direct naar inhoud van 7.2 Artikelsgewijze toelichting
Plan: Mozaïek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0858.BPmozaiek-VA01

7.2 Artikelsgewijze toelichting

In de volgende paragrafen is een toelichting opgenomen van de in de regels opgenomen bestemmingen.

7.2.1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden de begrippen nader omschreven die gebruikt worden in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.
Bouwperceel
In feite is het bouwperceel het stuk grond, dat bij de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning moet worden aangemerkt als behorende bij de aangevraagde bebouwing. Let op: indien bij een woning een deel van een aangrenzende bestemming 'Groen' bij de aanvraag is opgegeven als bouwperceel, dan dient deze aanvraag toch beoordeeld te worden zonder dit gedeelte. Meten dient beperkt te zijn tot de bestemming waarvoor de regeling geldt.

Het begrip 'bouwperceel' kan nodig zijn om het toelaatbare bebouwingsareaal rechtvaardig per vestiging, per bedrijf, per beheerseenheid of per wooneenheid etc. te verdelen. Een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming kan in bepaalde gevallen meerdere bouwpercelen omvatten. Deze situatie doet zich bijvoorbeeld voor bij huurcomplexen die als eengezinswoningen in een rij gerealiseerd zijn. In dit geval moet aan het begrip perceel en andere betekenis worden toegekend dan normaal in het eigendomsrecht geldt.
Kamerverhuur
Kamerverhuur vraagt in het algemeen om een hoog intensief ruimtegebruik in een gebied. Dit kan leiden, mede afhankelijk van het karakter en de schaal van de omliggende bebouwing en buurt, tot overlast in de woonomgeving. Tevens bestaat de mogelijkheid dat er onvoldoende ruimte in het openbare gebied is om extra parkeergelegenheid op te vangen. Daarom is gekozen voor een bepaald afstemmingstraject. In beginsel is kamerverhuur binnen de bestemming 'Wonen' uitgesloten. Onder bepaalde condities is kamerverhuur via ontheffing toch toegestaan. Uit de begripsbepaling blijkt duidelijk dat het gaat om kamerverhuur van een geheel of nagenoeg geheel woonpand. Kamerverhuur is in het gebruiksverbod opgenomen. Een uitzondering daarbij is de verhuur van door een eigenaar/ hospita die zelf het overgrote deel van de woning bezet, van 1 kamer voor maximaal 1 persoon. Deze valt binnen de bestemming 'Wonen' en is expliciet niet opgenomen in het gebruiksverbod.

Voorgevelrooilijn
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), die op 1 oktober 2010 in werking is getreden, regelt een groot aantal omgevingsvergunningsvrije bouwwerken. Om te bepalen of een bepaald bouwwerk vergunningsvrij is, wordt in een aantal gevallen gebruik gemaakt van het begrip voorgevelrooilijn. De wet voorziet echter niet in een begripsbepaling, maar verwijst hierbij onder andere naar het bestemmingsplan. Daarom is het begrip voorgevelrooilijn opgenomen in onderhavig bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan maakt gebruik van bouwvlakken, waarbinnen de hoofdbebouwing met aan- en bijgebouwen gerealiseerd mag worden. De voorgevelrooilijn wordt gevormd door de grens van het bouwvlak die is gericht naar het openbaar gebied (bijvoorbeeld een weg of groenvoorziening) en het verlengde van die grens. Bij een hoekperceel wordt ook de zijdelingse bouwgrens die naar het openbaar gebied is gericht en het verlengde daarvan gezien als voorgevelrooilijn.

Artikel 2 Wijze van meten
In dit artikel wordt beschreven op welke wijze de in de regels voorgeschreven maatvoeringen gemeten moeten worden.

Goothoogte en bouwhoogte van een bouwwerk
Het reguleren van bouwvolumes kan op verschillende manieren plaatsvinden. In het verleden werd hierbij in Valkenswaard het begrip goothoogte als belangrijkste factor gehanteerd. In de nieuwe bestemmingsplansystematiek wordt naast de goothoogte ook een maximale bouwhoogte opgenomen. Met name het begrip goothoogte behoeft enige toelichting.

