Plan: | Bestemmingsplan Bedrijventerrein Haven |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0867.bpWWbedrijvenhaven-va01 |
Vastgesteld, 14 juni 2013
NL.IMRO.0867.bpWWbedrijvenhaven-va01
De gemeente Waalwijk staat voor de opgave een groot aantal geldende bestemmingsplannen te actualiseren. Op 3 juni 2004 heeft het gemeentebestuur van Waalwijk daarom het 'Plan van aanpak Actualisering Bestemmingsplannen' vastgesteld. Hieraan ligt een aantal redenen ten grondslag:
Op basis van het genoemde plan van aanpak worden voor een groot deel van het gemeentelijke grondgebied vier nieuwe bestemmingsplannen ontwikkeld. Gekozen is voor een indeling met zo groot mogelijke functionele eenheden en de volgende prioritering:
Inmiddels is het bestemmingsplan Woonwijken en het bestemmingsplan Buitengebied geldend. Voorliggend bestemmingsplan Bedrijventerrein Haven betreft het vijfde bestemmingsplan in deze actualiseringsreeks.
Daarnaast wordt dit bestemmingsplan opgesteld om het gewenste toekomstbeeld op basis van de Nota Wensbeelden, Uitgangspunten en Bouwstenen Bedrijventerreinen (hierna: Nota Wensbeelden Bedrijventerreinen) en Detailhandelsvisie te kunnen realiseren.
Het doel is een actueel bestemmingsplan voor het plangebied Bedrijventerreinen op te stellen dat vóór juli 2013 is vastgesteld door de raad, met verwerking van de relevante beleidskeuzes op basis van de Nota Wensbeelden Bedrijventerreinen en Detailhandelsvisie.
Het plangebied omvat de bedrijventerreinen Haven I - VI en Haven Zeven, die in de gemeente Waalwijk liggen.
Een beschrijving van de bedrijventerreinen is te vinden in 2.2 Bedrijventerreinen.
Plangebied Bestemmingsplan Bedrijventerrein Haven
De hierna volgende bestemmingsplannen vallen geheel of gedeeltelijk in het plangebied Bedrijventerrein Haven.
Voormalige gemeente Waalwijk
Naam bestemmingsplan |
Vastgesteld door gemeenteraad Waalwijk |
Goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant | |
Haven 1991 + 1e wijziging | 30-01-1992 | 13-05-1992 |
Gemeente Waalwijk na herindeling van 1 januari 1997
Naam bestemmingsplan |
Vastgesteld door gemeenteraad Waalwijk |
Goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant | |
Haven Zeven | 07-10-2012 | Nvt |
De inhoudelijke voorbereiding van dit bestemmingsplan heeft onder andere plaatsgevonden middels de Nota Wensbeelden Bedrijventerreinen en Detailhandelsvisie. Deze beleidsdocumenten hebben een inspraaktraject doorlopen en zijn uitgebreid besproken met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven.
Het ontwerp bestemmingsplan zal vanaf (datum) gedurende zes weken voor een ieder ter inzage worden gelegen. De vooraankondiging op basis van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en wettelijke vooroverleg op basis van artikel 3.1.1 Bro heeft reeds plaatsgevonden.
Hoofdstuk 2 beschrijft de huidige situatie, waarbij eerst aandacht wordt geschonken aan de ondergrond en ontstaansgeschiedenis, waarna vervolgens de bedrijventerreinen worden beschreven. Hoofdstuk 3 behandeld het relevante beleid van zowel de hogere overheden als de gemeente. Hoofdstuk 4 gaat in op de diverse omgevingsaspecten, zoals natuur, geluid, externe veiligheid, e.d. Vervolgens worden in hoofdstuk 5 de beleidskeuzes verwoord waarna in hoofdstuk 6 een juridische toelichting wordt gegeven op de regels van het bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk zal eerst de bestaande situatie vanuit de lagenbenadering worden beschreven, waarbij met name wordt gekeken naar de ontstaansgeschiedenis. Vervolgens zullen de bedrijventerrein per stuk kort beschreven worden.
Bodem en water
Bodem
Binnen het grondgebied van de gemeente Waalwijk is een duidelijk zichtbare overgang van kleinschalige zandgebieden in het zuiden, naar open kleigebieden in het noorden. De overgang tussen het rivierengebied en het zandgebied wordt gevormd door een oost-west gerichte dekzandrug, de ‘Naad van Brabant’.
De verschillende grondtypen vormen lijnvormige zones van oost naar west. In noord-zuid richting zijn overgangen duidelijk zichtbaar in het landschap. Gezien vanaf de Bergsche Maas loopt het gebied richting het zuiden van de Uiterwaarden naar de hoger gelegen Maasterrasvlakten. Daarna gaat het gebied over in de veenweidegebieden waar hoge grondwaterstanden en kwel domineren. Verder naar het zuiden gaat het daarna over in de hoger gelegen zandgronden. Typerend voor de gemeente is de ligging van de (dorps)kernen op de hoger gelegen gronden aangrenzend aan de veenweidegebieden.
De opbouw van het landgebruik is gerelateerd aan de structuur van de bodem. De sterke overgang van noord naar zuid wordt getypeerd door de Bergsche Maas aan de noordzijde en bossen en stuifduinen van de Loonse en Drunense duinen aan de zuidoostzijde.
Water
Water speelt een grote rol in de gemeente Waalwijk door het overwegend agrarisch gebruik van de gronden. Op de waterkansenkaart is het gebied grotendeels aangeduid als kwelgebied. De kwelgebieden zijn te verdelen tussen kwel uit rivieren in de uiterwaarden van de Bergsche maas en gebieden met diepe kwel. De gebieden met diepe kwel liggen op de overgang van zand naar klei. De intermediaire gebieden vormen de overgang tussen de relatief hooggelegen infiltratiegebieden (buiten de gemeente) en de laaggelegen kwelgebieden.
Voor het bedrijventerreinen Haven speelt de directe verbinding (over water) naar de (Bergsche) Maas een belangrijke rol ten behoeve van uitbreiding en ontwikkeling van de haven, zodat de commerciële binnenvaart hiervan gebruik kan maken. Het industrieterrein Haven is hiervoor reeds goed ontsloten.
Kwel en infiltratie
Natuur en landschap
Het landschap van de gemeente Waalwijk wordt gedomineerd door overwegend agrarisch gebruik dat duidelijk te zien is door het polderlandschap. De kavelstructuur geeft een duidelijke overgang tussen zones weer. Zo is het zeekleigebied zeer grootschalig verkaveld en is er in het veenweidegebied een sterke smalle lijnvormige verkaveling. Het gebied zuidelijk hiervan vormt de overgang tussen het veenweidegebied en organische verkavelingspatroon van de zandgronden. De landschapsecologische zones vormen duurzame buffers tussen stedelijke gebieden en verbinden de zandgebieden en de kleigebieden met elkaar.
De Maas is een lineaire structuurdrager met de uiterwaarden als een kenmerkend en open landschap. Langs de Maas is het patroon van oeverwallen zichtbaar. Dit landschap heeft als belangrijkste kenmerk de afwisseling tussen besloten en open delen. De openheid van een poldergebied is karakteristiek voor deze omgeving. Voor het landschappelijke karakter van het gebied is het dan ook wenselijk de verspreid voorkomende bebouwing te beperken en deze zo veel mogelijk te concentreren bij de kernen (en dan bij voorkeur Waalwijk).
Kenmerkende zones waar natuur een belangrijke rol (kan gaan) spelen zijn de uiterwaarden van de Bergsche Maas en Binnenpolder Capelle. Grote delen van deze gebieden zijn benoemt tot Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De uiterwaarden bestaan voornamelijk uit vochtig schraalland en moeras. Hierdoor is het gebied interessant voor moerasvogels, weidevogels en lokaal struweelvogels. De Binnenpolder van Capelle bestaat uit vochtig schraalland en kleine stukken elzenbroekbos en moeras. De strookvormige percelen zijn dikwijls omgeven door elzenhagen en rietkragen. Daarnaast zijn de polders en houtopstanden buiten de EHS-gebieden aantrekkelijk voor diverse beschermde vogelsoorten, amfibieën, reptielen, zoogdieren en plantensoorten.
Ecologische hoofdstructuur
Cultuurhistorie
De Langstraat, waar onder andere de kernen Waalwijk, Sprang-Capelle en Waspik deel van uit maken, heeft een occupatiegeschiedenis die typerend is voor de overgang van een uitgestrekt zandplateau naar de Hollandse delta.
In dit overgangsgebied, tussen moerassen met rivieren en zeearmen aan de noordwestzijde en de droge zandgronden aan de zuidoostzijde, ontstond in de loop van de tijd een lange band van verstedelijking. In de gemeente Waalwijk is de actieve rol van de cultuurhistorie terug te vinden in de relatie tussen het occupatiepatroon en ondergrond.
Cultuurhistorische waardenkaart
De Langstraat bestaat uit een ketting van dorpen en stadjes langs de zandrand, opgespannen tussen de steden Geertruidenberg en 's-Hertogenbosch. De langgerekte occupatielinten liggen te midden van een brede strook vruchtbaar veenkleigebied. Het occupatiepatroon van de 'Langstraat' is geënt op de landschappelijke structuur van het veenweidegebied. De Langstraat wordt gekenmerkt door een 'weefsel' van geconcentreerde bebouwde gebieden en langgerekte bebouwde lijnen van de occupatielinten (de lintbebouwing).
Waalwijk
Het huidige Waalwijk is ontstaan uit de drie dorpen Baardwijk, Waalwijk en Besoijen, welke waren gelegen op een oeverwal van het Oude Maasje. De landschappelijke onderlegger van het slagenlandschap is uiteindelijk bepalend geweest voor de latere stedelijke ontwikkeling van Waalwijk. Vanuit de oude ontginningsbasis is het stedenbouwkundig raster ontstaan.
