Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied
Status: onherroepelijk
Plan identificatie: NL.IMRO.0858.BPbuitengebied-OH01

7.5 Wonen

7.5.1 Woonbestemming en maatvoering
In het plangebied komen naast bedrijfswoningen ook burgerwoningen voor. Aan bestaande, legale burgerwoningen wordt de bestemming 'Wonen' toegekend. Bedrijfswoningen maken onderdeel uit van de bedrijfsvoering en krijgen daarom geen woonbestemming, maar bijvoorbeeld een bestemming 'Bedrijf' of 'Agrarisch'.
 
Binnen de bestemming 'Wonen' zijn behalve de woning (en eventuele bijbehorende bouwwerken) ook bijbehorende bouwwerken, tuin en erf toegestaan. Het geldend recht wordt in principe bij de bestemmingslegging gerespecteerd. Het aantal toegestane woningen is met een symbool op de verbeelding opgenomen.
 
De inhoud van burgerwoningen mag maximaal 600 m3 bedragen. Via een afwijkingsmogelijkheid kan deze worden verruimd naar maximaal 750 m3. De inhoudsmaat van 750 m3 sluit beter aan bij de moderne wensen voor het gebruik van de woning. Ook wordt het buitengebied van oudsher gekenmerkt door grote bouwvolumes (historische boerderijen). ‘Kleinere’ woningen vallen hierdoor uit de toon.
 
Als voorwaarde aan de afwijkingsbevoegdheid wordt gevraagd om aan te tonen dat het toegenomen volume ruimtelijk en visueel inpasbaar is in het buitengebied. Het gemeentelijk landschapsontwikkelingsplan kan hierbij een leidraad vormen.
 
Voor de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken geldt een maximale oppervlaktemaat van 100 m2, overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan. Het bestemmingsplan kent ook een 'sloop-bonus'-regeling, Wanneer er meer dan 100 m2 aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, en deze worden (deels) gesloopt, dan kunnen onder voorwaarden aanvullende bouwmogelijkheden voor bijbehorende bouwwerken worden geboden. 
7.5.2 Mantelzorg
Vanuit sociaal-maatschappelijk oogpunt is er een toenemende behoefte aan mogelijkheden voor mantelzorg. Mantelzorg kan worden omschreven als langdurende zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden. Deze zorg wordt geboden door personen uit de directe omgeving, zoals partner, kinderen, buren, vrienden. Mantelzorg is een intensievere vorm van zorg en overstijgt daarmee de gebruikelijke zorg. Belangrijk is de sociale relatie die de mantelzorger vaak heeft met de hulpbehoevende. De gemeente is van mening dat mantelzorg in het gehele buitengebied mogelijk dient te zijn, ongeacht of dit bij een burgerwoning of bij een  (agrarische) bedrijfswoning is.
 
Hiertoe is een afwijkingsregeling opgenomen, in aansluiting op de gemeentelijke mantelzorgregeling en de tweede herziening van het bestemmingsplan buitengebied. Onder afhankelijke woonruimte wordt een tijdelijke woonruimte verstaan, gekoppeld aan mantelzorg, waarbij sprake is van eigen voorzieningen en een eigen toegang. Conform de opgenomen regeling mag een bijgebouw benut worden als afhankelijke woonruimte, mits:
  • een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • het gebruik geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden oplevert, noch leidt tot beperkingen in de bedrijfsvoering van naburige bedrijven;
  • de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende (bebouwings-) regeling voor bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 100 m2;
  • een afhankelijke woonruimte moet dus worden gerealiseerd binnen de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Het toelaten van extra bebouwing, naast de ruimte die het bestemmingsplan biedt, is op basis van deze regeling niet aan de orde;
  • de afhankelijke woonruimte heeft een tijdelijk karakter.
Zodra de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, zal de afwijking worden ingetrokken.
7.5.3 Rustende boer
Wanneer het agrarisch bedrijfshoofd stopt, en de agrarische bedrijfsvoering wordt overgedragen aan de bedrijfsopvolger, kan de wens bestaan om op het bedrijf te blijven wonen. Alhoewel voor deze wens begrip is, zijn hier in het bestemmingsplan geen mogelijkheden voor opgenomen. Wanneer de gemeente dit wel mogelijk zou maken, zou dit ook voor andere, niet-agrarische bedrijven moeten gelden. Dit kan ertoe leiden dat het aantal burgerwoningen in het buitengebied ongewenst toeneemt.
 