De onderliggende gedachte bij het begrip goothoogte is een stapeling van bouwmassa's in een hoofdvolume (basismassa) met daarop mogelijk een secundair volume in de vorm van een kapconstructie of daarmee vergelijkbare dakafdekking. Vaak is het onderscheid tussen beide bouwmassa's niet voor de volle honderd procent eenduidig.
Met de goothoogte wordt beoogd de maximale hoogte van de basismassa te reguleren. De te toetsen hoogte moet dan ook plaatsvinden aan de hand van de goothoogte die representatief kan worden geacht voor de basismassa. Ter illustratie zijn hieronder enkele voorbeelden geschetst.

Bij bijbehorende bouwwerken geldt in principe dezelfde filosofie. Verder wordt daarbij aanvullend een maximale dakhelling voorgeschreven om het éénlaagse karakter te benadrukken, mede om de belendende (woon-)percelen een bescherming in hun woon-en/of gebruiksgenot te bieden. Uitgangspunt is te voorkomen, dat belendingen worden geconfronteerd met relatief lange wanden die hoger zijn dan drie meter. Beperkte topgevels zijn acceptabel. De dakhelling heeft bovendien de functie van regulerende factor in de zon-/lichtbelemmering. Hieronder zijn enkele illustraties van deze situaties gegeven. Daarbij zijn ook bouwwerken geschetst, waarvan de ontwikkeling niet moet plaatsvinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPmozaiek-VA01_0015.jpg"

Afbeelding 16: Goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken

7.2.2 Bestemmingen

De regels in verband met de bestemmingen kennen een min of meer gelijke opbouw en bestaan in ieder geval uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels. Voor een aantal bestemmingen zijn daarbij specifieke gebruiksregels opgenomen en/of een afwijkingsbevoegdheid.

De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin de functies worden benoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan (het gebruik). In een aantal gevallen is een specificering opgenomen van de toegestane functie, die correspondeert met een functieaanduiding op de verbeelding.

De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Bouwregels zijn dan ook alleen van toepassing bij de toetsing van aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen.

In dit bestemmingsplan worden de volgende bestemmingen gebruikt:


Artikel 3 Agrarisch
Basis voor dit artikel zijn de bestaande mogelijkheden op grond van het vigerende bestemmingsplan. Deze gronden zijn bestemd voor agrarische activiteiten. Ter plaatse van de betreffende aanduiding is een bedrijfswoning, glastuinbouw en een agrarisch loonbedrijf en grondwerkbedrijf toegestaan. Er zijn uitsluitend gebouwen toegestaan binnen het bouwvlak.

Wat seizoensarbeiders betreft wordt in dit plan een afwijkingsmogelijkheid geboden. De regeling ziet er op toe om te voorzien in de behoefte aan huisvesting van tijdelijke werknemers tijdens de piekperioden van een bedrijf. De woonvoorzieningen mogen structureel van aard zijn, maar de bewoning (het gebruik) zelf mag maximaal 8 maanden per jaar zijn.Het gaat dan om navolgende voorzieningen:

  • huisvesting op eigen bedrijf door het verbouwen van een eigen bedrijfsgebouw;
  • huisvesting op eigen bedrijf door logies in de eigen bedrijfswoning;
  • woonunits op eigen bedrijf (maximaal 2 per bedrijf).

Het plaatsen van woonunits wordt daarbij pas toegestaan indien blijkt dat de woonvoorzieningen niet zijn te realiseren door het verbouwen van een eigen bedrijfsgebouw op het eigen bedrijf of door logies te bieden in de eigen bedrijfswoning op het eigen bedrijf. Vanwege de uitstraling naar de omgeving wordt het maximaal te plaatsen units beperkt tot maximaal twee voor het eigen bedrijf. Er dient te worden voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing.


Artikel 4 Bedrijf
Deze bestemming is gelegd op een aantal gronden in het noorden van het plangebied. De bestemming is bedoeld voor bedrijven voor zover deze behoren tot milieucategorie 1 en 2 van de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten alsmede daarmee naar aard en milieu-invloed vergelijkbare bedrijven of inrichtingen. Daarnaast is ter plaatse van de betreffende aanduiding een busremise en een garagebedrijf toegestaan. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn de bedrijven geclassificeerd. Daarbij is uitgegaan van de meest relevante milieucomponenten (geur, stof, geluid en gevaar) van een bedrijf met de daarbij geldende afstandsnormen. Leveren bedrijven een beperkte milieuhinder op, dan zijn ze doorgaans aangeduid met categorie 2. Over deze kwalificatie naar milieuzwaarte is al geschreven in paragraaf Milieuhygiënische aspecten bedrijven. De Staat van Bedrijfsactiviteiten vormt een extra toetsingskader voor de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten.

