vastgesteld |
NL.IMRO.0855.STV2012001-d001 |
Onder ruimtelijke ordening vallen in relatie tot de linten de subthema's detailhandel/bedrijvigheid, wonen, cultuurhistorie en stedenbouw. Al deze subthema's kennen een zekere mate van samenhang en dwarsverbanden die elkaar op positieve wijze beïnvloeden en versterken. Met name in het subthema stedenbouw vallen al deze elementen samen. In onderstaande paragrafen wordt ingegaan op de visie op de linten in relatie tot deze subthema's.
Het subthema 'detailhandel/bedrijvigheid' is alleen van toepassing op bedrijvige linten. Dat wil niet zeggen dat er op de rustige linten geen bedrijvigheid aanwezig is of mag zijn. Wel zal de focus voor het stimuleren en behouden van de aanwezige bedrijvigheid zich concentreren op de bedrijvige linten. Met name voor detailhandel is concentratie van bedrijven belangrijk. De afgelopen decennia is er veel veranderd in de linten. In het verleden bouwden kleinere individuele ondernemers kleinschalig en voor eigen doel in de linten. Professionele ontwikkelende partijen12 die in de linten investeerden waren er toen nog niet. Hierdoor ontstond een variëteit aan bedrijven/gebruik en type bebouwing in de linten. Bestaande bedrijven en/of winkels werden steeds uitgebreid en verbeterd; er werd op zo'n manier gebouwd dat de gebouwen in de linten regelmatig van functie konden veranderen.
De linten zijn in de loop der jaren gegroeid vanuit de dynamiek van een uitdijende en steeds bedrijviger wordende stad. Door onder andere schaalvergroting in de detailhandel, de opkomst van internet-winkelen en de afname van de interesse in zelfstandig ondernemerschap zijn de linten vandaag de dag niet altijd meer een voor de hand liggende plek om een winkel te hebben of te beginnen. En juist de winkels in de bedrijvige linten zijn veelal bepalend voor het beeld (sfeer) dat mensen van de deze linten hebben. Omdat de winkels in de linten gevoelig/kwetsbaar zijn voor landelijke ontwikkelingen op het gebied van detailhandel, komen de linten als vestigingsplaats voor nieuwe en bestaande ondernemers tegenwoordig steeds meer onder druk te staan.
Om grip te krijgen op bovengenoemde ontwikkelingen hebben de gemeente Tilburg en de Kamer van Koophandel (i.s.m. de Ondernemersfederatie Tilburg) een onderzoek laten doen naar het economisch functioneren van de linten13. Belangrijke constatering hieruit is dat de linten voor de Tilburgse economie nog steeds erg belangrijk zijn. Circa 10% van de werkgelegenheid en 21% van het aantal winkels (met 17% van de winkelvloeroppervlakte) bevinden zich aan de linten. De goede bereikbaarheid, de sterke menging van functies en de aanwezigheid van bekende winkels worden genoemd als sterke punten. Wel wordt geconstateerd dat met name de winkelfunctie (zeker in het dagelijkse segment) is afgenomen aan vrijwel alle bedrijvige linten, met uitzondering van de Korvelseweg, Besterdring en de Piusstraat (nabij de Binnenstad).
Zonder de aanwezigheid van detailhandel en bedrijvigheid verdwijnt de aantrekkelijkheid van de bedrijvige linten als "uniek" stedelijk milieu. De aanwezige detailhandel en bedrijvigheid zorgen voor levendigheid en dynamiek, wat op zijn beurt weer een positieve uitwerking heeft op de identiteit en de herkenbaarheid van de linten. Door op de juiste manier ruimte te bieden en de dynamiek in de linten te stimuleren, kan de identiteit en de herkenbaarheid van de linten worden versterkt. Belangrijk hierbij is dat de activiteiten in de bedrijvige linten goed worden afgestemd op de omgeving, met name daar waar het gaat om de milieuaspecten geluid en veiligheid. Aangezien dit per lint kan verschillen, wordt hiervoor verwezen naar de richtlijnen voor 'functiemenging' die staan in het boekwerk 'bedrijvigheid en milieuzonering' van de VNG.
Momenteel staan er veel winkels leeg: vooral relatief dure winkelruimte in nieuwe appartementencomplexen. Om verdere leegstand te voorkomen is het van belang dat de bedrijvige linten economisch vitaal blijven. Dit betekent aandacht voor het economisch functioneren van de bedrijvige linten. Daarom moet er veel energie worden gestoken in de samenwerking met de ondernemers/ondernemersverenigingen in de bedrijvige linten. Ondernemers moeten gestimuleerd worden om te investeren in bestaande en nieuwe functies.
Voor Tilburg betekent dit inzetten op de broedkamerfunctie van de bedrijvige linten. De grote verscheidenheid aan panden in de linten (zowel in grootte als in prijs) maakt dat er voor vele soorten ondernemingen een plek gevonden kan worden aan één van de linten.
Kansen liggen er bij lintenmanagement. Het huidige lintenmanagement op de Korvelseweg en de Besterd levert zijn vruchten af. Belangrijke voorwaarde bij lintenmanagement is draagvlak onder alle betrokken partijen (zowel gemeente als ondernemers). Ook in andere steden wordt lintenmanagement (straatmanagement) al met succes toegepast14.
Ook het structureel promoten van de bedrijvige linten afzonderlijk bij de burger op de voor deze linten specifieke sterke punten, moet onderdeel zijn van de gezamenlijke aanpak15. Hierbij is van belang te onderkennen dat er sprake is van een algemene economische schaalvergroting die de winkelbranche als het ware dwingt om zich te concentreren aan de linten16. In tegenstelling tot de historische spreiding van winkels vanuit de buurtschappen (herdgangen) zien we nu en in de toekomst een concentratie van winkels in de Binnenstad met linten die daarop aanhaken. De winkels aan deze linten zijn deels aanvullend op de winkels van de Binnenstad - zeker voor wat betreft de dagelijkse goederen - en deels betreft het speciaalzaken en winkels voor de omliggende wijken/buurten.