De noord-zuidgerichte stegen en de oost-westelijk georiënteerde Langstraat en zeines vormden de latere hoofdassen van het stedenbouwkundig netwerk van Waalwijk. Langs de assen van het stedelijk raster is de grootschalige stedelijke groei van Waalwijk, binnenpolder na binnenpolder ingevuld. Zo is een grid ontstaan met lange lijnen, met een heldere structuur als kenmerk.
Een opvallend langgerekte oost-west georiënteerde lintbebouwing langs de as Hoogeinde, Loefstraat, Laageinde, Hoekeinde/Nieuwstraat, Grotestraat en Westeinde in het noorden van Waalwijk vormt de historische hoofdstructuur van de kern. Aan dit lint vestigde zich met name leernijverheid. De ligging op de rand van zand (eikenschors) en klei (waterstromen) bood een ideale ondergrond voor een florerende leerindustrie. Pas na 1940 begon een daadwerkelijke uitbreiding in de breedte, vooral naar het zuiden, waardoor omvangrijke delen van de landbouwgronden werden ingevuld met woonhuizen en de lintbebouwing aan de zuidzijde meer en meer werd omsloten door woonwijken. Na 1960 werd ten noorden van Waalwijk, rond de Waalwijkse Haven, een omvangrijk industriegebied aangelegd.
Archeologie
Op de Cultuurhistorische kaart is de gemeente Waalwijk grotendeels aangeduid met lage indicatieve waarden. Dit geldt ook voor het bedrijventerrein Haven, hier geldt met name een lage verwachtingswaarde. Voor enkele delen is een middelhoge verwachtingswaarde opgenomen, dit geldt met name voor delen nabij de uiterwaarden en langs de haven.
Ruimtelijke opbouw
Hierna volgt een korte beschrijving van de bestaande situatie per onderdeel van het bedrijventerrein Haven.
Direct ten noorden van Waalwijk is vanaf de jaren 60 op de kleigrond tussen de Bergse Maas en de Langstraat Haven I-VI ontstaan, door de nabijheid van insteekhavens vanaf de Bergse Maas en de ligging aan de A59. Het Haventerrein ligt ten noorden langs de A59 (zichtlocatie) aan het knooppunt met de N261 en heeft een uitstekende ontsluiting. Mede door de uitstekende ligging en goede ontsluiting is dit bedrijventerrein uitgegroeid tot een werkgebied met een regionale functie. Het regionale bedrijventerrein Haven I-VI is te karakteriseren als een terrein met veel en grote contrasten. De belangrijkste tegenstellingen hebben te maken met de grootte van bedrijven, de leeftijd van gebouwen en bedrijven en de representativiteit hiervan en van het terrein in het algemeen. Tevens is er sprake van een grote menging aan milieucategorieën. Daarbij valt op dat soms de huisvesting van bedrijven die vallen onder de hogere milieucategorieën (te) dicht bij de kern liggen.
Haven Zeven presenteert zich met de korte kant aan de A59. Op dit moment wordt een mooi front gemaakt naar de A59 met een hoge beeldkwaliteit. Haven Zeven, als uitbreiding op Haven I-VI, is voor een groot gedeelte uitgegeven. Naast de zichtlocatie aan de zuidzijde komt er aan de westzijde van Haven Zeven een natuurlijke wandelpromenade wat ook mogelijkheden geeft tot het bieden van een zichtlocatie. Dit beleid is inmiddels geëffectueerd door middel van een recent vastgesteld bestemmingsplan.
Dit hoofdstuk omvat de beschrijving van relevante ruimtelijke beleidsdocumenten. Per document zijn de hoofdlijnen opgenomen voor zover van belang voor de bedrijventerreinen. Het sectorale beleid is beschreven in het hoofdstuk Omgevingsaspecten.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
Om ruimte te creëren voor economische groei, investeert het kabinet in wegen, spoor en water. Mensen zijn dan minder reistijd kwijt en goederen zijn sneller op hun bestemming. Ook de belangrijkste economische regio's moeten goed bereikbaar zijn. In het nieuwe ruimtelijke beleid is verder aandacht voor een gezonde leefomgeving. Provincies en gemeenten krijgen meer taken en verantwoordelijkheden.
Een van de ambities is dat in 2040 de woon- en werklocaties in steden en dorpen aansluiten op de (kwalitatieve) vraag en dat locaties voor transformatie en herstructurering zoveel mogelijk worden benut. De (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking wordt overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. De sturing op verstedelijking zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los.
Structuurvisie Ruimtelijke ordening (PS, 2010)
De provincie Noord-Brabant heeft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijke beleid tot 2025 vastgelegd in de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.
Ten aanzien van bedrijvigheid geldt dat het merendeel van de ruimtebehoefte van bedrijven wordt opgevangen in het stedelijk concentratiegebied. Daarbij wil de provincie bereiken dat het accent voor wonen en werken sterker wordt verlegd naar de te ontwikkelen kwaliteiten, de inzet op herstructurering en het beheer van het bestaand stedelijk gebied. Ook het benutten van kansen voor functiemenging, inbreiding, herstructurering en zo nodig transformatie in het stedelijk gebied inclusief de mogelijkheden voor intensivering en meervoudig ruimtegebruik. Hierdoor is minder ruimte nodig voor stedelijke uitbreidingen.
Het stedelijk concentratiegebied biedt ruimte voor de groei van de eigen bedrijvigheid, voor de vestiging van bedrijven van buiten Noord-Brabant en voor bedrijven die vanwege hun aard, schaal of functie niet (langer) passen in de kernen in het landelijk gebied. Regionale afstemming vindt plaats via de regionale agenda´s voor werken. De provincie vindt het belangrijk dat er voldoende aanbod is voor bedrijven die hinder kunnen veroorzaken naar hun omgeving in de vorm van geluid-, stof-, geur- of verkeershinder en voor bedrijven met een extern veiligheidsrisico. Er dienen voldoende terreinen geschikt te blijven of geschikt te worden gemaakt voor de vestiging van dit soort bedrijven. Hierbij wordt expliciet rekening gehouden met de (toekomstige) ruimtevraag van deze bedrijven. Per locatie wordt de hoeveelheid ruimte met de daarbij horende inrichtingseisen, het uitgifteprotocol en de manier waarop dit wordt veilig gesteld, vastgelegd om conflicterende situaties te voorkomen. Het is daarom belangrijk dat er zorgvuldig wordt omgegaan met de beschikbare ruimte op de (middel)zware bedrijventerreinen. Bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 passen in beginsel in woon- en gemengde gebieden.
Verordening Ruimte (PS, 2012)
Provinciale Staten hebben op 11 mei 2012 de Verordening Ruimte Noord-Brabant 2012 vastgesteld. De Verordening Ruimte is op 1 juni 2012 in werking getreden. De Verordening Ruimte draagt bij aan het realiseren van de provinciaal ruimtelijke belangen. Tevens bevat het instructieregels die van belang zijn voor gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen.
In de Verordening Ruimte wordt onderscheid gemaakt in bedrijventerreinen in de landelijke regio en in de stedelijke regio. De uitgeefbare ruimte op bedrijventerreinen dient in het algemeen beschikbaar te zijn voor bedrijfsactiviteiten, die vanwege hun milieuhinder, hun omvang en/of hun verkeersaantrekkende werking niet in een (gemengde) woonomgeving passen. Uit oogpunt van zuinig ruimtegebruik moet oneigenlijk gebruik van bedrijventerreinen worden voorkomen. De bedrijventerreinen moeten passend zijn in de omgeving. De volgende activiteiten zijn goed inpasbaar in een woonmilieu of gemengd milieu en worden in het algemeen geweerd op een bedrijventerrein:
Bevordering van zuinig ruimtegebruik door:
Het bedrijventerrein Haven grenst aan de EHS, zie voor een nadere toelichting paragraaf Natuur. Haven Zeven is gedeeltelijk gelegen in een boringsvrije zone, zie paragraaf Water.
Regionaal planningsoverleg
In de verordening ruimte is bepaald, dat er regionale planningsoverleggen dienen plaats te vinden. Dit is een platform voor een gestructureerd overleg over de hoofdlijnen van het te voeren ruimtelijke beleid van de provincie en de regio. Daarbij heeft het overleg onder andere tot doel om afspraken te maken over de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen en de monitoring van herstructurering en ontwikkeling van bedrijventerreinen. Daarbij zijn de provinciale prognoses van de ruimtebehoefte aan bedrijventerreinen richtinggevend.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
In het hoofdstuk Beleidskeuzes worden deze punten verder uitgewerkt.
Strategische visie (Raad, 2010)
Het wensbeeld van Waalwijk vanuit de strategische visie is “De gemeente Waalwijk is een stedelijk knooppunt dat met zijn krachtige economische functie en karakteristieke kernen en omgeving een vitale schakel is in de regionale netwerken van Midden Brabant.”
Waalwijk ontwikkelt zich tot een aansprekende middelgrote regio tussen belangrijke stedelijke regio’s als Den Bosch, Tilburg en Breda. Daarbij buit zij de gunstige geografische ligging (snijpunt van belangrijke verbindingswegen) en haar perspectiefvolle kwaliteiten (bedrijventerreinen, divers samengesteld bedrijfsleven, goed opgeleide beroepsbevolking, uitstekend woon- en leefklimaat) maximaal uit. Waalwijk streeft er actief naar de positie op sociaal en economisch gebied, als aantrekkelijke industriële topregio, op eigen kracht te handhaven en verder uit te bouwen.
Coalitieprogramma 2010 – 2014
Het coalitieprogramma geeft als missie aan dat Waalwijk in 2020 een stedelijk knooppunt is dat met zijn krachtige economische functie en karakteristieke kernen en omgeving een vitale schakel is in de regionale netwerken van Brabant.
Ontwikkelingen hangen nauw samen met arbeidsmarktbeleid en regionale taakstelling. De regionale functie moet worden behouden en verder worden uitgebouwd. Ten behoeve van een betere ontsluiting van industrieterrein Haven dient de wegenstructuur aangepast te worden. Hoe de reserve revitalisering zal worden ingezet, wordt nader bezien op het bereiken van een maximaal effect door de inzet van de middelen. De problematiek van de sluis (groot onderhoud, vervangen of nieuwe ontsluiting via water) moet bezien worden in samenhang met de ontwikkeling van Haven Acht.