Voor de bestemming 'Bedrijf' wordt gekozen als het één of enkele bedrijven betreft in een bepaald gebied. Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven. Dit maximum bebouwingspercentage betreft het gehele bouwperceel, waarbij buiten het bouwvlak niet mag worden gebouwd.


Artikel 5 Cultuur en ontspanning
Deze bestemming is gebruikt ten behoeve van culturele voorzieningen en voor activiteiten die te maken hebben met vrijetijdsbesteding. Hierbij kan gedacht worden aan ateliers, musea en theaters.

In de bouwregels van deze bestemming wordt onderscheid gemaakt in het bouwen van hoofdgebouwen en het bouwen van bijbehorende bouwwerken. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, waarbij het op de verbeelding aangegeven bebouwingspercentage niet mag worden overschreden.
De maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak wordt geregeld middels een bebouwingspercentage. Op deze manier kan, indien gewenst, het dichtslibben van achtererven voorkomen worden.
Daarnaast is voor bijbehorende bouwwerken een standaard goothoogte en dakhelling opgenomen, zoals deze gebruikelijk is in de gemeente Valkenswaard. Nadeel van deze systematiek is dat bij een grote oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken zeer hoge bouwhoogtes gerealiseerd kunnen worden. Om ongewenste bouwhoogtes te voorkomen, is de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken beperkt tot maximaal 5,5 meter. Door toepassing van deze bouwhoogte wordt voorkomen dat in bijbehorende bouwwerken een volwaardige tweede bouwlaag gerealiseerd kan worden.


Artikel 6 Detailhandel
Deze bestemming is gereserveerd voor detailhandel. Voor het begrip 'detailhandel' wordt verwezen naar artikel Begrippen. Hieronder wordt in ieder geval niet begrepen een cafetaria of afhaalrestaurant, welke bestemd worden met 'Horeca'.


Artikel 7 Dienstverlening

Deze bestemming is gereserveerd voor dienstverlening. Voor de begripsbepaling wordt verwezen naar Artikel 1 Begrippen Gelet hierop vallen onder dienstverlening bijvoorbeeld reisbureaus, bankinstellingen, verzekerings- en/of administratiekantoren, makelaarskantoren, advocaten- en/of notariskantoren, uitzendbureaus, praktijkvestigingen voor tandtechniek, kapsalons, schoonheidssalons, nagelstudio's, schoenmakerijen, kleermakerijen en video-/dvd-verhuurbedrijven, fotostudio's en hondentrimsalons.

Tot deze bestemming worden niet gerekend kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, sportscholen, fitnesscentra en uitvaartcentra, die, mede gelet op de ruimtelijke impact, thuishoren onder de bestemming 'Maatschappelijk' met als zodanig specifieke locaties.

In de bouwregels van deze bestemming wordt onderscheid gemaakt in het bouwen van hoofdgebouwen en het bouwen van bijbehorende bouwwerken. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, waarbij het op de verbeelding aangegeven bebouwingspercentage niet mag worden overschreden.

Artikel 8 Groen
De bestemming 'Groen' wordt gebruikt voor plantsoenen, groenstroken en andere aanplanten binnen het plangebied die kunnen worden aangemerkt als structureel groen. Binnen deze bestemming zijn speelvoorzieningen toegestaan. Gebouwen en parkeervoorzieningen zijn echter niet toegestaan binnen de bestemming 'Groen'.

Artikel 9 Horeca
Deze bestemming is gereserveerd voor horecabedrijven en maakt gebruik van vijf verschillende categorieën. De categorieën kunnen grofweg worden onderverdeeld in winkelgebonden daghoreca (categorie 1), maaltijd- en logiesverstrekkers (categorie 2), spijsverstrekkers (categorie 3), drankverstrekkers (categorie 4), zware horeca (categorie 5). Hoe hoger de categorie, des te meer een horeca-activiteit een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken.

