning van een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling moet aanwezig zijn, d.w.z. dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse redelijkerwijs niet te exploiteren is;
  • b. aangetoond wordt de wijziging milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • c. de bedrijfswoning mag niet zijn gelegen binnen de 'geluidszone - weg';
  • d. de bedrijfswoning mag niet zijn gelegen binnen de 'geluidszone - industrie';
  • e. voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder;
  • f. er dient vooraf advies te worden ingewonnen van de AAB;
  • g. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij nieuwe kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren niet zijn toegestaan;
  • h. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd.

4.9.5 Wijzigen bestemming Agrarisch - Paardenhouderij ten behoeve van Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij met een bouwvlak en bedrijfswoning te wijzigen in de bestemming Wonen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat agrarisch hergebruik niet meer rendabel is;
  • b. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • c. een legale bedrijfswoning dient aanwezig te zijn;
  • d. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven;
  • e. de wijziging milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • f. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de voormalige bedrijfsgebouwen moeten worden afgebroken tot een oppervlakte welke per woning maximaal is toegestaan, te weten 100 m²;
  • h. ten aanzien van de sloop van het op het moment van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezige surplus aan vrijstaande (bij)gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. het maximaal toegestane oppervlak aan bijgebouwen van 100 m² worden verhoogd mits de (bedrijf)bebouwing welke niet noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering wordt gesloopt. De verhoging bedraagt 50% van het te slopen surplus aan bebouwing. Het maximaal toegestane oppervlakte van bijgebouwen mag na afbraak niet meer bedragen dan 200 m²;
    • 2. de totale toegestane oppervlakte bijgebouwen wordt met een maatvoeringsaanduiding vastgelegd;
    • 3. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing van de nieuwe bijgebouwen;
    • 4. cultuurhistorische waardevolle objecten mogen niet worden gesloopt;
  • i. de oppervlakte van het bouwvlak dient te worden verkleind ten behoeve van de wijziging naar Wonen;
  • j. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • k. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij voorkomen moet worden dat door conversie van beperkt kwetsbare objecten, kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren ontstaan;
  • l. de overige gronden van deze bestemming worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende gebiedsgerichte bestemmingen.

4.9.6 Wijzigen naar bestemming Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij van de gronden te wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden zijn gelegen binnen de nadere aanduiding:
    • 1. Zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen en/of;
    • 2. Ecologische hoofdstructuur en/of;
    • 3. de dubbelbestemming Waarde - Natura 2000;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is of zal worden beëindigd;
  • c. natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  • d. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft.

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. duurzaam grondgebonden agrarisch gebruik  een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening ;
  • b. het behoud en versterken van de landschapswaarden in relatie tot de aanwezige agrarische functies;
  • c. per bestemmingsvlak  bouwvlak is niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan;
  • d. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  • e. (vollegronds)teeltbedrijven en paardenhouderij bij wijze van neventak;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet grondgebonden', tevens voor een overig agrarisch bedrijf, niet zijnde een paardenhouderij;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', tevens voor een intensieve veehouderij en een niet intensieve veehouderij;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw', tevens voor een glastuinbouwbedrijf als onderdeel van het agrarisch bedrijf;
  • i. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - uienschilbedrijf', tevens voor een uienschilbedrijf;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - loonwerkbedrijf', tevens voor een loonwerkbedrijf;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', tevens voor een niet intensieve veehouderij;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij', voor een neventak intensieve veehouderij en een neventak niet intensieve veehouderij;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', tevens voor een niet intensieve veehouderij;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve geitenhouderij', tevens voor een intensieve geitenhouderij';
  • o. verkoop van zelf voortgebrachte of streekeigen producten als ondergeschikte nevenactiviteit tot maximum oppervlakte van 100 m²;
  • p. statische opslag  stalling van caravans in de bestaande bedrijfsbebouwing binnen het bouwvlak tot een maximum oppervlakte van 1.000 m²;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine', tevens voor een windturbine;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', een bebouwingsconcentratie;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - spoor', de geluidszone van het spoorverkeer;
  • t. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  • u. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  • v. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', de bescherming van panden met cultuurhistorische waarden;
  • w. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 54.2.8 dient in acht te worden genomen;
  • x. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - ecoduiker', tevens voor een ecoduiker;
  • y. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - loonwerkbedrijf, tevens voor een loonwerkbedrijf als nevenactiviteit;
  • z. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - differentiatievlak teeltondersteunende voorzieningen', een differentiatievlak voor permanente teeltondersteunende voorzieningen;
  • aa. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij', voor de bescherming van natuur en woonconcentraties door het stellen van regels met betrekking tot de ontwikkelingsmogelijkheden van de niet intensieve veehouderij en de intensieve veehouderij;

met de daarbij behorende:

  • ab. tuin/erf, verhardingen en andere bij de bestemming passende voorzieningen;
  • ac. voorzieningen van algemeen nut;
  • ad. infrastructurele voorzieningen;
  • ae. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • af. waterlopen en waterpartijen.
5.2 Bouwregels

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht, met uitzondering van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, bestaande stalletjes en schuilgelegenheden (bestaande situaties voor bouwen en gebruik), erfafscheidingen en sleufsilo's en voederplaten ten behoeve van niet intensieve veehouderijbedrijven. Sleufsilo's en voederplaten zijn toegestaan indien:

  • a. noodzakelijk voor de opslag van ruwvoer;
  • b. in aansluiting op het bouwvlak;
  • c. het bedrijf in overwegende mate voor de bedrijfsvoering is aangewezen op de opslag van ruwvoer;
  • d. er op het bouwvlak geen ruimte meer aanwezig is;
  • e. en tot een maximale oppervlakte van 0,5 ha per bouwvlak.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch hobbymatig' mogen geen nieuwe bedrijfsgebouwen worden opgericht.

5.2.1 Buiten bouwvlak

Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mogen worden opgericht buiten het bouwvlak, mits:

  • a. deze bouwwerken tijdelijk teeltondersteunend zijn (maximaal 6 maanden);
  • b. de maximale hoogte 4 m bedraagt;
  • c. op de gronden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is vereist voor teeltondersteunende voorzieningen;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens ten minste 5 m bedraagt.

5.2.2 Bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 7 m en de maximale bouwhoogte bedraagt 11 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' zijn kassen toegestaan met een maximale goothoogte van 6 m en een maximale bouwhoogte van 7,5 m;
  • c. het aantal bouwlagen voor bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderij, al dan niet als nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 1, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar het aantal bouwlagen 2 mag bedragen;
  • d. bouwen ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - 1 is uitsluitend toegestaan indien het inrichtingsplan, zoals opgenomen in bijlage 3 is uitgevoerd;
  • e. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 m te bedragen;

met dien verstande dat:

  • f. het wijzigen van het aantal dierplaatsen, de diersoorten en/of stalsystemen niet is toegestaan;
  • g. op de gronden met de aanduiding 'intensieve veehouderij', 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve geitenhouderij', 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' uitbreiding van de bestaande oppervlaktemaat aan bedrijfsbebouwing voor de veehouderij niet is toegestaan; tot de bestaande oppervlaktemaat wordt gerekend:
    • 1. de bebouwing die op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was en/of;
    • 2. mag worden gebouwd krachtens een sindsdien verleende omgevingsvergunning indien wordt voldaan aan eisen uit de provinciale regels voor een zorgvuldige veehouderij en/of;
    • 3. bebouwing die gerealiseerd mag worden op basis van een vóór 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning. als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan.

5.2.3 Bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. één bedrijfswoning is toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  • b. de maximale goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,5 m en de maximale hoogte 10 m;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen of in ieder geval niet meer mag bedragen dan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • d. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,3 m en de maximale hoogte 5,8 m;
  • e. de afstand van het bijgebouw tot de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde ervan mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • f. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 m te bedragen;
  • g. het gezamenlijk oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 100 m² bedragen.

5.2.4 Sanitaire voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen

Voor het bouwen van sanitaire voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen, in de vorm van een bestaande minicamping, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale oppervlakte bedraagt 100 m²;
  • b. de goothoogte van een gebouw voor sanitaire voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt niet minder dan 5 m;
  • d. de bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.

5.2.5 Bouwwerken ten behoeve van midicampings

Voor het bouwen ten behoeve van midicampings binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de totale oppervlakte van sanitaire voorzieningen buiten de bestaande bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 100 m² bedragen;
  • b. de goothoogte van een gebouw voor sanitaire voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt niet minder dan 5 m;
  • d. de hoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • e. de overige gebouwde voorzieningen in het kader van de midicampings met dagrecreatieve attractie, niet zijnde sanitaire voorzieningen als bedoeld in sub a, dienen in de bestaande bedrijfsgebouwen te worden gerealiseerd.

5.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de maximale hoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraagt 2 m;
  • b. de maximale hoogte van een windturbine bedraagt 60 m exclusief de lengte van de wieken;
  • c. per woning is één overkapping toegestaan met een maximale oppervlakte van 25 m²;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 15 m bedragen;
  • e. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 m te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen welke op de perceelsgrens gebouwd mogen worden;
  • f. mestsilo's en (folie)mestbassins, paardenbakken, containervelden, waterbassins en kadaverplaatsen moeten worden aangelegd binnen het bouwvlak;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen 1 m achter de gevellijn te worden opgericht, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.

5.2.7 Cultuurhistorische waarden

Buiten het bouwvlak zijn tevens toegestaan de bestaande gebouwen en bunkers met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Overschrijding afstand tot bestemmings- en perceelsgrenzen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven minimale afstanden tot een (zijdelingse) perceelgrens dan wel bestemmingsgrens mits:

  • a. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. daardoor de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundige beeld ter plaatse niet onevenredig worden geschaad.

5.4.2 Vergroten bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het vergroten van de bestaande goot en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maximale goothoogte van het bedrijfsgebouw bedraagt 10 m en de maximale hoogte bedraagt 15 m;
  • b. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

5.4.3 Vergroting bedrijfsbebouwing veehouderij, vergroting van het aantal dierplaatsen, wijziging van diersoorten en/of aanpassing van stalsystemen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 voor de uitbreiding van bebouwing voor de uitoefening van niet intensieve veehouderij of intensieve veehouderij, waaronder begrepen de vergroting van het aantal dierplaatsen en/of aanpassing van stalsystemen, met inachtneming van het volgende:

  • a. medewerking wordt slechts verleend voor de gronden met de aanduiding 'intensieve veehouderij', 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' en uitsluitend voor de ter plaatse toegelaten vormen van veehouderij;
  • b. medewerking wordt niet verleend ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve geitenhouderij';
  • c. met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximale oppervlakte' deze maximale oppervlakte ten behoeve van de intensieve veehouderij in acht moet worden genomen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 2.000 m² dan wel het 'bebouwd oppervlak voor intensieve veehouderij' die op de verbeelding is opgenomen, in acht moet worden genomen;
  • d. medewerking wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en 'Nadere regels Verordening ruimte - Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderij' zoals op basis van de Interim omgevingsverordening ruimte zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag;
  • e. de ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving inpasbaar in de omgeving;
  • f. afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • g. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de kans op geurhinder, waarbij uitsluitend de achtergrondbelasting wordt beschouwd, op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • h. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;
  • i. medewerking wordt slechts verleend indien een zorgvuldige dialoog is gevoerd met de omwonenden, voorafgaand aan de definitieve planvorming en gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling, en waarvan een schriftelijk verslag beschikbaar is;
  • j. op de gronden met de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' wordt medewerking slechts verleend indien is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is hetgeen betekent dat sprake is van een bedrijf waarbij het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend wordt op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie, zoals nader bepaald en uitgewerkt in de 'Nadere regels Verordening ruimte - Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderij' zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag;
  • k. de afwijking leidt niet tot een toename van de bestaande stikstofdepositie ten gevolge van de betreffende veehouderij, dan wel de toename van stikstofdepositie ten gevolge van de betreffende veehouderij leidt niet tot een overschrijding dan wel verdere overschrijding van de kritische depositiewaarden voor verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000-gebieden, zoals van toepassing op het moment van ontvangst van een aanvraag.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Verbod

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  • a. voor het plaatsen, het doen of laten plaatsen van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • b. voor het opslaan van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. voor het ten verkoop opslaan van landbouwwerktuigen of onderdelen daarvan;
  • d. voor het kennelijk ten verkoop opslaan van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn;
  • e. als opslag, stort- of bergplaats - al dan niet ten verkoop - van ongebruikte of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • f. voor de uitoefening van enige tak van handel en/of bedrijf met uitzondering van een agrarisch bedrijf als bedoeld in de bestemmingsbeschrijving en van verkoop van streekeigen producten in het klein als niet zelfstandig onderdeel van waren, die in het betreffende bedrijf worden geproduceerd;
  • g. voor permanente of tijdelijke bewoning met uitzondering van de agrarische bedrijfswoning;
  • h. seksinrichtingen;
  • i. het be- en/of verwerken van dierlijke mest;
  • j. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning;
  • k. van gronden buiten bouwvlakken als paardenbak of ten behoeve van een stapmolen;
  • l. het in gebruik nemen van gebouwen of oppervlakte binnen gebouwen - niet in gebruik voor de huisvesting van vee of de opslag en stalling ten behoeve van de veehouderij - bij gemengde bedrijven met de aanduiding 'intensieve veehouderij', 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve geitenhouderij', 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' voor de uitoefening van een niet intensieve veehouderij of een intensieve veehouderij;
  • m. het in gebruik nemen van gebouwen of oppervlakte binnen gebouwen - in gebruik voor de veehouderij (stalling, opslag) maar niet voor de huisvesting van vee - op de gronden met de aanduiding 'intensieve veehouderij', 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve geitenhouderij' , 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' voor het huisvesten van de betreffende diersoorten;
  • n. gebruik ten behoeve van een geitenhouderij voor zover niet voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve geitenhouderij';
  • o. wijziging van het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of bestaande stalsystemen is niet toegestaan met dien verstande dat voor de locaties genoemd in bijlage 4 de genoemde dierplaatsen, diersoorten en stalsystemen als bestaande dierplaatsen, diersoorten en stalsystemen worden aangemerkt en zijn toegestaan.

5.5.2 Beroep aan huis

Het is toegestaan om binnen deze bestemming gronden en of gebouwen c.q. bouwwerken te gebruiken voor de uitoefening van beroep aan huis, mits:

  • a. de woonfunctie op het bouwperceel primair blijft;
  • b. per bouwperceel het oppervlak aan bebouwing dat hiervoor wordt gebruikt niet meer is dan 60 m².
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Nevenactiviteiten en verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het toestaan van nevenactiviteiten en verbrede landbouw, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de agrarische bedrijvigheid als hoofdfunctie aanwezig is en blijft;
  • b. het geen agrarische bedrijven betreft met de aanduiding specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig;
  • c. een bedrijfsplan en een inrichtingsplan moet worden opgesteld;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing van het betreffende agrarisch bedrijf mag niet worden vergroot;
  • e. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden aangetast/belemmerd;
  • f. door het toevoegen van de functie mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op wegen en paden plaatsvinden;
  • g. parkeervoorzieningen dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd;
  • h. de aanwezige landschappelijke en ecologische kwaliteiten mogen niet worden aangetast;
  • i. als nevenactiviteiten of verbrede landbouw zijn de volgende activiteiten toegestaan:
    • 1. een groepsaccommodatie tot maximaal 500 m²;
    • 2. minicampings aansluitend aan het bouwvlak;
    • 3. midicampings aansluitend aan het bouwvlak in combinatie met dagrecreatieve voorzieningen op de boerderij;
    • 4. bed & breakfast/gastenkamers;
    • 5. toeristische appartementen;
    • 6. sociaal maatschappelijke en educatieve functies;
    • 7. dagrecreatieve voorzieningen tot maximaal 500 m²;
    • 8. horeca (categorie 1 en 2) ten dienste van extensieve recreatie, zoals een theetuin en een ijs/snackverkooppunt tot maximaal 100 m²;
    • 9. stacaravans zijn niet toegestaan behoudens de bestaande;
    • 10. maatschappelijk zorginitiatief zoals een zorgboerderij of kinderopvang;
    • 11. combinaties van genoemde activiteiten zijn mogelijk tot een totaal oppervlak van maximaal 500 m², waarbij het oppervlak voor de minicamping, midicamping of groepsaccommodatie niet wordt meegeteld;
  • j. gronden ten behoeve van minicampings dan wel midicampings zijn niet gelegen binnen de 'veiligheidszone - leiding';
  • k. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij nieuwe kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren niet zijn toegestaan.

5.6.2 Tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het toestaan van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. huisvesting in woonunits onder de volgende voorwaarden:
    • 1. een dergelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
    • 2. de huisvesting uitsluitend werknemers betreft, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten. Dit dient te allen tijde door de ondernemer te kunnen worden aangetoond middels het bijhouden van een nachtregistratie;
    • 3. de huisvesting niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedraagt;
    • 4. de hoogte van een woonunit niet meer dan 3 m bedraagt;
    • 5. de woonunits geplaatst worden binnen het bouwvlak en niet in een bedrijfsgebouw;
    • 6. voorzien is in een landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; de aanleg en duurzame instandhouding wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning vastgelegd;
    • 7. de woonunits telkens na tijdelijk gebruik worden verwijderd;
    • 8. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij nieuwe kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren niet zijn toegestaan;
  • b. huisvesting in stacaravans onder de volgende voorwaarden:
    • 1. een dergelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
    • 2. voldoende structurele voorzieningen ten behoeve van tijdelijke huisvesting elders ontbreken;
    • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
    • 4. de huisvesting uitsluitend werknemers betreft, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten. Dit dient te allen tijde door de ondernemer te kunnen worden aangetoond middels het bijhouden van een nachtregistratie;
    • 5. de huisvesting niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedraagt;
    • 6. de hoogte van een stacaravan niet meer bedraagt dan 3 m;
    • 7. stacaravans geplaatst worden binnen het bouwvlak en niet in een bedrijfsgebouw;
    • 8. voorzien is in een landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; de aanleg en duurzame instandhouding wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning vastgelegd;
    • 9. de stacaravans telkens na het tijdelijke gebruik worden verwijderd;
    • 10. het maximaal aantal personen dat gehuisvest wordt niet meer dan 40 bedraagt;
    • 11. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij nieuwe kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren niet zijn toegestaan;
  • c. huisvesting in bedrijfsgebouw onder de volgende voorwaarden:
    • 1. een dergelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
    • 2. de huisvesting uitsluitend werknemers betreft die alleen binnen het bedrijf waar ze zijn gehuisvest, werkzaamheden verrichten. Dit dient te allen tijde door de ondernemer te kunnen worden aangetoond middels het bijhouden van een nachtregistratie;
    • 3. de huisvesting niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedraagt;
    • 4. de huisvesting plaatsvindt in een bestaand bedrijfsgebouw of een gedeelte daarvan, met dien verstande dat de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van het nachtverblijf niet meer bedraagt dan 6 m² per persoon;
    • 5. er geen sprake is van zelfstandige wooneenheden;
    • 6. de omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien is aangetoond dat voldoende structurele voorzieningen ten behoeve van de tijdelijke huisvesting ontbreken;
    • 7. het agrarische bedrijf dient de hoofdfunctie te blijven. De tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers dient gekoppeld te zijn aan een nog in werking zijnd agrarisch bedrijf. Bij beëindiging van de agrarische functie is het tijdelijk huisvesten van tijdelijke werknemers niet meer toegestaan;
    • 8. de huisvesting dient vooraf te worden getoetst op de algemene ruimtelijke criteria, zoals (externe) veiligheid, hygiëne, lucht, bodem, riolering, water, verkeer, geluid, natuur en landschap en milieuzonering;
    • 9. er dient voorzien te worden in voldoende adequate parkeervoorzieningen op eigen terrein, waarbij dient te worden uitgegaan van 1 parkeerplaats per bed;
    • 10. het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning intrekken, indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijk grote arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is, dan wel onvoldoende inspanningen geleverd zijn om in meer structurele vormen van huisvesting te voorzien.
    • 11. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij voorkomen moet worden dat door conversie van beperkt kwetsbare objecten, kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren ontstaan.

5.6.3 Be- en verwerken van agrarische producten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het toestaan van het be- en verwerken van agrarische producten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het be- en verwerken van het eigen agrarisch gewas/product betreft;
  • b. aanvoer, be- en verwerking van agrarische producten van derden is toegestaan met dien verstande dat sprake blijft van de be- en verwerking van hoofdzakelijk producten van het eigen bedrijf en er geen sprake is van een zelfstandige agrarische productverwerkende hoofdactiviteit;
  • c. het geen mestverwerking betreft;
  • d. de maximale oppervlakte in gebruik voor en/of gerelateerd aan de be- en verwerking van agrarische producten bedraagt 2.000 m²;
  • e. de milieucategorie maximaal categorie 1 of 2 betreft conform de Lijst van Bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, dan wel het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze, omvang of de bijzondere verschijningvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorie 1 of 2.

5.6.4 Afwijking gebruik bedrijfsbebouwing veehouderij

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.5.1 voor het gebruik van bebouwing voor de uitoefening van niet intensieve veehouderij of intensieve veehouderij (waaronder huisvesting van de betreffende diersoorten, wijziging van het aantal bestaande dierplaatsen, wijziging van bestaande diersoorten en/of, wijziging van bestaande stalsystemen ) met inachtneming van het volgende:

  • a. medewerking wordt slechts verleend voor de gronden met de aanduiding 'intensieve veehouderij', 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' en uitsluitend voor de ter plaatse toegelaten vormen van veehouderij;
  • b. met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximale oppervlakte' deze maximale oppervlakte ten behoeve van de intensieve veehouderij in acht moet worden genomen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 2.000 m² dan wel de maximale bedrijfsvloeroppervlakte die op de verbeelding is opgenomen, in acht moet worden genomen;
  • c. medewerking wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en 'Nadere regels Verordening ruimte - Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderij' zoals op basis van de Interim omgevingsverordening ruimte zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag;
  • d. de ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving inpasbaar in de omgeving;
  • e. afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • f. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de kans op geurhinder, waarbij uitsluitend de achtergrondbelasting wordt beschouwd, op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • g. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;
  • h. medewerking wordt slechts verleend indien een zorgvuldige dialoog is gevoerd met de omwonenden, voorafgaand aan de definitieve planvorming en gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling, en waarvan een schriftelijk verslag beschikbaar is;
  • i. op de gronden met de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' wordt medewerking slechts verleend indien is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is hetgeen betekent dat sprake is van een bedrijf waarbij het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend wordt op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie, zoals nader bepaald en uitgewerkt in de 'Nadere regels Verordening ruimte - Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderij' zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

5.6.5 Plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bedrijfswoning wordt in gebruik genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort heeft de bedrijfsactiviteiten niet beëindigd;
  • b. er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. op het agrarisch bouwvlak komt de mogelijkheid voor een extra bedrijfswoning te vervallen;
  • d. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • e. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in lid 5.2.3 blijven van toepassing;
  • f. er mag geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • g. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij voorkomen moet worden dat door conversie van beperkt kwetsbare objecten, kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren ontstaan.

5.6.6 Bewerking van mest

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het plan ten behoeve van het toestaan van het bewerken van de mest, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft het bewerken van ter plaatse geproduceerde mest;
  • b. toevoegen van andere producten of mest van anderen is niet toegestaan;
  • c. bewerking vindt plaats op het bouwvlak;
  • d. de mestbewerking is milieuhygiënisch aanvaardbaar;
  • e. bewerking leidt niet  tot een toename van de bestaande stikstofdepositie ten gevolge van de betreffende veehouderij, dan wel, de toename van stikstofdepositie ten gevolge van de betreffende veehouderij leidt niet tot een overschrijding dan wel verdere overschrijding van de kritische depositiewaarden voor verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000-gebieden, zoals van toepassing op het moment van ontvangst van een aanvraag;
  • f. er is geen sprake van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  • g. er is sprake van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die tevens is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

5.6.7 Afwijken dierplaatsen, diersoorten en/of stalsystemen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.5.1 onder n ten behoeve van een wijziging van het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of bestaand stalsystemen:

  • a. indien de wijziging niet leidt tot een toename van de bestaande stikstofdepositie ten gevolge van de betreffende veehouderij, dan wel;
  • b. indien de toename van stikstofdepositie ten gevolge van de betreffende veehouderij niet leidt tot een overschrijding dan wel verdere overschrijding van de kritische depositiewaarden voor verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000-gebieden, zoals van toepassing op het moment van ontvangst van een aanvraag;
  • c. met dien verstande dat afwijking niet is toegestaan ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve geitenhouderij'.

5.6.8 Afwijken paardenbakken en stapmolens

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.5.1 onder l. ten behoeve van het gebruik van onbebouwde gronden als paardenbak of stapmolen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. paardenbakken en stapmolens worden uitsluitend toegestaan ter plaatse van gronden die grenzen aan:
    • 1. de bestemming Bedrijf, Detailhandel, Horeca en Wonen, ten dienste van een op het aangrenzende perceel aanwezige en toegestane (bedrijfs-)woning;
    • 2. bouwvlakken met de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden - Landschapswaarden en Agrarisch met waarden Landschaps- en natuurwaarden;
  • b. aangetoond wordt dat er binnen het aangrenzende bouwvlak onvoldoende ruimte is voor deze ontwikkeling;
  • c. de maximale oppervlakte paardenbakken en/of stapmolens per woning bedraagt 1.250 m2;
  • d. de realisatie van een paardenbak en/of stapmolen heeft geen onevenredig negatieve effecten op de ruimtelijke structuur, waaronder begrepen de agrarische structuur;
  • e. de realisatie van een paardenbak en/of stapmolen heeft geen onevenredig negatieve effecten op de landschapwaarden in de omgeving;
  • f. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst wordt met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • g. het oprichten en gebruiken van lichtmasten en geluidsinstallaties is niet toegestaan.
5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 49 en 54 dienen in acht te worden genomen.

5.7.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders verboden ter plaatse van de aangeduide waarden de volgende werken en/of werkzaamheden buiten het bouwvlak te verrichten:

  • a. afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren;
  • b. opplanten, omzetten van grasland en/of bouwland naar boomteelt boven 1,5 m;
  • c. rooien van beplanting en/of verwijderen houtopstand;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van gezamenlijk meer dan 100 m²;
  • e. veranderen perceelsindeling.

5.7.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van 5.7.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting van de aanwezige waarden plaatsvindt;
  • c. worden gedaan ter uitvoering van de in artikel 5.1 sub a omschreven doeleinden;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • e. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

5.7.3 Procedure bij een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschapswaarden, zoals bedoeld in 5.1 onder b, in de directe omgeving niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

5.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
5.8.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van de panden met cultuurhistorische waarden danwel in redelijkheid behoud van het object gelet op de staat waarin het object verkeert niet kan worden verlangd.

