Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied
Status: onherroepelijk
Plan identificatie: NL.IMRO.0858.BPbuitengebied-OH01

7.3 Landbouw

7.3.1 Agrarische productietakken
Binnen de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden' zijn diverse vormen van agrarische bedrijvigheid toegestaan: 
  • Grondgebonden veehouderij: veehouderij is de tak van landbouw waarbij men vee houdt voor het verkrijgen van melk, eieren, vlees of bont. Wanneer de productie hoofdzakelijk afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende gronden, spreekt men van een grondgebonden veehouderij. Deze bedrijven hebben een agrarische bestemming gekregen.
  • Intensieve veehouderijen: Het betreft het houden van vee zoals dat in de Wet Milieubeheer staat aangegeven. Het gaat dan vooral om het houden van slacht-, fok- of legdieren in gebouwen zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de grond als productiemiddel. Ook pelsdierhouderijen vallen hieronder. Voor intensieve veehouderijen geldt het beleid zoals dat in het Reconstructieplan 'Boven-Dommel' en in de tweede partiële herziening van het bestemmingsplan ‘Buitengebied 1998’ is opgenomen. In dit bestemmingsplan wordt hierop aangesloten.
  • Akkerbouw: Akkerbouw is het bedrijfsmatig (op commerciële basis) telen van gewassen. Het bedrijf is afhankelijk van de grond als productiefactor. Voorbeelden van akkerbouwgewassen zijn suikerbieten, aardappelen, graansoorten, snijmaïs, vezelvlas, koolzaad en cichorei. Voor akkerbouwbedrijven geldt hetzelfde beleid als voor grondgebonden veehouderijen. 
  • Tuinbouw: Tuinbouw is het bedrijfsmatig (op commerciële basis) telen van groenten, (sier)bloemen, -planten, -bomen, -struiken, bollen, graszoden of zaden. Binnen de vollegrondstuinbouw worden tuinbouwgewassen, groenten, snijbloemen, fruit of bloembollen buiten (in de volle grond) geteeld. Hoveniersbedrijven en tuincentra zijn géén tuinbouwbedrijven. Een hovenier is immers hoofdzakelijk bezig met het ontwerpen, aanleggen en onderhouden van tuinen. Een tuincentrum is vooral gericht op de verkoop van (elders gekweekt) plantmateriaal. Binnen de agrarische bestemming worden tuinbouwbedrijven  als recht toegestaan. De teelt van gewassen door middel van teeltondersteunende voorzieningen en kassen wordt geregeld zoals in paragraaf 7.2 is genoemd.
    In de glastuinbouw wordt in een kas geteeld. Het gaat dan vaak om de teelt van groenten, snijbloemen of potplanten. Voor glastuinbouwbedrijven geldt dat de landschappelijke impact groot is. Daarom zijn in het provinciale beleid hiervoor concentratiegebieden glastuinbouwgebieden aangewezen. Het bestemmingsplan sluit hierop aan en maakt glastuinbouw niet mogelijk, dus ook niet nieuwvestiging of het doorgroeien van glastuinbouw als neventak naar hoofdtak.
  • Intensieve kwekerij: Onder een intensieve kwekerij wordt een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf verstaan waar gewassen worden geteeld of dieren worden gekweekt (niet zijnde vee), waarbij nagenoeg geen gebruik wordt gemaakt van daglicht. Voorbeelden hiervan zijn de kweek van champignons, witlof, vis, wormen en maden. Voor intensieve kwekerijen geldt dat er geen ruimtelijke en/of milieuargumenten aanwezig zijn om deze bij voorbaat uit te sluiten. Intensieve kwekerijen zijn daarom in het kader van het bestemmingsplan niet bezwaarlijk, voor zover het kweken niet in de open lucht plaatsvindt.   
Er is een aparte bestemming opgenomen voor paardenhouderijen (Agrarisch-Paardenhouderij en Agrarisch met waarden-Paardenhouderij). Bij dergelijke bedrijven gaat het veelal om een mix aan agrarische en agrarisch verwante activiteiten, die onderling sterk met elkaar samenhangen (bijvoorbeeld: een paardenfokkerij waar ook paarden worden afgericht). Deze bedrijven hebben een specifieke behoefte aan bedrijfsgebouwen en -voorzieningen, zoals paardenbakken en rijhallen. Door middel van een specifieke bestemming komt dit het beste tot zijn recht. Overigens is een manege, vanwege het ontbreken van 'agrarische productie', geen agrarisch bedrijf. Een manege is binnen de paardenhouderijbestemming niet toegestaan.
 