In de bouwregels van deze bestemming wordt onderscheid gemaakt in het bouwen van hoofdgebouwen en het bouwen van bijbehorende bouwwerken. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, waarbij het op de verbeelding aangegeven bebouwingspercentage niet mag worden overschreden.
Bijbehorende bouwwerken mogen worden gerealiseerd binnen het bouwvlak én ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw'. De maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken binnen de aanduiding 'bijgebouw' wordt geregeld middels een bebouwingspercentage. Op deze manier kan, indien gewenst, het dichtslibben van achtererven voorkomen worden.
Daarnaast is voor bijbehorende bouwwerken een standaard goothoogte en dakhelling opgenomen, zoals deze gebruikelijk is in de gemeente Valkenswaard. Nadeel van deze systematiek is dat bij een grote oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken zeer hoge bouwhoogtes gerealiseerd kunnen worden. Om ongewenste bouwhoogtes te voorkomen, is de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken beperkt tot maximaal 5,5 meter. Door toepassing van deze bouwhoogte wordt voorkomen dat in bijbehorende bouwwerken een volwaardige tweede bouwlaag gerealiseerd kan worden.

Artikel 10 Maatschappelijk
Deze bestemming is gelegd op gronden voor activiteiten op het gebied van openbaar bestuur, openbare en maatschappelijke dienstverlening, religie, educatie, sportieve recreatie, verenigingsleven, sociale en culturele doeleinden of hiermee gelijk te stellen voorzieningen. In dit verband kan gedacht worden aan verzorgings- en verpleegtehuizen. De gronden zijn tevens bestemd voor onder andere groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en erven en terreinen.

Ook in de bouwregels van deze bestemming wordt onderscheid gemaakt in het bouwen van hoofdgebouwen en het bouwen van bijbehorende bouwwerken. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, waarbij het op de verbeelding aangegeven bebouwingspercentage niet mag worden overschreden.

Artikel 11 Sport
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor sportterreinen en sportieve en recreatieve doeleinden en de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, parkeervoorzieningen en verhardingen. Indien daaraan ondergeschikt is horeca toegestaan. Ondergeschikte horeca is mogelijk in de vorm van sportkantines. Deze functie is alleen mogelijk als ondergeschikte activiteit bij een hoofdfunctie, niet zijnde horeca, waarbij de additionele horeca-activiteit qua uitstraling moet passen bij de hoofdfunctie en dient ter ondersteuning van de hoofdfunctie. Deze additionele horeca-activiteit mag daarbij niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie.

Artikel 12 Tuin
De bestemming 'Tuin' is bedoeld voor voor- en zijtuinen alsmede voor in- en uitritten voor woningen. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de gronden als tuin.

Situaties met tuinen op de hoek van een straat leveren vrijwel altijd discussie op met betrekking tot verkeersveiligheid en stedenbouwkundige aspecten. Hoe moet hiermee worden omgegaan? De algemene wijze van bestemmen gaat uit van het principe dat de voortuinen en gedeelten van zijtuinen de bestemming 'Tuin' krijgen en de resterende gronden de betreffende hoofdbestemming (bijvoorbeeld 'Wonen' of 'Maatschappelijk').

De grens tussen de bestemming 'Tuin' en de aangrenzende bestemming wordt conform een vaste standaard getekend. Deze standaard is vastgelegd in het 'Handboek digitale bestemmingsplannen Gemeente Valkenswaard'. De bestemming 'Tuin' wordt op zijpercelen getekend tot op 1,5 meter achter de voorzijde van het bouwvlak van de aangrenzende bestemming.

Binnen deze bestemming bedraagt de bouwhoogte van een erfafscheiding maximaal 1 meter. Indien de bestemming 'Tuin' op een zijperceel verder doorloopt dan bovenstaande 1,5 meter én deze zijtuin niet grenst aan de openbare weg, dan geldt voor een erfafscheiding een maximale bouwhoogte van 2 meter.
Grenst de als 'Tuin' bestemde zijtuin aan de openbare weg, dan kan een hoge erfafscheiding verkeersonveilige situaties opleveren. Een dergelijke erfafscheiding mag daarom maximaal 1 meter hoog zijn. In afwijking hiervan is een erfafscheiding van maximaal 2 meter hoog toegestaan, onder voorwaarden in het kader van verkeersveiligheid en stedenbouw.

De bestemming voorziet in een regeling voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken aan de voorgevel van het hoofdgebouw (erkers). De diepte van het bijbehorende bouwwerken vóór de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1,5 meter.