5.8.2 Toelaatbaarheid

Het geheel of gedeeltelijk slopen van de in 5.8.1 bedoelde bouwwerken is slechts toelaatbaar indien de ruimtelijke en visuele karakteristiek van de gronden en de gebouwde omgeving niet in onevenredige mate wordt aangetast.

5.9 Wijzigingsbevoegdheden
5.9.1 Het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen

Het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde (teeltondersteunende) kassen, is toegestaan indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bouwvlak mag worden vergroot tot 2,5 ha ten behoeve van de oprichting van permanente teeltondersteunende voorzieningen waarvan maximaal 1 ha gebruikt mag worden ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen en moet worden voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - differentiatievlak teeltondersteunende voorzieningen';
  • b. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • c. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • d. vooraf advies wordt ingewonnen bij de AAB voor het aantonen van de noodzaak en de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf;
  • e. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • f. de vormverandering milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • g. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

5.9.2 Vormverandering bouwvlak ten behoeve van een (vollegronds)teeltbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak van agrarische bedrijven voor een (vollegronds)teeltbedrijf te veranderen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • c. vooraf advies wordt ingewonnen bij de AAB voor het aantonen van de noodzaak en de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf;
  • d. gebouwen mogen niet buiten het bouwvlak komen te liggen;
  • e. het bouwvlak dient voor ten minste 50% dezelfde gronden te blijven omvatten zoals aangegeven op de verbeelding;
  • f. er is sprake van landschappelijke inpassing overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • g. de vormverandering milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • h. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

5.9.3 Vergroting bouwvlak ten behoeve van een (vollegronds)teeltbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bouwvlak voor een agrarisch bedrijf voor een (vollegronds)teeltbedrijf te vergroten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de uitbreiding dient noodzakelijk te zijn om de continuïteit van het bedrijf te behouden;
  • b. de totale uitbreiding van het bestaande bouwvlak mag niet meer dan 1,5 ha;
  • c. vooraf dient advies van de AAB te worden ingewonnen;
  • d. indien de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig' op de gronden aanwezig is, dient deze aanduiding te worden verwijderd;
  • e. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • f. de vergroting milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • g. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

5.9.4 Vormverandering bouwvlak ten behoeve van een overig agrarisch bedrijf, niet zijnde een paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet grondgebonden' te veranderen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • c. vooraf advies wordt ingewonnen bij de AAB voor het aantonen van de noodzaak en de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf;
  • d. gebouwen mogen niet buiten het bouwvlak komen te liggen;
  • e. het bouwvlak dient voor ten minste 50% dezelfde gronden te blijven omvatten zoals aangegeven op de verbeelding;
  • f. er is sprake van landschappelijke inpassing overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • g. de vormverandering milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • h. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

5.9.5 Vormverandering ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bouwvlak voor een glastuinbouwbedrijf te veranderen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. gebouwen mogen niet buiten het bouwvlak komen te liggen;
  • c. het bouwvlak dient voor ten minste 50% dezelfde gronden te blijven omvatten zoals aangegeven op de verbeelding;
  • d. er is sprake van landschappelijke inpassing overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • e. de vormverandering milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • f. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. met de omwonenden is een zorgvuldige dialoog gevoerd, voorafgaand aan de definitieve planvorming en gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling, en waarvan een schriftelijk verslag beschikbaar is.

5.9.6 Vergroting bouwvlak ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bouwvlak voor een glastuinbouwbedrijf te vergroten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de oppervlakte van het bouwvlak mag worden vergroot tot 3 ha netto glas;
  • c. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • d. de uitbreiding milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • e. de gronden niet gelegen zijn binnen de 'Attentiegebieden ehs';
  • f. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. met de omwonenden is een zorgvuldige dialoog gevoerd, voorafgaand aan de definitieve planvorming en gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling, en waarvan een schriftelijk verslag beschikbaar is;
  • h. medewerking wordt niet verleend indien het gronden betreft met de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel'.

5.9.7 Omschakeling van een vrijkomend agrarisch bedrijf naar Agrarisch - Paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak van een vrijkomend agrarisch bedrijf te wijzigen in de bestemming Agrarisch - Paardenhouderij, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het hergebruik uitsluitend is toegestaan voor een bouwvlak met de aanduiding 'intensieve veehouderij' of de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij';
  • b. het hergebruik zich beperkt tot de voormalige agrarische bedrijfslocatie. Bij gebleken noodzaak kan de voormalige agrarische bedrijfslocatie worden uitgebreid tot een maximum van 1,5 ha;
  • c. paardenbakken moeten binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • d. maximaal 1 rijhal met een oppervlakte heeft van ten hoogste 1000 m²;
  • e. er geen onevenredige verkeersaantrekkende werking plaatsvindt;
  • f. de omschakeling milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • g. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • h. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • i. overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft.

5.9.8 Vormverandering bouwvlak veehouderijbedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor een vormverandering van een bouwvlak van agrarische bedrijven met de aanduiding 'intensieve veehouderij', 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • c. vooraf advies wordt ingewonnen bij de AAB voor het aantonen van de noodzaak en de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf;
  • d. gebouwen mogen niet buiten het bouwvlak komen te liggen;
  • e. het bouwvlak dient voor ten minste 50% dezelfde gronden te blijven omvatten zoals aangegeven op de verbeelding;
  • f. er is sprake van landschappelijke inpassing overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag, met dien verstande dat de oppervlakte van de landschappelijke inpassing ten minste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak beslaat; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd; een goede landschappelijke inpassing plaatsvindt;
  • g. de vormverandering milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • h. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • i. vormverandering ter plaatse van de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur' niet is toegestaan;
  • j. medewerking aan een vormverandering die tot doel heeft de bouw van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de intensieve veehouderij of de niet intensieve veehouderij mogelijk te maken, wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en 'Nadere regels Verordening ruimte - Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderij' zoals op basis van de Interim omgevingsverordening ruimte ijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag;
  • k. medewerking aan een vormverandering die tot doel heeft de bouw van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de intensieve veehouderij of de niet intensieve veehouderij mogelijk te maken, wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de kans op geurhinder, waarbij uitsluitend de achtergrondbelasting wordt beschouwd, op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • l. medewerking aan een vormverandering die tot doel heeft de bouw van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de intensieve veehouderij of de niet intensieve veehouderij mogelijk te maken, wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;
  • m. medewerking aan een vormverandering die tot doel heeft de bouw van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de intensieve veehouderij of de niet intensieve veehouderij mogelijk te maken, wordt slechts verleend indien een zorgvuldige dialoog is gevoerd met de omwonenden, voorafgaand aan de definitieve planvorming en gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling, en waarvan een schriftelijk verslag beschikbaar is;
  • n. op de gronden met de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' wordt medewerking slechts verleend indien - met behulp van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en 'Nadere regels Verordening ruimte - Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderij' zoals op basis van de Interim omgevingsverordening ruimte zijn vastgesteld en zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag - is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is;
  • o. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  • p. wijziging van het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of bestaand stalsystemen is slechts toegestaan:
    • 1. indien de wijziging niet leidt tot een toename van de bestaande stikstofdepositie ten gevolge van de betreffende veehouderij, dan wel;
    • 2. indien de toename van stikstofdepositie ten gevolge van de betreffende veehouderij niet leidt tot een overschrijding dan wel verdere overschrijding van de kritische depositiewaarden voor verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000-gebieden, zoals van toepassing op het moment van ontvangst van een aanvraag.

5.9.9 Oprichten bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding van de bestemming te wijzigen voor het bouwen van een eerste bedrijfswoning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak van de bedrijfswoning van een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling moet aanwezig zijn, d.w.z. dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse redelijkerwijs niet te exploiteren is;
  • b. de bedrijfswoning mag niet zijn gelegen binnen de 'geluidszone - weg';
  • c. de bedrijfswoning mag niet zijn gelegen binnen de 'geluidszone - spoor';
  • d. de bedrijfswoning mag niet zijn gelegen binnen de aanduiding 'geluidszone - industrie';
  • e. voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder;
  • f. er dient vooraf advies te worden ingewonnen van de AAB;
  • g. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij nieuwe kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren niet zijn toegestaan;
  • h. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd.

5.9.10 Wijzigen bestemming Agrarisch met waarden - landschapswaarden ten behoeve van een bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden - landschapswaarden met een bouwvlak te wijzigen in de bestemming Bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden mogen worden gebruikt voor de volgende type bedrijven:
    • 1. statische opslag tot een maximale oppervlakte van 1.000 m², of;
    • 2. kleinschalige ambachtelijke bedrijven welke milieuhygiënisch aanvaardbaar zijn tot een maximale oppervlakte van 400 m², met dien verstande dat statische buitenopslag niet toegestaan is, of;
    • 3. agrarische loonwerkbedrijven tot een maximale oppervlakte van 1.250 m², of;
    • 4. agrarische verwante bedrijven tot een maximale oppervlakte van 400 m²;
  • b. aangetoond wordt dat agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • c. aangetoond wordt dat volledige sanering in redelijkheid niet kan worden verlangd;
  • d. de nieuwe functies slechts een beperkte verkeersaantrekkende werking hebben en dienen aan te sluiten bij het landelijke karakter;
  • e. voormalige agrarische bedrijfsgebouwen met een grotere oppervlakte dan volgens de specifieke functie zijn toegestaan, moeten worden gesloopt;
  • f. aangetoond dient te worden dat de weg de verkeersafwikkeling voldoende op kan vangen;
  • g. het bedrijf dient te voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • h. de agrarische bedrijvigheid wordt beëindigd;
  • i. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • j. er geen beperking plaatsvindt van de omliggende agrarische bedrijven;
  • k. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

5.9.11 Wijzigen bestemming Agrarisch met waarden - landschapswaarden naar Recreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden - landschapswaarden met een bouwvlak en de aansluitende, als midicamping in gebruik zijnde gronden met de bestemming Agrarisch, te wijzigen in de bestemming Recreatie ten behoeve van de vestiging van maximaal één recreatiebedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden mogen worden gebruikt voor de volgende type functies:
    • 1. groepsaccommodatie met een maximale oppervlakte van 750 m²;
    • 2. minicamping;
    • 3. midicamping i.c.m. dagrecreatieve voorziening;
    • 4. bed & breakfast/gastenkamers;
    • 5. toeristische appartementen;
    • 6. dagrecreatieve voorziening met een maximale oppervlakte van 750 m²;
    • 7. ondersteunende horeca met een maximale oppervlakte van 100 m²;
    • 8. combinaties van genoemde activiteiten zijn mogelijk tot een totaal oppervlak van maximaal 750 m², waarbij het oppervlak voor de minicamping, midicamping of groepsaccommodatie niet wordt meegeteld;

hetgeen wordt vastgelegd in de regels behorend bij het wijzigingsplan;

  • b. aangetoond wordt dat agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • c. aangetoond wordt dat volledige sanering in redelijkheid niet kan worden verlangd;
  • d. voormalige agrarische bedrijfsgebouwen met een grotere oppervlakte dan volgens de specifieke functie zijn toegestaan, moeten worden gesloopt;
  • e. aangetoond dient te worden dat de weg de verkeersafwikkeling voldoende op kan vangen;
  • f. het recreatiebedrijf dient te voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • g. de agrarische bedrijvigheid wordt beëindigd;
  • h. een bedrijfsplan en een inrichtingsplan, inclusief een landschappelijke inpassing moet worden opgesteld;
  • i. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • j. er geen beperking plaatsvindt van de omliggende (agrarische) functies;
  • k. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • l. aangetoond wordt de wijziging milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • m. de gronden niet zijn gelegen binnen de 'geluidszone - weg';
  • n. de gronden niet zijn gelegen binnen de 'geluidszone - spoor';
  • o. de gronden niet zijn gelegen binnen de 'geluidszone - industrie';
  • p. advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • q. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij voorkomen moet worden dat door conversie van beperkt kwetsbare objecten, kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren ontstaan.

5.9.12 Wijzigen bestemming Agrarisch met waarden - landschapswaarden ten behoeve van Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden - landschapswaarden met een bouwvlak en bedrijfswoning te wijzigen in de bestemming Wonen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat agrarisch hergebruik niet meer rendabel is;
  • b. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • c. een legale bedrijfswoning dient aanwezig te zijn;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is tevens woningsplitsing toegestaan in 2 wooneenheden, indien de inhoud van de bestaande woning/woonboerderij vóór de splitsing minimaal 900 m³ te bedragen;
  • e. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven;
  • f. de wijziging milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • g. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • h. de voormalige bedrijfsgebouwen moeten worden afgebroken tot een oppervlakte welke per woning maximaal is toegestaan, te weten 100 m²;
  • i. ten aanzien van de sloop van het op het moment van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezige surplus aan vrijstaande (bij)gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. het maximaal toegestane oppervlak aan bijgebouwen van 100 m² per woning worden verhoogd mits de (bedrijf)bebouwing welke niet noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering bebouwing wordt gesloopt. De verhoging bedraagt 50% van het te slopen surplus aan bebouwing. Het maximaal toegestane oppervlakte van bijgebouwen mag na afbraak niet meer bedragen dan 200 m²;
    • 2. de totale toegestane oppervlakte bijgebouwen wordt met een maatvoeringsaanduiding vastgelegd;
    • 3. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing van de nieuwe bijgebouwen;
    • 4. cultuurhistorische waardevolle objecten mogen niet worden gesloopt;
  • j. de oppervlakte van het bouwvlak dient te worden verkleind ten behoeve van de wijziging naar Wonen;
  • k. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • l. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij voorkomen moet worden dat door conversie van beperkt kwetsbare objecten, kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren ontstaan;
  • m. de overige gronden van deze bestemming worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende gebiedsgerichte bestemmingen.

5.9.13 Wijzigen naar bestemming Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden - landschapswaarden te wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden zijn gelegen binnen de nadere aanduiding:
    • 1. Ecologische verbindingszone, en/of;
    • 2. Attentiegebieden ehs, en/of;
    • 3. Zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen en/of;
    • 4. Ecologische hoofdstructuur en/of;
    • 5. de dubbelbestemming Waarde - Natura 2000;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is of zal worden beëindigd;
  • c. natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  • d. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft.

5.9.14 Wijzigen naar bestemming Tuin

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden zonder bouwvlak te wijzigen in de bestemming Tuin, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. gebruik als tuin is uitsluitend toegestaan als privé sier- of moestuin;
  • b. wijziging van de bestemming is uitsluitend toegestaan ter plaatse van gronden die grenzen aan de bestemming Bedrijf, Detailhandel, Horeca en Wonen, mits de gronden als tuin worden gebruikt ten dienste van een op het aangrenzende perceel aanwezige en toegestane (bedrijfs-)woning;
  • c. de functieverandering naar tuin heeft geen onevenredig negatieve effecten op de landschapswaarden in de omgeving;
  • d. de functieverandering naar tuin heeft geen onevenredig negatieve effecten op de ruimtelijke structuur, waaronder begrepen de agrarische structuur.

Artikel 6 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. duurzaam grondgebonden agrarisch gebruik  een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening ;
  • b. het behoud en versterken van de natuur- en landschapswaarden in relatie tot de aanwezige agrarische functies;
  • c. het behoud, herstel en/ of ontwikkeling van de EHS;
  • d. per bestemmingsvlak  bouwvlak is niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan;
  • e. wonen in een bedrijfswoning binnen het bouwvlak, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  • f. (vollegronds)teeltbedrijven en paardenhouderij bij wijze van neventak;
  • g. verkoop van zelf voortgebrachte of streekeigen producten als ondergeschikte nevenactiviteit tot maximum oppervlakte van 100 m²;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch verwant', tevens voor een agrarisch verwante activiteit tot een maximum van 500 m²;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet grondgebonden', tevens voor een overig agrarisch bedrijf, niet zijnde een paardenhouderij;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - stacaravans', tevens voor een stacaravan;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven', tevens voor voorzieningen ten behoeve van de scouting;
  • l. statische opslag stalling van caravans in de bestaande bedrijfsbebouwing binnen het bouwvlak tot een maximum oppervlakte van 1.000 m²;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', tevens voor een intensieve veehouderij en een niet intensieve veehouderij;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig', voor een hobbymatig bedrijf;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', tevens voor een niet intensieve veehouderij';
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve geitenhouderij', tevens voor een intensieve geitenhouderij';
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', een bebouwingsconcentratie;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - spoor', de geluidszone van het spoorverkeer;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  • t. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  • u. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 54.2.8 dient in acht te worden genomen;
  • v. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', de bescherming van panden met cultuurhistorische waarden;
  • w. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - differentiatievlak teeltondersteunende voorzieningen', een differentiatievlak voor permanente teeltondersteunende voorzieningen;
  • x. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak', tevens voor een paardenbak;
  • y. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij', voor de bescherming van natuur en woonconcentraties door het stellen van regels met betrekking tot de ontwikkelingsmogelijkheden van de niet intensieve veehouderij en de intensieve veehouderij;

met de daarbij behorende:

  • z. tuin/erf, verhardingen en andere bij de bestemming passende voorzieningen;
  • aa. voorzieningen van algemeen nut;
  • ab. infrastructurele voorzieningen;
  • ac. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • ad. waterlopen en waterpartijen.
6.2 Bouwregels

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht, met uitzondering van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, bestaande stalletjes en schuilgelegenheden (bestaande situaties voor bouwen en gebruik), erfafscheidingen en sleufsilo's en voederplaten ten behoeve van niet intensieve veehouderijbedrijven. Sleufsilo's en voederplaten zijn toegestaan indien:

  • a. noodzakelijk voor de opslag van ruwvoer;
  • b. in aansluiting op het bouwvlak;
  • c. het bedrijf in overwegende mate voor de bedrijfsvoering is aangewezen op de opslag van ruwvoer;
  • d. er op het bouwvlak geen ruimte meer aanwezig is;
  • e. en tot een maximale oppervlakte van 0,5 ha per bouwvlak;
  • f. met dien verstande dat sleufsilo's en voederplaten op de gronden met de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur' niet buiten de bouwvlakken zijn toegestaan.

Ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van agrarisch - agrarisch hobbymatig mogen geen nieuwe bedrijfsgebouwen worden opgericht.

6.2.1 Buiten bouwvlak

Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mogen worden opgericht buiten het bouwvlak, mits:

  • a. deze bouwwerken tijdelijk teeltondersteunend zijn (maximaal 6 maanden van een kalenderjaar);
  • b. de maximale hoogte 4 m bedraagt;
  • c. op de gronden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is vereist voor teeltondersteunende voorzieningen;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens ten minste 5 m bedraagt;
  • e. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn op de gronden met de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur' niet toegestaan tenzij het afdekfolies, acryldoek of vergelijkbare voorzieningen en de voorzieningen voor een periode van ten hoogste 6 maanden per jaar worden geplaatst op een afstand van 5 m tot de perceelsgrens.

6.2.2 Bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 7 m en de maximale bouwhoogte bedraagt 11 m;
  • b. het aantal bouwlagen voor bedrijfsgebouwen ten behoeve van veehouderij, al dan niet als nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 1, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar het aantal bouwlagen 2 mag bedragen;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 m te bedragen;

met dien verstande dat:

  • d. op de gronden met de aanduiding 'intensieve veehouderij', 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve geitenhouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' uitbreiding van de bestaande oppervlaktemaat aan bedrijfsbebouwing voor de veehouderij niet is toegestaan; tot de bestaande oppervlaktemaat wordt gerekend:
    • 1. de bebouwing die op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was en/of;
    • 2. mag worden gebouwd krachtens een sindsdien verleende omgevingsvergunning en/of;
    • 3. bebouwing die gerealiseerd mag worden op basis van een vóór 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning. als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan.

met dien verstande dat:

  • e. het wijzigen van het aantal dierplaatsen, de diersoorten en/of stalsystemen niet is toegestaan.

6.2.3 Bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. één bedrijfswoning is toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  • b. de maximale goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt 5,5 m en de maximale hoogte 10 m;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen of in ieder geval niet meer mag bedragen dan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • d. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,3 m en de maximale hoogte 5,8 m;
  • e. de afstand van het bijgebouw tot de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde ervan mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • f. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 m te bedragen;
  • g. het gezamenlijk oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 100 m² bedragen.

6.2.4 Stacaravans
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - stacaravans' is maximaal 1 stacaravan toegestaan;
  • b. de maximale oppervlakte van een stacaravan bedraagt 45 m²;
  • c. de maximale hoogte bedraagt 3 m;
  • d. de afstand tot de bestemmingsgrens dient minimaal 5 m te bedragen;
  • e. per stacaravan mag één bijgebouw van maximaal 6 m² worden gebouwd met een maximale hoogte van 2,5 m.

6.2.5 Sanitaire voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen

Voor het bouwen van sanitaire voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen, in de vorm van een minicamping, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale oppervlakte bedraagt 100 m²;
  • b. de goothoogte van een gebouw voor sanitaire voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt niet minder dan 5 m;
  • d. de bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.

6.2.6 Bouwwerken ten behoeve van midicampings

Voor het bouwen ten behoeve van midicampings binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de totale oppervlakte van sanitaire voorzieningen bedraagt buiten de bestaande bedrijfsgebouwen maximaal 100 m²;
  • b. de goothoogte van een gebouw voor sanitaire voorzieningen bedraagt maximaal 2,5 m en de bouwhoogte bedraagt maximaal 4,5 m;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 5 m;
  • d. de hoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 5 m;
  • e. de overige gebouwde voorzieningen in het kader van de midicampings met dagrecreatieve attractie, niet zijnde sanitaire voorzieningen als bedoeld in sub a, dienen in de bestaande bedrijfsgebouwen te worden gerealiseerd.

6.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de maximale hoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraagt 2 m;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 15 m bedragen;
  • c. per woning is één overkapping toegestaan met een maximale oppervlakte van 25 m²;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 m te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen welke op de bouwvlakgrens gebouwd mogen worden;
  • e. mestsilo's en (folie)mestbassins, paardenbakken, containervelden, waterbassins en kadaverplaatsen moeten worden aangelegd binnen het bouwvlak;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen 1 m achter de gevellijn te worden opgericht, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.

6.2.8 Cultuurhistorische waarden

Buiten het bouwvlak zijn tevens toegestaan de bestaande gebouwen en bunkers met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Overschrijding afstand tot bestemmings- en perceelsgrenzen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven minimale afstanden tot een (zijdelingse) perceelgrens dan wel bestemmingsgrens mits:

  • a. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. daardoor de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundige beeld ter plaatse niet onevenredig worden geschaad.

6.4.2 Vergroten bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het vergroten van de bestaande goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maximale goothoogte van het bedrijfsgebouw bedraagt 10 m en de maximale hoogte bedraagt 15 m;
  • b. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

6.4.3 Vergroting bedrijfsbebouwing veehouderij

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 voor de uitbreiding van bebouwing voor de uitoefening van niet intensieve veehouderij of intensieve veehouderij, waaronder begrepen de vergroting van het aantal dierplaatsen en aanpassing van stalsystemen, met inachtneming van het volgende:

  • a. medewerking wordt slechts verleend voor de gronden met de aanduiding 'intensieve veehouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' en uitsluitend voor de ter plaatse toegelaten vormen van veehouderij;
  • b. medewerking wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en 'Nadere regels Verordening ruimte - Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderij' zoals op basis van de Interim omgevingsverordening ruimte zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag;
  • c. de ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving inpasbaar in de omgeving;
  • d. afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • e. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de kans op geurhinder, waarbij uitsluitend de achtergrondbelasting wordt beschouwd, op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • f. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;
  • g. medewerking wordt slechts verleend indien een zorgvuldige dialoog is gevoerd met de omwonenden, voorafgaand aan de definitieve planvorming en gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling, en waarvan een schriftelijk verslag beschikbaar is;
  • h. op de gronden met de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' wordt medewerking slechts verleend indien is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is hetgeen betekent dat sprake is van een bedrijf waarbij het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend wordt op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie, zoals nader bepaald en uitgewerkt in de 'Nadere regels Verordening ruimte - Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderij' zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag;
  • i. de afwijking leidt niet tot een toename van de bestaande stikstofdepositie ten gevolge van de betreffende veehouderij, dan wel de toename van stikstofdepositie ten gevolge van de betreffende veehouderij leidt niet tot een overschrijding dan wel verdere overschrijding van de kritische depositiewaarden voor verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000-gebieden, zoals van toepassing op het moment van ontvangst van een aanvraag.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Verbod

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  • a. voor het plaatsen, het doen of laten plaatsen van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • b. voor het opslaan van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. voor het ten verkoop opslaan van landbouwwerktuigen of onderdelen daarvan;
  • d. voor het kennelijk ten verkoop opslaan van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn;
  • e. als opslag, stort- of bergplaats - al dan niet ten verkoop - van ongebruikte of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • f. voor de uitoefening van enige tak van handel en/of bedrijf met uitzondering van een agrarisch bedrijf als bedoeld in de bestemmingsbeschrijving en van verkoop van streekeigen producten in het klein als niet zelfstandig onderdeel van waren, die in het betreffende bedrijf worden geproduceerd;
  • g. voor permanente of tijdelijke bewoning met uitzondering van de agrarische bedrijfswoning;
  • h. seksinrichtingen;
  • i. het be- en/of verwerken van dierlijke mest;
  • j. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning;
  • k. van gronden buiten bouwvlakken als paardenbak of ten behoeve van een stapmolen;
  • l. het in gebruik nemen van gebouwen of oppervlakte binnen gebouwen - niet in gebruik voor de huisvesting van vee of de opslag en stalling ten behoeve van de veehouderij - bij gemengde bedrijven met de aanduiding 'intensieve veehouderij', 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve geitenhouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' voor de uitoefening van een niet intensieve veehouderij of een intensieve veehouderij;
  • m. het in gebruik nemen van gebouwen of oppervlakte binnen gebouwen - in gebruik voor de veehouderij (stalling, opslag) maar niet voor de huisvesting van vee - op de gronden met de aanduiding 'intensieve veehouderij', 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve geitenhouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' voor het huisvesten van de betreffende diersoorten;
  • n. gebruik ten behoeve van een geitenhouderij voor zover niet voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve geitenhouderij';
  • o. wijziging van het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of bestaand stalsystemen is niet toegestaan.

