direct naar inhoud van Regels
Plan: Schotse Hooglandersstraat ong. (naast 14), Waspik
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0867.bpWSShooglanders14-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Schotse Hooglandersstraat ong. (naast 14), Waspik' met identificatienummer NL.IMRO.0867.bpWSShooglanders14-VA01 van de gemeente Waalwijk;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aaneengebouwde hoofdmassa

hoofdmassa welke deel uitmaakt van meer dan twee aaneengebouwde, grondgebonden, hoofdmassa's;

1.6 aangebouwd bijbehorend bouwwerk

bijbehorend bouwwerk dat met de hoofdmassa verbonden is;

1.7 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.8 achterkant

gevel aan de achterzijde van een gebouw, tegenover de voorkant;

1.9 agrarisch bedrijf

inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf;

1.10 ambachtelijke bedrijvigheid

het bedrijfsmatig vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen geheel of overwegend door middel van handwerk;

1.11 bebouwing
  • a. één of meer gebouwen en/of;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.12 bebouwingsgebied

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;waarbij onderscheid wordt gemaakt in de volgende typen:

  • a. bebouwingsgebied hoofdmassa: gedeelte van het bebouwingsgebied waar de hoofdmassa mag komen;
  • b. overig bebouwingsgebied: gedeelte van het bebouwingsgebied waar geen hoofdmassa mag komen;
1.13 bebouwingspercentage

een op de verbeelding, dan wel in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel, bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.14 bed & breakfast

een aan de woonfunctie ondergeschikte vorm van extensieve verblijfsrecreatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Onder een bed & breakfastvoorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichtten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of permanente kamerverhuur. Degene die de bed & breakfast voorziening biedt, is tevens de gebruiker van de (bedrijfs)woning;

1.15 bedrijf

het bedrijfsmatig verrichten van werkzaamheden en/of diensten waaronder begrepen internetbedrijven en internetafhaalpunten;

1.16 bedrijfsmatige activiteiten (bij wonen)

uitoefening van een bedrijf en/of dienstverlening in of bij een woning waarbij de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend. Degene die de bedrijfsmatige activiteiten uitvoert, is tevens de gebruiker van de (bedrijfs)woning;

1.17 bedrijfswoning

een bij een bedrijf behorende woning waarbij de woonfunctie ondergeschikt is aan de bedrijfsactiviteit, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, die een functionele binding heeft met de bedrijfsactiviteiten die het desbetreffende bedrijf uitoefent en mag uitoefenen;

1.18 beroepsmatige activiteiten (bij wonen)

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Degene die de beroepsmatige activiteiten uitvoert, is tevens de gebruiker van de (bedrijfs)woning;

1.19 bestaand

bestaand zoals op moment van de inwerkingtreding van dit plan:

  • a. legaal bestaat, in uitvoering is of in gebruik mag worden genomen krachtens een geldige omgevingsvergunning;
  • b. aantoonbaar vanaf 1955 aanwezig is;

Het kan dan bijvoorbeeld gaan om het bestaand aantal woningen, bestaand bouwwerk, bestaand gebruik, de bestaande situatie (gebruik en gebouwen) en de bestaande maatvoering van bouwwerken;

1.20 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.21 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.22 Bevi-bedrijven

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit geldt op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.23 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.24 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.25 bouwgrens

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;

1.26 bouwlaag

een horizontaal doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren en plafonds is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van ruimtes onder peil en zolder;

1.27 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.28 bouwvlak

een op de verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, zijn toegelaten;

1.29 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.30 categorie A-, B-, C-bedrijf

bedrijf met activiteiten welke voorkomen in de staat van bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging welke voldoen aan de volgende kenmerken:

  • kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid en/of dienstverlening;
  • productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  • de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;

Onderscheid wordt gemaakt in de volgende categorieën:

  • a. categorie A-bedrijf:
    bedrijf met activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen - in gebieden met functiemenging - kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
  • b. categorie B-bedrijf:
    bedrijf met activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.
  • c. categorie C-bedrijf:
    bedrijf met activiteiten uit categorie B waarbij vanwege de relatief grotere verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op een verzamelweg is aangewezen;
1.31 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
  • a. rijksmonumenten;
  • b. gemeentelijke monumenten;
  • c. cultuurhistorisch waardevolle boerderijen;
1.32 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.33 dakkapel

opbouw op een schuin dak en/of op een deel van de gevel met een verticaal raamkozijn en voorzien van zijwanden en een dak;

1.34 daknok

hoogste punt van een schuin dak;

1.35 dakopbouw

een toevoeging aan het hoofdgebouw door het verhogen van de nok of bovenste dakrand van het dak die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert;

1.36 dakvoet

laagste punt van een schuin dak;

1.37 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending (anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit). Daaronder mede begrepen internetwinkels en mede begrepen bedrijvigheid, voor zover dat in verband staat met en essentieel onderdeel is van de verkoop van de goederen, zoals bijvoorbeeld onderhoud, reparatie en installatie, alsmede opslag van de te verkopen goederen;

1.38 detailhandel volumineus

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen, of vanwege de gevoerde formule, een groot oppervlak nodig heeft, zoals de verkoop van meubels, woninginrichtingartikelen, bouwmarkten, tuincentra en handel in auto's en boten en die niet in winkelgebieden kunnen worden gevestigd;