Daarnaast kan in afwijking van het bestemmingsplan naast het pand ook een zijaanbouw worden toegestaan tot 1,5 meter naast de rooilijn van de zijgevel. In de afwijkingsregels zijn voorwaarden opgenomen die rekening houden met de situering van het belendende perceel 'om de hoek' (dus achter het hoekperceel) en/of aan de overkant van de zijstraat (dus in het verlengde van het hoekperceel). In het eerste geval wordt de afwijkingsregeling bepaald door de voorgevelrooilijn van het belendende pand om de hoek. Aan de overzijde kan het veel uitmaken of daar voorgevels zijn, zijgevels of een groen- of parkeerstrook, waardoor het bevoegd gezag wel of niet overgaat tot verlening van de omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan.

Artikel 13 Verkeer
Deze bestemming geldt voor wegen, straten en pleinen, voet - en fietspaden ten behoeve van de afwikkeling van alle verkeer. Daarnaast zijn binnen deze bestemming parkeer- en groenvoorzieningen toegestaan. Garageboxen worden binnen deze bestemming opgenomen middels de aanduiding 'garage'.

Daarnaast is ter plaatse van een specifieke aanduiding het gebruik ten behoeve van een tijdelijke wagenopbouwlocatie voor het bloemencorso direct toegestaan.

Verder zijn binnen deze bestemming naast geluidwerende en waterhuishoudkundige voorzieningen ook nuts- en speelvoorzieningen toegestaan. De gronden mogen gebruikt worden als terrassen, voor zover deze aansluiten aan een horecabestemming, en voor evenementen.

Artikel 14 Water

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor de aanleg, het onderhoud en de instandhouding van watergangen, voor oppervlaktewater, retentievoorzieningen, de wateraan- en afvoer en overige waterhuishoudkundige voorzieningen. Daarnaast wordt deze bestemming toegepast voor het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke en ecologische waarden wanneer er sprake is van (water)natuurdoelstellingen. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van bovenstaande doeleinden.

Artikel 15 Wonen

Deze bestemming geldt voor alle woningen in het plangebied met bijbehorende zij- en achtertuinen.

Hoofdgebouwen
De hoofdbebouwing wordt vastgelegd in bouwvlakken. Zo wordt de maatvoering, situering en de vorm van de hoofdgebouwen vastgelegd. Ook het maximum aantal woningen dat binnen het bouwvlak is toegestaan wordt op de verbeelding aangegeven. Uitbreiding van hoofdgebouwen over twee bouwlagen mag uitsluitend plaatsvinden binnen de bouwvlakken. De diepte van het bouwvlak is afhankelijk van het aantal woningen. De volgende maatvoering wordt hierbij als standaard toegepast:

Aantal woningen   Diepte bouwvlak  
drie of meer woningen   maximaal 10 meter  
twee woningen   maximaal 12 meter  
één woning en een perceelsbreedte kleiner dan 21 meter   maximaal 12 meter  
één woning en een perceelsbreedte groter of gelijk aan 21 meter   maximaal 15 meter  

In die gevallen dat de bestaande diepte van het hoofdgebouw, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of latere wetgeving tot stand is gekomen, meer bedraagt dan bovenstaande standaard maatvoering, geldt die diepte in afwijking van de standaard als maximaal toegestaan.

Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken, zwembaden, erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak van het hoofdgebouw gerealiseerd worden.
De hoeveelheid te realiseren bijbehorende bouwwerken gelegen buiten het bouwvlak is in de regels opgenomen. Afhankelijk van de oppervlakte van het zij- en achterperceel mag 50%, 40% of 25% bebouwd worden tot een maximum oppervlakte van respectievelijk 75 m2, 100m2 of 150 m2. Het gebied 'zoekgebied verstedelijking' uit de provinciale verordening is in voorliggend plan overgenomen en aangeduid. Voor dit gebied geldt een specifieke regeling voor het bouwen van bij woningen behorende bouwwerken (aan- en bijgebouwen) en geldt een afwijkende regeling t.a.v het maximum te bebouwen oppervlak.
Tevens is in de bouwregels voor bijbehorende bouwwerken een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale dakhelling van 45 graden opgenomen. Gezien de maximaal mogelijk oppervlakte van 150 m2, is het in theorie mogelijk om een bijbehorend bouwwerk te realiseren met een zeer hoge nok. Om excessen in bouwhoogte te voorkomen, is deze gemaximaliseerd op 5,5 meter. Hiermee wordt tevens voorkomen dat boven de goothoogte van 3 meter nog een volwaardige bouwlaag gerealiseerd kan worden.