6.5.2 Beroep aan huis

Het is toegestaan om binnen deze bestemming gronden en of gebouwen c.q. bouwwerken te gebruiken voor de uitoefening van beroep aan huis, mits:

  • a. de woonfunctie op het bouwperceel primair blijft;
  • b. per bouwperceel het oppervlak aan bebouwing dat hiervoor wordt gebruikt niet meer is dan 60 m²;
  • c. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij nieuwe kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren niet zijn toegestaan.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Nevenactiviteiten en verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het toestaan van nevenactiviteiten en verbrede landbouw, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de agrarische bedrijvigheid als hoofdfunctie aanwezig is en blijft;
  • b. het geen agrarische bedrijven betreft met de aanduiding specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig;
  • c. een bedrijfsplan en een inrichtingsplan moet worden opgesteld;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing van het betreffende agrarisch bedrijf mag niet worden vergroot;
  • e. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden aangetast/belemmerd;
  • f. door het toevoegen van de functie mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op wegen en paden plaatsvinden;
  • g. parkeervoorzieningen dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd;
  • h. de aanwezige landschappelijke natuur en ecologische kwaliteiten mogen niet worden aangetast;
  • i. als nevenactiviteiten of verbrede landbouw zijn de volgende activiteiten toegestaan:
    • 1. een groepsaccommodatie tot maximaal 500 m²;
    • 2. bed & breakfast/gastenkamers;
    • 3. toeristische appartementen;
    • 4. sociaal maatschappelijke en educatieve functies;
    • 5. dagrecreatieve voorzieningen tot maximaal 500 m²;
    • 6. horeca (categorie 1 en 2) ten dienste van extensieve recreatie, zoals een theetuin en een ijs/snackverkooppunt tot maximaal 100 m²;
    • 7. stacaravans zijn niet toegestaan behoudens de bestaande;
    • 8. maatschappelijk zorginitiatief zoals een zorgboerderij of kinderopvang;
    • 9. combinaties van genoemde activiteiten zijn mogelijk tot een totaal oppervlak van maximaal 500 m², waarbij het oppervlak voor de minicamping, midicamping of groepsaccommodatie niet wordt meegeteld;
  • j. gronden ten behoeve van minicampings buiten het bouwvlak dan wel midicampings buiten het bouwvlak zijn niet gelegen binnen de 'ecologische hoofdstructuur';
  • k. gronden ten behoeve van minicampings dan wel midicampings zijn niet gelegen binnen de 'veiligheidszone - leiding';
  • l. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij nieuwe kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren niet zijn toegestaan.

6.6.2 Tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het toestaan van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. huisvesting in woonunits onder de volgende voorwaarden:
    • 1. een dergelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
    • 2. de huisvesting uitsluitend werknemers betreft, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten. Dit dient te allen tijde door de ondernemer te kunnen worden aangetoond middels het bijhouden van een nachtregistratie;
    • 3. de huisvesting niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedraagt. Het opstellen van een bedrijfsplan is dan noodzakelijk. Daarnaast dient in deze gevallen de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB) om advies te worden gevraagd;
    • 4. de hoogte van een woonunit niet meer dan 3 m bedraagt;
    • 5. de woonunits geplaatst worden binnen het bouwvlak en niet in een bedrijfsgebouw;
    • 6. voorzien is in een landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; de aanleg en duurzame instandhouding wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning vastgelegd;
    • 7. de woonunits telkens na tijdelijk gebruik worden verwijderd;
  • b. huisvesting in stacaravans onder de volgende voorwaarden:
    • 1. een dergelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
    • 2. voldoende structurele voorzieningen ten behoeve van tijdelijke huisvesting elders ontbreken;
    • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
    • 4. de huisvesting uitsluitend werknemers betreft, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten. Dit dient te allen tijde door de ondernemer te kunnen worden aangetoond middels het bijhouden van een nachtregistratie;
    • 5. de huisvesting niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedraagt. Het opstellen van een bedrijfsplan is dan noodzakelijk. Daarnaast dient in deze gevallen de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB) om advies te worden gevraagd;
    • 6. de hoogte van een stacaravan niet meer bedraagt dan 3 m;
    • 7. stacaravans geplaatst worden binnen het bouwvlak en niet in een bedrijfsgebouw;
    • 8. voorzien is in een landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; de aanleg en duurzame instandhouding wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning vastgelegd;
    • 9. de stacaravans telkens na het tijdelijke gebruik worden verwijderd;
    • 10. het maximaal aantal personen dat gehuisvest wordt niet meer dan 40 bedraagt;
  • c. huisvesting in bedrijfsgebouw onder de volgende voorwaarden:
    • 1. een dergelijke huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
    • 2. de huisvesting uitsluitend werknemers betreft die alleen binnen het bedrijf waar ze zijn gehuisvest, werkzaamheden verrichten. Dit dient te allen tijde door de ondernemer te kunnen worden aangetoond middels het bijhouden van een nachtregistratie;
    • 3. de huisvesting niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedraagt. Het opstellen van een bedrijfsplan is dan noodzakelijk. Daarnaast dient in deze gevallen de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB) om advies te worden gevraagd;
    • 4. de huisvesting plaatsvindt in een bestaand bedrijfsgebouw of een gedeelte daarvan, met dien verstande dat de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van het nachtverblijf niet meer bedraagt dan 6 m² per persoon;
    • 5. er geen sprake is van zelfstandige wooneenheden;
    • 6. de omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien is aangetoond dat voldoende structurele voorzieningen ten behoeve van de tijdelijke huisvesting ontbreken;
    • 7. het agrarische bedrijf dient de hoofdfunctie te blijven. De tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers dient gekoppeld te zijn aan een nog in werking zijnd agrarisch bedrijf. Bij beëindiging van de agrarische functie is het tijdelijk huisvesten van tijdelijke werknemers niet meer toegestaan;
    • 8. de huisvesting dient vooraf te worden getoetst op de algemene ruimtelijke criteria, zoals (externe) veiligheid, hygiëne, lucht, bodem, riolering, water, verkeer, geluid, natuur en landschap en milieuzonering;
    • 9. er dient voorzien te worden in voldoende adequate parkeervoorzieningen op eigen terrein, waarbij dient te worden uitgegaan van 1 parkeerplaats per bed;
    • 10. het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning intrekken, indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijk grote arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is, dan wel onvoldoende inspanningen geleverd zijn om in meer structurele vormen van huisvesting te voorzien;
    • 11. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij nieuwe kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren niet zijn toegestaan.

6.6.3 Be- en verwerken van agrarische producten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het toestaan van het be- en verwerken van agrarische producten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het be- en verwerken van het eigen agrarisch gewas/product betreft;
  • b. aanvoer, be- en verwerking van agrarische producten van derden is toegestaan met dien verstande dat sprake blijft van de be- en verwerking van hoofdzakelijk producten van het eigen bedrijf en er geen sprake is van een zelfstandige agrarische productverwerkende hoofdactiviteit;
  • c. het geen mestverwerking betreft;
  • d. de maximale oppervlakte in gebruik voor en/of gerelateerd aan de be- en verwerking van agrarische producten bedraagt 2.000 m²;
  • e. de milieucategorie maximaal categorie 1 of 2 betreft conform de Lijst van Bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, dan wel het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze, omvang of de bijzondere verschijningvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorie 1 of 2.

6.6.4 Afwijking gebruik bedrijfsbebouwing veehouderij

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.5.1 voor het gebruik van bebouwing voor de uitoefening van niet intensieve veehouderij of intensieve veehouderij (waaronder huisvesting van de betreffende diersoorten, wijziging van het aantal bestaande dierplaatsen, wijziging van bestaande diersoorten en/of, wijziging van bestaande stalsystemen ) met inachtneming van het volgende:

  • a. medewerking wordt slechts verleend voor de gronden met de aanduiding 'intensieve veehouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij' en uitsluitend voor de ter plaatse toegelaten vormen van veehouderij;
  • b. medewerking wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en 'Nadere regels Verordening ruimte - Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderij' zoals op basis van de Interim omgevingsverordening ruimte zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag;
  • c. de ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving inpasbaar in de omgeving;
  • d. afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • e. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de kans op geurhinder, waarbij uitsluitend de achtergrondbelasting wordt beschouwd, op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er - indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages - maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • f. medewerking wordt slechts verleend indien is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;
  • g. medewerking wordt slechts verleend indien een zorgvuldige dialoog is gevoerd met de omwonenden, voorafgaand aan de definitieve planvorming en gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de planontwikkeling, en waarvan een schriftelijk verslag beschikbaar is;
  • h. op de gronden met de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' wordt medewerking slechts verleend indien is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is hetgeen betekent dat sprake is van een bedrijf waarbij het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend wordt op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie, zoals nader bepaald en uitgewerkt in de 'Nadere regels Verordening ruimte - Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderij' zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

6.6.5 Plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bedrijfswoning wordt in gebruik genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort heeft de bedrijfsactiviteiten niet beëindigd;
  • b. er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. op het agrarisch bouwvlak komt de mogelijkheid voor een extra bedrijfswoning te vervallen;
  • d. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • e. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in lid 6.2.3 blijven van toepassing;
  • f. er mag geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden).

6.6.6 Bewerking van mest

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het plan ten behoeve van het toestaan van het bewerken van de mest, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft het bewerken van ter plaatse geproduceerde mest;
  • b. toevoegen van andere producten of mest van anderen is niet toegestaan;
  • c. bewerking vindt plaats op het bouwvlak;
  • d. de mestbewerking is milieuhygiënisch aanvaardbaar;
  • e. bewerking leidt niet  tot een toename van de bestaande stikstofdepositie ten gevolge van de betreffende veehouderij, dan wel, de toename van stikstofdepositie ten gevolge van de betreffende veehouderij leidt niet tot een overschrijding dan wel verdere overschrijding van de kritische depositiewaarden voor verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000-gebieden, zoals van toepassing op het moment van ontvangst van een aanvraag;
  • f. er is geen sprake van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven;
  • g. er is sprake van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die tevens is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

6.6.7 Afwijken dierplaatsen, diersoorten en/of stalsystemen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.5.1 onder n ten behoeve van een wijziging van het bestaande aantal dierplaatsen, bestaande diersoorten en/of bestaand stalsystemen:

  • a. indien de wijziging niet leidt tot een toename van de bestaande stikstofdepositie ten gevolge van de betreffende veehouderij, dan wel;
  • b. indien de toename van stikstofdepositie ten gevolge van de betreffende veehouderij niet leidt tot een overschrijding dan wel verdere overschrijding van de kritische depositiewaarden voor verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000-gebieden, zoals van toepassing op het moment van ontvangst van een aanvraag.

6.6.8 Afwijken paardenbakken en stapmolens

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.5.1 onder l. ten behoeve van het gebruik van onbebouwde gronden als paardenbak of stapmolen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. paardenbakken en stapmolens worden uitsluitend toegestaan ter plaatse van gronden die grenzen aan de bestemming:
    • 1. Bedrijf, Detailhandel, Horeca en Wonen, ten dienste van een op het aangrenzende perceel aanwezige en toegestane (bedrijfs-)woning;
    • 2. Bedrijf, Detailhandel, Horeca, Wonen, Agrarisch, Agrarisch met waarden - Landschapswaarden en Agrarisch met waarden Landschaps- en natuurwaarden, mits aangetoond kan worden dat er binnen het bouwvlak onvoldoende ruimte is voor deze ontwikkeling;
  • b. de maximale oppervlakte paardenbakken en/of stapmolens per woning bedraagt 1.250 m2;
  • c. de realisatie van een paardenbak en/of stapmolen heeft geen onevenredig negatieve effecten op de ruimtelijke structuur, waaronder begrepen de agrarische structuur;
  • d. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst wordt met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • e. het oprichten en gebruiken van lichtmasten en geluidsinstallaties is niet toegestaan.
6.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 49 en 54 dienen in acht te worden genomen.

6.7.1 Aanlegverbod zonder aanlegvergunning

Het is op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden ' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders verboden ter plaatse van de aangeduide waarden de volgende werken en/of werkzaamheden buiten het bouwvlak te verrichten:

  • a. afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren, indrijven;
  • b. opplanten, omzetten van grasland en/of bouwland naar boomteelt boven 1,5 m;
  • c. rooien van beplanting en/of verwijderen houtopstand;
  • d. aanleg van drainage, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
  • e. draineren, onderbemalen, aanleg dammen, aanleg stuwen, graven sloten, dempen sloten, dempen poelen, aanbrengen oeverbeschoeiing;
  • f. verharden oppervlak, veranderen perceelsindeling.

6.7.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van 6.7.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen, waaronder tevens het aanleggen van drainage wordt verstaan;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

6.7.3 Procedure bij een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschapswaarden, zoals bedoeld in 6.1 onder b, in de directe omgeving niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

6.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
6.8.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van de panden met cultuurhistorische waarden.

6.8.2 Toelaatbaarheid

Het geheel of gedeeltelijk slopen van de in 6.8.1 bedoelde bouwwerken is slechts toelaatbaar indien de ruimtelijke en visuele karakteristiek van de gronden en de gebouwde omgeving niet in onevenredige mate wordt aangetast dan wel in redelijkheid behoud van het object gelet op de staat waarin het object verkeert niet kan worden verlangd.

6.9 Wijzigingsbevoegdheden
6.9.1 Het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouder zijn bevoegd het bouwvlak voor grondgebonden agrarische bedrijven te vergroten voor het oprichten van permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde (teeltondersteunende) kassen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bouwvlak mag worden vergroot tot 2,5 ha ten behoeve van de oprichting van permanente teeltondersteunende voorzieningen waarvan maximaal 1 ha gebruikt mag worden ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen en moet worden voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - differentiatievlak teeltondersteunende voorzieningen';
  • b. wijziging wordt niet toegepast voor gronden met de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur';
  • c. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • d. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • e. vooraf advies wordt ingewonnen bij de AAB voor het aantonen van de noodzaak en de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf;
  • f. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • g. de vormverandering milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • h. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

6.9.2 Oprichten bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding van de bestemming te wijzigen voor het bouwen van een eerste bedrijfswoning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak van de bedrijfswoning van een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling moet aanwezig zijn, d.w.z. dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse redelijkerwijs niet te exploiteren is;
  • b. voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder;
  • c. er dient vooraf advies te worden ingewonnen van de AAB;
  • d. de bedrijfswoning mag niet zijn gelegen binnen de 'geluidszone - weg';
  • e. de bedrijfswoning mag niet zijn gelegen binnen de 'geluidszone - spoor';
  • f. de bedrijfswoning mag niet zijn gelegen binnen de aanduiding 'geluidszone - industrie';
  • g. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij nieuwe kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren niet zijn toegestaan;
  • h. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd.

6.9.3 Wijzigen bestemming Agrarisch met waarden - natuur- en landschapswaarden naar Recreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden - natuur- en landschapswaarden, met een bouwvlak en de aansluitende, als midicamping in gebruik zijnde gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - natuur- en landschapswaarden, te wijzigen in de bestemming Recreatie ten behoeve van de vestiging van maximaal één recreatiebedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden zijn niet gelegen binnen de 'ecologische hoofdstructuur';
  • b. de gronden mogen worden gebruikt voor de volgende type bedrijven:
    • 1. groepsaccommodatie met een maximale oppervlakte van 750 m²;
    • 2. minicamping;
    • 3. midicamping in combinatie met dagrecreatieve voorziening;
    • 4. bed & breakfast/gastenkamers;
    • 5. toeristische appartementen;
    • 6. dagrecreatieve voorziening met een maximale oppervlakte van 750 m²;
    • 7. ondersteunende horeca met een maximale oppervlakte van 100 m²;
    • 8. combinaties van genoemde activiteiten zijn mogelijk tot een totaal oppervlak van maximaal 750 m², waarbij het oppervlak voor de minicamping, midicamping of groepsaccommodatie niet wordt meegeteld;

hetgeen wordt vastgelegd in de regels behorend bij het wijzigingsplan;

  • c. aangetoond wordt dat agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • d. aangetoond wordt dat volledige sanering in redelijkheid niet kan worden verlangd;
  • e. voormalige agrarische bedrijfsgebouwen met een grotere oppervlakte dan volgens de specifieke functie zijn toegestaan, moeten worden gesloopt;
  • f. aangetoond dient te worden dat de weg de verkeersafwikkeling voldoende op kan vangen;
  • g. het recreatiebedrijf dient te voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • h. de agrarische bedrijvigheid wordt beëindigd;
  • i. een bedrijfsplan en een inrichtingsplan, inclusief een landschappelijke inpassing moet worden opgesteld;
  • j. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • k. er geen beperking plaatsvindt van de omliggende (agrarische) functies;
  • l. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • m. aangetoond wordt de wijziging milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • n. de gronden niet zijn gelegen binnen de 'geluidszone - weg';
  • o. de gronden niet zijn gelegen binnen de 'geluidszone - spoor';
  • p. de gronden niet zijn gelegen binnen de 'geluidszone - industrie';
  • q. advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • r. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij voorkomen moet worden dat door conversie van beperkt kwetsbare objecten, kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren ontstaan.

6.9.4 Wijzigen bestemming Agrarisch met waarden - natuur- en landschapswaarden ten behoeve van Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden - natuur- en landschapswaarden met een bouwvlak en bedrijfswoning te wijzigen in de bestemming Wonen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat agrarisch hergebruik niet meer rendabel is;
  • b. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • c. een legale bedrijfswoning dient aanwezig te zijn;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is tevens woningsplitsing toegestaan in 2 wooneenheden, indien de inhoud van de bestaande woning/woonboerderij vóór de splitsing minimaal 900 m³ te bedragen;
  • e. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven;
  • f. de wijziging milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • g. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • h. de voormalige bedrijfsgebouwen moeten worden afgebroken tot een oppervlakte welke per woning maximaal is toegestaan, te weten 100 m²;
  • i. ten aanzien van de sloop van het op het moment van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezige surplus aan vrijstaande (bij)gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. het maximaal toegestane oppervlak aan bijgebouwen van 100 m² per woning worden verhoogd mits de (bedrijf)bebouwing welke niet noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering bebouwing wordt gesloopt. De verhoging bedraagt 50% van het te slopen surplus aan bebouwing. Het maximaal toegestane oppervlak van bijgebouwen mag na afbraak niet meer bedragen dan 200 m²;
    • 2. de totale toegestane oppervlakte bijgebouwen wordt met een maatvoeringsaanduiding vastgelegd;
    • 3. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing van de nieuwe bijgebouwen;
    • 4. cultuurhistorische waardevolle objecten mogen niet worden gesloopt;
  • j. de oppervlakte van het bouwvlak dient te worden verkleind ten behoeve van de wijziging naar Wonen;
  • k. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • l. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij voorkomen moet worden dat door conversie van beperkt kwetsbare objecten, kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren ontstaan;
  • m. de overige gronden van deze bestemming worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende gebiedsgerichte bestemmingen.

6.9.5 Wijzigen naar bestemming Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden - natuur- en landschapswaarden van de gronden te wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden zijn gelegen binnen de nadere aanduiding:
    • 1. Ecologische verbindingszone, en/of;
    • 2. Attentiegebieden ehs, en/of;
    • 3. Zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen en/of;
    • 4. Ecologische hoofdstructuur en/of;
    • 5. de dubbelbestemming Waarde - Natura 2000;
  • b. de agrarische bedrijvigheid is of zal worden beëindigd;
  • c. natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  • d. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft.

6.9.6 Wijzigen naar de bestemming Tuin

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden zonder bouwvlak te wijzigen in de bestemming Tuin, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. gebruik als tuin is uitsluitend toegestaan als privé sier- of moestuin;
  • b. wijziging van de bestemming is uitsluitend toegestaan ter plaatse van gronden die grenzen aan de bestemming Bedrijf, Detailhandel, Horeca en Wonen, mits de gronden als tuin worden gebruikt ten dienste van een op het aangrenzende perceels aanwezige en toegestane (bedrijfs-)woning;
  • c. de functieverandering naar tuin heeft geen onevenredig negatieve effecten op de natuur- en landschapswaarden in de omgeving;
  • d. de functieverandering naar tuin heeft geen onevenredig negatieve effecten op de ruimtelijke structuur, waaronder begrepen de agrarische structuur.

Artikel 7 Bedrijf

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. categorie 1 en 2 bedrijven conform de Lijst van Bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, met dien verstande dat tevens bedrijven zijn toegestaan die specifiek zijn aangeduid als onderstaand;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten', de ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum', tevens voor een tuincentrum;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', voor een verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'garage', tevens voor een garage;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'groothandel', tevens voor een groothandel;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf', voor een aannemersbedrijf;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructiebedrijf', voor een constructiebedrijf;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - duivenmakelaar', voor een duivenmakelaar;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasdrukmeet- en regelstation', uitsluitend voor een gasdrukmeet- en regelstation;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - grondwerkbedrijf', voor een grondwerkbedrijf;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kantine', voor een kantine;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kunststofverwerkingsbedrijf', voor een kunststofverwerkingsbedrijf;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf -landbouwmechanisatiebedrijf', voor een landbouwmechanisatiebedrijf;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonwerkbedrijf', voor een loonwerkbedrijf;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - medische plasticbewerkers', voor medische plasticverwerkers;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - overslagbedrijf', voor een overslagbedrijf;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rioolretentie', voor een rioolretentie;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf', voor een transportbedrijf;
  • t. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - uienschilbedrijf', voor een uienschilbedrijf;
  • u. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - veehandel', voor een veehandel;
  • v. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch machineverhuur bedrijf', voor een agrarisch machineverhuur bedrijf;
  • w. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - palletbedrijf', voor een palletbedrijf;
  • x. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  • y. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal', voor een gemaal;
  • z. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', tevens voor opslag;
  • aa. ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', een bebouwingsconcentratie;
  • ab. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 54.2.8 dient in acht te worden genomen;
  • ac. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  • ad. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;

met de daarbij behorende:

  • ae. verhardingen, groen- en parkeervoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak
  • a. de maximale goothoogte en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 5,5 m en 10 m;
  • b. de maximale oppervlakte aan bebouwing bedrijfsgebouwen en overkappingen zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' mag niet worden overschreden, met uitzondering voor het bepaalde in sub c;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- loonwerkbedrijf' mag het volledige bouwvlak worden bebouwd;
  • d. afstand van de gebouwen tot de perceelsgrenzen dient minimaal 5 m te bedragen.

7.2.2 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. één bedrijfswoning is toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  • b. de maximale goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,5 m en de maximale hoogte 10 m;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen of in ieder geval niet meer mag bedragen dan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • d. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,3 m en de maximale hoogte 5,8 m;
  • e. de afstand van het bijgebouw tot de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde ervan mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • f. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 m te bedragen;
  • g. het gezamenlijk oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 100 m² bedragen.

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 10 m;
  • b. de hoogte van de erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,5 m;
  • c. per woning is één overkapping toegestaan met een maximale oppervlakte van 25 m²;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 1 m te bedragen met uitzondering van vlaggenmasten en erf- en terreinafscheidingen welke op de perceelgrens gebouwd mogen worden;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen op minimaal 1 m achter de gevellijn te worden opgericht, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Overschrijding bebouwingsgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven minimale afstanden tot een (zijdelingse) perceelsgrens dan wel bestemmingsgrens. Bij overschrijding van de bebouwingsgrens gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak van de overschrijding moet vanuit een doelmatige bedrijfsvoering aanwezig zijn;
  • b. afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag in principe niet minder bedragen dan de bestaande, ter plaatse reeds dichter bij de weg gelegen bebouwing, tenzij daarvoor zwaarwegende redenen zijn of wanneer het een hoekperceel betreft dat aan meer dan één weg grenst;
  • c. de minimale afstand tot de weg mag echter niet minder gaan bedragen dan 3 m;
  • d. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden en er dient voldoende ruimte op het bouwperceel aanwezig te blijven voor de eigen parkeerbehoefte;
  • e. er dient vooraf advies te worden ingewonnen bij de wegbeheerder;
  • f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig te worden aangetast.

7.4.2 Vergroten bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het vergroten van de bestaande goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maximale goothoogte van het bedrijfsgebouw bedraagt 7,5 m en de maximale hoogte bedraagt 12 m;
  • b. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Verbod

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, met in acht name van het bepaalde onder b;
  • b. de uitoefening van een andere tak van handel, bedrijf of dienstverlening dan volgens het bepaalde in de bestemmingsomschrijving is toegestaan;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. permanente of tijdelijke bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;
  • e. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning.

7.5.2 Beroep aan huis

Het is toegestaan om binnen deze bestemming gronden en of gebouwen c.q. bouwwerken te gebruiken voor de uitoefening van beroep aan huis, mits:

  • a. de woonfunctie op het bouwperceel primair blijft;
  • b. per bouwperceel het oppervlak aan bebouwing dat hiervoor wordt gebruikt niet meer is dan 60 m².
7.6 Afwijken van de gebruiksregels

n.v.t.

7.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 49 en 54 dienen in acht te worden genomen.

7.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

7.9 Wijzigingsbevoegdheden
7.9.1 Wijzigen bestemming Bedrijf naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Bedrijf te wijzigen in de bestemming Wonen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat hergebruik niet meer mogelijk is;
  • b. het bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • c. een legale bedrijfswoning dient aanwezig te zijn;
  • d. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven;
  • e. de nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;
  • f. overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle objecten tot een oppervlakte van 100 m² ten behoeve van bijgebouwen bij de bestemming Wonen met uitzondering van het bepaalde onder f;
  • g. ten aanzien van de sloop van op het moment van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezige surplus aan vrijstaande (bij)gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van 100 m² wordt verhoogd mits de overtollige bebouwing wordt gesloopt. De verhoging bedraagt 50% van het te slopen surplus aan bebouwing. De maximaal toegestane oppervlakte van bijgebouwen mag na afbraak niet meer bedragen dan 200 m²;
    • 2. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing van de nieuwe bijgebouwen;
    • 3. cultuurhistorische waardevolle objecten mogen niet worden gesloopt;
    • 4. advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • h. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij voorkomen moet worden dat door conversie van beperkt kwetsbare objecten, kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren ontstaan.

7.9.2 Wijziging bestemming Bedrijf naar andere vorm van Bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding binnen de bestemming Bedrijf te wijzigen ten behoeve van een ander type, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. omliggende bedrijven niet worden belemmerd;
  • b. de milieubelasting voor alle bedrijven niet hoger dan of gelijkgesteld is aan categorie 1 of 2 van Lijst van Bedrijfsactiviteiten of het een agrarisch verwant of loonwerkbedrijf betreft;
  • c. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • d. bestaande natuur, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden mogen niet in onevenredige mate worden aangetast;
  • e. overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;
  • f. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet worden vergroot en de eigen parkeervoorzieningen dient binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden;
  • g. advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.

7.9.3 Wijzigen naar bestemming Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Bedrijf te wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden zijn gelegen binnen de nadere aanduiding:
    • 1. Ecologische verbindingszone, en/of;
    • 2. Attentiegebieden ehs, en/of;
    • 3. Zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen en/of;
    • 4. Ecologische hoofdstructuur en/of;
    • 5. de dubbelbestemming Waarde - Natura 2000;
  • b. natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  • c. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft.