1.39 dienstverlening
  • het verlenen van economisch - maatschappelijke diensten aan derden, onder dienstverlenende bedrijven of dienstverlenende instellingen zijn in ieder geval begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van internethandel, een garagebedrijf en een seksinrichting;
  • de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve werkzaamheden zoals (internet)kantoren en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

Onderscheid wordt gemaakt in de volgende typen:

  • a. publieksgerichte dienstverlening: dienstverlening met publieksaantrekkende werking, waaronder in ieder geval een kapperszaak, makelaarskantoor;
  • b. niet-publieksgerichte dienstverlening: dienstverlening zonder publieksaantrekkende werking, waar onder in ieder geval een financieel administratiekantoor, internetkantoor;
1.40 duurzaam beëindigd

een activiteit wordt meer dan 3 jaar structureel niet uitgevoerd, of zoveel korter als is overeengekomen;

1.41 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.42 EPC

coëfficiënt die de energieprestatie van een nieuwbouw woning of utiliteitsgebouw aangeeft. Dit coëfficiënt wordt berekend op basis van de gebouweigenschappen, de gebouwgebonden installaties en een gestandaardiseerd bewoners/gebruikersgedrag op basis van NEN 7120;

1.43 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit plan deze inrichting niet verbiedt;

1.44 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van (porno)-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.45 extensieve dagrecreatiepunten

Voorzieningen of bedrijfsmatige activiteiten als ondergeschikte activiteit bij een agrarisch bedrijf. Hieronder vallen in ieder geval het inrichten van een (voormalige) bedrijfsruimte voor natuureducatie, proeven van streekproducten op de boerderij, boerengolf en zorgboerderij;

1.46 garagebox

een zelfstandig niet voor bewoning bestemd gebouw, dat door zijn indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor stalling van voertuigen en/of huishoudelijke bergruimte;

1.47 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.48 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting waarbij als gevolg van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.49 gevellijn

de op de verbeelding aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens de regels toegelaten afwijkingen;

1.50 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of afleveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen, ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.51 hoekperceel

het perceel dat aan twee of meer zijden is gelegen aan openbaar gebied;

1.52 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.53 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.54 hoofdmassa

het hoofd(woon)gebouw exclusief architectonisch ondergeschikte delen die door de uiterlijke verschijningsvorm onderscheiden kunnen worden van dit hoofd(woon)gebouw;

1.55 hoofdwoongebouw

een gebouw, exclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken met een woonfunctie, dat door zijn ligging, constructie en/of afmeting onderdeel uitmaakt van een bedrijf en als belangrijkste woongebouw wordt aangemerkt, en dat bedoeld is voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting een functionele binding heeft met de bedrijfsactiviteiten die het desbetreffende bedrijf uitoefent;

1.56 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig logies verstrekken, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie. De volgende indeling in typen horeca wordt gehanteerd:

  • a. lichte horeca:
    • 1. aan de detailhandelsfunctie verwante horeca zoals: automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, snackbar, tearoom, traiteur, bezorg- en/of afhaalservice.
    • 2. overige lichte horeca zoals hotel, restaurant al dan niet met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, fastfood restaurants);
  • b. middelzware horeca:
    bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken zoals: bar, bierhuis, biljartcentrum, café, coffeeshop, proeflokaal, shoarma/grillroom, zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen);
  • c. zware horeca:
    bedrijven die voor een goed functioneren ook 's-nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen zoals: discotheek, nachtclub, partycentrum. Regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen;
1.57 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren;

1.58 internethandel

handel via internet waarbij onderscheid wordt gemaakt in de volgende typen:

  • a. internetkantoor:
    internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheid, zonder opslag- en verzendfunctie en waar alleen elektronische transacties tot stand komen. Dit type valt onder dienstverlening en is vergelijkbaar met een niet-publieksgerichte dienstverlening zoals een kantoor;
  • b. internetbedrijf:
    internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheid en met opslag- en verzendfunctie. Dit type valt onder bedrijf;
  • c. internetafhaalpunt:
    internethandel met fysieke bezoekmogelijkheid en zonder uitstalling ten verkoop. Dit type valt onder bedrijf;
  • d. internetwinkel:
    internethandel met fysieke bezoekmogelijkheid en met uitstalling ten verkoop. Dit type valt onder detailhandel;
1.59 kamerverhuur

de verhuur van een deel van al dan niet zelfstandige woonruimte ten behoeve van (langdurige) bewoning door personen voor welke inschrijving in de Basisregistratie personen (BRP) noodzakelijk is en die geen duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren;

1.60 kruisingsvlak

het gemeenschappelijk vlak, door de elkaar kruisende openbare wegen gevormd, bij het fictief doortrekken van de rijbaankanten;

1.61 maatschappelijke voorzieningen

sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, sportieve recreatie, voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening en voorzieningen ten behoeve van onderwijs. Onderscheid wordt gemaakt in de volgende typen:

  • a. publieksgerichte maatschappelijke voorziening:
    maatschappelijke voorziening met publieksaantrekkende werking, waaronder in ieder geval een school, gemeentehuis;
  • b. niet-publieksgerichte maatschappelijke voorziening:
    maatschappelijke voorzieningen zonder publieksaantrekkende werking, waaronder in ieder geval een kleinschalig gezinsvervangend tehuis, niet zijnde kamerverhuur;
1.62 mansardekap

dakvorm waarbij het onderste deel van het zadeldak of schilddak steiler is dan het bovenste deel, waardoor een geknikte vorm ontstaat;