De nertsenbedrijven zijn apart aangeduid. De gemeente wil voorkomen dat intensieve veehouderijen kunnen omschakelen naar een nertenshouderij. Daarom zijn de bestaande nertsenhouderijen op de verbeelding aangeduid (specifieke vorm van agrarisch met waarden - nertsbedrijf).
 
Hondenfokkerijen en dierenpensions zijn binnen een agrarische bestemming alleen toegestaan op locaties waar deze nader zijn aangeduid.
 
7.3.2 Reconstructiebeleid intensieve veehouderijen
Alle veehouderijen met een intensieve hoofd- of neventak vallen onder het reconstructiebeleid, zoals dit is opgenomen in de provinciale Verordening ruimte 2012.
 
De hierin vastgelegde zonering (verwevingsgebied, extensiveringsgebied) is bepalend voor de regeling van intensieve veehouderij in het bestemmingsplan. Deze zonering wordt op de verbeelding weergegeven door middel van de gebiedsaanduidingen 'reconstructiewetzone-extensiveringsgebied' en 'reconstructiewetzone-verwevingsgebied'. De individuele intensieve bedrijven hebben tevens een functieaanduiding 'intensieve veehouderij' gekregen.
       
In de volgende tabel is aangegeven welke regels in het bestemmingsplan voor intensieve veehouderijen worden opgenomen.
  
Regeling intensieve veehouderij in bestemmingsplanExtensiveringsgebied Verwevingsgebied 
Omvang agrarisch bouwvlak
 Vigerend agrarisch
 bouwvlak
Vigerend agrarisch bouwvlak
Nieuwvestiging (op nog niet bestaand agrarisch bouwvlak) NeeNee 
Hervestiging en/of omschakeling (op bestaand agrarisch bouwvlak)Nee
Nee, uitsluitend buitenplans na 'duurzaamheidstoets' (tot maximaal 1,5 ha)
Uitbreiding intensieve bedrijfsbebouwing (op bestaand agrarisch bouwvlak)Nee
Ja, uitsluitend ten behoeve van dierenwelzijn (tot maximaal 1,5 ha)
   
Vergroten agrarisch bouwvlak
Nee
 Nee, uitsluitend buitenplans na 'duurzaamheidstoets' (tot maximaal 1,5 ha)
 
7.3.3 Agrarische bouwvlakken
Wanneer agrarisch bouwvlak?
Een agrarisch bouwvlak wordt opgenomen als er sprake is van vergunde agrarische activiteiten die legaal en bedrijfsmatig worden uitgeoefend. Het hobbymatig houden van een beperkte hoeveelheid vee is dus géén agrarisch bedrijf ('hobbyboeren'). Wanneer de agrarische activiteiten een omvang hebben van 10 nge (Nederlands Grootte Eenheid) of minder, is er sprake van het hobbymatig houden van vee. Een agrarische bestemming is dan niet (meer) passend. De hoofdfunctie is dan leidend voor de bestemmingslegging.
 
Nieuwe agrarische bouwvlakken (nieuwvestiging)
Het bestemmingsplan maakt het niet mogelijk dat agrarische bedrijven op nieuwe, nog onbebouwde locaties zonder bouwvlak worden opgericht. De reden hiervoor is dat gelet op de economische recessie en de beperkingen die het plangebied kent (bijvoorbeeld de nabijheid van het Natura 2000-gebied en de externe werking ervan), het onwaarschijnlijk is dat nieuwe, reële en volwaardige agrarische bedrijven met een duurzaam toekomstperspectief zich in het plangebied willen vestigen. Eventuele uitzonderingen hierop dienen een eigen planologische procedure te volgen, waarbij onder andere de ruimtelijke inpasbaarheid aan de hand van haalbaarheidsonderzoeken moet worden aangetoond.
 