Tevens kan worden voorzien in de realisering van een vrachtwagenparkeerplaats inclusief faciliteiten ten behoeve van chauffeurs op Haven Zeven.
In het kader van deregulering is het wenselijk dat de mogelijkheden binnen bestemmingsplannen worden verruimd. Bij de actualisatie van bestemmingsplannen moet hiermee rekening worden gehouden. De actualisatie van de bestemmingsplannen moet deze bestuursperiode voortvarend ter hand worden genomen teneinde de dienstverlening voor burgers en bedrijven aanmerkelijk te verbeteren.
Plan van aanpak Actualisering Bestemmingsplannen (Raad, 2004)
Aanleiding en doel van dit plan van aanpak is uitgelegd in het hoofdstuk Inleiding. In onderstaand schema zijn de uitgangspunten voor de te actualiseren bestemmingsplannen in het kort uitgelegd.
Uitgangspunten plan van aanpak |
Actueel: De bestaande situatie en het bestaande beleid vormen het uitgangspunt voor het bestemmingsplan. In het geval van illegale bouw en gebruik behoudt de gemeente het recht om handhavend op te treden. Voornemens en nieuwe ontwikkelingen worden alleen in de bestemmingsregeling opgenomen indien ze onherroepelijk zijn op het moment dat de inspraakperiode van het (voor)ontwerpbestemmingsplan begint. |
Toegankelijk: Van het bestemmingsplan wordt een analoge (schriftelijke) en een digitale versie gemaakt. Bij de opzet van het bestemmingsplan wordt daarom rekening gehouden met het kunnen opstellen van een digitaal uitwisselbare versie volgens de landelijke standaard. |
Eenduidige systematiek en leesbaarheid: Het bestemmingsplan wordt steeds op dezelfde wijze opgesteld aan de hand van een handboek. Er moet gezocht worden naar een evenwicht tussen modern taalgebruik en formele juridische formuleringen. |
Flexibel: Alleen regelen wat geregeld moet worden; via een zo ruim mogelijke regeling maar met behoud van kwaliteit en zo veel mogelijk flexibiliteit opnemen in de rechtstreekse bouw- en gebruiksmogelijkheden*. Daardoor zijn zo min mogelijk omgevingsvergunningen voor het afwijken van het plan en wijzigingsmogelijkheden nodig en kunnen zowel bestuurlijk, ambtelijk als voor de klant tijd en kosten worden bespaard. |
Rechtszeker: De bestaande situatie is het uitgangspunt. Waar mogelijk moeten dezelfde bouw- en gebruiksmogelijkheden gelden. |
*In het bestemmingsplan Bedrijventerreinen zullen wel meer afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden opgenomen worden dan in het bestemmingsplan Woonwijken. Dit vanwege het gewenste beleid op basis van de Nota Wensbeelden Bedrijventerreinen.
Sociaal Economisch beleidsplan 2006-2010 (Raad, 2005)
Waalwijk kiest in haar sociaal-economisch beleid voor de volgende doelstellingen:
Masterplan Bedrijventerrein Haven 2007
Het masterplan vormt het kader voor de nog openstaande herstructureringsopgave van Bedrijventerrein Haven en geeft richting aan het gemeentelijk uitgangspunt “groeien in kwaliteit”. Naast de al bereikte resultaten geeft het masterplan ook inzicht in de manier waarop partijen de kwaliteitsimpuls als resultaat van de herstructurering voor de lange termijn willen behouden en uitbouwen. De ontwikkeling van een visie op de gewenste ruimtelijke structuur van het gehele bedrijventerrein Haven is onlosmakelijk verbonden met de ontwikkeling van Haven Zeven. Door de ontwikkeling van dit nieuwe terrein ontstaan immers kansen voor verplaatsing van een aantal bedrijven van het bestaande bedrijventerrein Haven I t/m VI naar nieuwe terrein van Haven Zeven op basis van een integrale visie. In verband hiermee worden, gekoppeld aan de ontwikkeling en uitgifte van het nieuwe terrein, fondsen gevormd die ter beschikking kunnen worden gesteld aan de herstructurering van het bestaande terrein Haven. Op deze wijze wordt het principe “nieuw voor oud” toepasbaar. Naast deze financiële koppeling zal Parkmanagement Waalwijk de organisatorische koppeling moeten gaan vormen tussen het nieuwe en het bestaande bedrijventerrein. Met dit masterplan brengen de partijen de problemen op het bestaande bedrijventerrein Haven in beeld en stellen op basis van de speerpunten uit de integrale visie hun ambities en beoogde resultaten vast. Aanleiding voor dit masterplan is de vaststelling door gemeente en bedrijfsleven dat bedrijventerrein Haven I t/m VI aan een verdere structurele verbetering toe is. Gemeente en bedrijfsleven vinden dat het gezamenlijk aanpakken van de problemen noodzakelijk is om te voorkomen dat een negatieve spiraal optreedt, waardoor bedrijventerrein Haven (verder) in verval raakt. De partijen streven er naar om van bedrijventerrein Haven weer een modern en dynamisch terrein te maken. Hierdoor zal het aantal arbeidsplaatsen toenemen en krijgen de lokale, regionale en landelijke economie een belangrijke impuls.
Masterplan Havens Midden Brabant 2007
Het Masterplan heeft tot doel: inzicht te geven in de inspanningen die voor de regio Midden Brabant nodig zijn om op het gebied van vervoer over water de concurrentiepositie van de regio te versterken. Deze doelstelling is gedurende het traject aangescherpt waardoor er niet uitsluitend aandacht zal zijn voor het versterken van de concurrentiepositie van Midden Brabant, maar ook voor de structurele samenwerking en versterking van de logistieke functie, gericht op meer toegevoegde waarde voor de regio en meer multimodaal vervoer (vervoer over weg, water én spoor).
Milieubeleidsplan (Raad, 2010)
Dit milieubeleidsplan is opgesteld aan de hand van 9 verschillende milieuthema’s die voor de gemeente Waalwijk van toepassing zijn: water, energie en klimaat, licht, natuur en stedelijk groen, afval, bodem, externe veiligheid, geluid, luchtkwaliteit en geur. Ieder thema wordt in een apart hoofdstuk volgens dezelfde structuur besproken: als eerste paragraaf een beschrijving van de visie voor de lange termijn gevolgd door een beknopte beschrijving van de uitgangspositie voor het betreffende thema. De volgende paragraaf beschrijft welke kernwaarden of principes binnen dit thema voor Waalwijk belangrijk zijn. Omdat Waalwijk te maken heeft en krijgt met (autonome) lokale, regionale, en (inter)nationale ontwikkelingen en trends worden hiervan in de vierde paragraaf van ieder hoofdstuk de belangrijkste aangestipt. In de slotparagraaf van ieder themahoofdstuk wordt de inzet voor de komende jaren beschreven:”Waar ligt de focus van onze rol en ons inhoudelijk beleid?” Het handelen ten aanzien van milieu wordt bepaald door een aantal kernwaarden of principes, namelijk:
Nota Wensbeelden, Uitgangspunten Bouwstenen Bedrijventerreinen (Raad 2012)
De nota formuleert, mede op basis van het bestaande beleid van de hogere overheden en het eigen gemeentelijke beleid, de Waalwijkse wensbeelden, uitgangspunten en bouwstenen ten aanzien van bedrijventerreinen. Hierin komen de ambities en doelen van onder andere de hiervoor genoemde beleidsdocumenten samen.
Daarbij is ook rekening gehouden met de bestaande ruimtelijke kwaliteiten van Waalwijk en de huidige situatie van de bedrijventerreinen. Deze wensbeelden, uitgangspunten en bouwstenen zijn de basis voor een gewenste doorontwikkeling van de huidige terreinen en voor een weloverwogen ontwikkeling van nieuwe terreinen. De gewenste eindsituatie en het in te zetten financiële en juridisch-planologische instrumentarium maken daar deel van uit. Daarnaast is de nota een bouwsteen voor de nieuwe structuurvisie en geeft invulling aan de groeidoelstelling van Waalwijk. Ook is de nota de noodzakelijke input geweest voor de gemeentelijke standpuntbepaling op de provinciale beleidsplannen (structuurvisie) en regels (verordening ruimte) op het gebied van werken, die voor een groot gedeelte, de context bepalen waarbinnen tot een verdere ontwikkeling van de bedrijventerreinen gekomen kan worden. Bij de nota hoort een strategie met uitvoeringsprogramma, waarin concreet wordt beschreven hoe de ambities bereikt kunnen worden. Deze strategie wordt in een latere fase uitgewerkt waarin de herstructureringsopgave en de uitleglocaties aan bod komen. De inhoud van deze nota vormt de basis van de beleidskeuzes in dit bestemmingsplan en komt daarom aan bod in het hoofdstuk Beleidskeuzes.
Detailhandelsvisie (Raad 2012)
Het detailhandelsbeleid van de gemeente Waalwijk heeft als hoofddoelen te komen tot een goede verzorgingsstructuur voor haar inwoners, een duurzame voorzieningenstructuur, voldoende werkgelegenheid en een sterk ondernemersklimaat voor haar ondernemers. Om de consument zo goed mogelijk te bedienen, wordt gestreefd naar sterke winkelconcentraties die elkaar aanvullen. Aan de ondernemers wordt bovendien zo veel mogelijk ruimte binnen de gestelde kaders geboden om in te kunnen blijven spelen op de dynamiek in de detailhandel (vernieuwing).
De visie op de detailhandelsstructuur spreekt zich ook uit over detailhandel op perifere locaties. Hierbij wordt met name uitgegaan van detailhandel op bedrijventerreinen.