1.63 niet-publieksgerichte voorziening

voorziening zonder publieksaantrekkende werking waarbij onderscheid wordt gemaakt in de volgende typen:

  • a. niet-publieksgerichte dienstverlening: zie onder dienstverlening, type b;
  • b. niet-publieksgerichte maatschappelijke voorziening: zie onder maatschappelijke voorziening, type b;
1.64 omschakeling

binnen een bouwvlak overstappen naar een ander soort bedrijf of andere bedrijfsvorm met dezelfde bestemming;

1.65 ondergronds bouwen

bouwen onder peil;

1.66 onzelfstandige woonruimte

woonruimte welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, waarbij keuken, toilet, badkamer en douche als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt;

1.67 open opslag

het opslaan, of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van (bedrijfs)percelen, daaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, verhuur en dergelijke;

1.68 openbaar toegankelijk gebied

Openbare weg, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.69 openbare weg

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

1.70 overkapping met een open constructie

Een bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte ruimte vormt, met maximaal twee wanden die al dan niet tot de constructie zelf behoren. In de zin van dit bestemmingsplan is dit begrip gelijk aan een gebouw;

1.71 peil

hoogten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;

indien in, op of over het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil;

1.72 perceelsgrens

grens van het bouwperceel;

1.73 plaatsgebonden risico

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of een gevaarlijke afvalstof betrokken is;

1.74 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.75 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.76 stedelijke ontwikkeling

ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of haventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen;

1.77 twee-aaneengebouwde hoofdmassa
  • a. hoofdmassa welke deel uitmaakt van twee aaneengebouwde, grondgebonden hoofdmassa's;
  • b. hoofdmassa waarbij één zijgevel in de zijdelingse perceelsgrens valt met uitzondering van aaneengebouwde hoofdmassa's;
1.78 veehouderij

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren. Onderscheid kan gemaakt worden in grondgebonden veehouderij en intensieve veehouderij;

  • a. Grondgebonden veehouderij: veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie , waarbij voldaan wordt aan één van de volgende criteria:
    • 1. De veebezetting bedraagt niet meer dan 3,56 gve/ha, berekend over de grond die vast in gebruik is, voor zover gelegen binnen 15 km van de bedrijfslocatie.
    • 2. Ten minste 56% van de op het bedrijf geproduceerde mest, uitgedrukt in fosfaat, wordt aangewend op grond die vast in gebruik is, voor zover gelegen binnen 15 km van de bedrijfslocatie.
    • 3. Ten minste 71% van het ruwvoer (gras en mais), uitgedrukt in fosfaat, wordt gewonnen op grond die vast in gebruik is, voor zover gelegen binnen 15 km van de bedrijfslocatie.
    • 4. Indien in de veehouderij dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;
  • b. Intensieve veehouderij (niet-grondgebonden veehouderij): niet-grondgebonden veehouderijbedrijf waarin het houden van vee of pluimvee de hoofdzaak is;
1.79 verminderd zelfredzame

mensen die als gevolg van fysieke of psychische gesteldheid extra bescherming verdienen (kinderen, ouderen, zieken, psychisch kwetsbare personen);

1.80 verzamelweg

weg die gericht is op het verzamelen en verdelen van het verkeer in de wijken (inclusief het centrum) en bedrijventerreinen, sluit aan op de hoofdwegen, 30 of 50 km/ uur;

1.81 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.82 voorkant van de hoofdmassa

de zijde van het boven peil gelegen gedeelte van een gebouw (c.q. hoofdmassa) welke is gericht op het openbaar toegankelijk gebied en die bovendien het beloop van de gevellijn volgt of, indien daarvan geen of ten dele sprake is en/of sprake is van meerdere gevellijnen, wordt bepaald op basis van de ruimtelijke uitstraling, waaronder de uiterlijke verschijningsvorm en de situering;

1.83 voorste grens van het bouwvlak

de grens van het bouwvlak die is gericht naar de weg en waarop de hoofdmassa is georiënteerd;

1.84 voorziening

Een voorziening bestaat uit een of meer van de volgende functies:

  • detailhandel;
  • dienstverlening;
  • horeca;
  • maatschappelijke voorziening;
1.85 vrijstaand bijbehorend bouwwerk

bijbehorend bouwwerk dat vrijstaat van de hoofdmassa en aangebouwde aangebouwde bijbehorende bouwwerken en overige gebouwen;

1.86 vrijstaande hoofdmassa

hoofdmassa welke vrij van de zijdelingse perceelsgrenzen staat;

1.87 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting vanéén afzonderlijk huishouden;

1.88 zijkant (hoofdmassa)

gevel of gemeenschappelijke scheidsmuur van een gebouw (c.q. hoofdmassa), niet zijnde voor- of achtergevel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de bestemmingsgrens

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de bestemmingsgrens.

2.2 afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelsgrens (perceelsscheiding van het bouwperceel).

2.3 afstand tussen gebouwen op hetzelfde bouwperceel

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen. In het geval dat geen sprake is van buitenwerkse gevelvlakken (en/of gemeenschappelijke scheidingsmuren): de kortste tussen de denkbeeldige lijnen vanuit de neerwaartse projectie van het dak, 1 m boven peil.