Omvang agrarische bouwvlakken
Op de verbeelding zijn agrarische bouwvlakken opgenomen. De omvang van het agrarisch bouwvlak is afgestemd op de geldende tweede herziening van het bestemmingsplan buitengebied. Het bouwen ten behoeve van het agrarisch bedrijf is toegestaan binnen de op de verbeelding aangegeven agrarische bouwvlakken. In principe dient alle bebouwing en verharding, inclusief mestbassins, sleufsilo's, paardenbakken, opslag van kuilvoer en erfverharding, binnen het bestaande bouwvlak te worden gesitueerd. 
 
Het vergroten van de oppervlakte van agrarische bouwvlakken is mogelijk met 15% tot een maximum van 1,5 ha, tenzij het gaat om intensieve veehouderijen (zie paragraaf 7.3.2). Voor het vergroten van het agrarisch bouwvlak zal aan de volgende voorwaarden moeten worden voldaan:
  • dit moet aantoonbaar noodzakelijk zijn voor een doelmatige en duurzame agrarische bedrijfsvoering;
  • dit moet de landschappelijke en ecologische waarden niet onevenredig aantasten;
  • er moet geen nadeliger milieuhygiënische situatie ontstaan;
  • er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing (gebiedseigen welstand).
Vormverandering agrarisch bouwvlak
Het gaat dan om een aanpassing van de vorm van het bouwvlak, waarbij het totale oppervlak van het bouwvlak ongewijzigd blijft. In de regels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om een vormverandering mogelijk te maken.
 
Splitsen agrarisch bouwvlak
Het splitsen van een agrarisch bouwvlak in twee aparte bouwvlakken is niet in overeenstemming met de planregels. Splitsing wordt gezien als het oprichten van een agrarisch bedrijf en zal daarmee aan alle voorwaarden voor nieuwvestiging moeten voldoen. Door splitsing niet mogelijk te maken, wordt voorkomen dat mogelijkheden ontstaan om extra bedrijfswoningen op te richten die voor de agrarische bedrijfsvoering niet strikt noodzakelijk zijn. Wel is het mogelijk om met meerdere agrarische bedrijven één bouwvlak te gebruiken. Dit heeft geen invloed op de gebruiksmogelijkheden, zoals deze op basis van het bestemmingsplan mogelijk zijn.  
7.3.4 Agrarische bouwmogelijkheden
Agrarische bedrijfswoningen
Bij ieder agrarisch bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan met een maximale inhoudsmaat van 750 m³. Bouwvlakken waar geen bedrijfswoning aanwezig is en waar een nieuwe agrarische bedrijfswoning niet is toegestaan, zijn voorzien van een symbool. Bouwvlakken waar twee of meer bedrijfswoningen aanwezig zijn, worden tevens aangeduid met een symbool.
De huidige moderne bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf maakt een tweede agrarische bedrijfswoning steeds minder noodzakelijk. De gemeente maakt dit dan ook niet in haar planregels mogelijk. In specifieke uitzonderingssituaties zal een aparte planologisch procedure moeten worden gevolgd. 
 
Agrarische bedrijfsgebouwen en (teeltondersteunende) voorzieningen
Agrarische bedrijfsgebouwen worden binnen het agrarisch bouwvlak rechtstreeks toegestaan. Wel dient men over een omgevingsvergunning te beschikken. Dubbele bouwlagen zijn op grond van het provinciale beleid niet toegestaan. 
 
In het bestemmingsplan is voorzien in een regeling voor teeltondersteunende voorzieningen (inclusief tunnel- en boogkassen). Binnen het agrarisch bouwvlak zijn permanente teeltondersteunende voorzieningen rechtstreeks toegestaan. Voor ondersteunend glas geldt een maximale maatvoering van 5.000 m2, in overeenstemming met de provinciale Verordening Ruimte. Buiten het agrarisch bouwvlak zijn permanente teeltondersteunende voorzieningen niet toegestaan. Dit omdat permanente voorzieningen in principe binnen het agrarisch bouwvlak dienen te worden opgericht.
    