Artikel 8 Bedrijf - Nutsvoorziening

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen van algemeen nut;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', tevens voor opslag;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast', een antennemast;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', een bebouwingsconcentratie;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rioolwaterzuivering', voor een rioolwaterzuivering;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - waterwinbedrijf', voor een waterwinbedrijf;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 54.2.8 dient in acht te worden genomen;

met daarbij behorende:

  • j. groenvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m;
  • c. de oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 10 m², tenzij een andere oppervlakte op de verbeelding is aangegeven.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 6 m, met uitzondering van antennemasten waarvan de hoogte 40 m mag bedragen;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen voor de gevellijn niet meer dan 2 m bedragen.
8.3 Nadere eisen

n.v.t.

8.4 Afwijken van de bouwregels

n.v.t.

8.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels

n.v.t.

8.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 49 en 54 dienen in acht te worden genomen.

8.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

8.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Bedrijf - Nutsvoorziening te wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden zijn gelegen binnen de nadere aanduiding Zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen;
  • b. natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  • c. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft.

Artikel 9 Bedrijventerrein - Fokkerterrein

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - Fokkerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijvigheid op het gebied van reparatie, nieuwbouw en het beproeven van technische componenten en objecten, voornamelijk gericht op de vliegtuigbouw;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang', kinderopvang ten behoeve van de werknemers van dit bedrijf;
  • c. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - uitsterfregeling', geldt dat niet bedrijfgerelateerde bewoning van de bedrijfswoning is toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', de bescherming van panden met cultuurhistorische waarde;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;

met de daarbij behorende:

  • g. verhardingen, groen- en parkeervoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.

9.2.2 Bedrijfsgebouwen
  • a. de maximale hoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 25 m;
  • b. de maximale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt 110.000 m²;
  • c. de afstand tot de perceelgrens bedraagt minimaal 4 m.

9.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan op de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen of in ieder geval niet meer mag bedragen dan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • c. de maximale goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt 5,5 m en de maximale hoogte 10 m;
  • d. de maximum oppervlakte aan bijgebouwen bij de bedrijfswoning bedraagt 100 m²;
  • e. de afstand van het bijgebouw tot de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde ervan mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • f. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,3 m en de maximale hoogte 5,8 m.

9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte bedraagt maximaal 25 m, met uitzondering van het bepaalde onder sub b, c, d en e;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,5 m;
  • c. per woning is één overkapping toegestaan met een maximale oppervlakte van 25 m²;
  • d. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen voor de gevellijn niet meer dan 1 m bedragen, met uitzondering van vlaggenmasten en erf- en terreinafscheidingen;
  • e. de hoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mogen maximaal 10 m bedragen;
  • f. de hoogte van aarden wallen dient minimaal 2,5 m en maximaal 3 m te bedragen.
9.3 Nadere eisen

n.v.t.

9.4 Afwijken bouwregels
9.4.1 Verkleinen afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verkleinen van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering, een efficiënt gebruik van het bouwperceel of bouwpercelen en in stedenbouwkundig opzicht verantwoord is;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
9.5 Specifieke gebruiksregel
9.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  • a. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
  • b. de uitoefening van een andere tak van handel, bedrijf of dienstverlening dan volgens het bepaalde in de bestemmingsomschrijving is toegestaan;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. permanente of tijdelijke bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;
  • e. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning.

9.5.2 Uitsterfregeling bewoning

Op het moment dat de niet bedrijfgerelateerde bewoning van de bedrijfswoning zoals bedoeld in 9.1 gedurende 365 dagen is beëindigd, is dit gebruik niet meer toegestaan.

9.6 Afwijken van de gebruiksregels

n.v.t.

9.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 49 en 54 dienen in acht te worden genomen.

9.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
9.8.1

Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van de panden met cultuurhistorische waarden.

9.8.2

Het geheel of gedeeltelijk slopen van de in 9.8.1 bedoelde bouwwerken is slechts toelaatbaar indien de ruimtelijke en visuele karakteristiek van de gronden en de gebouwde omgeving niet in onevenredige mate wordt aangetast danwel in redelijkheid behoud van het object gelet op de staat waarin het object verkeert niet kan worden verlangd.

9.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 10 Bos

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding, herstel en/of ontwikkeling van het bos met de daarop afgestemde bosbouw;
  • b. instandhouding van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden;
  • c. paalkamperen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', een bebouwingsconcentratie;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 54.2.8 dient in acht te worden genomen;
  • i. instandhouding van in het bos aanwezige onverharde wegen;
  • j. extensief dagrecreatief medegebruik.
10.2 Bouwregels

Ten aanzien van het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • bouwwerken, welke ter plaatse noodzakelijk zijn uit een oogpunt van beheer en onderhoud, waaronder begrepen beperkte voorzieningen ten behoeve van de extensieve dagrecreatie, zoals bijvoorbeeld informatiepanelen en vogelwachterhuisjes.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Schuilgelegenheden en observatiehutten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van schuilgelegenheden en observatiehutten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de goothoogte mag maximaal 3,5 m bedragen en de hoogte maximaal 5 m;
  • b. de hoogte van uitzichttorens voor de brandwacht mag maximaal 20 m bedragen;
  • c. de oppervlakte van schuilgelegenheden en observatiehutten mag maximaal 50 m² bedragen;
  • d. de oppervlakte van het perceel dient minimaal 50 ha te bedragen om één schuilgelegenheid op te mogen richten;
  • e. aandacht wordt besteed aan de verschillende deelaspecten namelijk water, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid/overstening;
  • f. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. er dient vooraf advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.
10.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
10.6 Afwijken gebruiksregels

n.v.t.

10.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 49 en 54 dienen in acht te worden genomen.

10.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

10.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Bos te wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden zijn gelegen binnen de nadere aanduiding Attentiegebieden ehs;
  • b. natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  • c. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft.

Artikel 11 Cultuur en ontspanning

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'museum', een museum;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', een kantoor;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  • d. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;

met de daaraan ondergeschikt:

  • e. horecavoorzieningen die ten dienste staan van de bestemming;
  • f. verhardingen, groen- en parkeervoorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 5,5 m en de maximale bouwhoogte bedraagt 10 m;
  • b. de maximale oppervlakte aan bebouwing bedrijfsgebouwen en overkappingen zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' mag niet worden overschreden;
  • c. afstand van de gebouwen tot de perceelsgrenzen dient minimaal 5 m te bedragen.

11.2.2 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. één bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen of in ieder geval niet meer mag bedragen dan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • c. de maximale goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt 5,5 m en de maximale hoogte 10 m;
  • d. de maximum oppervlakte aan bijgebouwen bij de bedrijfswoning bedraagt 100 m²;
  • e. de afstand van het bijgebouw tot de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde ervan mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • f. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,3 m en de maximale hoogte 5,8 m.

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 10 m;
  • b. de hoogte van de erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,5 m;
  • c. per woning is één overkapping toegestaan met een maximale oppervlakte van 25 m²;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 1 m te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen welke op de perceelgrens gebouwd mogen worden;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen op minimaal 1 m achter de gevellijn te worden opgericht, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Overschrijding bebouwingsgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven minimale afstanden tot een (zijdelingse) perceelsgrens dan wel bestemmingsgrens. Bij overschrijding van de bebouwingsgrens gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak van de overschrijding moet vanuit een doelmatige bedrijfsvoering aanwezig zijn;
  • b. afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag in principe niet minder bedragen dan de bestaande, ter plaatse reeds dichter bij de weg gelegen bebouwing, tenzij daarvoor zwaarwegende redenen zijn of wanneer het een hoekperceel betreft dat aan meer dan één weg grenst;
  • c. de minimale afstand tot de weg mag echter niet minder gaan bedragen dan 3 m;
  • d. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden en er dient voldoende ruimte op het bouwperceel aanwezig te blijven voor de eigen parkeerbehoefte;
  • e. er dient vooraf advies te worden ingewonnen bij de wegbeheerder;
  • f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig te worden aangetast.

11.4.2 Vergroten bedrijfsgebouwen

De bestaande goot en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mogen worden vergroot, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maximale goothoogte van het bedrijfsgebouw bedraagt 7,5 m en de maximale hoogte bedraagt 12 m;
  • b. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

11.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. opslag van goederen en materialen voor de gevellijn;
  • d. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;
  • e. voor permanente of tijdelijke bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;
  • f. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels

n.v.t.

11.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 49 en 54 dienen in acht te worden genomen.

11.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

11.9 Wijzigingsbevoegdheden
11.9.1 Wijzigen bestemming Cultuur en ontspanning ten behoeve van Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Cultuur en ontspanning en bedrijfswoning te wijzigen in de bestemming Wonen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat hergebruik niet meer rendabel is;
  • b. het bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • c. een legale bedrijfswoning dient aanwezig te zijn;
  • d. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. de wijziging milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • f. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de voormalige bedrijfsgebouwen moeten worden afgebroken tot een oppervlakte welke per woning maximaal is toegestaan, te weten 100 m²;
  • h. ten aanzien van de sloop van het op het moment van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezige surplus aan vrijstaande (bij)gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van 100 m² worden verhoogd mits de (bedrijf)bebouwing welke niet noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering bebouwing wordt gesloopt. De verhoging bedraagt 50 procent van het te slopen surplus aan bebouwing. Het maximaal toegestane oppervlak van bijgebouwen mag na afbraak niet meer bedragen dan 200 m²;
    • 2. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing van de nieuwe bijgebouwen;
    • 3. cultuurhistorische waardevolle objecten mogen niet worden gesloopt;
  • i. de oppervlakte van het bouwvlak dient te worden verkleind ten behoeve van de wijziging naar Wonen;
  • j. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • k. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij voorkomen moet worden dat door conversie van beperkt kwetsbare objecten, kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren ontstaan;
  • l. de overige gronden van deze bestemming worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende gebiedsgerichte bestemmingen.

11.9.2 Wijzigen naar bestemming Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Cultuur en ontspanning te wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden zijn gelegen binnen de nadere aanduiding Ecologische hoofdstructuur;
  • b. natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  • c. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft.

Artikel 12 Detailhandel

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een zelfstandige detailhandelsvoorziening - met uitzondering van grootschalige detailhandel - met een maximale verkoopvloeroppervlakte 200 m2 of de aanwezige oppervlakte ten tijde van vaststelling van dit bestemmingsplan Buitengebied;
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier', tevens voor een hovenier met daaraan ondergeschikt het onderhoud voor eigen machines en de verkoop van bloem- en tuinbenodigdheden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', tevens voor opslag;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - autohandel', tevens voor een autohandel;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - verkoop en reparatie bedrijfsvoertuigen', tevens voor de verkoop en reparatie van bedrijfsvoertuigen;
  • e. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 54.2.8 dient in acht te worden genomen;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. verhardingen, groen- en parkeervoorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale goothoogte en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 5,5 m en 10 m;
  • b. de maximale oppervlakte aan bebouwing bedrijfsgebouwen en overkappingen zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' mag niet worden overschreden;
  • c. afstand van de gebouwen tot de perceelsgrenzen dient minimaal 5 m te bedragen.

12.2.2 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. één bedrijfswoning is toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het aantal wooneenheden '0', '2' of '3' bedraagt;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen of in ieder geval niet meer mag bedragen dan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • c. de maximale goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt 5,5 m en de maximale hoogte 10 m;
  • d. de maximum oppervlakte aan bijgebouwen bij de bedrijfswoning bedraagt 100 m²;
  • e. de afstand van het bijgebouw tot de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde ervan mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • f. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,3 m en de maximale hoogte 5,8 m.

12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 10 m;
  • b. de hoogte van de erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,5 m;
  • c. per woning is één overkapping toegestaan met een maximale oppervlakte van 25 m²;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 1 m te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen welke op de perceelgrens gebouwd mogen worden;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen op minimaal 1 m achter de gevellijn te worden opgericht, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.4 Afwijken van de bouwregels
12.4.1 Overschrijding bebouwingsgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven minimale afstanden tot een (zijdelingse) perceelsgrens dan wel bestemmingsgrens. Bij overschrijding van de bebouwingsgrens gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak van de overschrijding moet vanuit een doelmatige bedrijfsvoering aanwezig zijn;
  • b. afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag in principe niet minder bedragen dan de bestaande, ter plaatse reeds dichter bij de weg gelegen bebouwing, tenzij daarvoor zwaarwegende redenen zijn of wanneer het een hoekperceel betreft dat aan meer dan één weg grenst;
  • c. de minimale afstand tot de weg mag echter niet minder gaan bedragen dan 3 m;
  • d. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden en er dient voldoende ruimte op het bouwperceel aanwezig te blijven voor de eigen parkeerbehoefte;
  • e. er dient vooraf advies te worden ingewonnen bij de wegbeheerder;
  • f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig te worden aangetast.

12.4.2 Vergroten bedrijfsgebouwen

De bestaande goot en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mogen worden vergroot, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maximale goothoogte van het bedrijfsgebouw bedraagt 7,5 m en de maximale hoogte bedraagt 12 m;
  • b. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.
12.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. opslag van goederen en materialen voor de gevellijn;
  • d. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;
  • e. voor permanente of tijdelijke bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;
  • f. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning.
12.6 Afwijken van de gebruiksregels

n.v.t.

12.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 49 en 54 dienen in acht te worden genomen.

12.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

12.9 Wijzigingsbevoegdheden
12.9.1 Wijzigen bestemming Detailhandel ten behoeve van Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Detailhandel en bedrijfswoning te wijzigen in de bestemming Wonen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat hergebruik niet meer rendabel is;
  • b. het bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • c. een legale bedrijfswoning dient aanwezig te zijn;
  • d. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. de wijziging milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • f. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de voormalige bedrijfsgebouwen moeten worden afgebroken tot een oppervlakte welke per woning maximaal is toegestaan, te weten 100 m²;
  • h. ten aanzien van de sloop van het op het moment van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezige surplus aan vrijstaande (bij)gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van 100 m² worden verhoogd mits de (bedrijf)bebouwing welke niet noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering bebouwing wordt gesloopt. De verhoging bedraagt 50% van het te slopen surplus aan bebouwing. Het maximaal toegestane oppervlak van bijgebouwen mag na afbraak niet meer bedragen dan 200 m²;
    • 2. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing van de nieuwe bijgebouwen;
    • 3. cultuurhistorische waardevolle objecten mogen niet worden gesloopt;
  • i. de oppervlakte van het bouwvlak dient te worden verkleind ten behoeve van de wijziging naar Wonen;
  • j. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • k. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij voorkomen moet worden dat door conversie van beperkt kwetsbare objecten, kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren ontstaan;
  • l. de overige gronden van deze bestemming worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende gebiedsgerichte bestemmingen.

12.9.2 Wijziging bestemming Detailhandel naar andere vorm van Detailhandel

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding binnen de bestemming Detailhandel te wijzigen ten behoeve van een andere vorm van detailhandel, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. omliggende bedrijven niet worden belemmerd;
  • b. met een aanduiding wordt de vorm van detailhandel vastgelegd;
  • c. een goede landschappelijke inpassing plaatsvindt;
  • d. bestaande natuur, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden mogen niet in onevenredige mate worden aangetast;
  • e. overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;
  • f. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet worden vergroot en de eigen parkeervoorzieningen dient binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden;
  • g. nieuwe bebouwing is niet toegestaan;
  • h. advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.

 

Artikel 13 Groen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van groen(voorzieningen);
  • b. de aanleg en instandhouding van groen(voorzieningen) ten behoeve van landschappelijke inpassing;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. hondentoiletten;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. voorzieningen van algemeen nut;
  • g. paden;
  • h. watergangen en waterpartijen.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

13.3 Nadere eisen

n.v.t.

13.4 Afwijken van de bouwregels

n.v.t.

13.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. prostitutie.
13.6 Afwijken van de gebruiksregels

n.v.t.

13.7 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde

De regelingen zoals opgenomen in artikel 49 en 54 dienen in acht te worden genomen.

13.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

13.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 14 Horeca

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca van categorie 1;
  • b. horeca van categorie 2;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 5', tevens voor horeca van categorie 5;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3', tevens voor horeca van categorie 3;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  • g. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. terrassen;
  • i. verhardingen, groen- en parkeervoorzieningen;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale goothoogte en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 5,5 m en 10 m;
  • b. de maximale oppervlakte aan bebouwing, bedrijfsgebouwen en overkappingen zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' mag niet worden overschreden;
  • c. afstand van de gebouwen tot de perceelsgrenzen dient minimaal 5 m te bedragen.

14.2.2 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. één bedrijfswoning is toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen of in ieder geval niet meer mag bedragen dan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • c. de maximale goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt 5,5 m en de maximale hoogte 10 m;
  • d. de maximum oppervlakte aan bijgebouwen bij de bedrijfswoning bedraagt 100 m²;
  • e. de afstand van het bijgebouw tot de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde ervan mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • f. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,3 m en de maximale hoogte 5,8 m.

14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 10 m;
  • b. de hoogte van de erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,5 m;
  • c. per woning is één overkapping toegestaan met een maximale oppervlakte van 25 m²;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 1 m te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen welke op de perceelgrens gebouwd mogen worden;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen op minimaal 1 m achter de gevellijn te worden opgericht, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.4 Afwijken van de bouwregels
14.4.1 Overschrijding bebouwingsgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven minimale afstanden tot een (zijdelingse) perceelsgrens dan wel bestemmingsgrens. Bij overschrijding van de bebouwingsgrens gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak van de overschrijding moet vanuit een doelmatige bedrijfsvoering aanwezig zijn;
  • b. afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag in principe niet minder bedragen dan de bestaande, ter plaatse reeds dichter bij de weg gelegen bebouwing, tenzij daarvoor zwaarwegende redenen zijn of wanneer het een hoekperceel betreft dat aan meer dan één weg grenst;
  • c. de minimale afstand tot de weg mag echter niet minder gaan bedragen dan 3 m;
  • d. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden en er dient voldoende ruimte op het bouwperceel aanwezig te blijven voor de eigen parkeerbehoefte;
  • e. er dient vooraf advies te worden ingewonnen bij de wegbeheerder;
  • f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig te worden aangetast.

14.4.2 Vergroten bedrijfsgebouwen

De bestaande goot en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mogen worden vergroot, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maximale goothoogte van het bedrijfsgebouw bedraagt 7,5 m en de maximale hoogte bedraagt 12 m;
  • b. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.
14.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. opslag van goederen en materialen voor de gevellijn;
  • d. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;
  • e. voor permanente of tijdelijke bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;
  • f. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning met uitzondering van mantelzorg .
14.6 Afwijken van de gebruiksregels

n.v.t.

14.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 49 en 54 dienen in acht te worden genomen.

14.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

14.9 Wijzigingsbevoegdheden
14.9.1 Wijzigen bestemming Horeca ten behoeve van Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Horeca en bedrijfswoning te wijzigen in de bestemming Wonen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat hergebruik niet meer rendabel is;
  • b. het bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • c. een legale bedrijfswoning dient aanwezig te zijn;
  • d. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. de wijziging milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • f. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de voormalige bedrijfsgebouwen moeten worden afgebroken tot een oppervlakte welke per woning maximaal is toegestaan, te weten 100 m²;
  • h. ten aanzien van de sloop van het op het moment van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezige surplus aan vrijstaande (bij)gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van 100 m² worden verhoogd mits de (bedrijf)bebouwing welke niet noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering bebouwing wordt gesloopt. De verhoging bedraagt 50% van het te slopen surplus aan bebouwing. Het maximaal toegestane oppervlak van bijgebouwen mag na afbraak niet meer bedragen dan 200 m²;
    • 2. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing van de nieuwe bijgebouwen;
    • 3. cultuurhistorische waardevolle objecten mogen niet worden gesloopt;
  • i. de oppervlakte van het bouwvlak dient te worden verkleind ten behoeve van de wijziging naar Wonen;
  • j. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • k. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij voorkomen moet worden dat door conversie van beperkt kwetsbare objecten, kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren ontstaan;
  • l. de overige gronden van deze bestemming worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende gebiedsgerichte bestemmingen.

14.9.2 Wijzigen naar bestemming Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Horeca te wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden zijn gelegen binnen de nadere aanduiding:
    • 1. Attentiegebieden ehs en/of;
    • 2. de dubbelbestemming Waarde - Natura 2000;
  • b. het horecamatige gebruik is of zal worden beëindigd;
  • c. natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  • d. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft.

Artikel 15 Maatschappelijk

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats', een begraafplaats;
  • b. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  • c. het behoud, herstel en/ of ontwikkeling van de EHS;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', de bescherming van panden met cultuurhistorische waarden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', een bebouwingsconcentratie;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 54.2.8 dient in acht te worden genomen;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. verhardingen, wegen en parkeervoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale goothoogte en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 5,5 m en 10 m;
  • b. de maximale oppervlakte aan bebouwing bedrijfsgebouwen en overkappingen zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' mag niet worden overschreden;
  • c. afstand van de gebouwen tot de perceelsgrenzen dient minimaal 5 m te bedragen.

15.2.2 Bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. één bedrijfswoning is toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen of in ieder geval niet meer mag bedragen dan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • c. de maximale goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt 5,5 m en de maximale hoogte 10 m;
  • d. de maximum oppervlakte aan bijgebouwen bij de bedrijfswoning bedraagt 100 m²;
  • e. de afstand van het bijgebouw tot de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde ervan mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • f. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,3 m en de maximale hoogte 5,8 m.

15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 10 m;
  • b. de hoogte van de erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,5 m;
  • c. per woning is één overkapping toegestaan met een maximale oppervlakte van 25 m²;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 1 m te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen welke op de perceelgrens gebouwd mogen worden;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen op minimaal 1 m achter de gevellijn te worden opgericht, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.
15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.4 Afwijken van de bouwregels
15.4.1 Overschrijding bebouwingsgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven minimale afstanden tot een (zijdelingse) perceelsgrens dan wel bestemmingsgrens. Bij overschrijding van de bebouwingsgrens gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak van de overschrijding moet vanuit een doelmatige bedrijfsvoering aanwezig zijn;
  • b. afstand van nieuwe bebouwing tot de as van de weg mag in principe niet minder bedragen dan de bestaande, ter plaatse reeds dichter bij de weg gelegen bebouwing, tenzij daarvoor zwaarwegende redenen zijn of wanneer het een hoekperceel betreft dat aan meer dan één weg grenst;
  • c. de minimale afstand tot de weg mag echter niet minder gaan bedragen dan 3 m;
  • d. er mogen geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden en er dient voldoende ruimte op het bouwperceel aanwezig te blijven voor de eigen parkeerbehoefte;
  • e. er dient vooraf advies te worden ingewonnen bij de wegbeheerder;
  • f. de stedenbouwkundige structuur mag niet onevenredig te worden aangetast.

15.4.2 Vergroten bedrijfsgebouwen

De bestaande goot en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mogen worden vergroot, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maximale goothoogte van het bedrijfsgebouw bedraagt 7,5 m en de maximale hoogte bedraagt 12 m;
  • b. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.
15.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. opslag van goederen en materialen voor de gevellijn;
  • d. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;
  • e. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning met uitzondering van mantelzorg .
15.6 Afwijken van de gebruiksregels

n.v.t.

15.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 49 en 54 dienen in acht te worden genomen.

15.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
15.8.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van de panden met cultuurhistorische waarden.

15.8.2 Toelaatbaarheid

Het geheel of gedeeltelijk slopen van de in 15.8.1 bedoelde bouwwerken is slechts toelaatbaar indien de ruimtelijke en visuele karakteristiek van de gronden en de gebouwde omgeving niet in onevenredige mate wordt aangetast danwel in redelijkheid behoud van het object gelet op de staat waarin het object verkeert niet kan worden verlangd.

15.9 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Maatschappelijk te wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden zijn gelegen binnen de nadere aanduiding:
    • 1. Attentiegebieden ehs, en/of;
    • 2. Ecologische hoofdstructuur en/of;
    • 3. de dubbelbestemming Waarde - Natura 2000;
  • b. natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  • c. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft.

 

Artikel 16 Maatschappelijk - Militaire vliegbasis

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Militaire vliegbasis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een militaire vliegbasis;
  • b. medegebruik;
  • c. het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de EHS;
  • d. instandhouding, herstel en/of ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden;
  • e. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 54.2.8 dient in acht te worden genomen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1', een zone 1;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 2', een zone 2;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 3', een zone 3;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 4', een zone 4.

met daaraan ondergeschikt:

  • l. verhardingen, wegen en parkeervoorzieningen;
  • m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 20 m, met uitzondering van de verkeerstoren welke maximaal 40 m mag bedragen;
  • c. de maximaal toegestane bebouwingoppervlakte/percentage bedraagt:
    • 1. zone 1: 2000 m²;
    • 2. zone 2: 190 m²;
    • 3. zone 3: 1,24%;
    • 4. zone 4: 15%;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 m te bedragen.

16.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning is toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het aantal wooneenheden '0' of '3' bedraagt;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • c. de maximale goothoogte bedraagt 6 m;
  • d. de maximale bouwhoogte bedraagt 10 m;
  • e. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,3 m;
  • f. de maximale bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt 5,8 m.

16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt:

  • a. zone I: maximaal 15 m, met dien verstande dat de hoogte van radartorens maximaal 25 m en de hoogte van zendmasten maximaal 100 m mogen bedragen;
  • b. zone II t/m IV: maximaal 15 m;
  • c. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,5 m;
  • d. per woning is één overkapping toegestaan met een maximale oppervlakte van 25 m²;
  • e. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 m te bedragen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.
16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.4 Afwijken van de bouwregels
16.4.1 Overschrijding afstand tot bestemmings- en perceelsgrenzen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven minimale afstanden tot een (zijdelingse) perceelgrens dan wel bestemmingsgrens mits:

  • a. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. daardoor de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundige beeld ter plaatse niet onevenredig worden geschaad.

16.4.2 Uitbreidingen op de vliegbasis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het maximale bebouwingspercentage voor gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 3' ten behoeve van:

  • a. een uitbreiding van de bestaande vloeroppervlakte van de faciliteiten op het brandweeroefenterrein met maximaal 440 m²;
  • b. een gebouwde voorziening met een oppervlakte van maximaal 200  m2 en een maximale bouwhoogte van 5 m ten westen van het brandweeroefencentrum ten behoeve van de opstelplaatsen voor vliegtuigen;
  • c. een schietbaan met een oppervlakte van maximaal 10.000 m2 en een maximale bouwhoogte van 10 m ten zuiden van de bestaande sportvelden;

mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • d. het verlies aan natuurwaarden en de daarmee samenhangende landschapswaarden worden gecompenseerd;
  • e. er wordt een nieuwe gelijkwaardige ecologische samenhang bereikt;
  • f. de nieuwe natuur- en landschapswaarden zijn van gelijke aard;
  • g. de compensatie beslaat eenzelfde areaal als het gebied waarop de ingreep betrekking heeft;
  • h. de aard en omvang van de compensatie wordt mede bepaald door de invloeden die de ingreep uitoefent op zijn omgeving en de aard van het gebied waar compensatie plaatsvindt;
  • i. de compenserende maatregelen in beginsel plaatsvinden in de omgeving van de ingreep;
  • j. de compenserende maatregelen passen binnen (inter)gemeentelijke landschapsbeleidsplannen;
  • k. een duurzame inrichting en beheer van het compensatiegebied gewaarborgd zijn;
  • l. vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van het grondwaterbeschermingsgebied, over maatregelen ter bescherming van de drinkwatervoorziening;
  • m. de grenswaarden van het Besluit Luchtkwaliteit in acht worden genomen.
16.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  • a. detailhandel;
  • b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • c. seksinrichtingen;
  • d. opslag van goederen en materialen voor de gevellijn;
  • e. voor permanente of tijdelijke bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;
  • f. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning.
16.6 Afwijken gebruiksregels

n.v.t.