2.4 breedte bouwperceel

tussen de zijdelingse perceelsscheidingen van het bouwperceel in de naar de zijde van het openbaar toegankelijke gebied gekeerde bestemmingsgrens.

2.5 breedte, diepte, oppervlakte van een bouwwerk
  • a. tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het peil;
  • b. in geval van een ondergronds bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren) 0,5 m onder peil;
  • c. in geval dat geen sprake is van buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van scheidingsmuren: tussen de denkbeeldige lijnen vanuit de neerwaartse projectie van het dak, op het peil.
2.6 breedte hoofdmassa

evenwijdig aan de gevellijn die (mede) bepalend is voor het vaststellen van de voorkant van de hoofdmassa en is gelegen tussen de twee zijkanten van de hoofdmassa.

2.7 bruto-vloeroppervlak van een gebouw

gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies of indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw: tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructies.

2.8 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.9 diepte hoofdmassa
  • a. indien de voorkant hoofdmassa (gedeeltelijk) is gelegen in de gevellijn: loodrecht tussen de achterkant van de hoofdmassa en de gevellijn die bepalend is voor het vaststellen van de voorkant van de hoofdmassa;
  • b. indien de voorkant hoofdmassa niet is gelegen in de gevellijn en ook niet gedeeltelijk: loodrecht tussen de achterkant van de hoofdmassa en het punt van de voorkant hoofdmassa welke het dichtst is gelegen bij de gevellijn die bepalend is voor het vaststellen van de voorkant van de hoofdmassa.
2.10 goothoogte van een bouwwerk
  • a. vanaf de horizontale snijlijn van gevelvlak en dakvlak tot aan het peil;
  • b. bij een mansardekap wordt de goothoogte gemeten vanaf de snijlijn, niet zijnde de noklijn, van dakvlakken tot aan het peil;
  • c. bij een dakopbouw wordt de daarbij behorende goothoogte buiten beschouwing gelaten.
2.11 hoogte bouwlaag

bovenkant vloer tot bovenkant vloer of ingeval van een gebouw met een plat dak van bovenkant vloer tot bovenkant dak.

2.12 (bouw)hoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.13 inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.14 nokhoogte van een bouwwerk

vanaf de horizontale snijlijn van twee hellende dakvlakken tot aan het peil.

2.15 verticale diepte

vanaf onderkant vloer van het ondergronds bouwwerk tot aan het peil.

2.16 uitzonderingen

bij de toepassing van het bepaalde in dit artikel ten aanzien van het bouwen geldt de volgende uitzondering:

ondergeschikte bouwdelen zoals als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken worden buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt. Dakopbouwen, dakkapellen en erkers worden als niet ondergeschikt aangemerkt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

Wonen

  • a. wonen in de hoofdmassa en de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, waarbij per bestaand bouwperceel maximaal 1 (bedrijfs)woning is toegelaten, met dien verstande dat:
    • 1. indien in de bestaande situatie sprake is van meer dan 1 woning op een bouwperceel, maximaal het bestaande aantal woningen is toegelaten;
    • 2. de woning (deels) in de gevellijn is gelegen;
    • 3. waar onder lid 1 tot en met 2 woning staat dit tevens geldt voor een bedrijfswoning;
  • b. beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten bij een (bedrijfs)woning, op een maximum van 50 m2 brutovloeroppervlak van de hoofdmassa of bijbehorend bouwwerk per (bedrijfs)woning, met in achtneming van lid 3.5.3;

met dien verstande dat bestaande kamerbewoning, bed & breakfast en bedrijf en beroep-aan-huis is toegestaan in de toegelaten aard en omvang;

Overige bijbehorende voorzieningen en bouwwerken met de bij a tot en met b behorende:

  • c. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat voldaan wordt aan Artikel 7 Parkeerregelgeving; waarbij het bestaande gebruik in de bestaande omvang en functietype is toegelaten;
  • d. bijbehorende bouwwerken;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. tuinen, erven en verhardingen;
  • g. ontsluitingswegen en -paden ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemene bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in zijn algemeenheid de volgende regels:

  • a. het bouwperceel mag volledig worden bebouwd met in acht neming van de bouwregels in lid 3.2.
3.2.2 Hoofdmassa

