De op de plankaart voor ´Verkeer-Railverkeer´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- verkeer-, vervoer- en verblijfsvoorzieningen t.b.v. railverkeer;
- groenvoorzieningen;
- bouwwerken van openbaar nut.
Ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding ´onderdoorgang´ zijn de gronden tevens bestemd voor verkeer- en vervoervoorzieningen t.b.v. wegverkeer.
De op de plankaart voor ´Verkeer-Railverkeer´ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:
- voorzieningen ter verbetering van het microklimaat (geluidhinder, windhinder, regen e.d.) waaronder wallen, schermen, luifelconstructies e.d.;
- reclametoestellen, draagconstructies voor reclame, sanisettes, e.d.;
- objecten voor beeldende kunst;
- bouwwerken, geen gebouw zijnde,
voor zover deze ondergeschikt zijn aan de onder 13.1.1 genoemde functies.
Bestaande bebouwing welke krachtens een bouwvergunning is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven hoofdbebouwingsvlak worden gebouwd, waarbij ondergeschikte delen van een bouwwerk het hoofdbebouwingsvlak mogen overschrijden;
- het bebouwingspercentage binnen het hoofdbebouwingsvlak mag per bouwperceel 100 bedragen, tenzij op de plankaart een ander maximum is aangegeven;
- de hoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter, tenzij een ander maximum op de plankaart is weergegeven.
- de maximale goothoogte is gelijk aan de maximale bouwhoogte, tenzij op de plankaart een ander maximum is aangegeven. In dat geval geldt tevens de maximale afschuiningshoek zoals aangegeven op plankaart;
- het bouwen van ondergrondse bouwwerken is toegestaan.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
- ter plaatse van de aanduiding ´onderdoorgang´ dient de begane grondlaag vrij te blijven van bebouwing, waarbij de vrije hoogte van de onderdoorgang minimaal 4,5 m dient te bedragen;
- de hoogte van kunstwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van de geleding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan hiervoor op aantoonbare wijze noodzakelijk is;
- de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
- de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag ten hoogste 5 m bedragen.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 30.1nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- een goede landschappelijke inpassing;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 30.1 en met de ontheffingsvoorwaarden in 13.4.2 ontheffing te verlenen van:
- het bepaalde in artikel 13.2.3 onder b voor de hoogte van erf- en terreinafscheidingen tot maximaal 3 m;
- het bepaalde in artikel 13.2.3 onder b voor de hoogte van geluidwerende voorzieningen;
- het bepaalde in artikel 13.2.3 onder c voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde die naar hun aard en functie toelaatbaar zijn binnen de bestemming zoals zend- en ontvangstinrichtingen, sirenes, lichtmasten e.d..
De in artikel 13.4.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits:
- het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt geschaad;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt;
- de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
- de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast.
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming, behoudens ontheffingen die op grond van deze regels zijn verleend.
Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:
- het storten van puin en afvalstoffen, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient;
- opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient;
- opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning;
Burgemeester en wethouders verlenen met inachtneming van de procedureregels in artikel 30.1ontheffing van het bepaalde in artikel 13.5.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Naar vorige |
Niveau omhoog
Naar boven Inhoudsopgave |
Naar volgende |