16.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 49 en 54 dienen in acht te worden genomen.

16.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

16.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 17 Maatschappelijk - Militaire zaken

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Militaire zaken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. militaire doeleinden;
  • b. medegebruik;
  • c. het behoud, herstel en/ of ontwikkeling van de EHS;
  • d. instandhouding, herstel en/of ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden;
  • e. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. verhardingen, wegen en parkeervoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de maximale goothoogte bedraagt 6 m;
  • c. de maximale bouwhoogte bedraagt 10 m;
  • d. de maximaal toegestane bebouwingoppervlakte bedraagt 10.000 m²;
  • e. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 m te bedragen.

17.2.2 Bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning is toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • c. de maximale goothoogte bedraagt 6 m;
  • d. de maximale bouwhoogte bedraagt 10 m;
  • e. de maximum oppervlakte aan bijgebouwen bij de bedrijfswoning bedraagt 100 m²;
  • f. de afstand van het bijgebouw tot de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde ervan mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • g. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,3 m;
  • h. de maximale bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt 5,8 m.

17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 5 m met uitzondering van terreinafscheidingen welke maximaal 2,5 m hoog mogen zijn.
  • b. Per woning is één overkapping toegestaan met een maximale oppervlakte van 25 m².
17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.4 Afwijken van de bouwregels
17.4.1 Overschrijding afstand tot bestemmings- en perceelsgrenzen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven minimale afstanden tot een (zijdelingse) perceelgrens dan wel bestemmingsgrens mits:

  • a. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. daardoor de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundige beeld ter plaatse niet onevenredig worden geschaad.
17.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  • a. detailhandel;
  • b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • c. seksinrichtingen;
  • d. opslag van goederen en materialen voor de gevellijn;
  • e. voor permanente of tijdelijke bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;
  • f. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning.
17.6 Afwijken gebruiksregels

n.v.t.

17.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 49 en 54 dienen in acht te worden genomen.

17.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

17.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Maatschappelijk - Militaire Zaken van de gronden te wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden zijn gelegen binnen de nadere aanduiding:
    • 1. Ecologische verbindingszone en/of;
    • 2. Ecologische hoofdstructuur en/of;
    • 3. de dubbelbestemming Waarde - Natura 2000;
  • b. natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  • c. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft.

 

Artikel 18 Natuur

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'militair oefenterrein, een militair oefenterrein;
  • b. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke waarden en/of ecologische waarden;
  • c. paalkamperen;
  • d. het behoud, herstel en/ of ontwikkeling van de EHS;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone', een ecologische verbindingszone. De regeling opgenomen in artikel 54.2.4 dient in acht te worden genomen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', een bebouwingsconcentratie;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - windturbinepark', de geluidszone van het windturbinepark;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 54.2.8 dient in acht te worden genomen;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - ecoduiker', een ecoduiker;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', de bescherming van panden met cultuurhistorische waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • m. agrarisch natuurbeheer;
  • n. extensief dagrecreatief en/of educatief medegebruik;
  • o. infrastructurele voorzieningen;
  • p. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met een hoogte van niet meer dan 2 m, met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan. In afwijking hierop mag binnen het bouwvlak een gebouw met een bouwhoogte van 8 m worden gebouwd en zijn tevens toegestaan de bestaande bunkers met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.

18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
18.4 Afwijken van de bouwregels
18.4.1 Schuilgelegenheden en observatiehutten

Voor het bouwen van schuilgelegenheden en observatiehutten gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de goothoogte mag maximaal 3,5 m bedragen en de hoogte maximaal 5 m;
  • b. de hoogte van uitzichttorens voor de brandwacht mag maximaal 20 m bedragen;
  • c. de oppervlakte van schuilgelegenheden mag maximaal 50 m² bedragen;
  • d. de oppervlakte van het perceel dient minimaal 50 ha te bedragen om één schuilgelegenheid op te mogen richten;
  • e. aandacht wordt besteed aan de verschillende deelaspecten namelijk water, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid/overstening;
  • f. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. er dient vooraf advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.
18.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  • a. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • b. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
18.6 Afwijken gebruiksregels

n.v.t.

18.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 49 en 54 dienen in acht te worden genomen.

18.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
18.8.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding cultuurhistorische waarden is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van de panden met cultuurhistorische waarden.

18.8.2 Toelaatbaarheid

Het geheel of gedeeltelijk slopen van de in 18.8.1 bedoelde bouwwerken is slechts toelaatbaar indien de ruimtelijke en visuele karakteristiek van de gronden en gebouwde omgeving niet in onevenredige mate wordt aangetast danwel in redelijkheid behoud van het object gelet op de staat waarin het object verkeert niet kan worden verlangd.

18.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

 

Artikel 19 Natuur - Landgoed

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de handhaving van bestaande functies conform de onderstaande tabel:
adres   activiteit   toegestaan aantal bedrijfswoningen  
Putseweg 44 / Herenbaan 246   sociaal-medische doeleinden (verzorgingstehuis Bieduinenhof)   2  
Putseweg 17   wonen   1  
Antwerpsestraatweg 185   landgoed Mattenburg (Stichting Brabants Landschap)   2  
Grote Meer ong.   wonen (landgoed Grote Meer)   2  
Molenbergdreef ong.   wonen   3  
Tweede Verdelingsweg 30   wonen (landgoed Mevrisse)   2  
Emmahoeve   wonen   4  
Abdijlaan 48   wonen   1  

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', voor recreatiewoningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', de bescherming van panden met cultuurhistorische waarden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', een bebouwingsconcentratie;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 54.2.8 dient in acht te worden genomen;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. agrarisch natuurbeheer;
  • i. extensief recreatief en/of educatief medegebruik;
  • j. infrastructurele voorzieningen;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
19.2 Bouwregels

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.

19.2.1 Bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde (bedrijfs)woningen, binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 8 m en de maximale bouwhoogte bedraagt 12 m;
  • b. de maximale oppervlakte aan bebouwing bedrijfsgebouwen en overkappingen zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' mag niet worden overschreden;
  • c. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 m te bedragen.

19.2.2 (Bedrijfs)woning en bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van een (bedrijfs)woning met bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de maximale goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt 5,5 m en de maximale hoogte 10 m;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen of mag in ieder geval niet meer bedragen dan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • c. de bedrijfswoning mag niet zijn gelegen binnen de 'geluidszone - weg';
  • d. de bedrijfswoning mag niet zijn gelegen binnen de 'geluidszone - industrie';
  • e. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,3 m en de maximale hoogte 5,8 m;
  • f. de afstand van het bijgebouw tot de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde ervan mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • g. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 m te bedragen;
  • h. het gezamenlijk oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 100 m² bedragen.

19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, met uitzondering van erfafscheidingen;
  • b. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. per woning is één overkapping toegestaan met een maximale oppervlakte van 25 m².

19.2.4 Emmahoeve

In afwijking het bepaalde in 19.2.2 en 19.2.3 geldt voor het bouwen van een (bedrijfs)woning met bijbehorende bijgebouwen voor het landhuis de Emmahoeve de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd;
  • c. bijgebouwen mogen aan het hoofdgebouw gebouwd worden;
  • d. er zijn ten hoogste 4 woningen toegestaan;
  • e. het gezamenlijk oppervlak van de hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen mag ten hoogste 350 m² per perceel bedragen;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag ten hoogste 100 m² per perceel bedragen;
  • g. de gezamenlijke inhoud van hoofd- en aanbouwen mag ten hoogste 1.500 m³ per perceel bedragen;
  • h. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal respectievelijk 8 m en 12 m;
  • i. de goothoogte van aanbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 7 m;
  • j. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 3 m met uitzondering van terreinafscheidingen welke maximaal 2,5 m hoog mogen zijn.

19.2.5 Recreatiewoning

Ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' gelden voor het bouwen de volgende regels:

  • a. het aantal recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan 10;
  • b. het oppervlak van een recreatiewoning bedraagt maximaal 100 m²;
  • c. de recreatiewoningen dienen uiterlijk identiek te zijn;
  • d. de aanleg van tuinen rond de woningen is niet toegestaan; wel mag een oppervlakte van maximaal 25 m² onmiddellijk grenzend aan de recreatiewoning verhard worden als terras;
  • e. de goothoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 3 m;
  • f. de bouwhoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 7 m;
  • g. de onderlinge afstand tussen de recreatiewoningen bedraagt minimaal 7 m;
  • h. de inhoud van een recreatiewoning bedraagt maximaal 400 m³.

19.2.6 Cultuurhistorische waarden

Buiten het bouwvlak zijn tevens toegestaan de bestaande gebouwen en bunkers met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.4 Afwijken van de bouwregels
19.4.1 Overschrijding afstand tot bestemmings- en perceelsgrenzen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven minimale afstanden tot een (zijdelingse) perceelgrens dan wel bestemmingsgrens mits:

  • a. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. daardoor de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundige beeld ter plaatse niet onevenredig worden geschaad.
19.5 Specifieke gebruiksregels
19.5.1 Verbod

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  • a. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • b. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning;
  • e. bewoning door tijdelijke werknemers en arbeidsmigranten.

19.5.2 Beroep aan huis

Het is toegestaan om binnen deze bestemming gronden en of gebouwen c.q. bouwwerken te gebruiken voor de uitoefening van beroep aan huis, mits:

  • a. de woonfunctie op het bouwperceel primair blijft;
  • b. per bouwperceel het oppervlak aan bebouwing dat hiervoor wordt gebruikt niet meer is dan 60 m².
19.6 Afwijken gebruiksregels

n.v.t.

19.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 49 en 54 dienen in acht te worden genomen.

19.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
19.8.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van de panden met cultuurhistorische waarden.

19.8.2 Toelaatbaarheid

Het geheel of gedeeltelijk slopen van de in 19.8.1 bedoelde bouwwerken is slechts toelaatbaar indien de ruimtelijke en visuele karakteristiek van de gronden en gebouwde omgeving niet in onevenredige mate wordt aangetast dan wel in redelijkheid behoud van het object gelet op de staat waarin het object verkeert niet kan worden verlangd.

19.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

 

Artikel 20 Recreatie

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', een recreatiewoning;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie', voor dagrecreatie;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', voor een kampeerterrein voor maximaal 15 standplaatsen (toeristisch);
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - ondergeschikte horeca', voor ondergeschikte horeca;
  • e. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', een bebouwingsconcentratie;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. opslag van de bij de bestemming behorende materialen;
  • j. verhardingen;
  • k. groen- en parkeervoorzieningen.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen

Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.

20.2.2 Bedrijfsgebouwen
  • a. de maximale hoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 8 m;
  • b. de maximale oppervlakte aan bebouwing bedrijfsgebouwen en overkappingen zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' mag niet worden overschreden;
  • c. afstand van de gebouwen tot de perceelsgrenzen dient minimaal 5 m te bedragen.

20.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning is toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • c. de maximale goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt 3,5 m en de bouwhoogte 7 m;
  • d. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt maximaal 100 m²;
  • e. de afstand van het bijgebouw tot de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde ervan mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • f. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,3 m;
  • g. de maximale bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt 5,8 m.

20.2.4 Recreatiewoning en bijgebouwen algemeen
  • a. de maximale oppervlakte, bouwhoogte en inhoud per recreatiewoning en diens bijgebouwen mag niet meer bedragen dan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • b. de minimale afstand tot de perceelsgrens bedraagt 3 m;
  • c. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • d. per bouwvlak mag maximaal 1 vakantiehuisje worden gebouwd;
  • e. parkeren dient plaats te vinden binnen het bestemmingsvlak.

20.2.5 Bouwen ten behoeve van midicampings

Voor het bouwen ten behoeve van bestaande midicampings binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de totale oppervlakte van sanitaire voorzieningen bedraagt buiten de bestaande bedrijfsgebouwen maximaal 25 m² bedragen;
  • b. de goothoogte van een gebouw voor sanitaire voorzieningen bedraagt maximaal 2,5 m en de bouwhoogte bedraagt maximaal 4,5 m;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 5 m;
  • d. de hoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 5 m;
  • e. de overige gebouwde voorzieningen in het kader van de midicampings met dagrecreatieve attractie, dienen in de bestaande bedrijfsgebouwen te worden gerealiseerd.

20.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de maximale hoogte bedraagt niet meer dan 4 m, met uitzonderingen van erf- en terreinafscheidingen met een maximale hoogte van 2 m;
  • b. per woning is één overkapping toegestaan met een maximale oppervlakte van 25 m²;
  • c. de minimale afstand tot de perceelsgrens bedraagt 5 m met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
  • d. de maximale hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 m.
20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.4 Afwijken van de bouwregels
20.4.1 Overschrijding afstand tot bestemmings- en perceelsgrenzen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven minimale afstanden tot een (zijdelingse) perceelgrens dan wel bestemmingsgrens mits:

  • a. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. daardoor de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundige beeld ter plaatse niet onevenredig worden geschaad.
20.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. voor permanente bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • e. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning;
  • f. bewoning door tijdelijke werknemers en arbeidsmigranten.
20.6 Afwijken van de gebruiksregels

n.v.t.

20.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 49 en 54 dienen in acht te worden genomen.

20.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

20.9 Wijzigingsbevoegdheid
20.9.1 Wijziging naar bestemming Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Recreatie van de gronden te wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden zijn gelegen binnen de nadere aanduiding:
    • 1. Attentiegebieden ehs;
  • b. natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  • c. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft.

20.9.2 Wijziging ten behoeve van Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Recreatie van de gronden met de aanduiding 'dagrecreatie' te wijzigen in de bestemming Wonen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat hergebruik niet meer rendabel is;
  • b. het bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • c. een legale bedrijfswoning dient aanwezig te zijn;
  • d. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. de wijziging milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • f. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de voormalige bedrijfsgebouwen moeten worden afgebroken tot een oppervlakte welke per woning maximaal is toegestaan, te weten 100 m²;
  • h. ten aanzien van de sloop van het op het moment van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezige surplus aan vrijstaande (bij)gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van 100 m² worden verhoogd mits de (bedrijf)bebouwing welke niet noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering bebouwing wordt gesloopt. De verhoging bedraagt 50% van het te slopen surplus aan bebouwing. Het maximaal toegestane oppervlak van bijgebouwen mag na afbraak niet meer bedragen dan 200 m²;
    • 2. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing van de nieuwe bijgebouwen;
    • 3. cultuurhistorische waardevolle objecten mogen niet worden gesloopt;
  • i. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • j. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij voorkomen moet worden dat door conversie van beperkt kwetsbare objecten, kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren ontstaan.

 

Artikel 21 Recreatie - De Staartse Duinen

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - De Staartse Duinen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maximaal 85 stacaravans/chalets;
  • b. bedrijfsmatige exploitatie van het recreatieterrein, waaronder toeristische standplaatsen;
  • c. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  • d. (centrale) functies ten behoeve van de verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een zwembad, wasserette, kantine, receptie, restaurant, sport- en speelvoorzieningen tot een maximaal bebouwingsoppervlakte van 750 m²;
  • e. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het aanwezige bos;
  • f. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het waterhuishoudkundige systeem in relatie met het hiervoor genoemde aanwezige bos;
  • g. behoud en herstel van de landschappelijke waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. opslag van de bij de bestemming behorende materialen;
  • i. verhardingen;
  • j. groen- en parkeervoorzieningen.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen

Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.

21.2.2 Bedrijfsgebouwen
  • a. de maximale hoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 8 m;
  • b. de maximale oppervlakte aan bebouwing bedrijfsgebouwen en overkappingen zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' mag niet worden overschreden;
  • c. afstand van de gebouwen tot de perceelsgrenzen dient minimaal 5 m te bedragen.

21.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen
  • a. één bedrijfswoning is toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • c. de maximale goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt 5,5 m en de bouwhoogte 10 m;
  • d. de afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 5 m;
  • e. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt maximaal 100 m²;
  • f. de afstand van het bijgebouw tot de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde ervan mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • g. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,3 m;
  • h. de maximale bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt 5,8 m.

21.2.4 Stacaravans/chalets
  • a. de maximale oppervlakte per stacaravan bedraagt 50 m²;
  • b. de maximale goothoogte bedraagt 3 m;
  • c. de maximale hoogte bedraagt 6 m;
  • d. de afstand tot de bestemmingsgrens dient minimaal 3 m te bedragen;
  • e. de onderlinge afstand tussen stacaravans en chalets dient minimaal 3 m te bedragen;
  • f. per stacaravan mag één bijgebouw van maximaal 6 m² worden gebouwd met een maximale hoogte van 2,5 m.

21.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte bedraagt maximaal 5 m, met uitzondering van het bepaalde onder sub b, c en d;
  • b. de hoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  • c. de hoogte van ballenvanghekken mag niet meer bedragen dan 7,5 m;
  • d. de hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 9 m;
  • e. per woning is één overkapping toegestaan met een maximale oppervlakte van 25 m².
21.3 Nadere eisen

n.v.t.

21.4 Afwijken bouwregels
21.4.1 Verkleinen afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verkleinen van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering, een efficiënt gebruik van het bouwperceel of bouwpercelen en in stedenbouwkundig opzicht verantwoord is;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
21.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  • a. detailhandel;
  • b. opslag, behalve welke voor de bedrijfsvoering noodzakelijk zijn;
  • c. zelfstandige kantoren;
  • d. opslag en verkoop van LPG;
  • e. seksinrichtingen;
  • f. voor permanente bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;
  • g. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning;
  • h. bewoning door tijdelijke werknemers en arbeidsmigranten.
21.6 Afwijken gebruiksregels

n.v.t.

21.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 49 en 54 dienen in acht te worden genomen.

21.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

21.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen voor:

21.9.1 Stacaravan/chalet in recreatiewoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen om binnen de bestemming een recreatiewoning toe te staan in plaats van twee stacaravans/chalet, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het landschappelijke beeld niet wordt aangetast;
  • b. een goede landschappelijke inpassing plaatsvindt;
  • c. de goothoogte maximaal 3 m en de hoogte maximaal 6 m bedraagt;
  • d. de oppervlakte van de recreatiewoning niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • e. per recreatiewoning één bijgebouw van maximaal 6 m² is toegestaan met een maximale hoogte van 2,5 m;
  • f. waarbij geldt dat ten hoogste 25% van het bouwperceel met gebouwen mag worden bebouwd;
  • g. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van natuurwaarden;
  • h. omzetting gaat samen met een kwaliteitsverbetering van (het betreffende gedeelte van) het verblijfsrecreatieve terrein;
  • i. de kwaliteitsverbetering wordt aangetoond aan de hand van een inrichtingsplan dat gericht is op:
    • 1. een kwalitatief hoogwaardige inrichting van het terrein;
    • 2. inpassing in het omringende landschap;
    • 3. het tegengaan van aantasting van de ter plaatse aanwezige natuurwaarden;
    • 4. het tegengaan van aantasting van de waterhuishouding en -kwaliteit ter plaatse;
  • j. twee legale stacaravans/chalets worden verwijderd ten behoeve van de recreatiewoning;
  • k. de aanduiding 'recreatiewoning' op de verbeelding wordt opgenomen.

21.9.2 Wijzigen naar bestemming Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Recreatie - Staartse Duinen te wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden zijn gelegen binnen de nadere aanduiding Attentiegebieden ehs;
  • b. natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  • c. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft.

 

Artikel 22 Recreatie - Recreatiecentrum Familyland

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Recreatiecentrum Familyland' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maximaal 107 stacaravans/chalets;
  • b. maximaal 266 recreatiewoningen;
  • c. bedrijfsmatige exploitatie van het recreatieterrein;
  • d. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  • e. (centrale) functies ten behoeve van de verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een zwembad, wasserette, detailhandel, kantine, receptie, restaurant, sport- en speelvoorzieningen tot een maximaal bebouwingsoppervlakte van 7.400 m² waarvan maximaal 200 m² ten behoeve van detailhandel;
  • f. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het aanwezige bos;
  • g. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het waterhuishoudkundige systeem in relatie met het hiervoor genoemde aanwezige bos;
  • h. behoud en herstel van de landschappelijke waarden;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie', de geluidzone van het industrieterrein en de vliegbasis;

met daaraan ondergeschikt:

  • j. opslag van de bij de bestemming behorende materialen;
  • k. verhardingen;
  • l. groen- en parkeervoorzieningen.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Algemeen

Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.

22.2.2 Bedrijfsgebouwen
  • a. de maximale hoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 9 m, met uitzondering van een bedrijfsgebouw met een maximale oppervlakte van 2.300 m² waarbij de maximale hoogte 11 m mag bedragen;
  • b. de maximale oppervlakte aan bebouwing bedrijfsgebouwen en overkappingen zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' mag niet worden overschreden;
  • c. afstand van de gebouwen tot de perceelsgrenzen dient minimaal 5 m te bedragen.

22.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen
  • a. één bedrijfswoning is toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • c. de maximale goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt 5,5 m en de bouwhoogte 10 m;
  • d. de afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 5 m;
  • e. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt maximaal 100 m²;
  • f. de afstand van het bijgebouw tot de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde ervan mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • g. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,3 m;
  • h. de maximale bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt 5,8 m.

22.2.4 Recreatiewoningen
  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m en de hoogte 6 m;
  • b. de maximale oppervlakte van de recreatiewoning bedraagt 65 m² of mag in ieder geval niet meer bedragen dan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • c. de afstand tussen de recreatiewoningen onderling dient minimaal 3 m te bedragen;
  • d. de afstand tot de bestemmingsgrens dient minimaal 5 m te bedragen;
  • e. per recreatiewoning mag één bijgebouw van maximaal 6 m² worden gebouwd met een maximale hoogte van 2,5 m.

22.2.5 Stacaravans/chalets
  • a. de maximale oppervlakte per stacaravan bedraagt 50 m²;
  • b. de maximale goothoogte bedraagt 3 m;
  • c. de maximale hoogte bedraagt 6 m;
  • d. de afstand tot de bestemmingsgrens dient minimaal 5 m te bedragen;
  • e. de onderlinge afstand tussen stacaravans en chalets dient minimaal 3 m te bedragen.

22.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte bedraagt maximaal 5 m, met uitzondering van het bepaalde onder sub b, c en d;
  • b. de hoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  • c. de hoogte van ballenvanghekken mag niet meer bedragen dan 7,5 m;
  • d. de hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 9 m;
  • e. per woning is één overkapping toegestaan met een maximale oppervlakte van 25 m².
22.3 Nadere eisen

n.v.t.

22.4 Afwijken bouwregels
22.4.1 Verkleinen afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verkleinen van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering, een efficiënt gebruik van het bouwperceel of bouwpercelen en in stedenbouwkundig opzicht verantwoord is;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

22.4.2 Vergroten recreatiewoningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de maximale oppervlaktemaat van een recreatiewoning en het in samenhang daarmee afwijken van minimale afstanden, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maximaal toelaatbare oppervlakte van de recreatiewoning bedraagt 100 m² waarbij geldt dat ten hoogste 25% van het bouwperceel met gebouwen mag worden bebouwd;
  • b. vergroting van recreatiewoningen gaat samen met een kwaliteitsverbetering van (het betreffende gedeelte van) het verblijfsrecreatieve terrein;
  • c. de kwaliteitsverbetering wordt aangetoond aan de hand van een inrichtingsplan dat gericht is op:
    • 1. een kwalitatief hoogwaardige inrichting van het terrein;
    • 2. inpassing in het omringende landschap;
    • 3. het tegengaan van aantasting van de ter plaatse aanwezige natuurwaarden;
    • 4. het tegengaan van aantasting van de waterhuishouding en -kwaliteit ter plaatse;
  • d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van natuurwaarden;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.
22.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  • a. opslag, behalve welke voor de bedrijfsvoering noodzakelijk zijn;
  • b. zelfstandige kantoren;
  • c. opslag en verkoop van LPG;
  • d. seksinrichtingen;
  • e. voor permanente bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;
  • f. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning;
  • g. bewoning door tijdelijke werknemers en arbeidsmigranten.
22.6 Afwijken gebruiksregels

n.v.t.

22.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 49 en 54 dienen in acht te worden genomen.

22.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

22.9 Wijzigingsbevoegdheid
22.9.1 Omzetten in recreatiewoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen om een recreatiewoning toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. per toevoegde recreatiewoning het aantal stacaravans met twee vermindert;
  • b. de oppervlakte van de recreatiewoning niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • c. per recreatiewoning één bijgebouw van maximaal 6 m² is toegestaan met een maximale hoogte van 2,5 m;
  • d. waarbij geldt dat ten hoogste 25% van het bouwperceel met gebouwen mag worden bebouwd;
  • e. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van natuurwaarden;
  • f. omzetting gaat samen met een kwaliteitsverbetering van (het betreffende gedeelte van) het verblijfsrecreatieve terrein;
  • g. de kwaliteitsverbetering wordt aangetoond aan de hand van een inrichtingsplan dat gericht is op:
    • 1. een kwalitatief hoogwaardige inrichting van het terrein;
    • 2. inpassing in het omringende landschap;
    • 3. het tegengaan van aantasting van de ter plaatse aanwezige natuurwaarden;
    • 4. het tegengaan van aantasting van de waterhuishouding en -kwaliteit ter plaatse;
  • h. het landschappelijke beeld niet wordt aangetast;
  • i. de recreatiewoning mag niet gelegen zijn binnen de aanduiding 'geluidzone - industrie';
  • j. een goede landschappelijke inpassing plaatsvindt.

22.9.2 Wijzigen naar bestemming Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Recreatie - Recreatiecentrum Familyland te wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden zijn gelegen binnen de nadere aanduiding Attentiegebieden ehs;
  • b. natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  • c. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft.