Voor het bouwen van de hoofdmassa welke (deels) in de gevellijn is gelegen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdmassa mogen uitsluitend worden gebouwd vrijstaande hoofdmassa's ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
  • b. de hoofdmassa mag uitsluitend achter de gevellijn worden gebouwd waarbij de breedte van de voorkant van de hoofdmassa minimaal voor 50% in de gevellijn moet worden gebouwd welke gerelateerd is aan de voorkant van de hoofdmassa;
  • c. de afstand van de hoofdmassa tot de zijdelingse perceelsgrens van het bouwperceel dient minimaal te zijn bij een vrijstaande hoofdmassa ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - dorpslint' in totaal tot beide perceelsgrenzen minimaal 6 m, met een minimum van 1,5 m tot de afzonderlijke perceelsgrenzen;
  • d. het oppervlak van de hoofdmassa mag ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - dorpslint' voor een vrijstaande hoofdmassa niet meer bedragen dan maximaal 150 m2
  • e. de diepte van de hoofdmassa mag maximaal bedragen:
    • 1. bij een vrijstaande hoofdmassa indien de goothoogte niet hoger is dan 4 m en voldaan wordt aan lid 3.2.2 onder c (afstand van de hoofdmassa tot de zijdelingse perceelsgrens): 22 m;
    • 2. indien de goothoogte hoger is dan 4 m of niet voldaan wordt aan lid 3.2.2 onder c bij een vrijstaande hoofdmassa: 12 m;
  • f. de breedte van de hoofdmassa mag niet meer bedragen dan:
    • 1. in het geval van de aanduiding 'overige zone -stedelijk lint', 'overige zone - kernlint', 'specifieke bouwaanduiding - woning op achterperceel' en 'gestapeld' de bestaande breedte;
    • 2. in overige gevallen bedraagt de breedte bij een vrijstaande, twee-aaneengebouwde of aaneengebouwde hoofdmassa maximaal de maat van de bestaande diepte van de hoofdmassa verminderd met 1 m met inachtneming van lid 3.2.2 onder d;
    • 3. indien in de bestaande situatie geen sprake is van een breedte: maximaal de toegestane maat van de diepte van de hoofdmassa verminderd met 1 m, in afwijking hiervan geldt voor een een perceel met de aanduiding 'gestapeld' dat de gestapelde hoofdmassa maximaal de breedte van het bouwperceel mag hebbben met in achtneming van lid 3.2.2 onder d;
    • 4. indien in de bestaande situatie de bestaande breedte groter of gelijk is aande diepte zoals bedoeld in sub 3: de bestaande verhouding in breedte en diepte van de hoofdmassa;
  • g. de goothoogte van de hoofdmassa mag niet meer bedragen 4 m en de bouwhoogte van de hoofdmassa mag niet meer bedragen dan 9 meter;
  • h. het dak van de hoofdmassa is voorzien van een nok, waarbij geldt dat de kaphelling minimaal 30 en maximaal 65 graden mag bedragen;
  • i. indien bij een renovatie van de bestaande hoofdmassa een EPC van 0 gerealiseerd wordt, mogen de maximale maten zoals genoemd in lid d tot en met h met 0,5 m worden overschreden.
  • j. dakkapellen zijn toegestaan mits voldaan wordt aan het volgende:
    • 1. de onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
    • 2. de bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
    • 3. de zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak;
    • 4. in afwijking van lid 1 mag, indien de voorkant van de dakkapel gelijk ligt met de gevel waarin de dakkapel gebouwd wordt, de breedte maximaal 30% bedragen van de voorkant waarin de dakkapel gebouwd wordt;
  • k. dakopbouwen zijn toegestaan mits:
    • 1. voldaan wordt aan de maximaal voorgeschreven bouwhoogte;
    • 2. de afstand van de voorkant van de dakopbouw tot de voorkant van de gevel waarin de dakopbouw gebouwd wordt minimaal 1 m bedraagt.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een (bedrijfs)woning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, niet zijnde hoofdmassa, gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken, dienen achter de gevellijn en in het bebouwingsgebied te worden geplaatst;
  • b. de totale diepte van de hoofdmassa met de daaraan aangebouwde bijbehorende bouwwerken, te meten vanaf de voorkant van de hoofdmassa, mag gezamenlijk maximaal 22 m bedragen;
  • c. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied hoofdmassa, waar geen hoofdmassa aanwezig is, bedraagt maximaal de volledige oppervlakte van het bebouwingsgebied hoofdmassa;
  • d. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in het overig bebouwingsgebied en zijerfgebied bedraagt niet meer dan:
    • 1. in geval van een bebouwingsgebied en zijerfgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: 50% van het bebouwingsgebied en het zijerfgebied;
    • 2. in geval van een bebouwingsgebied en zijerfgebied groter dan 100 m en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied en het zijerfgebied dat groter is dan 100 m;
    • 3. in geval van een bebouwingsgebied en zeijerfgebied groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied en het zijerfgebied dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 200 m2;

verminderd met de oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zoals bedoeld onder lid h en vermeerderd met de oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zoals bedoeld in lid i;