De onderdelen van de Detailhandelsvisie die relevant zijn voor dit bestemmingsplan komen inhoudelijk aan bod in het hoofdstuk Beleidskeuzes.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Naast beleidsaspecten geven ook allerlei onderzoeks- en milieuaspecten randvoorwaarden voor het op te stellen bestemmingsplan. De belangrijkste aspecten zijn onderstaand beknopt weergegeven. Een uitgebreide beschrijving per onderzoeksaspect is opgenomen in Bijlage 1 Onderzoeksresultaten bestemmingsplan Bedrijventerreinen en Haven. De conclusies vanuit de onderzoeken zijn in dit hoofstuk als volgt vertaald:
Onderzoek is gedaan naar de consequenties die op kunnen treden op beschermde natuurwaarden bij het ontwikkelen en later mogelijk ook het toepassen en realiseren van de mogelijkheden binnen het geactualiseerde bestemmingsplan Bedrijventerreinen.
Flora- en faunawet
In de plangebieden zijn binnen de Flora- en faunawet beschermde soorten niet uit te sluiten. Hiervoor geldt dat bij concrete uitvoering van projecten/ontwikkelingen die binnen het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt altijd een toetsing van de Flora- en faunawet moet worden uitgevoerd.
Natura 2000-gebieden
Het optreden van (significant) negatieve effecten op kwalificerende habitattypen en habitatrichtlijnsoorten van de Natura 2000-gebieden 'Langstraat' en 'Loonse en Drunense Duinen en Leemkuilen' wordt op basis van de geboden bestemmingsplanruimte niet verwacht. Er is derhalve geen sprake van een belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
Er grenst een EHS gebied in de vorm van een ecologische verbindingszone (EVZ) aan de west- en noordzijde van plangebied Haven Zeven en aan de noordzijde van plangebied Haven. De wezenlijke waarden en kenmerken van een EHS gebied zijn beschermd. Een wezenlijke aantasting van deze EHS door het gebruik van het bedrijventerrein is niet te verwachten.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Signalering
In de Bomennota (vastgesteld januari 1999) is beleid geformuleerd voor het huidige en toekomstige bomenbestand van de gemeente Waalwijk. In het groenstructuurplan (vastgesteld op 6 september 2007) wordt het groene raamwerk van de gemeente Waalwijk beschreven. Tot het groene raamwerk behoren bomenlanen en bomenrijen, maar ook bermen, parken, groenstroken en landschapselementen. Hierbij zijn de meest waardevolle groene elementen in beeld gebracht: de groene hoofdstructuur. Voor een nadere toelichting zie Bijlage 1 Onderzoeksresultaten bestemmingsplan Bedrijventerreinen en Haven.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Signalering
Het vroegtijdig betrekken van de waterbeheerder en het meewegen van het waterbelang in een ruimtelijk plan is, door middel van de Watertoets, per 1 juli 2008 verankerd in art. 3.1.6 lid 1 sub b van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De watertoets is een overlegverplichting tussen initiatiefnemer en waterbeheerder(s) en geldt onder andere voor het vaststellen van een bestemmingsplan, of een wijzigings- en uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub a en b Wro. De watertoets omvat het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op even wichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Het plangebied valt volledig binnen het beheersgebied van Waterschap Brabantse Delta.
Het waterschap is verantwoordelijk voor het waterbeheer (waterkwaliteit en kwantiteit) binnen het plangebied. Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de Keur van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, de aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd. Voor categorie A oppervlaktewaterlichamen geldt bijvoorbeeld dat er binnen 5 meter vanaf de insteek beperkingen voor het gebruik gelden. Ook is het verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur te lozen op het oppervlaktewater bij een uitbreiding van het verhard oppervlak groter of gelijk aan 2000 m2, binnen een waterkering bepaalde handelingen of werkzaamheden te verrichten die de veiligheid en stabiliteit van de waterkering nadelig kunnen beïnvloeden en water af te voeren naar of aan te voeren uit, te brengen in of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen in de beschermde gebieden zoals die zijn aangegeven op de Keurkaart. Indien een uitbreiding van het verhard oppervlak van 2000 m2 zal plaatsvinden bij een van de bedrijfsterreinen, is mogelijk een watervergunning nodig.
Het Waterschap verzoekt het gebruik van milieuvriendelijke bouwmaterialen en het achterwege laten van uitlogende bouwmaterialen, zoals lood, koper, zink en zacht Pvc. Deze stoffen kunnen zich ophopen in het water(bodem)systeem en hebben hierdoor een zeer nadelige invloed op de water(bodem)kwaliteit en ecologie.
Voor een nadere toelichting zie 'Bijlage 1 Onderzoeksresultaten bestemmingsplan Bedrijventerreinen
en Haven'.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Signalering
In de Monumentenwet 1988 is de bescherming van het archeologisch erfgoed geregeld (conform het Verdrag van Malta en het Verdrag van Valletta). Deze wet verplicht gemeenten om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden, rekening te houden met de in de bodem aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.
De op 3 februari 2011 vastgestelde erfgoedkaart geeft middels de beleidskaart aan waar en op welke manier onderzoek noodzakelijk is in het ruimtelijk proces. De archeologische beleidskaart – bestaande uit de archeologische verwachtingenkaart en de archeologische maatregelenkaart – moet primair een helder en hanteerbaar beleidsinstrument vormen, en is het resultaat van de inventarisatie en analyse van de op dit moment beschikbare gegevens over het bodemarchief van de gemeente Waalwijk en een gemeentelijke belangenafweging waarbij archeologische kennisvermeerdering en conservering van erfgoed plaats krijgen in een bredere maatschappelijke context. Voor een nadere toelichting zie Bijlage 1 Onderzoeksresultaten bestemmingsplan Bedrijventerreinen en Haven.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
In 1998 heeft de gemeenteraad het Gemeentelijke Verkeers- en Vervoerplan vastgesteld. Dit plan bevat een totaalvisie op het gebied van verkeer en vervoer. De nadruk ligt daarbij op het ontwikkelen van een evenwichtig verkeerssysteem, waarin de voorzieningen voor de auto, de fiets, de voetganger en het openbaar vervoer op elkaar worden afgestemd. Er is sprake van een integrale benadering van de verkeersproblematiek. Deze integrale benadering is noodzakelijk om te voorkomen dat knelpunten of problemen alleen maar worden verschoven door het nemen van facet dan wel ad-hocmaatregelen.
Uitgangspunt ten aanzien van parkeren en rangeren is dat dit op eigen terrein dient plaats te vinden. Voor de capaciteit wordt verwezen naar de Parkeernormennota zoals die door de gemeenteraad in de vergadering van januari 2010 is vastgesteld. Tevens dient op basis van de Bouwverordening en het Bouwbesluit voldaan te worden aan voldoende parkeer- en rangeergelegenheid.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Signalering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden en functies, zoals woonbebouwing. Milieuzonering dient twee doelen:
Om het begrip milieuzonering voor de praktijk te concretiseren wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten uitgegeven 'Bedrijven en milieuzonering' met daarin opgenomen de Richtafstandenlijsten voor milieubelastende activiteiten. Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven wat de uitstraling is in milieuhygiënisch opzicht. Deze uitstraling wordt bepaald aan de hand van een aantal aspecten. Het gaat hierbij om de aspecten geur, stof, geluid en gevaar, met daarnaast aandacht voor de indices verkeer, visueel, bodem en lucht.
De mate van uitstraling wordt vastgelegd in een zestal milieucategorieën, oplopende van bedrijvigheid met een lichte (categorie 1) naar bedrijvigheid met een zware milieuhygiënische uitstraling (categorie 6). Iedere categorie correspondeert met een bepaalde wenselijke afstand tot milieugevoelige functies.
Andersom geldt ook dat binnen een milieucirkel nieuwbouw van milieugevoelige objecten, zoals woningen, niet zonder meer is toegestaan. Dit enerzijds om de mogelijkheden van het agrarisch bedrijf niet (verder) te beperken en anderzijds om de milieugevoelige functie te beschermen.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Gezoneerde bedrijventerreinen
De terreinen Haven I t/m VI en Haven Zeven zijn geluidgezoneerde terreinen (industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder), met uitzondering van het meest zuidelijk gedeelte van Haven Zeven (bedrijventerrein). De terreinen hebben op dit moment ieder een eigen geluidzone en worden ook afzonderlijk van elkaar getoetst. De geluidzone van Haven I t/m VI zit op dit moment akoestisch vol omdat aan de zuidzijde sprake is van enkele overschrijdingen. Om deze overschrijdingen op te lossen heeft de gemeente een Geluidreductieplan+ opgesteld waarin maatregelen zijn uitgewerkt
Ten behoeve van het zonebeheer is een Zonebeheerplan opgesteld. Om een juridische toetsing mogelijk te maken, is dit ook vertaald in een afzonderlijk bestemmingsplan Geluidtoedeling Bedrijventerrein Haven.
Met het bestemmingsplan Geluidtoedeling Bedrijventerrein Haven wordt de samenvoeging van de geluidzones van Haven I t/m VI en Haven Zeven en de daarmee gepaard gaande zonewijziging geregeld. Daarnaast richt het zich op een evenwichtige verdeling van de totaal beschikbare geluidruimte over de verschillende percelen c.q. bedrijven binnen het gezoneerde industrieterrein Haven I-VI én Haven Zeven, waarbij de nog beschikbare geluidruimte wordt gereserveerd voor nieuwe ontwikkelingen bij zowel bestaande bedrijven als nieuw te vestigen bedrijven. Voor meer informatie over dit onderwerp wordt verwezen naar het bestemmingsplan Geluidtoedeling Bedrijventerrein Haven.
Wegverkeerslawaai
In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen of nieuwe wegen bij recht mogelijk gemaakt. Er is daarom geen nader onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai. Wanneer gebruik wordt gemaakt van de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid om een nieuwe bedrijfswoning te realiseren, zal mede getoetst moeten worden aan de normen uit de Wet geluidhinder.
Signalering
De gemeente Waalwijk heeft een onderzoek laten uitvoeren met betrekking tot de luchtkwaliteit binnen de gemeente, op basis van de actuele modellen. Zie verder Bijlage 1 Onderzoeksresultaten bestemmingsplan Bedrijventerreinen en Haven.
Signalering
In 2021 zijn er geen overschrijdingen van de normen voor fijn stof en stikstofdioxiden. Iedere uitbreiding binnen het plangebied zal vallen onder de regelgeving 'niet in betekenende mate'.