 

Artikel 23 Recreatie - Recreatiecentrum Hazeduinen

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Recreatiecentrum Hazeduinen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. minimaal 50 standplaatsen (toeristisch);
  • b. maximaal 315 stacaravans/chalets;
  • c. maximaal 140 recreatiewoningen;
  • d. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  • e. (centrale) functies ten behoeve van de verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een zwembad, wasserette, detailhandel, kantine, receptie, restaurant, sport- en speelvoorzieningen tot een maximaal bebouwingsoppervlakte van 2.700 m² waarvan maximaal 200 m² ten behoeve van detailhandel en maximaal 170 m² ten behoeve van 4 trekkershutten;
  • f. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het aanwezige bos;
  • g. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het waterhuishoudkundige systeem in relatie met het hiervoor genoemde aanwezige bos;
  • h. behoud en herstel van de landschappelijke waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. opslag van de bij de bestemming behorende materialen;
  • j. verhardingen;
  • k. groen- en parkeervoorzieningen.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Algemeen

Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.

23.2.2 Bedrijfsgebouwen
  • a. de maximale hoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 8 m;
  • b. de maximale oppervlakte aan bebouwing bedrijfsgebouwen en overkappingen zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' mag niet worden overschreden;
  • c. afstand van de gebouwen tot de perceelsgrenzen dient minimaal 5 m te bedragen.

23.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen
  • a. één bedrijfswoning is toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • c. de maximale goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt 5,5 m en de bouwhoogte 10 m;
  • d. de afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 5 m;
  • e. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt maximaal 100 m²;
  • f. de afstand van het bijgebouw tot de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde ervan mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • g. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,3 m;
  • h. de maximale bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt 5,8 m.

23.2.4 Bestaande recreatiewoningen
  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m en de hoogte 6 m;
  • b. de maximale oppervlakte van de recreatiewoning bedraagt 65 m² of mag in ieder geval niet meer bedragen dan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • c. de afstand tussen de recreatiewoningen onderling dient minimaal 3 m te bedragen;
  • d. de afstand tot de bestemmingsgrens dient minimaal 5 m te bedragen;
  • e. per recreatiewoning mag één bijgebouw van maximaal 6 m² worden gebouwd met een maximale hoogte van 2,5 m.

23.2.5 Stacaravans/chalets
  • a. de maximale oppervlakte per stacaravan bedraagt 50 m²;
  • b. de maximale goothoogte bedraagt 3 m;
  • c. de maximale hoogte bedraagt 6 m;
  • d. de afstand tot de bestemmingsgrens dient minimaal 5 m te bedragen;
  • e. de onderlinge afstand tussen stacaravans en chalets dient minimaal 3 m te bedragen;
  • f. per stacaravan mag één bijgebouw van maximaal 6 m² worden gebouwd met een maximale hoogte van 2,5 m.

23.2.6 Nieuwe recreatiewoningen
  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m en de hoogte 6 m;
  • b. de maximale oppervlakte van de recreatiewoning bedraagt 65 m²;
  • c. de afstand tussen de recreatiewoningen dient minimaal 3 m te bedragen;
  • d. de afstand tot de bestemmingsgrens dient minimaal 5 m te bedragen;
  • e. per recreatiewoning mag één bijgebouw van maximaal 6 m² worden gebouwd met een maximale hoogte van 2,5 m.

23.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte bedraagt maximaal 5 m, met uitzondering van het bepaalde onder sub b, c en d;
  • b. de hoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  • c. de hoogte van ballenvanghekken mag niet meer bedragen dan 7,5 m;
  • d. de hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 9 m;
  • e. per woning is één overkapping toegestaan met een maximale oppervlakte van 25 m².
23.3 Nadere eisen

n.v.t.

23.4 Afwijken bouwregels
23.4.1 Verkleinen afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verkleinen van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering, een efficiënt gebruik van het bouwperceel of bouwpercelen en in stedenbouwkundig opzicht verantwoord is;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

23.4.2 Vergroten recreatiewoningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de maximale oppervlaktemaat van een bestaande (lid 23.2.4) of nieuwe (lid 23.2.6) recreatiewoning en het in samenhang daarmee afwijken van minimale afstanden, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maximaal toelaatbare oppervlakte van de recreatiewoning bedraagt 100 m² waarbij geldt dat ten hoogste 25% van het bouwperceel met gebouwen mag worden bebouwd;
  • b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van natuurwaarden;
  • c. vergroting van recreatiewoningen gaat samen met een kwaliteitsverbetering van (het betreffende gedeelte van) het verblijfsrecreatieve terrein;
  • d. de kwaliteitsverbetering wordt aangetoond aan de hand van een inrichtingsplan dat gericht is op:
    • 1. een kwalitatief hoogwaardige inrichting van het terrein;
    • 2. inpassing in het omringende landschap;
    • 3. het tegengaan van aantasting van de ter plaatse aanwezige natuurwaarden;
    • 4. het tegengaan van aantasting van de waterhuishouding en -kwaliteit ter plaatse;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.
23.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  • a. opslag, behalve welke voor de bedrijfsvoering noodzakelijk zijn;
  • b. zelfstandige kantoren;
  • c. opslag en verkoop van LPG;
  • d. seksinrichtingen;
  • e. voor permanente bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;
  • f. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning;
  • g. bewoning door tijdelijke werknemers en arbeidsmigranten.
23.6 Afwijken gebruiksregels

n.v.t.

23.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 49 en 54 dienen in acht te worden genomen.

23.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

23.9 Wijzigingsbevoegdheid
23.9.1 Stacaravan in recreatiewoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen om een recreatiewoning toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. per toevoegde recreatiewoning het aantal stacaravans met twee vermindert;
  • b. de oppervlakte van de recreatiewoning niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • c. per recreatiewoning één bijgebouw van maximaal 6 m² is toegestaan met een maximale hoogte van 2,5 m;
  • d. waarbij geldt dat ten hoogste 25% van het bouwperceel met gebouwen mag worden bebouwd;
  • e. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van natuurwaarden;
  • f. omzetting gaat samen met een kwaliteitsverbetering van (het betreffende gedeelte van) het verblijfsrecreatieve terrein;
  • g. de kwaliteitsverbetering wordt aangetoond aan de hand van een inrichtingsplan dat gericht is op:
    • 1. een kwalitatief hoogwaardige inrichting van het terrein;
    • 2. inpassing in het omringende landschap;
    • 3. het tegengaan van aantasting van de ter plaatse aanwezige natuurwaarden;
    • 4. het tegengaan van aantasting van de waterhuishouding en -kwaliteit ter plaatse;
  • h. het landschappelijke beeld niet wordt aangetast;
  • i. een goede landschappelijke inpassing plaatsvindt.

 

Artikel 24 Recreatie - Recreatiepark Groenendries

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Recreatiepark Groenendries' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maximaal 63 recreatiewoningen;
  • b. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  • c. (centrale) functies ten behoeve van de verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een zwembad, wasserette, kantine, receptie, restaurant, sport- en speelvoorzieningen tot een maximaal bebouwingsoppervlakte van 750 m²;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - beheerderswoning', is tevens een beheerderswoning en beroep aan huis tot 60 m² toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  • f. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het aanwezige bos;
  • g. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het waterhuishoudkundige systeem in relatie met het hiervoor genoemde aanwezige bos;
  • h. behoud en herstel van de landschappelijke waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. opslag van de bij de bestemming behorende materialen;
  • j. verhardingen;
  • k. groen- en parkeervoorzieningen.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Algemeen

Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.

24.2.2 Bedrijfsgebouwen
  • a. de maximale hoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 8 m;
  • b. de maximale oppervlakte aan bebouwing bedrijfsgebouwen en overkappingen zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' mag niet worden overschreden;
  • c. afstand van de gebouwen tot de perceelsgrenzen dient minimaal 5 m te bedragen.

24.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen
  • a. één bedrijfswoning is toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • c. de maximale goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt 5,5 m en de bouwhoogte 10 m;
  • d. de afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 5 m;
  • e. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt maximaal 100 m²;
  • f. de afstand van het bijgebouw tot de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde ervan mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • g. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,3 m;
  • h. de maximale bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt 5,8 m.

24.2.4 Beheerderswoning

Voor de beheerderswoning is de bestaande maatvoering van toepassing.

24.2.5 Bestaande recreatiewoningen
  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m en de hoogte 6 m;
  • b. de maximale oppervlakte van de recreatiewoning bedraagt 65 m² of mag in ieder geval niet meer bedragen dan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • c. de afstand tussen de recreatiewoningen onderling dient minimaal 3 m te bedragen;
  • d. de afstand tot de bestemmingsgrens dient minimaal 5 m te bedragen;
  • e. per recreatiewoning mag één bijgebouw van maximaal 6 m² worden gebouwd met een maximale hoogte van 2,5 m.

24.2.6 Nieuwe recreatiewoningen
  • a. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m en de hoogte 6 m;
  • b. de maximale oppervlakte van de recreatiewoning bedraagt 65 m²;
  • c. de afstand tussen de recreatiewoningen onderling dient minimaal 3 m te bedragen;
  • d. de afstand tot de bestemmingsgrens dient minimaal 5 m te bedragen;
  • e. per recreatiewoning mag één bijgebouw van maximaal 6 m² worden gebouwd met een maximale hoogte van 2,5 m.

24.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte bedraagt maximaal 5 m, met uitzondering van het bepaalde onder sub b, c en d;
  • b. de hoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  • c. de hoogte van ballenvanghekken mag niet meer bedragen dan 7,5 m;
  • d. de hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 9 m;
  • e. per woning is één overkapping toegestaan met een maximale oppervlakte van 25 m².
24.3 Nadere eisen

n.v.t.

24.4 Afwijken bouwregels
24.4.1 Verkleinen afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het verkleinen van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering, een efficiënt gebruik van het bouwperceel of bouwpercelen en in stedenbouwkundig opzicht verantwoord is;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

24.4.2 Vergroten recreatiewoningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de maximale oppervlaktemaat van een bestaande (lid 24.2.5) of nieuwe (lid 24.2.6) recreatiewoning en het in samenhang daarmee afwijken van minimale afstanden, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maximaal toelaatbare oppervlakte van de recreatiewoning bedraagt 100 m² waarbij geldt dat ten hoogste 25% van het bouwperceel met gebouwen mag worden bebouwd;
  • b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van natuurwaarden;
  • c. vergroting van recreatiewoningen gaat samen met een kwaliteitsverbetering van (het betreffende gedeelte van) het verblijfsrecreatieve terrein;
  • d. de kwaliteitsverbetering wordt aangetoond aan de hand van een inrichtingsplan dat gericht is op:
    • 1. een kwalitatief hoogwaardige inrichting van het terrein;
    • 2. inpassing in het omringende landschap;
    • 3. het tegengaan van aantasting van de ter plaatse aanwezige natuurwaarden;
    • 4. het tegengaan van aantasting van de waterhuishouding en -kwaliteit ter plaatse;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.
24.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  • a. detailhandel;
  • b. opslag, behalve welke voor de bedrijfsvoering noodzakelijk zijn;
  • c. zelfstandige kantoren;
  • d. opslag en verkoop van LPG;
  • e. seksinrichtingen;
  • f. voor permanente bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;
  • g. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning;
  • h. bewoning door tijdelijke werknemers en arbeidsmigranten.
24.6 Afwijken gebruiksregels

n.v.t.

24.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 49 en 54 dienen in acht te worden genomen.

24.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

24.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

 

Artikel 25 Sport

25.1 Bestemmingsomschrijving

De op voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van sport;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - hondensport', een hondensport;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport- schietbaan', voor een schietbaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport- ponyclub', voor een ponyclub;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'manege', voor een manege;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast ', een antennemast;
  • g. wonen in een bedrijfswoning, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', tevens voor opslag;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidzone van het wegverkeer;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidzone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 54.2.8 dient in acht te worden genomen;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', tevens voor ten hoogste vijf recreatiewoningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • m. horecavoorzieningen die ten dienste staan van de bestemming;
  • n. groen- en speelvoorzieningen;
  • o. parkeervoorzieningen;
  • p. waterlopen en waterpartijen.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximale goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • c. de maximale oppervlakte aan bebouwing en overkappingen zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' mag niet worden overschreden;
  • d. afstand van de gebouwen tot de perceelsgrenzen dient minimaal 5 m te bedragen.

25.2.2 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. één bedrijfswoning is toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen of in ieder geval niet meer mag bedragen dan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • c. de maximale goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt 5,5 m en de maximale bouwhoogte 10 m;
  • d. de maximum oppervlakte aan bijgebouwen bij de bedrijfswoning bedraagt 100 m²;
  • e. de afstand van het bijgebouw tot de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde ervan mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • f. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,3 m en de maximale hoogte 5,8 m.

25.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 4 m;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,5 m;
  • c. de maximale bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 12 m;
  • d. de maximale bouwhoogte van antennemasten bedraagt 40 m;
  • e. de maximale bouwhoogte van ballenvanghekken bedraagt 7,5 m;
  • f. per woning is één overkapping toegestaan met een maximale oppervlakte van 25 m²;
  • g. voor bouwwerken hoger dan 1 m bedraagt de afstand tot de begrenzing van de bestemming niet minder dan 5 m, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.
25.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
25.4 Afwijken van de bouwregels
25.4.1 Overschrijding afstand tot bestemmings- en perceelsgrenzen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven minimale afstanden tot een (zijdelingse) perceelgrens dan wel bestemmingsgrens mits:

  • a. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. daardoor de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundige beeld ter plaatse niet onevenredig worden geschaad.
25.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. kamperen;
  • d. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. voor permanente of tijdelijke bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;
  • g. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning;
  • h. bewoning door tijdelijke werknemers en arbeidsmigranten.
25.6 Afwijken gebruiksregels

n.v.t.

25.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 49 en 54 dienen in acht te worden genomen.

25.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

25.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

 

Artikel 26 Verkeer

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met hoofdzakelijk een verkeersfunctie alsmede de daarbij behorende verkeerskundige en waterstaatkundige voorzieningen zoals voet- en fietspaden, op- en afritten, viaducten, geleiderails;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal', voor een geluidwal;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', een bebouwingsconcentratie;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 54.2.8 dient in acht te worden genomen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - spoor', de geluidszone van het spoorverkeer;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - windturbinepark', de geluidszone van het windturbinepark;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - ecoduiker', een ecoduiker;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', de bescherming van panden met cultuurhistorische waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. zitbanken, panoramatafels, informatieborden en lichtmasten;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. duikers, waterlopen en waterpartijen;
  • o. oeververbindingen (bruggen).
26.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximale goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • c. op deze gronden mogen geen overkappingen worden gebouwd;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 12 m bedragen.

26.2.1 Cultuurhistorische waarden

Buiten het bouwvlak zijn tevens toegestaan de bestaande bunkers met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.

26.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
26.4 Afwijken van de bouwregels

n.v.t.

26.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
  • b. de uitoefening van een andere tak van handel, bedrijf of dienstverlening dan volgens het bepaalde in de bestemmingsomschrijving is toegestaan;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. permanente of tijdelijke bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;
  • e. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning.
26.6 Afwijken gebruiksregels

n.v.t.

26.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 49 en 54 dienen in acht te worden genomen.

26.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
26.8.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van de panden met cultuurhistorische waarden.

26.8.2 Toelaatbaarheid

Het geheel of gedeeltelijk slopen van de in 26.8.1 bedoelde bouwwerken is slechts toelaatbaar indien de ruimtelijke en visuele karakteristiek van de gronden en de gebouwde omgeving niet in onevenredige mate wordt aangetast dan wel in redelijkheid behoud van het object gelet op de staat waarin het object verkeert niet kan worden verlangd.

26.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Verkeer van de gronden te wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden zijn gelegen binnen de nadere aanduiding:
    • 1. Ecologische verbindingszone, en/of;
    • 2. Attentiegebieden ehs, en/of;
    • 3. Zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen;
  • b. natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  • c. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft.

 

Artikel 27 Verkeer - Railverkeer

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegen met ten hoogste 2 sporen (exclusief eventuele rangeersporen);
  • b. spoorwegvoorzieningen, zoals overgangen, bermen e.d.;
  • c. wegen en paden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 54.2.8 dient in acht te worden genomen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding geluidszone - spoor, de geluidszone van het spoorverkeer;
  • f. ter plaatse van de aanduiding geluidszone - weg, de geluidszone van het wegverkeer;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. geluidwerende voorzieningen;
  • i. viaducten;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. zitbanken, panoramatafels, informatieborden en lichtmasten;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. duikers, waterlopen en waterpartijen;
  • n. oeververbindingen (bruggen).
27.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 12 m bedragen.
27.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
27.4 Afwijken van de bouwregels

n.v.t.

27.5 Specifieke gebruiksregels

n.v.t.

27.6 Afwijken gebruiksregels

n.v.t.

27.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 49 en 54 dienen in acht te worden genomen.

27.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

27.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Verkeer - Railverkeer van de gronden te wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden zijn gelegen binnen de nadere aanduiding Attentiegebieden ehs;
  • b. natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  • c. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft.

 

Artikel 28 Verkeer - Zandpad

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Zandpad' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. onverharde wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding geluidszone - weg, de geluidszone van het wegverkeer;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - windturbinepark', de geluidszone van het windturbinepark;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 54.2.8 dient in acht te worden genomen;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. zitbanken, panoramatafels, informatieborden en lichtmasten;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. duikers, waterlopen en waterpartijen;
  • k. oeververbindingen (bruggen).
28.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 8 m bedragen.
28.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
28.4 Afwijken van de bouwregels

n.v.t.

28.5 Specifieke gebruiksregels

n.v.t.

28.6 Afwijken gebruiksregels

n.v.t.

28.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 49 en 54 dienen in acht te worden genomen.

28.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

28.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Verkeer - Zandpad van de gronden te wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden zijn gelegen binnen de nadere aanduiding:
    • 1. Ecologische verbindingszone, en/of;
    • 2. Attentiegebieden ehs, en/of;
    • 3. Zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen;
  • b. natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  • c. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft.

 

Artikel 29 Water

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen, waterkeringen en waterpartijen;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
  • e. infiltratievoorzieningen;
  • f. behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke-, cultuurhistorische- en natuurwaarden;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', een bebouwingsconcentratie;
  • h. ter plaatse van de aanduiding geluidszone - spoor, de geluidszone van het spoorverkeer;
  • i. ter plaatse van de aanduiding geluidszone - weg, de geluidszone van het wegverkeer;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - windturbine', de geluidszone van het windturbinepark;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', de bescherming van panden met cultuurhistorische waarden;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 54.2.8 dient in acht te worden genomen.
29.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de waterhuishouding mogen worden gebouwd, alsmede bruggen, steigers, duikers en keerwanden.
29.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
29.4 Afwijken van de bouwregels

n.v.t.

29.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. detailhandel;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
29.6 Afwijken gebruiksregels

n.v.t.

29.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 49 en 54 dienen in acht te worden genomen.

29.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
29.8.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van de panden met cultuurhistorische waarden.

29.8.2 Toelaatbaarheid

Het geheel of gedeeltelijk slopen van de in 29.8.1 bedoelde bouwwerken is slechts toelaatbaar indien de ruimtelijke en visuele karakteristiek van de gronden en de gebouwde omgeving niet in onevenredige mate wordt aangetast dan wel in redelijkheid behoud van het object gelet op de staat waarin het object verkeert niet kan worden verlangd.

29.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Water van de gronden te wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden zijn gelegen binnen de nadere aanduiding:
    • 1. Ecologische verbindingszone, en/of;
    • 2. Attentiegebieden ehs, en/of;
    • 3. Zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen;
  • b. natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  • c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • d. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft.

 

Artikel 30 Wonen

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', een recreatiewoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', tevens voor opslag;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie', een bebouwingsconcentratie;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - spoor', de geluidszone van het spoorverkeer;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', de bescherming van panden met cultuurhistorische waarden;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 54.2.8 dient in acht te worden genomen;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig', tevens voor het uitoefenen van hobbymatige agrarische activiteiten, met dien verstande dat ter plaatse van deze aanduiding geen woonhuis is toegestaan.

met de daarbij behorende:

  • k. tuinen en erven;
  • l. parkeervoorzieningen.
30.2 Bouwregels

Op onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 30.1 genoemde functies worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels.

30.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen, in de vorm van vrijstaande-, twee-aaneengebouwde en aaneengebouwde woningen, worden gebouwd;
  • b. de verkaveling van de bestaande woningen dient in beginsel te worden gehandhaafd. Woningvermeerdering in de vorm van woningsplitsing is niet toegestaan;
  • c. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het aangegeven bouwvlak; de herbouw van een hoofdgebouw op een andere locatie binnen het bouwvlak mag geen onevenredige beperking op leveren voor de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen bedrijven;
  • d. de inhoud van de woning bedraagt maximaal 750 m³ of in ieder geval niet meer mag bedragen dan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan;
  • e. de maximale diepte van hoofdgebouwen bedraagt 15 m;
  • f. de maximale goothoogte van een woning bedraagt 5,5 m en de maximale bouwhoogte 10 m;
  • g. de afstand tot een zijdelingse bouwperceelsgrens van een vrijstaand hoofdgebouw of een blok van twee of meer hoofdgebouwen aaneen dient minimaal 3 m te bedragen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig' zijn geen woonhuizen toegestaan.

30.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het aangegeven bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'opslag' de bestaande bebouwing is toegestaan;
  • b. het gezamenlijk oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bij de woning mag maximaal 100 m² bedragen met dien verstande dat de oppervlakte van bunkers met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' hierin niet wordt meegeteld;
  • c. de afstand van het bijgebouw tot de voorgevel van de woning dan wel het verlengde ervan mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • d. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,3 m en de maximale bouwhoogte 5,8 m;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder b. en d. geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig' dat bijgebouwen uitsluitend zijn toegestaan tot maximaal de ten tijde van de vaststelling van het herstelbesluit Pannehoef 9 bestaande oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte.

30.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • b. de maximale hoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraagt 2 m;
  • c. per woning is één overkapping toegestaan met een maximale oppervlakte van 25 m²;
  • d. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 1 m te bedragen met uitzondering erf- en terreinafscheidingen welke op de perceelsgrens gebouwd mogen worden.
30.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
30.4 Afwijken van de bouwregels

n.v.t.

30.5 Specifieke gebruiksregels
30.5.1 Verbod

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  • a. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte;
  • b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, het kweken en/of telen van verdovende middelen voor zover dit het voorzien in de eigen behoefte te boven gaat;
  • c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een beroep aan huis, dan wel bedrijfsmatige activiteiten, uitgezonderd het bepaalde in 30.5.2 en 30.5.3;
  • d. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning.

30.5.2 Beroep aan huis

Het is toegestaan om binnen deze bestemming gronden en of gebouwen c.q. bouwwerken te gebruiken voor de uitoefening van beroep aan huis, mits:

  • a. de woonfunctie op het bouwperceel primair blijft;
  • b. per bouwperceel het oppervlak aan bebouwing dat hiervoor wordt gebruikt niet meer is dan 60 m2;
  • c. de gronden of gebouwen niet zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig'.

30.5.3 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Het is toegestaan om binnen deze bestemming gronden en of gebouwen c.q. bouwwerken te gebruiken voor de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, passende in een woonomgeving, mits:

  • a. het betreft bedrijven die voorkomen onder categorie 1 en 2, zoals opgenomen in de bij deze planregels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten, alsmede bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk zijn te stellen;
  • b. het niet betreft geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • c. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, wat betekent dat maximaal 30% van het vloeroppervlak van de bebouwing, met een absoluut maximum van 40 m², ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten gebruikt mag worden;
  • d. vast staat dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
  • e. het geen publiekgerichte voorziening betreft;
  • f. het gebruik de woonfunctie ondersteunt; dit houdt in dat degene die de activiteiten uitvoert tevens bewoner is van het hoofdgebouw;
  • g. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten, dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • h. het aan de bestemming onttrekken van (een deel) van de bij het betreffende hoofdgebouw behorende garage slechts is toegestaan, indien op het bij de woning behorende erf vervangende parkeerruimte, bestaande uit ten minste één parkeerplaats, aanwezig is;
  • i. er geen sprake is van detailhandel;
  • j. de activiteit(en) niet leiden tot een onevenredige verstoring van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur binnen de gemeente;
  • k. de gronden of gebouwen niet zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig';
  • l. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij nieuwe kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren niet zijn toegestaan.
30.6 Afwijken van de gebruiksregels
30.6.1 Bed & breakfast/gastenkamers

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het toestaan van bed & breakfast/gastenkamers, mits (in afwijking van het bepaalde in lid 1.25) wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er mogen maximaal 2 kamers gerealiseerd worden;
  • b. in de 2 kamers mogen tezamen maximaal 6 personen verblijven;
  • c. de totale oppervlakte van de kamers bedraagt maximaal 60 m²;
  • d. de kamers worden gerealiseerd binnen hoofdgebouw;
  • e. de bed & breakfast/gastenkamers moeten ondergeschikt zijn aan de woonbestemming;
  • f. de initiatiefnemer is de hoofdbewoner van de woning zijn;
  • g. aangetoond dient te worden dat de weg de verkeersafwikkeling voldoende op kan vangen;
  • h. het bedrijf dient te voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • i. er geen beperking plaatsvindt van de omliggende agrarische bedrijven;
  • j. de huisvesting dient vooraf te worden getoetst op de algemene ruimtelijke criteria, zoals (externe) veiligheid, hygiëne, lucht, bodem, riolering, water, verkeer, geluid, natuur en landschap en milieuzonering;
  • k. de gronden of gebouwen niet zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig'.
30.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 49 en 54 dienen in acht te worden genomen.

30.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
30.8.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van de panden met cultuurhistorische waarden.

30.8.2 Toelaatbaarheid

Het geheel of gedeeltelijk slopen van de in 30.8.1 bedoelde bouwwerken is slechts toelaatbaar indien de ruimtelijke en visuele karakteristiek van de gronden en de gebouwde omgeving niet in onevenredige mate wordt aangetast.

30.9 Wijzigingsbevoegdheden
30.9.1 Woningsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om woningsplitsing toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. dit uitsluitend is toegestaan voor zover de panden nader zijn aangeduid als 'cultuurhistorische waarden';
  • b. het betreft panden welke vallen binnen de aanduiding bebouwingsconcentratie;
  • c. een goede landschappelijk inpassing plaatsvindt;
  • d. de inhoud van het bestaande gebouw mag niet worden vergroot;
  • e. overtollige bebouwing zonder cultuurhistorische waarden dient gesloopt te worden;
  • f. er geen milieuhygiënische bezwaren optreden;
  • g. de splitsing vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie';
  • h. de splitsing vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - spoor';
  • i. de splitsing vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg';
  • j. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij nieuwe kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren niet zijn toegestaan;
  • k. er geen nadelige gevolgen optreden voor ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

30.9.2 Wijzigen bestemming Wonen naar bestemming Natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Wonen van de gronden te wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden zijn gelegen binnen de nadere aanduiding:
    • 1. Ecologische verbindingszone, en/of;
    • 2. Attentiegebieden ehs, en/of;
    • 3. Zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen en/of;
    • 4. Ecologische hoofdstructuur en/of;
    • 5. de dubbelbestemming Waarde - Natura 2000;
  • b. natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  • c. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft.