  • e. in geval van een gestapelde hoofdmassa geldt in afwijking van lid c tot en met d dat de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied per hoofdmassa maximaal 20% van het bebouwingsgebied mag bedragen met een maximum van 500 m²;
  • f. in het bebouwingsgebied hoofdmassa geldt voor de hoogte en het dak het volgende:
    • 1. de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal de toegestane goot- en bouwhoogte van de hoofdmassa bedragen zoals bepaald in lid 3.2.2;
    • 2. de dakhelling mag maximaal gelijk zijn aan de dakhelling van het dakvlak van de hoofdmassa waaraan wordt gebouwd;
  • g. in het overige bebouwingsgebied geldt voor de hoogte en het dak het volgende:
    • 1. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3,1 m bedragen of ingeval van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk waarbij de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is dan 3,1 m, maximaal 0,25 m boven de hoogte van die eerste bouwlaag maar in geen geval hoger dan 4 m;
    • 2. de nokhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 5 m bedragen;
    • 3. in afwijking van sub 2 is ook een platte afdekking toegelaten, mits de denkbeeldige nok bij het doortrekken van de dakvlakken maximaal 5 m bedraagt;
    • 4. de dakhelling van een aangebouwd bijbehorende bouwwerk mag maximaal gelijk zijn aan de dakhelling van het dakvlak aan de zijde van de hoofdmassa waaraan wordt bijgebouwd;
    • 5. de dakhelling van een vrijstaande bijbehorende bouwwerk mag ten hoogste gelijk zijn aan de steilste dakhelling van de hoofdmassa;
  • h. in afwijking van lid a mogen bijbehorende bouwwerken buiten het bebouwingsgebied en/of vóór de gevellijn worden gebouwd aan de zijkant hoofdmassa waarbij:
    • 1. grenzend aan zowel de voorkant als zijkant van het bouwperceel geen sprake is van een bestemming Verkeer - Ontsluiting;
    • 2. de afstand tot (het verlengde van) de gevellijn van de voorkant hoofdmassa ten minste 1 m bedraagt;
    • 3. de afstand tot het kruisingsvlak ten minste 5 m bedraagt;
    • 4. voldaan wordt aan de maatvoering van het bepaalde onder c tot en met g;
  • i. in afwijking van lid a en lid h mogen aangebouwde bijbehorende bouwwerken vóór de gevellijn worden gebouwd aan de voorkant hoofdmassa en/of aan de zijkant hoofdmassa waarbij :
    • 1. per gevel maximaal één aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag worden gebouwd;
    • 2. de maximale breedte maximaal 3/5 deel per gevel bedraagt met een maximum van 4 m, waarbij maximaal 1 m niet direct aan de hoofdmassa grenst;
    • 3. in aanvulling op lid 1 en 2 per gevel één overkapping met een open constructie mag worden gebouwd met een maximale breedte van 2 m;
    • 4. de diepte maximaal 1 m is;
    • 5. de bouwhoogte maximaal 0, 25 m hoger is dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdmassa, met een maximale bouwhoogte van 4 m.
  • j. dakkapellen zijn toegestaan mits voldaan wordt aan het volgende:
    • 1. voorzien van een plat dak;
    • 2. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;
    • 3. de onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
    • 4. de bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
    • 5. de zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak;
    • 6. maximaal één dakkapel per bijbehorend bouwwerk met een maximale breedte van 30% van de gevelbreedte van de zijde waarop de dakkapel is georiënteerd.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden achter de gevellijn mag de hoogte maximaal 2,2 m bedragen;
  • b. op de gronden vóór de gevellijn mag de hoogte maximaal 1 m bedragen;
  • c. in afwijking van lid b, met inachtneming van lid 3.2.4 onder b, mag op de gronden buiten het bebouwingsgebied of vóór de gevellijn aan de zijkant hoofdmassa de hoogte maximaal 2,2 m bedragen, mits:
    • 1. grenzend aan zowel de voorkant als zijkant van het bouwperceel geen sprake is van een bestemming 'Verkeer - Ontsluiting';
    • 2. de afstand tot (het verlengde van) de gevellijn van de voorkant hoofdmassa ten minste 1 m bedraagt;
    • 3. de afstand tot het kruisingsvlak ten minste 5 m bedraagt.
3.2.5 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergronds bouwen is alleen toegestaan achter de gevellijnen;
  • b. de oppervlakte van ondergrondse gebouwen bedraagt maximaal het toegestane oppervlak voor hoofdmassa en bijbehorende bouwwerken op basis van lid 3.2.2 en 3.2.3;
  • c. de verticale diepte van het ondergrondse bouwwerk mag maximaal 3,5 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Het college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) ten behoeve van:

  • a. een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving;
  • b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning, lichtuitstraling en de privacy;
  • c. het bevorderen van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In de hierna volgende artikelen wordt waar relevant verwezen naar één of meerdere van de volgende voorwaarden, waarbij door het beoogde bouwen:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  • c. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeersituatie;
  • d. voldaan wordt aan Artikel 7 Parkeerregelgeving;
  • e. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het karakter van de omgeving;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - dorpslint' dient op percelen grenzend aan de bestemming 'Natuur', bij ontwikkelingen in het achtererfgebied sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing middels een erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan).
3.4.2 Hoofdmassa
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder c voor het toestaan van een kleinere afstand van de hoofdmassa tot de zijdelingse perceelsgrens, mits:
    • 1. in de bestaande situatie sprake is van een kleinere afstand tot de perceelsgrens dan is toegestaan, te meten vanaf de voorkant en aanwezig over over minimaal 50% van de diepte van de hoofdmassa;
    • 2. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 3.4.1 onder a;
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder e sub 2 voor het toestaan van een grotere diepte van de hoofdmassa, mits:
    • 1. maximaal 22 m diep;
    • 2. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 3.4.1 onder a tot en met d;
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder f voor het toestaan van een grotere breedte van de hoofdmassa, mits:
    • 1. voldaan wordt aan lid 3.2.1 onder c (afstand tot zijdelingse perceelsgrens);
    • 2. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 3.4.1 onder a tot en met d;
  • d. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder g voor het toestaan van een hogere bouwhoogte van de hoofdmassa, mits:
    • 1. maximaal 11 m hoog;
    • 2. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 3.4.1 onder a en b.
3.4.3 Bijbehorende bouwwerken
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder c en d voor het toestaan van een grotere oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken, onder voorwaarde van de sloop van bestaande bijbehorende bouwwerken, mits:
    • 1. maximaal 50% van het overtollige te slopen oppervlak aan bestaande gebouwen wordt teruggebouwd en/of in stand wordt gelaten;
    • 2. een totaal aan bijbehorende bouwwerken van maximaal 200 m² in het bebouwingsgebied overblijft, exclusief hoofdmassa;
    • 3. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing behouden blijft;
    • 4. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 3.4.1 onder a tot en met d.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Voorwaardelijke verplichting