In een bestemmingsplan dient te worden beschreven wat de bodemkwaliteit van het betreffende gebied is. Is er sprake van een bestemmingswijziging dan wordt de bodemkwaliteit beschreven met behulp van een verkennend bodemonderzoek conform de NVN 5725 en NEN 5740.
Dit bestemmingsplan is een consoliderend bestemmingsplan. Daarnaast is het betreffende gebied voor het grootste gedeelte geen eigendom van de gemeente. Er is daarom geen gebiedsdekkend bodemonderzoek uitgevoerd. Er is wel gekeken naar de informatie die bij de gemeente beschikbaar is over de bodemkwaliteit, zie Bijlage 1 Onderzoeksresultaten bestemmingsplan Bedrijventerreinen en Haven.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Op het bedrijventerrein Haven Zeven zijn aanvullende voorschriften nodig in het bestemmingsplan (aanlegvergunningstelsel) ter bescherming van de daar aanwezige kleilaag die een functie heeft ter bescherming van de waterhuishouding van het Natura 2000 gebied De Langstraat.
Signalering
Bij bedrijven kan vanuit de milieuwetgeving om een bodemonderzoek gevraagd worden. Indien in het plangebied bouwinitiatieven zijn zal per initiatief gekeken worden of op basis van de Woningwet een bodemonderzoek noodzakelijk is.
Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals transportrisico’s en risico’s die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke mogelijkheden. Per bedrijventerrein zijn in Bijlage 1 Onderzoeksresultaten bestemmingsplan Bedrijventerreinen en Haven de externe veiligheidsaspecten behandeld.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Dit aspect gaat om de boven- en ondergrondse technische infrastructuur.
Binnen het plangebied loopt een hoogspanningleiding. De hoogspanningslijnen zijn belast met een zakelijk recht. Ter bescherming van de veiligheid rondom bovengrondse hoogspanningslijnen wordt ter weerszijde van de lijn een vrije strookbreedte gehanteerd. In deze strook wordt een aantal belemmeringen opgelegd ten aanzien van onder andere bebouwingen en opstallen, hoogopgroeiende beplanting en werkzaamheden. De benodigde belemmeringenstrook is afhankelijk van het spanningsniveau van de verbinding en de uitvoering van de hoogspanningslijn. De volgende hoogspanningslijn is in het plangebied aanwezig:
In het plangebied liggen de volgende soorten leidingen welke planologisch beschermd moeten worden:
Tot slot gelden er hoogtebeperkingen ten gevolge van:
Bij ontwikkelingen met een dergelijke hoogte is overleg nodig met de verantwoordelijke instantie. Een hoogte van meer dan 100 m komt niet voor in het plangebied en wordt daarom niet verder uitgewerkt.
Uitgangspunten/randvoorwaarden voor het bestemmingsplan
De gemeente Waalwijk wil een duurzame gemeente zijn, met als speerpunt een verduurzaming van de energievoorziening. Voor het bereiken van deze ambitie is ook een verduurzaming van de bedrijventerreinen nodig. In de duurzaamheidsparagraaf van de Bijlage 1 Onderzoeksresultaten bestemmingsplan Bedrijventerreinen en Haven wordt ingegaan op de betekenis van het begrip duurzaamheid in het algemeen en in relatie tot bedrijventerreinen op een aantal thema's. Veel van deze thema's kunnen echter niet via een bestemmingsplan worden geregeld. De verduurzaming moet dus vooral worden bereikt via een interactief proces waarin samen met de bedrijven gezocht wordt naar duurzame oplossingen. Het bestemmingsplan moet de keuze van oplossingen niet verhinderen.
Uitgangspunten/randvoorwaarden voor het bestemmingsplan
Signalering
In dit hoofdstuk worden de gemeentelijke beleidskeuzes ten aanzien van de bedrijventerreinen geschetst. Eerst worden de algemene uitgangspunten benoemd en daarna zijn de beleidskeuzes per bedrijventerrein uitgewerkt. Tot slot worden een aantal specifieke onderwerpen die van belang zijn voor het bestemmingsplan, uitgewerkt in concrete beleidskeuzes.
De mogelijkheden om een gewenst beleid te formuleren ten aanzien van bedrijventerreinen via een bestemmingsplan zijn niet onbeperkt. Allereerst vormt de bestaande situatie daarbij het uitgangspunt (hoofdstuk Bestaande situatie). Vervolgens is het van belang te bepalen wat vanuit de bestaande situatie moet en mag op basis van de wettelijke kaders en het provinciaal beleid (paragraaf Beleid van hogere overheden). Binnen deze grenzen bepaalt de gemeente welke ruimtelijke ordening men graag zou willen. Daarbij wordt rekening gehouden met al bestaande gemeentelijke beleidsstukken en onderzoeken die relevant zijn voor het bestemmingsplan bedrijventerreinen (paragraaf Gemeentelijk beleid en hoofdstuk Omgevingsaspecten). Zij brengt dat in evenwicht met wat de gemeente zou kunnen (personeel, instrumenteel, financieel). Tot slot komt de uitvoering van het ruimtelijk beleid in beeld, door de gemeente zelf of door de private sector/burgers.
Naast de genoemde uitgangspunten in het hoofdstuk Beleid en hoofdstuk Omgevingsaspecten zijn de volgende uitgangspunten uit de Nota Wensbeelden Bedrijventerreinen en Detailhandelsvisie relevant voor dit bestemmingsplan.
Nota Wensbeelden Bedrijventerreinen
De uitgangspunten voor de (her)ontwikkelingsopgave zijn gekoppeld aan een aantal thema's:
Ruimte om te ondernemen
Inspelen op nieuwe markten
Investeren in infrastructuur
Terreinen met een eigen identiteit
Milieu en duurzaamheid
De consequenties voor bedrijventerreinen Haven zijn opgenomen in paragraaf 5.4.
Detailhandelsvisie
Uit de detailhandelsvisie komen de volgende uitgangspunten naar voren:
Zie de verdere uitwerking in onderstaande paragrafen Specifieke Onderwerpen en Bedrijventerreinen.
Bovenstaande uitgangspunten kunnen tegenstrijdig zijn met de genoemde uitgangspunten in de hoofdstukken Beleid en Omgevingsaspecten. In de paragrafen hierna wordt in dat geval naar een evenwicht gezocht.
Milieucategorieën
Voor het toekennen van milieucategorieën vormt de Nota wensbeelden bedrijventerreinen het vertrekpunt. Ook is rekening gehouden met de milieuzonering uit de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG.
Uitgangspunten bestemmingsplan
Bij het bepalen van milieucategorieën is gebruik gemaakt van de volgende werkwijze:
Bedrijfswoningen
Op Haven I-VI zijn bedrijfswoningen aanwezig, op Haven Zeven zijn er geen bedrijfswoningen. De standplaatsen in het woonwagencentrum zijn gekoppeld aan bedrijfsactiviteiten ter plaatse. Dat is de reden dat de standplaatsen zijn benoemd als bedrijfswoningen in de vorm van een woonwagen.
Bedrijfswoningen op Haven I-VI zijn eigenlijk ongewenst en daardoor zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden beperkt. Indien het gebruik van de bedrijfswoning gedurende minimaal één jaar is gestaakt, mag het gebouw niet meer in gebruik worden genomen ten behoeve van een bedrijfswoning. Er wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de aanduiding te verwijderen indien het gebruik van de bedrijfswoning duurzaam beëindigd is. De bedrijfswoningen op het woonwagencentrum zijn gewenst en mogen eventueel herbouwd worden op een andere locatie binnen de aangewezen standplaatslocatie.
Uitgangspunten bestemmingsplan
Andersoortige functies
Op het bedrijventerreinen komen, naast bedrijven, ook andere functies voor. Dit zijn onder andere bedrijfswoningen en een woonwagenkamp. Ook bedrijfskinderopvang komt voor, als onderdeel van bedrijven.
Uitgangspunten bestemmingsplan
Zuinig ruimtegebruik
Uit het oogpunt van zuinig ruimtegebruik is het wenselijk om de bedrijfsbebouwing op de bedrijventerreinen te intensiveren. Tegelijk is er de wens om de bestemmingsplanmogelijkheden te verruimen. Hierna zijn voor diverse aspecten met betrekking tot de bouwmogelijkheden beleidskeuzes geformuleerd waarbij deze wensen gecombineerd worden. De geboden mogelijkheden zijn wel zodanig gekozen dat deze in balans zijn met de aard, schaal en omvang van het bedrijventerrein en de omgeving.
Bouwhoogte
Voor de bouwhoogtes van gebouwen binnen het bouwvlak ter plaatse van het bouwperceel gelden de volgende uitgangspunten:
Bouwvlakken/Rooilijnen
Binnen een bouwvlak mogen bedrijfsgebouwen worden opgericht. In dit plan worden ruime bouwvlakken opgenomen vooral bepaald door de grenzen met het openbaar gebied.
Voor de rooilijnen, oftewel bouwvlakgrenzen, op de diverse terreinen gelden de volgende uitgangspunten:
Kaart Deelgebieden rooilijnen
Bebouwingsoppervlakte
Voor het bebouwingsoppervlak geldt dat binnen het bouwvlak een bebouwingspercentage van 100% mogelijk is (was voorheen veelal 60-70%). Dit betekent niet dat het bouwvlak ook automatisch volledig bebouwd zal kunnen worden. Op basis van de Bouwverordening en het Bouwbesluit dient namelijk op eigen terrein voorzien te worden in voldoende ruimte om te parkeren en rangeren.
Bouwperceel
Binnen een bouwvlak zijn ruime mogelijkheden opgenomen voor bedrijfsbebouwing. Dat betekent dat het is toegestaan bouwpercelen te splitsen en samen te voegen. Daarnaast zijn zowel verzamelingen van bedrijfsgebouwen als bedrijfsverzamelgebouwen toegestaan (zie voor het verschil de uitwerking in het hoofdstuk Juridische planbeschrijving).