Omdat tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen niet permanent aanwezig zijn (maximaal een aaneengesloten gebruik van 8 maanden per jaar), kunnen deze in de bestemming 'Agrarisch' worden toegestaan. Als het om tijdelijke voorzieningen in de bestemming 'Agrarisch met waarden' gaat, wordt eerst via een omgevingsvergunning getoetst of dit passend is binnen de aanwezige natuur-, landschaps- of cultuurhistorische waarden.
  
 Agrarisch Agrarisch met waarden 
Permanent:  
- binnen agr. bouwvlakJaJa
- buiten agr. bouwvlakNeeNee
Tijdelijk:  
- binnen agr. bouwvlakJaJa
- buiten agr. bouwvlak JaVia afwijking
      
Huisvesting seizoensarbeiders
Wat seizoensarbeiders betreft wordt in dit plan de afwijkingsmogelijkheid uit de tweede herziening overgenomen, ten behoeve van de tijdelijke huisvesting tot maximaal 250 m2. De regeling ziet er op toe om te voorzien in de behoefte aan huisvesting van tijdelijke werknemers tijdens de piekperioden van een bedrijf. De woonvoorzieningen mogen structureel van aard zijn, maar de bewoning (het gebruik) zelf mag maximaal 8 maanden per jaar zijn. Deze periode van 8 maanden hoeft niet aaneengesloten plaats te vinden. Wel dient de initiatiefnemer bij de gemeente voorafgaand aan de huisvesting te melden wanneer/in welke periode de seizoenshuisvesting gaat plaatsvinden.
 
Het gaat dan om navolgende voorzieningen:
  • huisvesting op eigen bedrijf door het verbouwen van een eigen bedrijfsgebouw;
  • huisvesting op eigen bedrijf door logies in de eigen bedrijfswoning;
  • woonunits op eigen bedrijf (maximaal 2 per bedrijf).
Het plaatsen van woonunits wordt daarbij pas toegestaan indien blijkt dat de woonvoorzieningen niet zijn te realiseren door het verbouwen van een eigen bedrijfsgebouw op het eigen bedrijf of door logies te bieden in de eigen bedrijfswoning op het eigen bedrijf. Vanwege de uitstraling naar de omgeving wordt het maximaal te plaatsen units beperkt tot maximaal twee voor het eigen bedrijf. Er dient te worden voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing.
 
In het buitengebied wordt niet toegestaan:
  • wooneenheden in gebouwencomplexen of grotere gebouwen in buitengebied;
  • huisvesting op vakantieparken en campings;
  • stacaravans, tenten en tourcaravans op het eigen bedrijf;
Structurele huisvesting van seizoensarbeiders in het buitengebied wordt niet rechtstreeks binnen dit plan toegestaan. Hiervoor dient een afzonderlijke planologische procedure te worden doorlopen.
 
Omdat de behoefte aan huisvesting van seizoensarbeiders hooguit bij enkele agrarische bedrijven zal bestaan, is ervoor gekozen om aan te sluiten bij de huidige regeling en hier geen nieuw beleid voor te ontwikkelen.
    
7.3.5 Verbreding agrarische bedrijfsvoering (nevenactiviteiten)
Van oudsher zijn agrarische bedrijven gericht op het verkrijgen van een gezinsinkomen door middel van de teelt van gewassen en/of het houden van vee. De laatste jaren richten agrarische bedrijven zich in toenemende mate ook op andere dan deze reguliere agrarische activiteiten. Te denken valt aan een zorgboerderij, agro-toerisme ('kamperen bij de boer', 'bed & breakfast') of verkoop van agrarische producten aan huis. Ook kan het gaan om de levering van 'groene' en 'blauwe' diensten ten gunste van natuur en waterbeheer.
 
Tevens wordt met deze nieuwe activiteiten ingespeeld op veranderende wensen van de consument. Dit wordt ook wel landbouw met verbrede doelstelling genoemd en vormt een wezenlijk onderdeel van plattelandsvernieuwing. Door deze verbreding kan de sociaal-economische basis van de agrarische sector en van het buitengebied over het algemeen worden versterkt.
 