Het in gebruik nemen van hoofdmassa ten behoeve van de woonfunctie conform het bepaalde in 3.1 is alleen toegestaan indien:

  • a. de inrichting van het plangebied binnen twee jaar na inwerkingtreding van het bestemmingsplan is gerealiseerd conform het inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1 Landschappelijke inpassingen in stand wordt gehouden;
  • b. de activiteiten ten aanzien van de intensieve veehouderij aan Schotse Hooglandersstraat 17 zijn beëindigd, en de milieuvergunning is ingetrokken.
3.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  • a. de hoofdmassa ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten op meer dan 50 m² van het bruto-vloeroppervlak;
  • b. vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van wonen;
  • c. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. gronden voor woningen, bedrijven en voorzieningen zoals opgenomen onder 3.1 die niet voldoen aan Artikel 7 Parkeerregelgeving behoudens bedrijven en voorzieningen waarbij sprake is van een bestaande functie, mits de categorie of het type functie niet wijzigt en omvang ervan niet wordt vergroot.
  • e. het in gebruik nemen van gebouwen voor de stalling van vee ten behoeve van een veehouderij, welke op 21 september 2013 niet legaal in gebruik waren of mochten worden genomen krachtens een vergunning, voor de stalling van vee;
  • f. gebruik dat vergunning plichtig is krachtens het bepaalde in de Wet natuurbescherming, zoals dit luidt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, niet zijnde:
    • 1. het bestaande gebruik overeenkomstig de Wet natuurbescherming;
    • 2. het gebruik dat vergund is op basis van de Wet natuurbescherming;
  • g. vestiging van, de uitbreiding van en toename van de bestaande bebouwingsoppervla kte van mestbewerking.
3.5.3 Beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten bij een (bedrijfs)woning

De uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit bij een (bedrijfs)woning, zoals bedoeld in lid 3.1 onder b, is uitsluitend toegestaan op een maximum van 50 m2 brutovloeroppervlak per (bedrijfs)woning mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft waarbij minimaal 50% van de brutovloeroppervlakte van de hoofdmassa voor de woonfunctie behouden blijft,
  • b. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw en/of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de bewoner van de woning is.
  • c. de activiteiten plaatsvinden in de hoofdmassa en/of bijbehorende bouwwerken, niet zijnde een overkapping met een open constructie, en geen sprake is van open opslag;
  • d. in geval van bedrijfsmatige activiteiten, de activiteiten passen in de tabel in Bijlage 2 Toegelaten bedrijven, kolom 'beroep/bedrijf aan huis, 50 m2' of indien zij niet voorkomen in Bijlage 2 Toegelaten bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn;
  • e. het geen uitoefening van detailhandel betreft met uitzondering van beperkte detailhandel als niet-zelfstandige en ondergeschikte activiteit rechtstreeks voortvloeiend uit de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • f. het geen horeca, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI) betreft.
  • g. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie en wordt voldaan aan Artikel 7 Parkeerregelgeving.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Algemene voorwaarden voor afwijken

In lid 3.6 wordt waar relevant verwezen naar één of meerdere van de volgende voorwaarden, waarbij door het beoogde gebruik:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  • c. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie;
  • d. voldaan wordt aan Artikel 7 Parkeerregelgeving;
  • e. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het karakter van de omgeving;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - dorpslint' dient op percelen grenzend aan de bestemming 'Natuur', bij ontwikkelingen aan het achtererfgebied sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing middels een erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan);
  • g. bij een combinatie van activiteiten:
    • 1. de totale oppervlakte beperkt blijft tot de maximale maat van de activiteit welke de meeste ruimte in beslag mag nemen;
    • 2. per toegestane activiteit de daarvoor toegestane maximale oppervlakte niet wordt overschreden.
3.6.2 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 en in aanvulling op lid 3.5.3 voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten voor:

  • a. maximaal 100 m2 brutovloeroppervlak per (bedrijfs)woning,
  • b. de afwijking op basis van lid 3.6.2 onder a is mogelijk onder voorwaarde dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, waarbij in ieder geval geldt dat:
    • 1. minimaal 50% van de brutovloeroppervlakte van de hoofdmassa voor de woonfunctie behouden blijft;
    • 2. degene die de activiteiten in het hoofdgebouw en/of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de bewoner van de woning is.
    • 3. de activiteiten passen in de tabel in Bijlage 2 Toegelaten bedrijven, kolom 'beroep/bedrijf aan huis, 100 m2' of indien zij niet voorkomen in Bijlage 2 Toegelaten bedrijven, naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn;
    • 4. het geen uitoefening van detailhandel betreft met uitzondering van beperkte detailhandel als niet-zelfstandige en ondergeschikte activiteit rechtstreeks voortvloeiend uit de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
    • 5. het geen horeca, geluidzoneringsplichtige inrichtingen en inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI) betreft;
    • 6. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 3.6.1.
3.6.3 Bed & breakfast

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 en 3.5.3 voor de uitoefening van bed & breakfast voor:

  • a. maximaal 100 m2 brutovloeroppervlak per (bedrijfs)woning in de hoofdmassa en aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • b. de afwijking op basis van lid 3.6.3 onder a is mogelijk onder voorwaarde dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, waarbij in ieder geval geldt dat:
    • 1. het bruto-vloeroppervlak ten behoeve van de woonfunctie minimaal 50% van het totale brutovloeroppervlak van de hoofdmassa bedraagt, ten behoeve van de bed & breakfast voorzieningen maximaal 3 slaapkamers voor maximaal 6 gebruikers toegestaan zijn en daarnaast minimaal 1 slaapkamer beschikbaar blijft voor de bewoner(s) van de woning;
    • 2. permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
    • 3. de maximale verblijfsduur voor gebruikers van de bed&breakfast voorziening is één week;
    • 4. degene die de activiteiten in het hoofdgebouw en/of de bijbehorende bouwwerken uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
    • 5. de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag functioneren als een zelfstandige woning. Dit betekent in ieder geval dat een aparte kookgelegenheid niet is toegestaan;
    • 6. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 3.6.1.
3.6.4 Wonen voor huisvesting van personen die geen huishouden vormen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 onder a voor het gebruik van een woning voor huisvesting van personen die geen huishouden vormen, mits voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn neergelegd in gemeentelijke 'Beleidsregels huisvesting arbeidsmigranten, vergunninghoudende vluchtelingen en overige personen die geen huishouden vormen gemeente Waalwijk'. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Algemene voorwaarden voor wijzigen

In lid 3.7 wordt waar relevant verwezen naar één of meerdere van de volgende voorwaarden, waarbij door het beoogde gebruik:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  • c. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie;
  • d. voldaan wordt aan Artikel 7 Parkeerregelgeving
  • e. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het karakter van de omgeving;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - dorpslint' dient op percelen grenzend aan de bestemming 'Natuur', bij ontwikkelingen in het achterergebied sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing middels een erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan);
  • g. bij een combinatie van activiteiten:
    • 1. de totale oppervlakte beperkt blijft tot de maximale maat van de activiteit welke de meeste ruimte in beslag mag nemen;
    • 2. per toegestane activiteit de daarvoor toegestane maximale oppervlakte niet wordt overschreden.
3.7.2 Gevellijn

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzingen ten behoeve van de wijziging van de aanduiding gevellijn, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting ontstaat van het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarden van lid 3.7.1.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwen van gebouwen
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het binnen deze bestemming bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologischewaarden in de bodem kunnen worden behouden.
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden
4.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het aanleggen de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op meer dan 100 m² en dieper dan 30 cm onder het maaiveld, met uitzondering van het vervangen van bestaande drainage en bestaande leidingen.
4.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het inwerkingtreden worden van dit plan.
4.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 4.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene aanduidingsregels

6.1 Overige zone - kernen in landelijk gebied
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernen in landelijk gebied' mag een bouwperceel van een (niet-agrarisch) bedrijf ten hoogste 5.000 m2 bedragen;
  • b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 6.1 onder a, ten behoeve van vestiging of uitbreiding van een bedrijf op een bouwperceel groter dan 5.000 m2, mits:
    • 1. de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken voor het bedrijf om op het in gebruik zijnde bouwperceel tegemoet te komen aan de ruimtebehoefte door middel van zorgvuldig ruimtegebruik;
    • 2. aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn aanwezig zijn die noodzaken tot uitbreiding of vestiging ter plaatse;
    • 3. de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om het bedrijf te verplaatsen naar of te vestigen op een bedrijventerrein in een nabij gelegen stedelijk concentratiegebied of een nabijgelegen bovenregionaal bedrijventerrein.
6.2 Overige zone - dorpslint

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - dorpslint':

  • a. dient de afstand van een vrijstaande hoofdmassa tot de zijdelingse perceelsgrens van het bouwperceel in totaal tot beide perceelsgrenzen minimaal 6 m, met een minimum van 1,5 m tot één van beide perceelsgrenzen te bedragen (lid 3.2.2 onder c sub 1);
  • b. bedraagt het oppervlak van vrijstaande hoofdmassa maximaal 150m2 (lid 3.2.2 onder d sub 1).

Artikel 7 Parkeerregelgeving

7.1 Parkeren, laden en lossen
  • a. Bij een gebruiksverandering of de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel, waarbij de volgende voorwaarden van toepassing zijn:
    • 1. voor de bepaling van het aantal parkeerplaatsen en parkeervoorzieningen voor auto's betekent 'in voldoende mate' dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in een gemeentelijke parkeernota. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging;
    • 2. de afmetingen van de parkeerplaatsen voor auto's dienen te voldoen aan de afmetingen in de beleidsregels die zijn neergelegd in een gemeentelijke parkeernota. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging;
    • 3. indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
7.2 Strijdig gebruik

Als gebruik in strijd met het plan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in, op of onder het gebouw dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel overeenkomstig het bepaalde in lid 7.1 onder a sub 1 en 2;
  • b. het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het laden of lossen van goederen aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bouwperceel, indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen.
7.3 Afwijken van de parkeerregels

Het college kan afwijken van het bepaalde in lid 7.1 onder a ten behoeve van een gebruiksverandering, dan wel de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen, indien het voldoen aan de parkeerregels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit en voor zover in voldoende mate op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  • c. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Schotse Hooglandersstraat ong. (naast 14), Waspik'.