Er is geen afstand geregeld tussen de bebouwing op bouwpercelen onderling. Dit betekent de mogelijkheid tot het oprichten van twee-onder-een kap bedrijfsgebouwen of aaneengesloten bedrijfsgebouwen. Hierbij dient uiteraard ook voldaan te worden aan de regels voor brandveiligheid, parkeren en rangeren op basis van Bouwverordening en Bouwbesluit. Deze regels kunnen dus de mogelijkheden in het bestemmingsplan beperken.
Om verrommeling bij bedrijfspercelen tegen te gaan is het nodig dat bij bedrijfspercelen minimaal één zijde van het bouwperceel grenst aan de openbare weg. Het is namelijk ongewenst dat er bij bedrijven achterpercelen ontstaan waar geen zicht is op de openbare weg.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Signalering
Hierna is schematisch de gewenste situatie weergegeven. Voor een volledige uitwerking van het wensbeeld, zie de Nota Wensbeelden Bedrijventerreinen. Vervolgens zijn de beleidskeuzes opgenomen die nodig zijn om het wensbeeld te vertalen in een bestemmingsplan.
Het wensbeeld voor Haven is de zichtzone aan de A59 beter te benutten en functiemenging te weren. Op Haven zijn daarom bedrijven in de milieucategorieën 3, 4 en 5 toegestaan behalve aan de zuidrand van dit terrein. In de zuidrand zijn alleen bedrijven in milieucategorie 2 en 3 zijn toegestaan op basis van de volgende redenen:
Alleen in het gedeelte waar milieucategorieën 3, 4 en 5 zijn toegestaan mogen ook geluidzoneringsplichtige bedrijven gevestigd worden.
In het zuidwestelijke gedeelte van Haven is detailhandel in ABC-goederen toegestaan. In de Detailhandelsvisie is dit gebied geconcretiseerd tot de driehoek Biesbosweg, Havenweg en Kleiweg.
Uitgangspunten Bestemmingsplan
In het bestemmingsplan zijn algemene regels opgenomen. De algemene regels zijn voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan gelijk. Deze regels zijn opgenomen in de hoofdstukken 'Inleidende regels', 'Algemene regels' en 'Overgangs- en slotregels'. De volgende artikelen en de daarbij behorende regels zijn in de afzonderlijke hoofdstukken opgenomen:
De in de voorgaande hoofdstukken genoemde uitgangspunten voor het bestemmingsplan zijn in de bovengenoemde regels van het bestemmingsplan uitgewerkt.
Duurzaam beëindigd
In de begripsbepalingen is het begrip 'duurzaam beëindigd' als volgt gedefinieerd: "een activiteit wordt meer dan 12 maanden niet uitgevoerd." Hiermee wordt bedoeld dat het bedrijf al een jaar niet meer als zodanig wordt gebruikt of leegstaat en er in dat jaar geen herstart heeft plaatsgevonden. Het tijdelijk verbouwen/aanpassen van het bouwwerk mits tijdelijkheid afgebakend (in tijd en omvang) en aantoonbaar is, valt niet onder het begrip 'duurzaam beëindigd'.
Dit begrip is opgenomen om ongewenste of afwijkende functies planologisch te verwijderen middels een wijzigingsbevoegdheid, zie subparagraaf 6.2.1.2 Afwijkende functies. Voorwaarde hierbij is dat het bedrijf duurzaam is beëindigd.
Bestaand
Bij elke bestemming wordt een bepaling opgenomen met een regeling voor bestaande bouwwerken welke afwijken van de regels. In artikel 1 'Begrippen' is het begrip 'bestaand bouwwerk' opgenomen.
In het artikel 14 'Bevi' zijn de regels omtrent Bevi-inrichtingen opgenomen. De regels van het artikel Bevi zijn afgestemd op het vigerende bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen en Bevi' en de benodigde aanpassingen op basis van de uitspraak van de Raad van State. Momenteel valt de mijnbouwindustrie niet onder de bevi-regelgeving. Bedrijven die onder deze categorie, zijn dan ook niet opgenomen in het artikel met betrekking tot Bevi. Dit zal hoogst waarschijnlijk in de tweede helft van 2013 veranderen. Waar dit aan de orde is, kan gebruik gemaakt worden van de wijzigingsbevoegdheden.
Aanleiding en doel
Het bestemmingsplan Industrieterrein Haven 1990 is vastgesteld in 1991. Bij besluit van 28 januari 2010 heeft de raad dit bestemmingsplan (en de andere bestemmingsplannen voor de bedrijventerreinen in Waalwijk) gedeeltelijk herzien, door middel van de parapluherziening "Bedrijventerreinen en Bevi". Doel van deze parapluherziening was om de betreffende bestemmingsplannen in overeenstemming te brengen met het bepaalde in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Op 11 januari 2012 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) deze parapluherziening op enkele onderdelen vernietigd, vanwege het beroep dat was ingesteld door een drietal Bevi-bedrijven. De onderhavige planherziening strekt ertoe het betreffende bestemmingsplan te repareren in overeenstemming met de uitspraak van de ABRS. In onderhavig bestemmingsplan zijn dus de benodigde aanpassingen op basis van de uitspraak van de Raad van State verwerkt, evenals het vigerende bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen en Bevi'. Aangezien de ABRS vrij nauwkeurig heeft aangegeven welke onderdelen aangepast dienen te worden, hebben wij ervoor gekozen om de uitspraak zoveel mogelijk rechtstreeks te vertalen. Dit bleek echter niet voor alle onderdelen mogelijk. Zo hebben wij artikel 5, lid BI, sub g en h van het paraplubestemmingsplan in dit bestemmingsplan aangepast om dat wij daarin abusievelijk alleen de bouw van (beperkt) kwetsbare objecten hebben geregeld, en niet ook de vestiging van dergelijke objecten. Dit artikel passen wij op basis van de uitspraken van de Raad van State hierop aan. Verder hebben we de regels afgestemd op het bestemmingsplan Bedrijventerreinen.
De vernietiging van de ABRS betreft uitsluitend onderdelen van de herziening van het bestemmingsplan Industrieterrein Haven 1990. De doorvertaling van de voorschriften naar de andere bestemmingsplannen vindt plaats in het bestemmingsplan Bedrijventerreinen.
Hierna volgt een toelichting op de regeling van Bevi-bedrijven in onderhavig bestemmingsplan. Hierbij is tevens rekening gehouden met de uitspraak van de Raad van State.
Bevi-inrichtingen en 10-6 contouren
De gronden van de Bevi-inrichtingen zelf zijn aangeduid op de verbeelding, met de aanduiding ' specifieke vorm van bedrijventerrein - bevi'. Ter plaatse van deze aanduiding zijn Bevi-inrichtingen toegelaten. De exacte activiteiten zijn per bedrijf vastgelegd in artikel 14. Via een afwijking kunnen de in dit artikel genoemde activiteiten onder voorwaarden worden veranderd.
De vergunde plaatsgebonden risicocontour 10-6 van de Bevi-inrichtingen wordt op de verbeelding aangegeven middels de aanduiding 'veiligheidszone - bevi', voor zover deze is gelegen buiten de eigen perceelsgrens van de betreffende Bevi-inrichting en ter plaatse van bestemmingen waar personen structureel aanwezig zijn (zoals andere bedrijven). Hierbinnen zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan, met uitzondering van de herbouw van bestaand beperkt kwetsbare gebouwen op dezelfde locatie, met uitzondering van de herbouw van bestaand beperkt kwetsbare gebouwen op dezelfde locatie. De begrippen die gebruikt worden in artikel 14 zijn opgenomen in artikel 1. het gaat om de definities van (beperkt) kwetsbare objecten, Bevi-inrichting, veiligheidszone - bevi, geprojecteerd (beperkt) kwetsbaar object, GR en PR.
Begripsbepaling kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten
De ABRS heeft overwogen dat in de opsomming van kwetsbare objecten-Bevi in artikel 2 lid 8b-1 van bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen en Bevi' een ontoelaatbare beperking is aangebracht ten opzichte van de in het Bevi opgenomen begripsbepaling voor kwetsbare objecten. Er is geen toereikende invulling gegeven aan de categorie kwetsbare objecten, bestaande uit gebouwen, waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn. De ABRS geeft in de uitspraak aan dat 'in artikel 2, lid 8b-2 van de voorschriften van het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen en Bevi' dergelijke gebouwen wel worden uitgesloten, door in onderdeel e te bepalen dat andere objecten waar 50 of meer personen aanwezig zijn en waarbij deze personen 40 uur of meer per week aanwezig zijn als kwetsbare objecten worden aangemerkt'. De invulling van de begripsbepaling in onderhavig bestemmingsplan Bedrijventerrein Haven wordt dan ook volgens deze lijn doorgezet. Wel hebben wij er aan toegevoegd dat een kwetsbaar object zich ook kan beperken tot een deel van een gebouw. Dit om binnen een bedrijf onderscheid te kunnen maken tussen het bedrijfskantoor, waar zich relatief veel mensen bevinden en het bedrijfsgebouw, waar veel minder mensen aanwezig zijn. In dergelijke gevallen is alleen het bedrijfskantoor kwetsbaar en niet de rest van het bedrijfsgebouw.
Wij kiezen er daarbij voor om de definitie zoals deze al gold voor Brzo-bedrijven precies gelijkluidend te laten zijn voor Bevi-bedrijven, omdat de ABRS heeft geoordeeld dat deze bruikbaar is. Daarmee is het onderscheid tussen beide niet meer van toepassing en zal dan ook niet meer in het bestemmingsplan terugkomen.
Het aanpassen van de begripsbepaling voor kwetsbare objecten heeft ook consequenties voor de begripsbepaling van beperkt kwetsbare objecten. Om deze reden is die begripsbepaling dan ook aangevuld. Verder hebben we de definities van een geprojecteerd (beperkt) kwetsbaar object opgenomen, omdat deze in een wijzigingsbevoegdheid een rol spelen.