Een neventak hoeft niet per definitie agrarisch gelieerd te zijn. Een neventak kan voor de agrariër een welkome aanvulling betekenen op het inkomen en hem zo in staat stellen om de agrarische activiteiten (de kernactiviteiten) voort te zetten. De primaire bedrijfsvoering blijft echter de agrarische tak.
 
Gelet op de inperkingen vanuit het Reconstructie- en Natura 2000-beleid wil dit bestemmingsplan mogelijkheden bieden voor verbrede landbouw, mits dit ruimtelijk inpasbaar is in de omgeving. Daarbij wordt aangesloten op de regels uit de provinciale Verordening Ruimte.
 
Een nevenactiviteit is onder meer onder de volgende voorwaarden toelaatbaar:
  • het gaat om activiteiten tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • er niet twee of meer zelfstandige bedrijven ontstaan;
  • er geen zelfstandige baliefunctie ontstaat;
  • er geen detailhandel ontstaat met een verkoopvloeroppervlak van meer dan 200 m2.
Wanneer blijkt dat de nevenactiviteiten uitgroeien naar een hoofdtak, is het mogelijk om het bouwvlak met de agrarische bestemming te wijzigen naar een bedrijfsbestemming. In het bestemmingsplan wordt hiervoor een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
    
7.3.6 Hergebruik vrijkomende agrarische bebouwing (VAB/vervolgfuncties)
Daarnaast zullen er in het plangebied ook situaties voorkomen waarin agrarische bedrijven zullen stoppen. De vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen raken hun agrarische functie kwijt. Beëindiging van het agrarisch gebruik kan leiden tot verloedering van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en aantasting van de ruimtelijke kwaliteit. Met deze vrijkomende bedrijfsgebouwen (functieverandering) kan als volgt worden omgegaan:
  • de gebouwen komen beschikbaar voor hergebruik door een andere, niet-agrarische functie (functiewijziging);
  • de gebouwen worden gesloopt, wanneer er een aanzienlijke hoeveelheid bebouwing wordt gesloopt kan hier een nieuwe burgerwoning voor in de plaats worden opgericht (ruimte voor ruimte).
Functiewijziging
Dit bestemmingsplan zal door middel van een wijzigingsbevoegdheid mogelijkheden bieden voor hergebruik. Daarbij wordt aangesloten op de provinciale Verordening Ruimte. Hierin is onder meer opgenomen dat:
  • de ontwikkeling niet leidt tot een bestemmingsvlak met een omvang groter dan 5.000 m2;
  • overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  • uitsluitend bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
  • er niet twee of meer zelfstandige bedrijven mogen ontstaan;
  • er geen kantoorvoorziening met baliefunctie mag ontstaan;
  • er geen zelfstandige detailhandel ontstaat met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m2.
Ruimte voor Ruimte
De 'Ruimte-voor-Ruimte'-regeling betekent dat in ruil voor de afbraak van een aanzienlijke hoeveelheid agrarische bedrijfsgebouwen in reconstructiegebieden, er één woning in het buitengebied teruggebouwd mag worden. Deze woning dient volgens het provinciale beleid wel in een ‘bebouwingscluster’ of ‘kernrandzone’ gesitueerd te worden. De provincie Noord-Brabant wil hiermee vermindering van gebouwen in het buitengebied realiseren.
 
Binnen dit bestemmingsplan is het niet mogelijk om in het kader van de 'Ruimte-voor-Ruimte'-regeling agrarische bedrijfsgebouwen te slopen. Dit omdat het oprichten van een nieuwe burgerwoning maatwerk vereist. Om hierbij de nodige zorgvuldigheid in acht te nemen, zal hier een aparte planherziening voor gevolgd moeten worden, waarbij bijvoorbeeld aandacht zal moeten worden besteed aan de gemeentelijke structuurvisie, de  beeldkwaliteit en de landschappelijke inpassing (LOP).
 