 

Artikel 31 Wonen - Woonwagenstandplaats

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woonwagens, waarbij tevens beroep aan huis tot een maximale oppervlakte van 60 m² is toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;

met de daarbij behorende:

  • d. tuinen en erven;
  • e. verhardingen en parkeervoorzieningen;
  • f. bergingen en sanitaire ruimten.
31.2 Bouwregels
31.2.1 Woonwagens

Voor het plaatsen van woonwagens gelden de volgende regels:

  • a. het aantal standplaatsen (woonwagen) mag niet meer bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven;
  • b. de bouwhoogte van een woonwagen mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • c. de oppervlakte van een woonwagen per standplaats bedraagt niet meer dan 200 m²;
  • d. de afstand van een woonwagen tot de bestemmingsgrens mag niet minder bedragen dan 1 m;
  • e. de afstand van een woonwagen tot een andere woonwagen mag niet minder bedragen dan 5 m.

31.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. per standplaats (woonwagen) zijn bijgebouwen en overkappingen toegestaan met een maximale gezamenlijke oppervlakte van maximaal 40 m²;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
  • c. de afstand van een bijgebouw tot de bestemmingsgrens mag niet minder bedragen dan 1 m;
  • d. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 m te bedragen.

31.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • b. de maximale hoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraagt 2 m;
  • c. per woning is één overkapping toegestaan met een maximale oppervlakte van 25 m²;
  • d. erf- en terreinafscheidingen dienen op 1 m achter de gevellijn te worden opgericht;
  • e. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 1 m te bedragen met uitzondering erf- en terreinafscheidingen welke op de perceelsgrens gebouwd mogen worden.
31.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
31.4 Afwijken van de bouwregels

n.v.t.

31.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. detailhandel;
  • c. demontage van voertuigen;
  • d. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • e. seksinrichtingen;
  • f. kamperen;
  • g. opslag van goederen en materialen voor de gevellijn;
  • h. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
  • i. voor bewoning van vrijstaande bijgebouwen bij een woning.
31.6 Afwijken gebruiksregels

n.v.t.

31.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

De regelingen zoals opgenomen in artikel 49 en 54 dienen in acht te worden genomen.

31.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

31.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

 

Artikel 32 Buisleidingenstraat

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Buisleidingenstraat' aangewezen gronden zijn bestemd:

  • a. voor ondergrondse buisleidingen en kabels;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', tevens voor een nutsvoorziening;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - spoor', de geluidzone van het spoorverkeer;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg', de geluidszone van het wegverkeer;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie', de geluidszone van het industrieterrein en de vliegbasis;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - windturbinepark', de geluidszone van het windturbinepark;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', een groenelement. De regeling opgenomen in artikel 54.2.8 dient in acht te worden genomen;

met daarbij behorende:

  • h. voorzieningen welke behoren bij de buisleiding voor het goed functioneren van de buisleiding;
  • i. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • j. water en waterhuishoudingsvoorzieningen;
  • k. bruggen, viaducten en andere kunstwerken;

en tevens:

  • l. agrarisch medegebruik;
  • m. extensief recreatief medegebruik;
  • n. paden en wegen.
32.2 Bouwregels
32.2.1 Algemeen

In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

32.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen   Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht; daarbij gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 m;
  • b. de oppervlakte bedraagt maximaal 50 m², tenzij een andere oppervlakte op de verbeelding is aangegeven.

32.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 4 m.

32.3 Nadere eisen

n.v.t.

32.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen van:

  • a. hetgeen bepaald onder 32.2.2 voor het toestaan van een hogere bouwhoogte dan wel een grotere oppervlakte mits deze hogere bouwhoogte respectievelijk grotere oppervlakte noodzakelijk is voor het beheer en/of onderhoud van de ondergrondse buisleidingen;
  • b. hetgeen bepaald onder 32.2.3 voor het toestaan van een hogere bouwhoogte mits deze hogere bouwhoogte noodzakelijk is voor het beheer en/of onderhoud van de ondergrondse buisleidingen;
  • c. indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de Buisleidingenstraat.
32.5 Specifieke gebruiksregels

n.v.t.

32.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van hetgeen is bepaald onder 32.1 voor het toestaan van een ander gebruik mits het ander gebruik verenigbaar is met de bestemming alsmede de veiligheid van personen en goederen niet in gevaar worden gebracht. Hierover wordt vooraf schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van de Buisleidingenstraat.

32.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouw zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en ophogen en aanleggen van drainage ;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het permanent opslaan van goederen.

Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • g. het aanbrengen, het in bedrijf nemen en onderhouden van buisleidingen en kabels en bijbehorende voorzieningen voor een goed functioneren van de buisleidingenstraat;
  • h. die reeds in uitvoering zijn op het van kracht worden van het plan;
  • i. die het normale onderhoud ten aanzien van de buisleidingenstraat, de leiding en belemmeringsstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • j. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.

32.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

32.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 33 Leiding - Brandstof

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een brandstofleiding.

33.2 Bouwregels
33.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mogen op de gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de bestemming Leiding - Brandstof.

33.2.2 Voor het bouwen van bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2,5 m bedragen.
33.3 Nadere eisen

n.v.t.

33.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in 33.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingbeheerder.
33.5 Specifieke gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 zijn binnen deze bestemming geen midi- en minicampings toegestaan.

33.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 33.5 en midi- en minicampings toestaan, mits:

  • a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingbeheerder.
33.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
33.7.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. Bodem:
    het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, diepploegen, indrijven of ophogen;
  • b. Waterhuishouding:
    het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • c. Infrastructuur:
    verharden oppervlakte, het aanleggen van leidingen;
  • d. Beplantingen:
    het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen.
  • e. Overig:
    het indrijven van voorwerpen in de bodem, het permanent opslaan van goederen.

33.7.2 Normaal onderhoud

Het in 33.7.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. werken en/of werkzaamheden, die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken en/of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.

33.7.3 Toelaatbaarheid

Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 33.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende hoofd- of medebestemming zijn toegekend;
  • b. hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, bosbouwkundige en/of landbouwkundige waarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.
33.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

33.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 34 Leiding - Gas

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een gastransportleiding.

34.2 Bouwregels
34.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mogen op de gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de bestemming Leiding - Gas.

34.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen.
34.3 Nadere eisen

n.v.t.

34.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in 34.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.
34.5 Specifieke gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 zijn binnen deze bestemming geen midi- en minicampings toegestaan.

34.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 34.5 en midi- en minicampings toestaan, mits:

  • a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingbeheerder.
34.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.7.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. Bodem:
    het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, diepploegen, indrijven of ophogen;
  • b. Waterhuishouding:
    het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • c. Infrastructuur:
    verharden oppervlakte, het aanleggen van leidingen;
  • d. Beplantingen:
    het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen.
  • e. Overig:
    het indrijven van voorwerpen in de bodem en/of het permanent opslaan van goederen.

34.7.2 Normaal onderhoud

Het in 34.7.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. werken en/of werkzaamheden, die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken en/of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.

34.7.3 Toelaatbaarheid

Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 34.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende hoofd- of medebestemming zijn toegekend;
  • b. hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, bosbouwkundige en/of landbouwkundige waarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • c. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • d. voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld onder 34.7.1 schriftelijk advies is ingewonnen bij de exploitant van de buisleidingen.
34.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

34.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 35 Leiding - Gas - 1

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een gastransportleiding.

35.2 Bouwregels
35.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mogen op de gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de bestemming Leiding - Gas - 1.

35.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen.
35.3 Nadere eisen

n.v.t.

35.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in lid 35.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.
35.5 Specifieke gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 zijn binnen deze bestemming geen midi- en minicampings toegestaan.

35.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 35.5 en midi- en minicampings toestaan, mits:

  • a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingbeheerder.
35.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
35.7.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. Bodem:
    het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, diepploegen, indrijven of ophogen;
  • b. Waterhuishouding:
    het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • c. Infrastructuur:
    verharden oppervlakte, het aanleggen van leidingen;
  • d. Beplantingen:
    het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen.
  • e. Overig:
    het indrijven van voorwerpen in de bodem en/of het permanent opslaan van goederen.

35.7.2 Normaal onderhoud

Het in lid 35.7.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. werken en/of werkzaamheden, die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken en/of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.

35.7.3 Toelaatbaarheid

Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid 35.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende hoofd- of medebestemming zijn toegekend;
  • b. hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, bosbouwkundige en/of landbouwkundige waarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • c. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • d. voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld onder lid 35.7.1 schriftelijk advies is ingewonnen bij de exploitant van de buisleidingen.
35.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

35.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 36 Leiding - Hoogspanning

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van een bovengrondse 150 kV hoogspanningsverbinding.

36.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van hoogspanningsverbindingen worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
36.3 Nadere eisen

n.v.t.

36.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in lid 36.2 indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen, de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en de leidingbeheerder in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen. Indien door de bouw, de situering dan wel de hoogte van een bouwwerk schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betrokken leiding wordt geen afwijking verleend.

36.5 Specifieke gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 zijn binnen deze bestemming geen midi- en minicampings toegestaan.

36.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 36.5 en midi- en minicampings toestaan, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingbeheerder.
36.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
36.7.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. Bodem:
    het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, diepploegen, indrijven of ophogen;
  • b. Waterhuishouding:
    het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • c. Infrastructuur:
    verharden oppervlakte, het aanleggen van leidingen;
  • d. Beplantingen:
    het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • e. Overig:
    het indrijven van voorwerpen in de bodem en/of het permanent opslaan van goederen.

36.7.2 Normaal onderhoud

Het in 36.7.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. werken die verband houden met de aanleg van de betreffende bovengrondse hoogspanningsleiding;
  • b. werken en/of werkzaamheden, die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud en beheer ten aanzien van de verbinding en de belemmerde strook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. werken en/of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.

36.7.3 Toelaatbaarheid

Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 36.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de verbinding en niet eerder dan nadat de leidingbeheerder schriftelijk advies heeft uitgebracht.

36.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

36.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 37 Leiding - Leidingstrook

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een leidingstrook.

37.2 Bouwregels
37.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

37.2.2 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

37.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2,5 m bedragen.
37.3 Nadere eisen

n.v.t.

37.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken verlenen van het bepaalde in 37.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingbeheerder.
37.5 Specifieke gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 zijn binnen deze bestemming geen midi- en minicampings toegestaan.

37.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 37.5 en midi- en minicampings toestaan, mits:

  • a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingbeheerder.
37.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
37.7.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. Bodem:
    het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, diepploegen, indrijven of ophogen;
  • b. Waterhuishouding:
    het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • c. Infrastructuur:
    verharden oppervlakte, het aanleggen van leidingen;
  • d. Beplantingen:
    het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen.
  • e. Overig:
    het indrijven van voorwerpen in de bodem en/of het permanent opslaan van goederen.

37.7.2 Normaal onderhoud

Het in 37.7.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. werken en/of werkzaamheden, die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken en/of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.

37.7.3 Toelaatbaarheid

Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 37.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende hoofd- of medebestemming zijn toegekend;
  • b. hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, bosbouwkundige en/of landbouwkundige waarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
  • c. voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld onder lid 37.7.1 schriftelijk advies is ingewonnen bij de van de buisleidingen.
37.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

37.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 38 Leiding - Riool

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolleiding.

38.2 Bouwregels
38.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

38.2.2 Ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool' is het niet toegestaan om te bouwen binnen een zone van 5 m aan beide zijden van de hartlijn.

38.2.3 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

38.2.4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2,5 m bedragen.
38.3 Nadere eisen

n.v.t.

38.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in 38.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingbeheerder.
38.5 Specifieke gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 zijn binnen deze bestemming geen midi- en minicampings toegestaan.

38.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 38.5 en midi- en minicampings toestaan, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingbeheerder.
38.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
38.7.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. Bodem:
    het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, diepploegen, indrijven of ophogen;
  • b. Waterhuishouding:
    het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • c. Infrastructuur:
    verharden oppervlakte, het aanleggen van leidingen;
  • d. Beplantingen:
    het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen.
  • e. Overig:
    het indrijven van voorwerpen in de bodem, het permanent opslaan van goederen.

38.7.2 Normaal onderhoud

Het in 38.7.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. werken en/of werkzaamheden, die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken en/of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.

38.7.3 Toelaatbaarheid

Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 38.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende hoofd- of medebestemming zijn toegekend;
  • b. hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, bosbouwkundige en/of landbouwkundige waarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
  • c. voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld onder lid 38.7.1 schriftelijk advies is ingewonnen bij de exploitant van de buisleidingen.
38.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

38.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 39 Leiding - Water

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterleiding.

39.2 Bouwregels
39.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

39.2.2 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

39.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2,5 m bedragen.
39.3 Nadere eisen

n.v.t.

39.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in 39.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingbeheerder.
39.5 Specifieke gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 zijn binnen deze bestemming geen midi- en minicampings toegestaan.

39.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 39.5 en midi- en minicampings toestaan, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingbeheerder.
39.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
39.7.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. Bodem:
    het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, diepploegen, indrijven of ophogen;
  • b. Waterhuishouding:
    het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • c. Infrastructuur:
    verharden oppervlakte, het aanleggen van leidingen;
  • d. Beplantingen:
    het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen.
  • e. Overig:
    het indrijven van voorwerpen in de bodem en/of het permanent opslaan van goederen.

39.7.2 Normaal onderhoud

Het in 39.7.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. werken en/of werkzaamheden, die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken en/of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.

39.7.3 Toelaatbaarheid

Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 39.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende hoofd- of medebestemming zijn toegekend;
  • b. hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, bosbouwkundige en/of landbouwkundige waarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
39.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

39.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 40 Waarde - Aardkundig waardevol gebied

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Aardkundig waardevol gebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de bescherming en het behoud van de op en/of in de gronden voorkomende aardkundige waarden.
40.2 Bouwregels
40.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag, met uitzondering van de bouwvlakken, niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

40.2.2 Op of in deze gronden mogen, met uitzondering van de bouwvlakken, geen gebouwen worden gebouwd.
40.3 Nadere eisen

n.v.t.

40.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in 40.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de beoogde bescherming van de aardkundige waarden;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een deskundige op aardkundig gebied.
40.5 Specifieke gebruiksregels

n.v.t.

40.6 Afwijken van de gebruiksregels

n.v.t.

40.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
40.7.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Aardkundig waardevol gebied zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. afgraven, vergraven;
  • b. aanleg dammen, aanleg stuwen, graven sloten, dempen sloten, dempen poelen;
  • c. opplanten, omzetten van grasland en of bouwland naar boomteelt;
  • d. aanleg leidingen dieper dan 1 m.

40.7.2 Normaal onderhoud

Het verbod als bedoeld in 40.7.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis dan wel die behoren tot het op de bestemming van de gronden gerichte normale onderhoud en beheer;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. werken en werkzaamheden, die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

40.7.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 40.7.1 zijn slechts toelaatbaar, mits door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de aardkundige waarden van het gebied niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

40.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

40.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 41 Waarde - Natura 2000

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Natura 2000' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de op en/of in deze gronden voorkomende ecologische waarden.

41.2 Bouwregels
41.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

41.2.2 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
41.3 Nadere eisen

n.v.t.

41.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in 41.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de beoogde bescherming van de ecologische waarden van het Natura 2000-gebied.
41.5 Specifieke gebruiksregels

n.v.t.

41.6 Afwijken van de gebruiksregels

n.v.t.

41.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
41.7.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren, indrijven;
  • b. rooien beplanting, aanleg leidingen dieper dan 1 m, veranderen perceelsindeling;
  • c. aanleg teeltondersteunende voorzieningen.

41.7.2 Normaal onderhoud

Het verbod als bedoeld in 41.7.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis dan wel die behoren tot het op de bestemming van de gronden gerichte normale onderhoud en beheer;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

41.7.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 41.7.1 zijn slechts toelaatbaar, mits door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de natuurwaarden van het gebied niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

41.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

41.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 42 Waarde - Archeologie 1

42.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende hoge archeologische waarden.

42.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot; en waarbij de diepte incl. fundering niet wordt vergroot;
  • b. de bouw van een bijgebouw, de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw of het oprichten van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarvoor graafwerkzaamheden worden verricht tot een diepte van 0,50 meter onder maaiveld èn waarvan de toename van de bebouwde oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m².
42.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 42.2  en toestaan dat ten behoeve van de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits de indiener bij de aanvraag om een omgevingsvergunning een archeologisch rapport overlegt van een ter zake deskundige, waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd, òf
  • b. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad, òf
  • c. in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

42.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
42.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau met meer dan 0,50 meter door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren of afgraven;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter onder de oppervlakte, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, aanleggen van drainage en ontginnen, het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • c. het aanbrengen van meer dan 0,50 meter diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand.

42.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 42.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. het een verstoring betreft van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart, en waarbij die verstoring plaatsvindt:
    • 1. in een gebied met lage archeologische verwachtingswaarde en/of een niet gekarteerd gebied, òf;
    • 2. in een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 50 m²;

42.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 42.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in 42.1 genoemde belangen, omdat:

  • a. Uit beschikbare stukken blijkt dat de bodem ter plaatse is geroerd en er in het geheel geen archeologische waarden meer aanwezig zijn;
  • b. Of de indiener bij de vergunningsaanvraag een archeologisch rapport overlegt van een ter zake deskundige, waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
    • 1. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd, òf
    • 2. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad, òf
    • 3. in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

42.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 42.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.

42.4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' als bedoeld in lid 42.1 geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  • b. het op grond van nader onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 43 Waarde - Archeologie 2

43.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende hoge archeologische waarden.

43.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot;
  • b. de bouw van een bijgebouw, de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw of het oprichten van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarvoor graafwerkzaamheden worden verricht op een diepte van minder dan 1,50 meter onder de oppervlakte èn waarvan de toename van de bebouwde oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m².
43.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 43.2  en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits de indiener bij de aanvraag om een omgevingsvergunning een archeologisch rapport overlegt van een ter zake deskundige, waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd, òf
  • b. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad, òf
  • c. in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.
43.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
43.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau met meer dan 1,50 meter door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren of afgraven;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 1,50 meter onder de oppervlakte, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, aanleggen van drainage en ontginnen, het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • c. het aanbrengen van meer dan 1,50 meter diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand.

43.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 43.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. het een verstoring betreft van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart, en waarbij die verstoring plaatsvindt:
    • 1. in een gebied met lage archeologische verwachtingswaarde en/of een niet gekarteerd gebied, òf;
    • 2. in een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 100 m²;

43.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 43.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in 43.1 genoemde belangen, omdat:

  • a. Uit beschikbare stukken blijkt dat de bodem ter plaatse is geroerd en er in het geheel geen archeologische waarden meer aanwezig zijn;
  • b. Of de indiener bij de vergunningsaanvraag een archeologisch rapport overlegt van een ter zake deskundige, waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
    • 1. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd, òf
    • 2. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad, òf
    • 3. in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

43.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 43.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.

43.4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' als bedoeld in lid 43.1 geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  • b. het op grond van nader onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 44 Waarde - Archeologie 3

44.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende middelhoge archeologische waarden.

44.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot;
  • b. de bouw van een bijgebouw, de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw of het oprichten van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarvoor graafwerkzaamheden worden verricht op een diepte van minder dan 0,50 meter onder de oppervlakte èn waarvan de toename van de bebouwde oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m².
44.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 44.2  en toestaan dat het in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits de indiener bij de aanvraag om een omgevingsvergunning een archeologisch rapport overlegt van een ter zake deskundige, waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd, òf
  • b. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad, òf
  • c. in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.
44.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
44.4.1 verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau met meer dan 0,50 meter door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren of afgraven;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter onder de oppervlakte, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, aanleggen van drainage en ontginnen, het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • c. het aanbrengen van meer dan 0,50 meter diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand.

44.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 44.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. het een verstoring betreft van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart, en waarbij die verstoring plaatsvindt:
    • 1. in een gebied met lage archeologische verwachtingswaarde en/of een niet gekarteerd gebied, òf;
    • 2. in een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 100 m²;

44.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 44.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in 44.1 genoemde belangen, omdat:

  • a. Uit beschikbare stukken blijkt dat de bodem ter plaatse is geroerd en er in het geheel geen archeologische waarden meer aanwezig zijn;
  • b. Of de indiener bij de vergunningsaanvraag een archeologisch rapport overlegt van een ter zake deskundige, waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
    • 1. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd, òf
    • 2. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad, òf
    • 3. in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

44.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 44.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.

44.4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' als bedoeld in lid 44.1 geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  • b. het op grond van nader onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 45 Waterstaat - Waterbergingsgebied

45.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterbergingsgebied.

45.2 Bouwregels
45.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

45.2.2 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
45.3 Nadere eisen

n.v.t.

45.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in 45.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterberging;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterberging.

45.5 Specifieke gebruiksregels

n.v.t.

45.6 Afwijken van de gebruiksregels

n.v.t.

45.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
45.7.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied" zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, egaliseren of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

45.7.2 Normaal onderhoud

Het verbod als bedoeld in 45.7.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

45.7.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 45.7.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterberging;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de waterberging.
45.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

45.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Artikel 46 Waterstaat - Waterkering

46.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterkering.

46.2 Bouwregels
46.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

46.2.2 Op of in deze gronden mogen, met uitzondering van de bouwvlakken, geen gebouwen worden gebouwd.
46.3 Nadere eisen

n.v.t.

46.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in 46.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.
46.5 Specifieke gebruiksregels

n.v.t.

46.6 Afwijken van de gebruiksregels

n.v.t.

46.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
46.7.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, egaliseren of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

46.7.2 Normaal onderhoud

Het verbod als bedoeld in 46.7.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

46.7.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 46.7.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de waterkering.
46.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

n.v.t.

46.9 Wijzigingsbevoegdheid

n.v.t.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2019' heeft uitsluitend betrekking op:
- de met een doorhaling in paars (ingetrokken) en in blauw gemarkeerde (aanvulling) onderdelen van de regels van het moederplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied' (inclusief daarna vastgestelde herzieningen) zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2019'.
Het moederplan, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2019', blijft voor het overige van toepassing.
- in grijs en doorgehaald is de vernietiging van artikel 51.3 (voorheen artikel 48.3) door de Afdeling bestuursrechtspraak (uitspraak van 15 mei 2019; kenmerk 201704886/1/R2 ) verwerkt.  

Artikel 47 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 48 Algemene bouwregels

48.1 Algemene regel m.b.t. ondergronds bouwen

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

48.1.1 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen de gronden waar volgens de desbetreffende regels hoofd- dan wel bijgebouwen zijn toegestaan;
  • b. in de berekening van de oppervlakte van de perceelsafhankelijke maxima, wordt de oppervlakte aan ondergrondse bouwwerken meegenomen, voor zover de ondergrondse bebouwing niet onder bovengrondse bebouwing is gesitueerd;
  • c. in de berekening van de inhoud van de perceelsafhankelijke maxima bij woningen, wordt de inhoud aan ondergrondse bouwwerken niet meegenomen, voor zover de ondergrondse bebouwing binnen de contouren van de bovengrondse bebouwing is gesitueerd en volledig beneden peil is gesitueerd;
  • d. randvoorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding zijn buiten bouwvlakken toegestaan;
  • e. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m onder peil, met dien verstande dat een randvoorziening ten behoeve van de waterhuishouding (bergbassins) tot maximaal 6 m onder peil gebouwd mag worden.

48.1.2 Afwijken ondergrondse bouwdiepte

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 48.1.2. sub e voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m onder peil onder de voorwaarde dat de waterhuishouding niet wordt verstoord.

48.2 Algemene bepaling over bestaande afstanden en maten
48.2.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 en/of artikel 49 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

48.2.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 en/of artikel 49 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

48.2.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 48.2.1 en 48.2.2van dit artikel uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

48.3 Voldoende parkeergelegenheid

Tenzij in hoofdstuk 2 expliciet is voorzien in een andere regel ten aanzien van de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid, geldt de volgende regeling:

  • a. bij de oprichting van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk of de verandering van de functie van een bouwwerk al dan niet met bijbehorend bouwperceel dient in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien;
  • b. bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of de functie in overeenstemming is met het plan wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde CROW-normen bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  • c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.

Artikel 49 Algemene aanduidingsregels

49.1 Vrijwaringszone - Molenbiotoop
49.1.1 Bouwregels

Binnen de beschermingszone 'Vrijwaringszone - Molenbiotoop' is oprichting van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde uitsluitend toelaatbaar ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen en met inachtname van het volgende:

  • a. in de zone tussen 100 en 400 m vanaf het middelpunt van de molen gelden voor de genoemde afstanden tot het middelpunt van de molen de volgende maximale bouwhoogten:
    • 1. tot 100 m: 3,7 m;
    • 2. van 100 tot 200 m: 4,4 m;
    • 3. van 200 tot 300 m: 5,7 m;
    • 4. van 300 tot 400 m: 7,1 m;
  • b. indien op grond van de artikelen geldend voor de onderliggende bestemmingen een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge het bepaalde onder 1, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van de betreffende artikelen.

49.1.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 49.1.1 onder a, indien:

  • a. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;
  • b. alvorens de omgevingsvergunning te verlenen, wordt schriftelijk advies bij de beheerder van de molen(s) ingewonnen omtrent de vraag of het bouwplan ter plaatse aanvaardbaar is in verband met de belangen van de molen(s).
49.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
49.2.1 Verbod

Het is verboden binnen de beschermingszone 'Vrijwaringszone - Molenbiotoop' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden), de volgende werken en werkzaamheden, waarvan de bouwhoogte of de hoogte in volgroeide staat meer bedraagt dan 3,7 m, uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur;
  • b. het ophogen van gronden;
  • c. het beplanten van bomen, heesters en andere opgaande beplanting.

49.2.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoel in 49.2.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

49.2.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 49.2.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. daardoor de functie van de molen(s) als werktuig en de waarde als landschapsbepalende elementen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de molen(s).
49.3 Milieuzone - Geluidsgevoelige functie
49.3.1 Verbod

Het is niet toegestaan nieuwe woningen te bouwen binnen de milieuzone - geluidsgevoelige functie vanwege de ligging van de 35 Ke-lijn.

49.4 Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied

De voor 'Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor de bescherming van de grondwaterkwaliteit.

49.4.1 Verbod

Op de gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van de bouwvlakken en gronden met de bestemming 'Maatschappelijk - Militaire vliegbasis'.

49.4.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde 49.4.1 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van het grondwaterbeschermingsgebied;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van het betreffende waterwingebied.
49.5 Milieuzone - Waterwingebied

De voor 'Milieuzone - Waterwingebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor de exploitatie en bescherming van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.