De voornoemde aanpassingen van de begripsbepalingen voor kwetsbare objecten zijn ook invloed op artikel 14. Dit artikel is aangepast en enigszins aangescherpt ten opzichte van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen en Bevi, zodat deze meer in lijn zijn met het Bevi. Bovendien is in het bestemmingsplan Bedrijventerreinen en Bevi in de huidige situatie alleen de bouw van kwetsbare objecten niet toegestaan, terwijl dit artikel ook betrekking zou moeten hebben op de vestiging van kwetsbare objecten. Daarom hebben wij de formulering van het artikel op dit punt aangepast. Bovendien is juist de formulering voor dit artikel wat aangepast op basis van de uitspraak van de Raad van State.
Wijzigingsbevoegdheden
In artikel 14 is een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor:
- het verwijderen van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bevi' en 'veiligheidszone - bevi' als de betreffende Bevi-inrichting is opgeheven;
- het toestaan van nieuwe bevi-inrichtingen onder voorwaarden;
- het verkleinen van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' onder voorwaarden;
- het vergroten van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' onder voorwaarden;
- het vergroten van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' over een (geprojecteerd) beperkt kwetsbaar object en/of geprojecteerd kwetsbaar object, onder voorwaarden;
- het wijzigen van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' indien aanpassing van de in de Revi opgenomen rekenmethode daartoe aanleiding geeft.
Vergroting PR 10-6-contouren
De ABRS heeft aangegeven dat de wijzigingsvoorwaarden voor het vergroten van de PR 10-6-contouren buiten de Bevi-inrichting te stringent zijn in de parapluherziening. Naar het oordeel van de ABRS bestond er, gelet op het belang van de Bevi-inrichtingen, geen aanleiding voor de wijzigingsvoorwaarde dat PR 10-6-contouren uitsluitend kunnen worden uitgebreid op gronden met de bestemmingen "Verkeersdoeleinden", "Groenvoorzieningen" en "Water" of gronden van derden die reeds zijn aangemerkt als risicocontour. Om deze reden wordt de betreffende wijzigingsvoorwaarde verruimd. De ABRS geeft hierbij aan dat de gemeente bij wijziging kan uitsluiten dat dergelijke objecten in een uitgebreide contour zijn toegestaan. Bovendien dient er een zorgvuldige afweging plaats te vinden van zowel de belangen van de Bevi-inrichtingen als de belangen van de omliggende bedrijven, waarbij het gemeentelijk beleid, zoals de 'beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Waalwijk', wordt betrokken.
Om te komen tot een nieuwe bevoegdheid hebben wij onder andere enkele gesprekken gevoerd met de Bevi-bedrijven, die beroep hadden aangetekend tegen de parapluherziening. De discussie spitste zich er daarbij op toe op welke manier de wijzigingsbevoegdheid op een goede en objectieve manier handvaten kan geven voor de zorgvuldige afweging van zowel de belangen van de Bevi-inrichtingen als de belangen van de omliggende bedrijven.
Hierbij zijn wij tot de conclusie gekomen dat wij dit het beste in de voorschriften kunnen regelen, via twee wijzigingsbevoegdheden, met ieder hun eigen set voorwaarden.
Eerste wijzigingsbevoegdheid (onderdeel d van artikel 14):
Deze eerste wijzigingsbevoegdheid geeft de Bevi-bedrijven de ruimte tot vergroten van hun contour in een gebied, waarin de belangenafweging relatief eenvoudig is. Het gaat om de ruimte die er ligt op het terrein van naastgelegen niet Bevi-bedrijven, buiten het bouwvlak. Het gaat dan in de meeste gevallen om de eerste 7 meter vanaf de weg, waar niet gebouwd mag worden. Deze wijzigingsbevoegdheid is ook mogelijk op gronden met bestemming Water, Groen, Verkeer en ter plaatse van de aanduiding bevi. In deze situaties kan dus ook geen (geprojecteerd) beperkt kwetsbaar of (geprojecteerd) kwetsbaar object komen. De randvoorwaarden voor deze wijzigingsbevoegdheid zijn dan ook wat minder streng.
De PR 10-6-contour kan worden verruimd indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
1. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone -bevi' mogen geen (geprojecteerde) kwetsbare objecten noch (geprojecteerde) beperkt kwetsbare objecten liggen;
2. binnen de vergrote aanduiding 'veiligheidszone - bevi' zal worden aangesloten bij de regels die zijn gesteld binnen de reeds bestaande PR-contouren;
3. in de toelichting bij een wijzigingsbesluit dient het GR in het invloedsgebied van de inrichting te worden verantwoord.
Tweede wijzigingsbevoegdheid (onderdeel e van artikel 14):
De tweede wijzigingsbevoegdheid geeft de Bevi-bedrijven de mogelijkheid om hun PR 10-6-contour ook uit te breiden over (geprojecteerde) beperkt kwetsbare objecten. Bij deze wijzigingsbevoegdheid speelt de belangenafweging tussen die van de Bevi-inrichtingen en die van de omliggende bedrijven een veel grotere rol. Immers, in dit geval raak je rechtstreeks de huidige en toekomstige bouw- en gebruiksmogelijkheden van het naastgelegen niet Bevi-bedrijf. Daarom is die belangenafweging expliciet opgenomen in de voorwaarden bij deze wijzigingsbevoegdheid.
Verder wordt ook bij de besluitvorming rondom deze wijzigingsbevoegdheid getoetst aan het Bevi. Het gaat dan zowel om de toets op afwezigheid van beperkt kwetsbare objecten binnen de PR 10-5-contour als op de afwezigheid van kwetsbare objecten binnen de PR 10-6-contour.
Bovendien dient de economische haalbaarheid van het plan veiliggesteld te worden middels een planschade-overeenkomst tussen het Bevi-bedrijf en de gemeente Waalwijk, waarin wordt bepaald dat alle uit de wijzigingsbevoegdheid voortkomende kosten voor rekening van het Bevi-bedrijf zijn.' Ook wordt nagegaan of het betreffende Bevi-bedrijf tot een overeenkomst is gekomen met de naastgelegen niet Bevi-bedrijf, onder andere wat betreft planschade.
Tot slot kan ook het beschermingsniveau dat binnen het Bevi-bedrijf wordt toegepast een rol spelen bij de besluitvorming over de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid. Indien een Bevi-bedrijf bereid is om een hoger beschermingsniveau (en dus een kleinere contour) toe te passen binnen het bedrijf, dan kan dat positief meewegen in de besluitvorming
De PR 10-6-contour kan worden verruimd indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
1. de grotere aanduiding 'veiligheidszone - bevi' kan alleen komen te liggen over een (geprojecteerd) beperkt kwetsbaar object en/of geprojecteerd kwetsbaar object, indien er sprake is van gewichtige redenen;
2. het bedrijf/de bedrijven waarover de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' komt te liggen mag/mogen hierdoor niet onevenredig worden benadeeld in hun huidige en toekomstige bouw- en gebruiksmogelijkheden;
3. binnen de vergrote aanduiding zal worden aangesloten bij de regels die zijn gesteld binnen de reeds bestaande PR-contouren;
4. in de toelichting bij een wijzigingsbesluit dient het GR in het invloedsgebied van de inrichting te worden verantwoord.
Overgangsrecht
De ABRS heeft overwogen dat in strijd met artikel 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geen gebruiksovergangsrecht is opgenomen. Om deze reden wordt alsnog het gebruiksovergangsrecht zoals bedoeld in artikel 3.2.2 Bro opgenomen.
Het grootste gedeelte van het plangebied is bestemd met de bestemming 'Bedrijventerrein'. Binnen deze bestemming zijn aanduidingen opgenomen voor specifieke bedrijvigheid, zoals bevi-bedrijven, kantoren, bedrijven voor ABC-goederen en verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg.
De toegestane milieucategorieën zijn aangeduid. Bedrijven met een afwijkende milieucategorie zijn voorzien van een aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - afwijkende milieucategorie'. In een bijlage bij de regels is per adres aangegeven welke bedrijfsactiviteit met een afwijkende milieucategorie is toegestaan ter plaatse van deze aanduiding. Tevens is opgenomen dat indien het gebruik gedurende minimaal één jaar is gestaakt, de gronden niet meer in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van de bedrijfsactiviteit in de afwijkende milieucategorie. Indien het gebruik van deze gronden overeenkomstig de aanduiding duurzaam beëindigd is, mag de betreffende aanduiding middels een wijzigingsbevoegdheid worden verwijderd.
Andere functies dan bedrijven, zoals bedrijfswoningen, zijn aangeduid met een specifieke aanduiding. Ter plaats de aanduiding 'woonwagenstandplaats' is tevens de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bedrijfswoning 2' mogelijk. Tevens is de aanduiding 'parkeerterrein' opgenomen voor een bedrijfsmatig parkeerterrein voor vrachtwagens.
In Bijlage 4 van de regels zijn (ongewenst) afwijkende functies opgenomen, gespecifieerd per adres en type functie, die zijn aangegeven middels de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - afwijkende functie'. Hiervoor is een zogenaamde uitsterfregeling opgenomen die het mogelijk gemaakt dat, indien de genoemde functies gedurende minimaal één jaar worden gestaakt, de gronden niet meer in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van die afwijkende functie. Indien het gebruik van deze gronden overeenkomstig de aanduiding duurzaam beëindigd is, mag de betreffende aanduiding middels een wijzigingsbevoegdheid worden verwijderd.
Het bestemmingsvlak is toegekend op basis van de feitelijke situatie, de vigerende juridische situatie en de kadastrale grenzen. Allereerst is onderzocht wat de feitelijke situatie is. Vervolgens is bekeken wat de vigerende juridische situatie is. Indien de vigerende juridische situatie afwijkt van de feitelijke situatie is onderzocht wat het gemeentelijke voornemen is met deze gronden. Daarbij dient in ogenschouw genomen te worden dat, als vigerende rechten worden ingeperkt, er een risico ontstaat op planschade.