Voor 'rustende boeren' (en andere voormalige bedrijfshoofden) geldt dat dit bestemmingsplan wel mogelijkheden biedt in het kader van 'mantelzorg' (zie paragraaf 7.5.2), 'woningsplitsing' (zie paragraaf 7.5.4) en inwoning.
7.5.4 Woningsplitsing
Bij grote boerderijen (langgevelboerderijen cq. woonboerderijpanden) is woningsplitsing toegestaan, als dit kan bijdragen aan het behoud van de voor het buitengebied kenmerkende boerderijgebouwen. Deze gebouwen zijn door middel van een aanduiding 'woonboerderij' specifiek op de verbeelding opgenomen. Hierbij gelden als voorwaarden (aansluitend op het provinciale beleid):
  • na splitsing iedere woning een minimale inhoudsmaat heeft van 350 m3 (per woning);
  • de overtollige bedrijfsgebouwen worden gesloopt (tenzij deze gebouwen monumentale kwaliteiten bezitten);
  • dat rekening dient te worden gehouden met geurcontouren;
  • de bebouwde oppervlakte wordt niet vergroot;
  • de (agrarische) verschijningsvorm blijft gehandhaafd;
  • er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de naaste omgeving aanwezige ruimtelijke functies en waarden;
  • de nieuwe woning voldoet aan de geldende geluidsnormering.
Per wooneenheid mag maximaal 100 m2 aan bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd. Bij sloop van meer bebouwing mag 25% worden teruggebouwd aan bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 200 m2.
7.5.5 Activiteit aan huis
Voor beroep/bedrijf aan huis en kleinschalige recreatieve nevenactiviteiten geldt dat dit bij recht is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50 m2. Daarnaast wordt een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor vergroting van deze oppervlakte tot maximaal 100 m2. Omdat de gemeente ruime mogelijkheden wil bieden voor kleinschalige recreatieve activiteiten, is een 'minicamping' (tot 25 kampeerplaatsen) na afwijking bij burgerwoningen mogelijk.
7.5.6 'Plattelandswoningen'
In het buitengebied komt een aantal situaties voor, waar sprake is van een functionerend agrarisch bedrijf op een agrarische bestemming (een agrarisch bouwvlak), maar waar in de loop der tijd een 'burgerwoonfunctie' is ontstaan. Het gebruik van de (voormalige) agrarische bedrijfswoning als burgerwoning is niet in overeenstemming met de agrarische bestemming uit het vigerende bestemmingsplan.  Daarom is er formeel gezien sprake van een ‘illegale’ situatie. Er mag alleen gewoond worden ten behoeve van het agrarisch bedrijf. 
 
Formeel gezien zou de gemeente in dergelijke situaties moeten handhaven. Omdat de gemeente dit een (te) zware maatregel vindt, is in dit bestemmingsplan de 'plattelandswoning' geïntroduceerd.
 
Op 10 juli 2012 is het wetsvoorstel over de plattelandswoning aangenomen door de 1e kamer. Op 23 oktober jl. is de wet gepubliceerd. De wet treedt binnenkort in werking. De wet regelt:
  • het planologisch regime wordt bepalend voor de bescherming van een gebouw tegen negatieve milieueffecten en niet langer het feitelijke gebruik;
  • voormalige agrarische bedrijfswoningen worden niet langer beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf.
Voor het bestemmingsplan betekent dit dat de aanduiding 'plattelandswoning' het gebruik als burgerwoning toestaat, maar dat de woning geen milieubescherming kent. Ook worden geen bouw-, ontheffing- en wijzigingsmogelijkheden geboden, die wel aan een reguliere burgerwoning worden gegeven. De hoofdbestemming blijft agrarisch.
         
Om gebruik te kunnen maken van de ruimtelijke mogelijkheden die aan een reguliere burgerwoning worden gegeven, zal eerst een bestemmingswijziging van een agrarische bestemming naar de bestemming Wonen moeten plaatsvinden. Daarbij vormt de sloop van overtollige bebouwing een voorwaarde.
 
Wanneer op een agrarisch bouwvlak een aanduiding 'plattelandswoning' is opgenomen, vervalt daarmee de mogelijkheid dat een nieuwe, eerste agrarische bedrijfswoning kan worden opgericht.
 
Voor die situaties dat het agrarische bedrijf niet meer actief is, geldt de regeling zoals in paragraaf 7.3.6. is opgenomen (aanduiding vab).