Begrenzing Woon- en Tuinbestemming
De algemene wijze van bestemmen gaat uit van het principe dat de voortuinen en gedeelten van zijtuinen de bestemming 'Tuin' krijgen en de resterende gronden de bestemming 'Wonen'.

De tuinbestemming wordt in beginsel tot op een afstand van 1,5 meter achter de voorzijde van het bouwvlak van de woonbestemming gelegd. Daarnaast wordt de bestemming 'Tuin' toegepast om aan één of beide zijden van het bouwvlak een onbebouwde zone te realiseren. De breedte van de onbebouwde zone(s) is afhankelijk van de breedte van het bouwperceel. De diepte van de onbebouwde zone(s) is gelijk aan de diepte van het bouwvlak.
In het kader van uniformiteit en rechtsgelijkheid wordt gebruik gemaakt van standaard afstanden. Afhankelijk van de breedte van het bouwperceel wordt aan één of beide zijden van het bouwvlak de bestemming 'Tuin' neergelegd. De breedte van de bestemming 'Tuin' neemt toe naarmate het bouwperceel breder is.

Indien de breedte van het bouwperceel minder bedraagt dan 15 meter, mogen aan beiden zijden van het bouwvlak bijbehorende bouwwerken gerealiseerd worden. De bestemming 'Tuin' bedraagt dan aan beide zijden 0 meter.

In afwijking van bovenstaande afstanden wordt bij hoekpercelen, daar waar het perceel grenst aan de doorgaande openbare weg, een strook met een breedte van minimaal 3 meter bestemd als ' Tuin'. Hier mag niet worden gebouwd. Is de zijtuin breder dan 3 meter, dan wordt de restmaat bestemd als 'Wonen' tot de maximale breedte van 4 meter.

Goothoogte en bouwhoogte

Het reguleren van bouwvolumes kan op verschillende manieren plaats vinden. In het verleden werd hierbij in Valkenswaard het begrip goothoogte als belangrijkste factor gehanteerd. De achterliggende gedachte was een mogelijke opbouw van bouwmassa's in een hoofdvolume met daarop mogelijk een secundair volume in de vorm van een kapconstructie of daarmee vergelijkbare dakafdekking.

In deze systematiek werd de bouwhoogte of dakhelling niet geregeld, waardoor er veel vrijheid was in het vormgeven van de kapconstructie. Deze vrijheid had voordelen, met name op ontwerptechnisch gebied, maar heeft ook geleid tot excessen. Vandaar dat de raad op 2 november 2010 heeft besloten in de nieuwe bestemmingsplansystematiek naast een goothoogte ook een maximale bouwhoogte op te nemen.

De maximale goot-en bouwhoogte van het hoofdgebouw wordt in het bouwvlak aangegeven met behulp van een maatvoeringsaanduiding. De goot-en bouwhoogte geldt voor het (deel van het) bouwvlak, waaraan het op de verbeelding gekoppeld is. Boven de maximaal toegestane goothoogte is op grond van de bouwregels nog maximaal één bouwlaag toegestaan, waarmee voorkomen wordt dat in de kap twee of meer woonlagen gerealiseerd kunnen worden.

De maximale goot-en bouwhoogte voor bijbehorende bouwwerken is opgenomen in de regels.
Aan-huis-verbonden beroepen

Binnen de bestemming 'Wonen' zijn aan-huis-verbonden beroepen rechtstreeks toegestaan tot een oppervlakte van 35 m2, mits voldaan wordt aan de eisen zoals opgenomen in de specifieke gebruiksregels van de bestemming 'Wonen'. Het bevoegd gezag kan in afwijking hiervan een omgevingsvergunning verlenen tot een oppervlakte van maximaal 75 m2. Belangrijke voorwaarden daarbij zijn onder andere dat er geen ernstige of onevenredige hinder van het woonmilieu mag optreden en dat de afwikkeling van het verkeer niet nadelig wordt beïnvloed. Ook de parkeerdruk mag niet onaanvaardbaar toenemen door het aan-huis-verbonden beroep.
Het gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning of onafhankelijke woonruimte is in beginsel niet toegestaan. In afwijking hiervan is het gebruiken van een bijgebouw ten behoeve van mantelzorg wel toegestaan, mits voldaan wordt aan een aantal in de regels gestelde voorwaarden.