Voor het bepalen van de bestemmingsgrenzen is in eerste instantie gebruik gemaakt van de kadastrale grenzen. Wanneer dit onvoldoende houvast biedt of leidt tot overduidelijke fouten, wordt teruggegrepen naar de GBKN. Daarbij dient in ogenschouw te worden genomen dat het bestemmingsvlak op een dusdanige wijze is ingetekend dat de bedrijven worden voorzien van de bestemming 'Bedrijventerrein'. De wegen die het gebied ontsluiten zijn bestemd met de bestemming 'Verkeer - Ontsluiting'. De overige wegen en openbaar gebied zijn bestemd met de bestemming 'Verkeer - Verblijf'. De onderstaande afbeelding illustreert de systematiek.
Wijze van toekenning bestemmingsvlak
De grens tussen de bestemming 'Bedrijventerrein' en de bestemming 'Verkeer' wordt bepaald door de kadastrale lijnen. Zie navolgende afbeelding.
Uitsnede van luchtfoto met kadastrale kaart (Haven I-IV)
Naast bestemmingsvlakken zijn er bouwvlakken opgenomen. De bebouwing is uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken.
De maatvoering van de bebouwing is vastgelegd op de verbeelding en in regels. De bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen is vastgelegd op de verbeelding. De overige maatvoeringen is vastgelegd in de regels, zoals de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De maatvoeringen van de bedrijfswoningen is geregeld door middel van de maximale contour.
De bedrijfspercelen die gelegen zijn langs de randen van het bedrijventerrein, zijn op de verbeelding voorzien van een aanduiding 'gevellijn'. In de planregels is in artikel 3.2.1 aangegeven dat het hoofdgebouw zoveel mogelijk in de op de verbeelding aangegeven gevellijn moet worden gebouwd. Onder de woorden 'zoveel mogelijk' wordt in ieder geval meer dan 50% van de voorgevel begrepen. Dit geldt voor toekomstige uitbouw of nieuwbouw. De aanwezige gebouwen die afwijken, worden geacht te vallen onder artikel 3.2.7 Bestaande bouwwerken. Daarin wordt gesteld dat voor zover bestaande bouwwerken afwijken, wordt de bestaande plaats en bestaande contour van de afwijking geacht te zijn bestemd en daarmee toegelaten.
In de SVBP 2008 is een begripsomschrijving van het begrip 'bouwperceel' opgenomen:
Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
Op basis van jurisprudentie (26 mei 2004/AB 2004, 250) moet bij het bepalen van het bouwperceel in beginsel uitgegaan worden van het bestaande kadastrale perceel, omdat op deze wijze geen afbreuk gedaan wordt aan de gevestigde bouwmogelijkheden voor de rechthebbenden op de aangrenzende kadastrale percelen.
Als betrokken percelen echter aan één economische eigenaar toebehoren, kunnen verschillende kadastrale percelen als één bouwperceel worden gezien. In die situatie wordt namelijk niet te kort gedaan aan het belang van de rechthebbende(n) op deze percelen. Tevens dient dan sprake te zijn van een bij elkaar behorende bebouwing. In ruimtelijke zin moet sprake zijn van één bouwperceel. Daarvan is in ieder geval sprake indien sprake is van één hoofdgebouw, gezamenlijke entree, gemeenschappelijke voorzieningen.
Om verrommeling bij bedrijfspercelen tegen te gaan is het wenselijk om bij bedrijfspercelen op te nemen dat minimaal één zijde van het bouwperceel moet grenzen aan de openbare weg. Het is namelijk ongewenst dat er bij bedrijven achterpercelen ontstaan waar geen zicht is op de openbare weg. Het volgende begrip wordt opgenomen:
Bouwperceel bedrijven:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten en waarbij minimaal één zijde van het bouwperceel aan de openbare weg is gelegen.
In het plangebied zijn verscheidene bedrijfsverzamelgebouwen en verzamelingen van bedrijfsgebouwen aanwezig. Bij de huidige bestemmingsplansystematiek loopt de gemeente tegen het probleem aan dat de bedrijfsverzamelgebouwen kadastraal gesplitst zijn of worden. Dit heeft tot gevolg dat het bedrijfsverzamelgebouw niet is voorzien van één bouwperceel maar van meerdere bouwpercelen (zie ook de uitleg in 6.2.1.5). Bij de bestemmingsregelingen voor bedrijfsverzamelgebouwen kan dan ook geen gebruik gemaakt worden van het begrip 'bouwperceel'. Voor bedrijfsverzamelgebouwen wordt een aanpassing gemaakt op de bestemmingssystematiek. In de bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Bedrijventerrein' worden bedrijfsverzamelgebouwen en verzamelingen van bedrijfsgebouwen mogelijk gemaakt. In artikel 1 'Begrippen' worden de volgende definities opgenomen:
Bedrijfsverzamelgebouw
Een verzameling van onzelfstandige bedrijfsruimten binnen één gebouw op één 'bouwperceel bedrijf'.
Verzameling bedrijfsgebouwen
Een verzameling van zelfstandig functionerende bedrijfsruimten binnen twee of meer aaneengebouwde gebouwen op meerdere 'bouwpercelen bedrijven'.
De toegestane bedrijfsactiviteiten wordt op dezelfde wijze geregeld als bij de overige bedrijven. Ook het parkeren wordt op dezelfde wijze geregeld als bij de overige bedrijven. De parkeernormen zijn namelijk gekoppeld aan vierkante meters bedrijfsoppervlak. Het begrip bouwperceel speelt hier geen rol.
Het woonwagencentrum binnen het plangebied is voorzien van de aanduiding 'woonwagenstandplaats'. De standplaatsen in het woonwagencentrum zijn gekoppeld aan bedrijfsactiviteiten ter plaatse. Dat is de reden dat de standplaatsen zijn benoemd als bedrijfswoningen in de vorm van een woonwagen. De systematiek van de opgenomen regeling is vergelijkbaar met de regeling voor reguliere bedrijfswoningen.
Binnen de aanduiding 'woonwagenstandplaats' zijn de bedrijfswoningen voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bedrijfswoning 2'. Via een wijzigingsbevoegdheid is herbouw op een andere locatie binnen de aangewezen standplaatslocatie mogelijk onder voorwaarden. Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de aanduiding te verwijderen indien de functie duurzaam beëindigd is.
Door het opnemen van de bestemming 'Bedrijventerrein' is een groot gedeelte van het plangebied voorzien van een bestemming. Naast deze bestemmingen zijn de volgende bestemmingen opgenomen:
De groenstroken en groenvoorzieningen, welke zijn aan te merken als structuurgroen, zijn voorzien van de bestemming 'Groen'. Deze gronden zijn tevens bestemd voor het behoud en herstel van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden. Binnen deze bestemming is het bouwen van gebouwen niet toegestaan.
Middels een wijzigingsbevoegdheid is de mogelijkheid opgenomen om de bestemming onder voorwaarden om te kunnen zetten in de bestemmingen Verkeer of Water.
De bestemming 'Verkeer - Ontsluiting' is opgenomen voor de ontsluitingswegen in het plangebied. Deze wegen zijn met name gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.
Middels een wijzigingsbevoegdheid is de mogelijkheid opgenomen om de bestemming onder voorwaarden om te kunnen zetten in de bestemming Bedrijventerrein.
In de bestemming 'Verkeer - Verblijf' zijn de wegen, niet zijnde ontsluitingswegen, opgenomen. Ook verblijfsvoorzieningen, zoals het parkeren, maakt onderdeel uit van deze bestemming.
Middels een wijzigingsbevoegdheid is de mogelijkheid opgenomen om de bestemming onder voorwaarden om te kunnen zetten in de bestemming Bedrijventerrein.
Het water in het plangebied is bestemd met de bestemming 'Water'.
Naast de enkelbestemmingen zijn ook dubbelbestemmingen opgenomen. Deze bestemmingen bedekken enkelbestemmingen en zorgen ervoor dat specifieke waarden worden beschermd.
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De regelingen omtrent buisleidingen zijn afgestemd op dit nieuwe besluit.
Daarnaast is een hoogspanningsverbinding aanwezig in het gebied. Ook deze verbinding wordt voorzien van de dubbelbestemming 'Leiding'. Voor de hoogspanningsverbinding worden hoogspanningsmasten mogelijk gemaakt binnen de bestemming.
De dubbelbestemmingen ten behoeve van archeologie zijn afgestemd op het archeologiebeleid van de gemeente. Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Waalwijk zijn de verschillende archeologische verwachtingswaarden weergegeven. In het plangebied komt één categorie van archeologische waarden voor, te weten:
In artikel 29 van de Erfgoedverordening 2011 wordt aangeven op welke wijze de afzonderlijke archeologische verwachtingswaarden beschermd moeten worden. Categorie 5 wordt niet opgenomen in het bestemmingsplan omdat dit een lage archeologische verwachting betreft.
Om de archeologische waarden te beschermen is er één dubbelbestemming opgenomen in het bestemmingsplan. In deze dubbelbestemming is geregeld bij welke bodemingrepen er nader onderzoek verricht moet worden. In de navolgende tabel is aangegeven wanneer nader onderzoek noodzakelijk is.
Archeologische verwachtingswaarde | Bestemming | Omvang van de bodemingreep | Diepte van de bodemingreep | ||
Cat. 4 | Waarde - Archeologie 4 | 5000 m2 | 50 cm -mv |
Het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Haven' is conserverend van aard. De bestaande vigerende rechten zijn opgenomen in het bestemmingsplan. De verwachting is dan ook dat er geen sprake zal zijn van planschade.
Verder zijn er geen nieuwe ontwikkelingen in opgenomen, die niet al middels een eigen planologische procedure zijn getoetst op onder meer de economische uitvoerbaarheid.
Het voorgaande betekent dat het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.
In het kader van het wettelijke verplichte overleg heeft op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening vooroverleg met de gebruikelijke overlegpartners plaatsgevonden.
Het ontwerp bestemmingsplan Bedrijventerrein Haven heeft met ingang van 8 februari gedurende 6 weken (t/m 21 maart 2013) voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens de terinzagelegging zijn in totaal 9 zienswijzen naar voren gebracht.
Een samenvatting, beoordeling en de door te voeren wijzigingen van de zienswijzen zijn opgenomen in Bijlage 8 Nota zienswijzen.