Plan:
Enschot 2008
Status:
onherroepelijk
Plantype:
ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
Artikel 5 Centrum
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Functies

De op de plankaart voor "Centrum" aangegeven gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel;
  2. kantoren tot maximaal 250 m² bruto vloeroppervlak per zelfstandige eenheid met een maximum van 700 m² bruto vloeroppervlak per bestemmingsvlak;
  3. maatschappelijke instellingen;
  4. binnenrecreatie en -sport;
  5. zorg- en dienstverlening;
  6. bouwwerken van algemeen nut.
5.1.2 Aanduidingen

Ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding 'horeca' (h) zijn de voor "Centrum" aangewezen gronden mede bestemd voor de daarbij aangegeven functie, tot de categorie zoals nader aangeduid in Bijlage 8 "Register Horeca" en tevens zoals weergegeven op de plankaart;

5.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De op de plankaart voor "Centrum" aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;
  2. groen- en speelvoorzieningen;;
  3. kantines / restauratieve voorzieningen;
  4. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  5. tuinen en erven;
  6. objecten voor beeldende kunst;
  7. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

voor zover deze behoren bij, en ondergeschikt zijn aan de onder 5.1.1 en 5.1.2 genoemde functies.

5.2 Bouwvoorschriften
5.2.1 Algemeen

Bestaande bebouwing welke krachtens een bouwvergunning is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsvoorschriften, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.

5.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven hoofdbebouwingsvlak worden gebouwd, waarbij ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het hoofdbebouwingsvlak mogen overschrijden;
  2. het bebouwingspercentage binnen het hoofdbebouwingsvlak mag 100 bedragen, tenzij anders op de plankaart is aangegeven;
  3. de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart per afzonderlijk hoofdbebouwingsvlak is aangegeven;
  4. de maximale goothoogte is gelijk aan de maximale bouwhoogte, tenzij op de plankaart een andere goothoogte is aangegeven. In dat geval geldt tevens de maximale afschuiningshoek zoals aangegeven op plankaart;
  5. het bouwen van ondergrondse bouwwerken binnen het hoofdbebouwingsvlak is toegestaan.
5.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het hoofdbebouwingsvlak worden gebouwd.
5.2.4 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende bepalingen:

  1. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht met uitzondering van de gronden gelegen voor de (verlengde) voorgevelrooilijn;
  2. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3.5 meter;
  3. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².
5.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen op het onbebouwd erf niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag in het hoofdbebouwingsvlak niet meer dan 3 meter en in het onbebouwd erf niet meer dan 1 meter bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedurevoorschriften in 28.4 nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
    1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de sociale veiligheid;
    4. de brandveiligheid;
    5. de milieusituatie;
    6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
  3. de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10 m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3 meter achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;
  4. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil indien de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 10 meter, zulks in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.
5.4 Vrijstelling van de bouwvoorschriften
5.4.1 Vrijstelling t.b.v. bouwen op het onbebouwd erf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 28.1 en met de vrijstellingsvoorwaarden in 5.4.2 voor het bouwen op het onbebouwd erf vrijstelling te verlenen van:

  1. het bepaalde in 5.2.5, voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, die naar hun aard en bestemming op een onbebouwd erf toelaatbaar zijn, met een maximum van 5 meter;
  2. het bepaalde in 5.2.5 voor vlaggemasten in het onbebouwd erf tot een hoogte van maximaal 10 meter.
  3. het bepaalde in 5.2.2, voor bouwwerken ten behoeve van gevelrenovatie met een maximum van 0,10 meter;
  4. het bepaalde in 5.2.3 voor ondergrondse bouwwerken, zoals kelders en kelderingangen mits de bovenzijde daarvan niet hoger gelegen is dan het straatpeil;
  5. het bepaalde in 5.2.2, voor trappenhuizen, buitentrappen en liftschachten en hijsinrichtingen;
  6. het bepaalde in 5.2.5, voor reclametoestellen en draagconstructies voor reclames.
5.4.2 Vrijstellingsvoorwaarden

Vrijstellingen als bedoeld in de artikelen , 5.4.1, en worden slechts verleend indien:

  1. de bebouwi, en ngskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;
  2. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;
  3. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  4. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast
  5. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  6. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  7. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  8. vanuit stedenbouwkundig oogpunt in beginsel rekening worden gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen.
5.5 Specifieke gebruiksvoorschriften
5.5.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming, behoudens vrijstellingen die op grond van deze voorschriften zijn verleend.

5.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in 5.5.1, strijdig met de bestemming "Centrum", wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  2. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij deze ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
  3. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij deze ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
5.5.3 Vrijstelling voor meest doelmatig gebruik

Burgemeester en wethouders verlenen met inachtneming van de procedureregels in artikel 28.1vrijstelling van het bepaalde in 5.5.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Wijzigingsbevoegdheid nieuwvestiging horeca-inrichting
  1. Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de procedurevoorschriften in artikel 28.2 de bestemming "Centrum" wijzigen, zodanig dat een aanduiding "horeca (h)" wordt toegevoegd, in de navolgende gevallen:
    1. ten behoeve van een horeca 1 of 2 inrichting op gronden die gelegen zijn aan én georiënteerd zijn op een op de plankaart aangegeven hoofdbebouwingsvlak gelegen langs wegen die in Bijlage 2 "Plankaart B. lijnstructuur horeca" zijn aangeduid als "lijnstructuur horeca", met dien verstande dat:
      1. voor inrichtingen in hoofdzaak gericht op het verstrekken van alcoholhoudende dranken het plan slechts kan worden gewijzigd indien zich binnen een straal van 250 meter van het beoogde vestigingspunt geen dergelijke horeca-inrichtingen 1, 2 of 3 bevinden;
      2. voor inrichtingen in hoofdzaak gericht op het verstrekken van maaltijden het plan alleen kan worden gewijzigd indien zich binnen een straal van 250 meter van het beoogde vestigingspunt niet meer dan 2 dergelijke horeca-inrichtingen 1, 2 of 3 bevinden;
    2. ten behoeve van een horeca 1 inrichting op gronden die gelegen zijn aan én georiënteerd zijn op een op de plankaart aangegeven hoofdbebouwingsvlak, niet gelegen langs wegen die in Bijlage 2" zijn aangeduid als "lijnstructuur horeca", indien zich binnen een straal van 500 meter van het beoogde vestigingspunt geen horeca-inrichtingen 1, 2 of 3 bevinden.
  2. Burgemeester en wethouders verklaren op de gewijzigde bestemming de voorschriften van het plan van overeenkomstige toepassing.
  3. Op de gronden met een bestemming die wordt gewijzigd overeenkomstig sub a mag niet worden gebouwd zolang een wijzigingsplan voor het betreffende bestemmingsvlak nog niet is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten.
  4. Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de procedurevoorschriften als bedoeld in artikel 28.2 vrijstelling verlenen van het bepaalde in sub c voor bebouwing die in overeenstemming is met een concept-wijzigingsplan, mits van Gedeputeerde Staten de verklaring is ontvangen dat zij tegen het verlenen van de vrijstelling geen bezwaar hebben.