Mantelzorg

Het bestemmingsplan speelt ook in op de behoefte vanuit de gezondheidszorg om tijdelijk ruimtelijke mogelijkheden te creëren. Het handelt hier om een specifieke behuizing op woonpercelen ten behoeve van de mantelzorg. Van mantelzorg wordt gesproken als burgers in de eigen woonsituatie ondersteuning willen geven aan een hulpbehoevende. Deze hulp die als zodanig op vrijwillige basis geschiedt, kan van fysieke aard zijn, dan wel liggen op het psychisch en/of sociaal vlak.

Veelal gaat het hierbij om het onderbrengen van een persoon die zorg nodig heeft, in een speciaal bijgebouw op een zij- of achtererf van een woning. Het betreft een afhankelijke woonruimte, dat wil zeggen dat het daarvoor aan te wenden bijgebouw gezien zijn ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, van waaruit de mantelzorg wordt verleend. In de praktijk verlenen de hoofdbewoners in zo'n situatie ondersteuning aan bijvoorbeeld een alleenstaande bejaarde ouder of aan een gehandicapt volwassen kind. Om privacyredenen beschikt de zorgverkrijgende dan over een (semi) zelfstandige woonruimte. De traditionele bestemmingsplannen bieden doorgaans niet de mogelijkheid om mantelzorg toe te staan, omdat de bouw- en gebruiksregels dit in de weg staan. Het nieuwe plan "Mozaïek" verzet zich niet langer tegen het verlenen van mantelzorg, doch koppelt daaraan wel een afwijkingsprocedure. Van te voren moet daarbij vaststaan, dat de zorgbehoefte eindig is en dat het voorgenomen gebruik zich verdraagt met de woonomgeving. Bij de aanvraag om afwijking van het gebruik moet informatie worden verstrekt op basis waarvan burgemeester en wethouders op objectieve wijze kunnen vaststellen, dat sprake is van ondersteuning in het kader van mantelzorg. In de praktijk zal een medische of sociaal-maatschappelijke verklaring uitkomst bieden. De ruimtelijke regeling voor mantelzorg is gebaseerd op de handreiking van de provincie Noord-Brabant hiertoe, die zich op haar beurt heeft laten inspireren door het Ministerie van VROM in de notitie "Overzicht van ruimtelijke mogelijkheden voor huisvesting ten behoeve van mantelzorg".

De regeling maakt het mogelijk om zorgafhankelijken met inschakeling van vrijwilligers zo lang mogelijk zelfstandig te laten blijven wonen. Als evenwel de mantelzorg beëindigd is, voorziet het planregiem erin, dat in ieder geval geen tweede zelfstandige woning op een zij- of achtererf kan ontstaan. Een dergelijke nieuwe invulling is niet ondenkbeeldig, als de eerder door mantelzorg bezette woonruimte een eigen ingang vanaf buiten heeft, waarbij een gebruiker als zodanig niet via de woning, waartoe de bebouwing oorspronkelijk behoorde, de openbare weg behoeft te bereiken.

Artikel 16 Waarde - Archeologie 2

Categorie 2: Gebied van archeologische waarde. In deze gebieden is bij eerdere onderzoeken reeds aangetoond dat er concentraties archeologische resten voorkomen die als behoudenswaardig gekarakteriseerd kunnen worden. In deze gebieden is dus sprake van vastgestelde archeologische waarden. De archeologische resten op deze terreinen zijn echter minder geconcentreerd dan bij de vorige categorie en bovendien is vaak niet exact bekend waar de resten zich bevinden. Bodemingrepen zijn in principe niet toegestaan. Vanwege de aanwezige archeologische waarden is een archeologisch onderzoek vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten van projectgebieden die groter zijn dan 100 m² en dieper gaan dan 0,3 m onder maaiveld.

Artikel 17 Waarde - Archeologie 3

Categorie 3: Gebied met een hoge archeologische verwachting, historische kern. Het gaat hier om de oude en de vermoedelijk nog oudere verschoven woonkernen en gehuchten, waar op basis van historische bronnen, oude kaarten en nog aanwezige bebouwing een hoge archeologische verwachting geldt. Dat wil zeggen dat in deze gebieden sprake is van een hoge concentratie archeologische vindplaatsen met goede conserveringsomstandigheden. De kans op het aantreffen van archeologische vondsten bij bodemingrepen is dus zeer groot. Om die reden is een vergunning vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten van projectgebieden die groter zijn dan 250 m² en dieper gaan dan 0,3 m -mv.