De aanduiding 'vab'
Deze aanduiding geldt voor situaties waarbij het agrarisch bedrijf niet meer actief is en de woning (de agrarische bedrijfswoning) wordt niet meer bedrijfsmatig benut. Het bestemmen van deze woning als burgerwoning zou inhouden dat sloop van overtollige (voormalige agrarische) bedrijfsgebouwen, alsmede landschappelijke inpassing, niet meer kan worden afgedwongen. Echter, het continueren van de agrarische bedrijfsbestemming stuit eveneens op bezwaren, omdat daarmee de feitelijke situatie niet wordt vastgelegd. Derhalve is aan deze adressen een aparte aanduiding toegekend, te weten ‘voormalige agrarische bebouwing' (vab). Op basis van deze status is het mogelijk om de bestemming, middels een wijzigingsprocedure, om te zetten naar een reguliere woonbestemming. Aan deze regeling zijn  voorwaarden verbonden, onder andere met betrekking tot sloop en landschappelijke inpassing.
    
7.3.7 Schuurtjes en stalletjes buiten het bouwvlak
In het buitengebied van Valkenswaard is op diverse locaties gebouwd zonder vergunning. Door de gemeente is in 2011 en 2012 een grondige inventarisatie uitgevoerd met betrekking tot strijdige situaties op percelen in het buitengebied. Er is onderscheid gemaakt in vier categorieën van gevallen:
 
1. Strijdige situaties ontstaan vóór of op 27 augustus 1976:Deze bebouwing valt onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan “Buitengebied 1977”. Deze strijdige situaties worden daarom door middel van een 'aanduiding 1976’ op de verbeelding gelegaliseerd. De bestaande maatvoeringen (oppervlakte- en hoogtematen) kunnen gehanteerd blijven. De hulpgebouwen mogen echter niet worden verplaatst.
 
2. Strijdige situaties ontstaan na 27 augustus 1976, maar vóór of op 22 april 1998: Voor deze situaties geldt dat de gemeente medewerking wil verlenen aan de legalisering hiervan, mits de omvang van de bebouwing beperkt is/wordt. Voor deze gevallen wordt er een 'aanduiding 1998’ opgenomen. De uiterlijke verschijningsvorm, maar ook de goot- en nokhoogte van deze gevallen dienen conform de nieuwe regeling schuilhutten en paardenbakken uitgevoerd te worden. Op basis van diezelfde regeling kan het zijn dat het gebouw verplaatst dient te worden naar de ruimtelijk gezien meest geschikte locatie. De volgende categorieën zijn van toepassing:
  1. De bebouwing bedraagt minder dan 30 m2: De bestaande oppervlakte van deze bebouwing kan gelegaliseerd worden.
  2. De bebouwing bedraagt meer dan 30 m2: Deze bebouwing kan gelegaliseerd worden, mits de omvang wordt teruggebracht naar maximaal 30 m2.  
3. Strijdige situaties ontstaan na 22 april 1998: Deze gevallen kunnen niet worden vergund. Deze zijn niet op de verbeelding van het bestemmingsplan opgenomen. Voor deze gevallen wordt door de gemeente een handhavingtraject ingezet.
 
4. Niet -strijdige situaties: Deze gevallen zijn op de verbeelding opgenomen door middel van een aanduiding 'hulpgebouw' (zonder een jaartal).     
 
De aanduidingen 'hulpgebouw 76', 'hulpgebouw '98' en 'hulpgebouw' maken het mogelijk om de schuilhut te gebruiken voor het hobbymatig houden van dieren en het toebehorende dierenvoer, alsmede voor het schuilen van mensen. Een dagrecreatief of verblijfsrecreatief gebruik is alleen mogelijk op die locaties waar dit specifiek is aangeduid. In geen enkele situatie geval is permanente bewoning van genoemde opstallen toegestaan en dit blijft tevens onmogelijk.
 
Het bestemmingsplan bevat geen regeling om nieuwe, nog niet bestaande schuurtjes en stalletjes buiten het bouwvlak mogelijk te maken.
 
Meer informatie omtrent het gemeentelijke schuilhuttenbeleid is opgenomen in de regeling 'Schuilhutten en paardenbakken', die als bijlage bij het bestemmingsplan is gevoegd.