49.5.1 Bouwregels

Op de gronden mag niet worden gebouwd met uitzondering van putten ten behoeve van de waterwinning. Deze putten mogen maximaal 2 m hoog zijn.

49.6 Luchtvaartverkeerzone 1
49.6.1 Verbod

Binnen de Luchtvaartverkeerzone 1 geldt een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde c.q. voor een hogere bebouwing dan de maximum bouwhoogte van 56 m boven NAP tot 156 m boven NAP met een hellingshoek van circa 6º (100 m horizontaal en 10 m verticaal) in verband met de IHCS dat aangeeft het beschermingsgebied van de IHCS. Deze maximum hoogten mogen ook niet worden overschreden door bouwwerken zoals antennes, vlaggenmasten e.d.

49.7 Luchtvaartverkeerzone 2
49.7.1 Verbod

Binnen de Luchtvaartverkeerzone 2 geldt een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde c.q. voor een hogere bebouwing dan de maximum bouwhoogte van 56 m boven NAP in verband met de IHCS dat aangeeft het beschermingsgebied van de IHCS. Deze maximum hoogten mogen ook niet worden overschreden door bouwwerken zoals antennes, vlaggenmasten e.d.

49.8 Luchtvaartverkeerzone 3
49.8.1 Verbod

Binnen de Luchtvaartverkeerzone 3 geldt een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde c.q. voor een hogere bebouwing dan de maximum bouwhoogte vanaf het maaiveldniveau tot 55 m boven NAP met een hellingshoek van circa 8º (70 m horizontaal en 10 m verticaal) in verband met een 'funnel' (obstakelvrij vlak), dat aangeeft het beschermingsgebied van een gedeeltelijke funnel van vliegtuigen. Deze maximum hoogten mogen ook niet worden overschreden door bouwwerken zoals antennes, vlaggenmasten e.d.

49.9 Luchtvaartverkeerzone 4
49.9.1 Verbod

Binnen de Luchtvaartverkeerzone 4 geldt een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde c.q. voor een hogere bebouwing dan de maximum bouwhoogte vanaf het maaiveldniveau vanaf 10 m boven NAP met een hellingshoek van circa 1º (500 m horizontaal en 10 m verticaal) in verband met een 'funnel' (obstakelvrij vlak), dat aangeeft het beschermingsgebied van een gedeeltelijke funnel van vliegtuigen. Deze maximum hoogten mogen ook niet worden overschreden door bouwwerken zoals antennes, vlaggenmasten e.d.

49.10 Luchtvaartverkeerzone 5
49.10.1 Verbod

Binnen de Luchtvaartverkeerzone 5 geldt een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde c.q. voor een hogere bebouwing dan de maximum bouwhoogte vanaf 19,3 m boven NAP met een hellingshoek van circa 1º (500 m horizontaal en 10 m verticaal) in verband met een 'funnel' (obstakelvrij vlak), dat aangeeft het beschermingsgebied van een gedeeltelijke funnel van vliegtuigen. Deze maximum hoogten mogen ook niet worden overschreden door bouwwerken zoals antennes, vlaggenmasten e.d.

49.11 Luchtvaartverkeerzone 6
49.11.1 Verbod

Binnen de Luchtvaartverkeerzone 6 geldt een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde c.q. voor een hogere bebouwing dan de maximum bouwhoogte van 10 m boven NAP tot 19,3 m boven NAP in verband met een ILS. Deze maximum hoogten mogen ook niet worden overschreden door bouwwerken zoals antennes, vlaggenmasten e.d.

49.11.2 Afwijken
  • a. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 49.11.1 onder de voorwaarde dat de werking van het ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed.
  • b. Voorafgaand aan het verlenen van de vrijstelling dient schriftelijk advies te zijn ingewonnen van de Minister van Defensie , DGW&T, directie Brabant .
49.12 Luchtvaartverkeerzone 7
49.12.1 Verbod

Binnen de Luchtvaartverkeerzone 7 geldt een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde c.q. voor een hogere bebouwing dan de maximum bouwhoogte van 30 m boven NAP tot 39,3 m boven NAP in verband met een ILS. Deze maximum hoogten mogen ook niet worden overschreden door bouwwerken zoals antennes, vlaggenmasten e.d.

49.12.2 Afwijken
  • a. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 49.12.1 onder de voorwaarde dat de werking van het ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed.
  • b. Voorafgaand aan het verlenen van de vrijstelling dient schriftelijk advies te zijn ingewonnen van de Minister van Defensie , DGW&T, directie Brabant .
49.13 Luchtvaartverkeerzone 8
49.13.1 Verbod

Binnen de Luchtvaartverkeerzone 8 geldt een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde c.q. voor een hogere bebouwing dan de maximum bouwhoogte van 10 m boven NAP met een hellingshoek van circa 0,7 º (857,5 m horizontaal en 10 m verticaal) in verband met een ILS. Deze maximum hoogten mogen ook niet worden overschreden door bouwwerken zoals antennes, vlaggenmasten e.d.

49.13.2 Afwijken
  • a. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 49.13.1 onder de voorwaarde dat de werking van het ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed.
  • b. Voorafgaand aan het verlenen van de vrijstelling dient schriftelijk advies te zijn ingewonnen van de Minister van Defensie , DGW&T, directie Brabant .
49.14 Luchtvaartverkeerzone 9
49.14.1 Verbod

Binnen de Luchtvaartverkeerzone 9 geldt een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde c.q. voor een hogere bebouwing dan de maximum bouwhoogte van 19,3 m boven NAP met een hellingshoek van circa 0,7 º (857,5 m horizontaal en 10 m verticaal) in verband met een ILS. Deze maximum hoogten mogen ook niet worden overschreden door bouwwerken zoals antennes, vlaggenmasten e.d.

49.14.2 Afwijken
  • a. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 49.14.1 onder de voorwaarde dat de werking van het ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed.
  • b. Voorafgaand aan het verlenen van de vrijstelling dient schriftelijk advies te zijn ingewonnen van de Minister van Defensie , DGW&T, directie Brabant .
49.15 Vrijwaringszone - radar
49.15.1 Verbod

Binnen de 'vrijwaringszone - radar' geldt een bouwverbod voor bouwwerken hoger dan de denkbeeldige rechte lijn die wordt getrokken vanaf de radarantenne op 48 +NAP, oplopend met 0,25 graden tot een hoogte van 113 m +NAP op een afstand van 15 km van de radarantenne. Deze maximum hoogten mogen ook niet worden overschreden door bouwwerken zoals antennes, vlaggenmasten e.d.

49.15.2 Afwijken
  • a. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 49.15.1 onder de voorwaarde dat de werking van de radar niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed.
  • b. Voorafgaand aan het verlenen van de vrijstelling dient schriftelijk advies te zijn ingewonnen van de Minister van Defensie , DGW&T, directie Brabant .
49.16 Vrijwaringszone - weg 1
49.16.1 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. er mag niet worden gebouwd binnen een afstand van 50 m vanuit de rand van de meest nabijgelegen rijbaan, met uitzondering van bouwwerken welke nodig zijn voor het wegverkeer.

49.16.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in lid 49.16.1 en toestaan dat in de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. in de zone, gemeten tot 50 m vanuit de rand van de dichtstbij gelegen rijbaan mag worden gebouwd, mits het bouwwerk in overeenstemming is met de ter plaatse aangewezen bestemming en door de bouw of situering van het bouwwerk het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. voorafgaand aan de verlening van de afwijking dient ten aanzien van het bepaalde onder a schriftelijk advies te zijn ingewonnen van de wegbeheerder.
49.17 Vrijwaringszone - weg 2
49.17.1 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. er mag niet worden gebouwd binnen een afstand van 75 m vanuit de rand van de meest nabijgelegen rijbaan, met uitzondering van bouwwerken welke nodig zijn voor het wegverkeer.

49.17.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in lid 49.17.1 en toestaan dat in de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. in de zone, gemeten tot 75 m vanuit de rand van de dichtstbij gelegen rijbaan mag worden gebouwd, mits het bouwwerk in overeenstemming is met de ter plaatse aangewezen bestemming en door de bouw of situering van het bouwwerk het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. voorafgaand aan de verlening van de afwijking dient ten aanzien van het bepaalde onder a schriftelijk advies te zijn ingewonnen van de wegbeheerder.
49.18 Veiligheidszone - munitie 1
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - munitie 1' zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en), tevens bestemd voor het beschermen van het veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een munitiecomplex.
  • b. In afwijking van het bepaalde in de onderliggende bestemming(en) gelden binnen de 'Veiligheidszone - munitie 1' de volgende voorwaarden:
    • 1. gebouwen mogen niet worden gebouwd;
    • 2. openbare wegen, persoonspoorwegen en druk bevaren waterwegen mogen niet worden opgericht;
    • 3. geen parkeerterrein worden opgericht;
    • 4. recreatie is niet toegestaan;
    • 5. gebouwen, waarin zich regelmatig personen bevinden, zoals woonhuizen, winkels, kantoren, werkplaatsen, cafés, e.d. zijn niet toegestaan;
    • 6. grote aantallen recreanten, sportvelden, jachthaven, zwembaden, kampeerterreinen, caravanparken e.d. zijn niet toegestaan;
    • 7. gebouwen met een vlies- of gordijngevelconstructie en voorts gebouwen met zeer grote glasopstanden, waarin zich als regel een groot aantal mensen bevindt, zijn niet toegestaan.
49.19 Veiligheidszone - munitie 2
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - munitie 2' zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en), tevens bestemd voor het beschermen van het veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een munitiecomplex.
  • b. In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemming(en) gelden binnen de 'Veiligheidszone - munitie 2' de volgende voorwaarden:
    • 1. gebouwen, waarin zich regelmatig personen bevinden, zoals woonhuizen, winkels, kantoren, werkplaatsen, cafés, e.d. zijn niet toegestaan;
    • 2. grote aantallen recreanten, sportvelden, jachthaven, zwembaden, kampeerterreinen, caravanparken e.d. zijn niet toegestaan;
    • 3. gebouwen met een vlies- of gordijngevelconstructie en voorts gebouwen met zeer grote glasopstanden, waarin zich als regel een groot aantal mensen bevindt, zijn niet toegestaan;
    • 4. hoofdverkeerswegen zijn niet toegestaan.
49.20 Veiligheidszone - munitie 3
  • a. Ter plaatse van de aanduiding Veiligheidszone - munitie 3 zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aan - gewezen bestemming(en), tevens bestemd voor het beschermen van het veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een munitiecomplex.
  • b. In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemming(en) gelden binnen de 'Veiligheidszone - munitie 3' de volgende voorwaarden:
    • 1. gebouwen met een vlies- of gordijngevelconstructie en voorts gebouwen met zeer grote glasopstanden, waarin zich als regel een groot aantal mensen bevindt, zijn niet toegestaan.
49.21 Veiligheidszone - Leiding
49.21.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - Leiding' is het verboden om:

  • a. een beperkt kwetsbaar en/of een kwetsbaar object te bouwen.

49.21.2 Belang

Bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van hetgeen bepaald is in 49.21.1 mits het afwijken niet in strijd is met de belangen van de binnen het naastgelegen bestemmingsvlak gelegen leiding, alsmede de veiligheid van personen en goederen is afgewogen en het groepsrisico is verantwoord.

49.21.3 Advies

Alvorens omgevingsvergunning te verlenen wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de Buisleidingenstraat omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 50 Algemene afwijkingsregels

50.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, voor zover niet reeds op grond van een ander artikel een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. de regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • e. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  • f. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  • g. de regels en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van communicatievoorzieningen, worden vergroot tot niet meer dan 35 m;
  • h. bij de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. het plaatsen van gsm-apparatuur dient zoveel mogelijk gebundeld te worden ('site-sharing'). Indien 'site-sharing' niet mogelijk is gebleken, dient plaatsing van een mast in landschap, stedenbouw en architectuur te worden ingepast;
    • 2. een basisstation wordt geplaatst op een bestaand bouwwerk, geen gebouw zijnde, hoger dan 15 m (bijvoorbeeld hoogspanningsmasten, windmolens viaduct enz.), of op een bestaand 'werkgebouw' (d.i. een gebouw zonder woonfunctie, waar geen mensen permanent verzorgd of verpleegd worden, en waar geen kinder- en kleuteropvang plaatsvindt hoger dan 15 m;
    • 3. plaatsing op een bestaand woongebouw is alleen mogelijk indien met een radiotechnisch rapport is aangetoond dat een andere locatie vanuit radiotechnisch oogpunt onmogelijk is;
    • 4. bij plaatsing op een bestaand bouwwerk mag de hoogte van de antenne niet meer dan 6 m bedragen en moet de afstand van de stralingsbron tot een voor personen toegankelijke ruimte in horizontale richting (recht voor de antenne) ten minste 3 m bedragen en in verticale richting ten minste 2,5 m;
    • 5. indien het basisstation wordt verplaatst op een mast met voet, mag de hoogte van mast/voet en antenne tezamen niet meer dan 40 m bedragen;
    • 6. de inhoud van een apparatuurkast bij een basisstation mag niet meer bedragen van 2 m³;
    • 7. plaatsing is niet toegestaan op of nabij een rijksmonument en op of nabij een beeldbepalend pand;
    • 8. plaatsing is niet toegestaan op de gronden met de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur';
    • 9. de waarden van natuur en landschap zoals beschreven in de desbetreffende bestemmingsbepalingen, daardoor niet onevenredig worden aangetast, in die zin dat de locatiekeuze ruimtelijk moet worden onderbouwd, waarbij rekening moet worden gehouden met de aanwezigheid van specifieke natuurwaarden, het bepaalde in de Flora- en faunawet en eventuele invliegfunnels;
    • 10. het bepaalde in hoofdstuk 3 daarbij in acht wordt genomen.
50.2 Afwijken mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de specifieke bouw- en gebruiksregels voor het toestaan van het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw of tijdelijke woonunit als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van het volgende:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit een oogpunt van mantelzorg, waartoe advies wordt ingewonnen van een, door burgemeester en wethouders aan te wijzen, onafhankelijke deskundige;
  • b. de afhankelijke woonruimte mag slechts worden gebruikt voor de huisvesting van één huishouden;
  • c. de omgevingsvergunning vervalt zodra de onder a. bedoelde noodzaak is komen te vervallen;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • e. de een vloeroppervlakte van ten hoogste 80 m² mag worden gebruikt als afhankelijke woonruimte.
50.3 Windturbines

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels van de bestemmingen Agrarisch, Agrarisch - Paardenhouderij, Agrarisch met waarden - Landschapswaarden  en Bedrijf voor het realiseren van een windturbine binnen een bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. de hoogte van de windturbine mag niet meer dan 20 m bedragen met dien verstande dat:
    • 1. voor windturbines op gronden met de aanduiding 'luchtvaartzone 3 tot en met 9' de bepalingen in artikel 49.8 tot en met 49.14 in acht moeten worden genomen;
    • 2. windturbines niet zijn toegestaan:
      • op de gronden met de aanduiding 'Waarde - Natura 2000';
      • in een zone van 250 m rond de aanduiding 'Waarde - Natura 2000';
      • in het gebied ten noordwesten van de A58 tot aan de plangrens;
  • b. de windturbine is uit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt aanvaardbaar;
  • c. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van natuurwaarden;
  • d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van overige in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.

Artikel 51 Algemene wijzigingsregels

51.1 Algemene Wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer dan 3 m bedragen het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer dan 3 m bedragen het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
51.2 Wijziging in groenblauwe mantel en overig gebied
51.2.1 Zorgvoorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bouw- en bestemmingsvlakken Agrarisch, Agrarisch - Paardenhouderij en Agrarisch met waarden - Landschapswaarden te wijzigen ten behoeve van een maatschappelijk zorginitiatief, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. medewerking wordt slechts verleend indien een afweging zoals beschreven in hoofdstuk 2 van de Visie Buitengebied (vastgesteld 19 maart 2015) de aanvaardbaarheid heeft aangetoond en voldaan wordt aan de in de Visie genoemde voorwaarden;
  • b. medewerking wordt uitsluitend verleend indien het gronden betreft met de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel';
  • c. het initiatief milieuhygiënisch inpasbaar is gelet op onder andere geluid;
  • d. inzicht wordt gegeven en rekening wordt gehouden met de externe veiligheidsaspecten van nabijgelegen leidingen waarbij nieuwe kwetsbare objecten binnen 10-6-risicocontouren niet zijn toegestaan;
  • e. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft of cultuurhistorische waarden heeft;
  • f. medewerking wordt niet verleend aan zorginitiatieven met een woonfunctie; medewerking kan wel worden verleend aan zorginitiatieven met een logiesfunctie; de (voormalige) agrarische bedrijfswoning mag in gebruik blijven als dienstwoning bij het zorginitiatief;
  • g. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • h. een bedrijfsplan en een inrichtingsplan, inclusief een landschappelijke inpassing moet worden opgesteld;
  • i. het bestemmingsvlak mag niet meer dan 5.000 m² bedragen;
  • j. de functie slechts een beperkte verkeersaantrekkende werking heeft;
  • k. aangetoond dient te worden dat de weg de verkeersafwikkeling voldoende op kan vangen;
  • l. het initiatief dient te voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • m. er is sprake van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die tevens is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag;
  • n. er geen beperking plaatsvindt van de omliggende percelen en agrarische bedrijven;
  • o. bijgedragen wordt aan de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische hydrologische en/of abiotische waarden en kenmerken van de groenblauwe mantel;
  • p. advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.

51.2.2 Uitbreiding landbouwverwante bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmings- en bouwvlak alsmede de maximaal toelaatbare oppervlakte aan bebouwing van bestaande, ter plaatse gevestigde, landbouwverwante bedrijven te vergroten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. medewerking wordt slechts verleend voor gronden met de aanduiding 'ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten', 'specifieke vorm van bedrijf -landbouwmechanisatiebedrijf', 'specifieke vorm van bedrijf - loonwerkbedrijf', 'specifieke vorm van bedrijf - uienschilbedrijf', 'specifieke vorm van bedrijf - veehandel', 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch machineverhuur bedrijf' of 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch verwant';
  • b. medewerking wordt slechts verleend indien een afweging zoals beschreven in hoofdstuk 2 van de Visie Buitengebied (vastgesteld 19 maart 2015) de aanvaardbaarheid heeft aangetoond en voldaan wordt aan de in de Visie genoemde voorwaarden;
  • c. medewerking wordt niet verleend indien het gronden betreft met de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur';
  • d. er is sprake van landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag; in het wijzigingsplan wordt de aanleg en de duurzame instandhouding van de landschappelijke inpassing en/of ruimtelijke kwaliteitswinst met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd;
  • e. een bedrijfsplan en een inrichtingsplan, inclusief een landschappelijke inpassing moet worden opgesteld;
  • f. het bestemmingsvlak mag niet meer dan 5.000 m² bedragen;
  • g. de functie slechts een beperkte verkeersaantrekkende werking heeft;
  • h. aangetoond dient te worden dat de weg de verkeersafwikkeling voldoende op kan vangen;
  • i. het bedrijf dient te voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • j. er is sprake van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die tevens is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag;
  • k. er geen beperking plaatsvindt van de omliggende percelen en agrarische bedrijven;
  • l. bijgedragen wordt aan de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische hydrologische en/of abiotische waarden en kenmerken van de groenblauwe mantel;
  • m. advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.

51.3 Wijzigingsbevoegdheid kleine windturbines

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde de realisatie van kleine windturbines, door het opnemen van een daarop toegesneden aanduiding mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend worden toegepast binnen bouwvlakken met de bestemming Agrarisch, Agrarisch - Paardenhouderij, Agrarisch met waarden - Landschapswaarden  of Bedrijf;
  • b. de hoogte van de windturbine mag niet meer dan 20 m bedragen met dien verstande dat:
    • 1. voor windturbines op gronden met de aanduiding 'luchtvaartzone 3 tot en met 9' de bepalingen in artikel 49.8 tot en met 49.14 in acht moeten worden genomen;
    • 2. windturbines niet zijn toegestaan:
      • op de gronden met de aanduiding 'Waarde - Natura 2000';
      • in een zone van 250 m rond de aanduiding 'Waarde - Natura 2000';
      • in het gebied ten noordwesten van de A58 tot aan de plangrens;
  • c. de windturbine is uit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt aanvaardbaar;
  • d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van natuurwaarden;
  • e. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van overige in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.

Artikel 52 Algemene procedureregels

52.1 Afwijkingsbevoegdheid

Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

52.2 Nadere eisen

Bij toepassing van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

52.3 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

52.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

52.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

Artikel 53 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden de in hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of te laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals nader is aangeduid in de doeleinden.

Artikel 54 Overige regels

54.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de hierna genoemde aanduiding zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en), tevens bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van de archeologische verwachtingswaarden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'attentiegebieden ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de attentiegebieden van de ehs;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied', tevens voor de bescherming en instandhouding van de cultuurhistorische waarden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone', tevens voor de waarborging van de mogelijkheden om een ecologische verbindingszone te realiseren;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'kerkepad', tevens voor het behoud van een kerkepad;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'reserveringsgebied - waterberging', een reserveringsgebied ten behoeve van waterberging;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen', tevens voor de bescherming en instandhouding van het watersysteem;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenelement', het behoud van een groenelement;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur', tevens voor de bescherming en instandhouding van de ecologische hoofdstructuur.
54.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Het is op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders verboden ter plaatse van de aangeduide waarden de volgende werken en/of werkzaamheden buiten het bouwvlak (zie bijlage 2) te verrichten:

54.2.1 archeologische verwachtingswaarde
  • afgraven, vergraven, egaliseren;
  • aanleg van drainage, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
  • onderbemalen, graven sloten dieper dan 1 m;
  • verharden gezamenlijk oppervlakte van minimaal 100 m², aanleg leidingen dieper dan 1 m.

54.2.2 attentiegebieden ehs
  • het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld;
  • aanleg van drainage, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
  • het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;
  • het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van gezamenlijk meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk.

54.2.3 cultuurhistorisch waardevol gebied
  • afgraven, ophogen, indrijven;
  • onderbemalen, aanbrengen oeverbeschoeiing;
  • opplanten;
  • verharden oppervlak.

54.2.4 ecologische verbindingszone
  • afgraven, vergraven, ophogen;
  • aanleg dammen, aanleg stuwen, graven sloten, dempen sloten, dempen poelen;
  • opplanten, omzetten van grasland en/of bouwland naar boomteelt boven 1,5 m;
  • aanleg leidingen.

54.2.5 kerkepad
  • verharden oppervlakte;
  • veranderen perceelsindeling.

54.2.6 reserveringsgebied - waterberging
  • afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren, indrijven;
  • draineren, onderbemalen, aanleg dammen, aanleg stuwen, graven sloten, dempen sloten, dempen poelen, aanbrengen oeverbeschoeiing;
  • verharden oppervlakte, leidingen leggen, veranderen perceelsindeling.

54.2.7 zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen
  • het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van gezamenlijk meer dan 100 m²;
  • het ophogen van gronden.

54.2.8 specifieke vorm van groen - groenelement
  • diepploegen, indrijven;
  • draineren, onderbemalen, graven sloten;
  • rooien van beplanting;
  • verharden oppervlakte, aanleg leidingen dieper dan 1 m;
  • tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

54.2.9 ecologische hoofdstructuur
  • afgraven, vergraven, ophogen, indrijven;
  • aanleg van drainage, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
  • aanleg dammen, aanleg stuwen, graven sloten, dempen sloten, dempen poelen;
  • opplanten, omzetten van grasland/bouwland naar boomteelt;
  • het rooien (verwijderen) van diepwortelende beplanting en/of houtopstand;
  • aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van gezamenlijk meer dan 100 m²;
  • aanleg leidingen.
54.3 Normaal onderhoud

Het verbod als bedoeld in 54.2 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting van de aanwezige waarden plaatsvindt;
  • c. worden gedaan ter uitvoering van de in artikel 32.1 sub a omschreven doeleinden;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • e. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
54.4 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 54.2 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de omschrijving, die aan de desbetreffende bestemming is toegekend;
  • b. door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de bestaande waarden zoals bedoeld in 54.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • c. door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de gewenste waarden zoals bedoeld in 54.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • d. het waterschap is gehoord voor wat betreft waarden die te maken hebben met het watersysteem.
54.5 Beperkingen veehouderij

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' zijn, behalve voor de aldaar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van natuur en woonconcentraties door het stellen van regels met betrekking tot de ontwikkelingsmogelijkheden van de niet intensieve veehouderij en de intensieve veehouderij:

  • a. voor zover de aanduiding op de verbeelding samenvalt met de bestemming Agrarisch wordt verwezen naar de regels in artikel 3;
  • b. voor zover de aanduiding op de verbeelding samenvalt met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden wordt verwezen naar de regels in artikel 5;
  • c. voor zover de aanduiding op de verbeelding samenvalt met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden wordt verwezen naar de regels in artikel 6;
  • d. voor zover de aanduiding op de verbeelding samenvalt met een andere bestemming dan de bestemmingen genoemd onder a t/m c heeft de aanduiding geen betekenis.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2019' heeft uitsluitend betrekking op:
- de met een doorhaling in paars (ingetrokken) en in blauw gemarkeerde (aanvulling) onderdelen van de regels van het moederplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied' (inclusief daarna vastgestelde herzieningen) zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2019'.
Het moederplan, zoals dat luidt voorafgaand aan het moment van vaststelling van 'Bestemmingsplan Buitengebied, partiële herziening 2019', blijft voor het overige van toepassing.  

Artikel 55 Overgangsrecht

55.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
55.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
55.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meerder natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

55.3.1 Voortzetting verblijfsrecreatieve gebruik

In afwijking van de overige bepalingen in dit hoofdstuk mag op de in dit lid aangegeven adressen het bestaande gebruik van 3 stacaravans voor verblijfsrecreatief gebruik van gronden en bouwwerken onbeperkt worden voortgezet uitsluitend door genoemde personen:

adres   personen  
Molenbergdreef ongenummerd   H.W. Swarttouw, geboren 02-08-1962  

55.3.2 Voortzetting woongebruik

In afwijking van de overige bepalingen in dit hoofdstuk mag op het in dit lid aangegeven adres het bestaande gebruik van 1 woonkeet voor permanente bewoning onbeperkt worden voortgezet uitsluitend door genoemde personen:

adres   personen  
Hollandseweg 23a   C.A.M. van Kempen, geboren 06-04-1953
R.L.J.M. van Aert, geboren 28-11-1952  

55.3.3 Voortzetting gebruik bedrijfswoning

In afwijking van de overige bepalingen in dit hoofdstuk mag op het in dit lid aangegeven adres de bestaande niet bedrijfgerelateerde bewoning van een bedrijfswoning onbeperkt worden voortgezet uitsluitend door genoemde personen:

adres   personen  
Aviolandalaan 29   M.J. Van den Bergh-Daalmans, geboren 12-06-1945  

Artikel 56 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied,

partiële herziening 2019'.