Artikel 18 Waarde - Archeologie 4

Categorie 4: Gebied met een hoge archeologische verwachting. In deze gebieden geldt op basis van geomorfologische en bodemkundige opbouw en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een hoge archeologische verwachting. Dat wil zeggen dat in deze gebieden sprake is van een hoge concentratie archeologische vindplaatsen met goede conserveringsomstandigheden. De kans op het aantreffen van archeologische vondsten bij bodemingrepen is dus zeer groot. Om die reden is een archeologisch onderzoek vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten die groter zijn dan 500 m² en dieper gaan dan 0,3 m of 0,5 m bij esdek onder maaiveld. Indien nog geen oppervlakte van een totale vergraving bekend is, bijvoorbeeld bij bestemmingsplanwijzigingen, geldt de onderzoeksverplichting voor plangebieden groter dan 1.000 m2. Voor de bestemming 'Agrarisch' wordt, met uitzondering van de bouwvlakken, een diepte van 50 centimeter vrij gegeven.

Artikel 19 Waarde - Archeologie 5

Categorie 5: Gebied met een middelhoge archeologische verwachting. In deze gebieden geldt op basis van geomorfologische en bodemkundige opbouw, en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een middelhoge archeologische verwachting. Deze zones en gebieden waren net als de gebieden met een hoge verwachting in principe geschikt voor bewoning. De kans op het aantreffen van vondsten is hier echter kleiner, doordat de dichtheid aan vindplaatsen beduidend lager is dan in de gebieden met een hoge verwachting. Om die reden is een archeologisch onderzoek vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten die groter zijn dan 2.500 m² en dieper gaan dan 0,3 m of 0,5 m bij esdek onder maaiveld. Indien nog geen oppervlakte van een totale vergraving bekend is, bijvoorbeeld bij bestemmingsplanwijzigingen, geldt de onderzoeksverplichting voor plangebieden groter dan 5.000 m2. Voor de bestemming 'Agrarisch' wordt, met uitzondering van de bouwvlakken, een diepte van 50 centimeter vrij gegeven.

7.2.3 Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn de aanvullende, algemene regels opgenomen.

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Dit artikel bevat de bepaling om te voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot. Het artikel is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening en is daaruit overgenomen.

Artikel 21 Algemene bouwregels
In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Zo is bijvoorbeeld geregeld dat bestaande, afwijkende maten, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, als maximaal toelaatbaar worden geacht. Hiermee wordt voorkomen dat afwijkende doch legaal tot stand gekomen situaties in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan. Daarnaast zijn de regels t.a.v. de ondergeschikte bouwdelen opgenomen. Er is een niet-limitatieve opsomming gegeven van ondergeschikte bouwdelen.

Artikel 22 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel is in aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen nog een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Het bevoegd gezag kan hierbij tevens nadere eisen stellen. De belangen van waaruit die eisen worden gesteld, zijn ook nader opgesomd in dit artikel.

Op deze algemene afwijkingsregels kan een beroep gedaan worden, waar het gaat om bijvoorbeeld bepaalde overschrijdingen met 10%, voor het oprichten van bouwwerken ter wering van geluidhinder, voor gebouwtjes ten dienste van het verkeer of openbaar nut, voor antennes en zendmasten en voor bepaalde bouwwerken op of direct nabij de openbare weg.

Artikel 23 Algemene wijzigingsregels

Op deze algemene wijzigingsregels kan een beroep gedaan worden, waar het gaat om geringe afwijkingen van de in het plan aangegeven bestemmingsgrens, van het beloop of het profiel van een weg, dan wel de vorm van bouwvlakken. Deze wijzigingsbevoegdheid kan alleen worden gebruikt als dit bij een definitieve utimeting noodzakelijk blijkt en als de afwijking niet groter is dan 10%.

Artikel 24 Algemene procedureregels
In dit artikel zijn de procedures opgenomen die gevolgd moeten worden bij het stellen van nadere eisen en bij een wijziging.

7.2.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 25 Overgangsrecht
De tekst uit dit artikel is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen. Het betreft een regeling voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerking treden van het bestemmingsplan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.

Artikel 26 Slotregel
In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.