Ondanks deze toenemende concentratie van winkels in de Binnenstad en buurt/wijkwinkelcentra zijn er in de linten veel ondernemers die toch blijven. Reden hiervoor is veelal de lage huurprijs en het goede ondernemersklimaat. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de relatief grote deelname van ondernemers aan de ondernemersverenigingen op de Korvelseweg en de Besterd. Ook zijn ondernemers meer betrokken bij de straat omdat zij in veel gevallen ook eigenaar van het pand zijn, dit is een belangrijk verschil met de Binnenstad en andere meer ontworpen centra. Deze ondernemers krijgen soms gezelschap van starters.
Tot op heden zijn leegkomende winkelpanden vaak aan speculatie onderhevig, waardoor starters minder kansen krijgen. Om oudere (goedkopere) panden voor bedrijvigheid en winkels te behouden is het van belang om het ondernemersklimaat aan de linten op peil te houden, zodat ook deze panden worden hergebruikt en kunnen blijven renderen. De verleiding om te slopen en iets nieuws te ontwikkelen wordt op die manier minder groot. Hierdoor blijft er ruimte voor diversiteit en ook kleinschalige bedrijvigheid.
Wonen in de Tilburgse linten is wonen in een historische en diverse omgeving. Dat maakt ze uniek maar tevens kwetsbaar. Zodra deze kwaliteiten verloren gaan, verdwijnt ook het onderscheidend vermogen van deze gebieden.
Alhoewel de linten vanuit hun historie een aantal duidelijke gelijkenissen kennen, zoals de diversiteit van bebouwing, moet bovenal gesteld worden dat ieder lint en soms zelfs delen van het lint, verschillend is.
Waar bedrijvige linten zich kenmerken door een sterke menging van functies (wonen, werken), een hoog voorzieningenniveau en een dynamisch karakter, zijn de rustige linten qua functie veel meer verworden tot normale woonstraten. Zo is de Korvelseweg een duidelijk voorbeeld van een bedrijvig lint en kan de Groenstraat getypeerd worden als rustig lint.
Dit onderscheid in karakter is in belangrijke mate ook bepalend voor het verschil in woonkwaliteit. De specifieke woonwaarde van de bedrijvige linten bevindt zich vooral in de aanwezigheid van voorzieningen, de dynamiek en de levendigheid. In de rustige linten is dat daarentegen met name de relatieve rust. Als algehele woonkwaliteit van de linten kunnen het historische karakter en de diversiteit in bebouwing en bewoning genoemd worden. Wonen in een lint betekent een uniek product in een unieke straat, iets dat op de hedendaagse woningmarkt niet vanzelfsprekend is.
Tegenover deze duidelijke voordelen staan ook een aantal minder aantrekkelijke woonaspecten van de linten zoals het stenige karakter, de parkeer- en verkeersoverlast (lucht en geluid) en situaties van overlast/sociale onveiligheid. Al hoewel dit verschilt per lint en in sterkere mate speelt in de bedrijvige linten, kan gesteld worden dat de woonpotentie van de linten zich meer in de binnengebieden bevindt dan aan de straatzijde.
Ontwikkelingscondities
De bedrijvige linten of delen daarvan hebben met hun ligging, voorzieningenniveau en levendige karakter de potentie om zich te ontwikkelen tot volwaardige centrum stedelijke woonmilieus. Een dergelijke ontwikkeling hangt vooral samen met een verdere menging van functies en verdichting. Bij dit laatste past ook stapeling. Om een toegevoegde waarde te kunnen vormen op de bestaande woonomgeving van de binnenstad en het grootschalig centrum stedelijk wonen in de Spoorzone en Piushaven, moet vooral gedacht worden aan kleinschalige woningbouw die naadloos aansluit op de typische lintbebouwing. De levendigheid en het hoge voorzieningenniveau maakt deze bedrijvige linten een interessant woongebied voor doelgroepen gericht op stedelijkheid zoals jonge huishoudens. Zij hebben ook een hogere acceptatie van de negatieve woonaspecten. Woningbouw kan deels op deze doelgroep gericht zijn, maar aandacht voor voldoende kwaliteit ten aanzien van de woning is essentieel voor de toekomstwaarde van de linten. In hoofdzaak moet gedacht worden aan woningen in de standaard en comfort klasse17. De prijzen verhouden zich tot de kwaliteit en bevinden zich dan ook in het betaalbare tot middeldure segment (zie ook bijlage 6).
Waar mogelijk moet de kans gegrepen worden om producten te realiseren voor meer welgestelde doelgroepen als yuppen en emptynesters. Dit vraagt wel om een nadrukkelijk hoger kwaliteitsniveau van woning en woonomgeving (statig) en bijzondere aandacht voor specifieke woonwensen en goede (privé) buitenruimte. Het kan hier gaan om appartementen maar vooral ook grondgebonden woningtypen in de vorm van herenhuizen. In aansluiting op de behoefte van de benoemde doelgroepen, behoort een groot deel van de woningen tot het huursegment. Vooral de binnengebieden direct achter de lintbebouwing bieden kansen hiervoor. Hier kunnen bijvoorbeeld collectieve woongebouwen ontstaan met een drukke gestapelde buitenkant en een rustig (verborgen, groene) grondgebonden binnenmilieu. Voor de verder minder stedelijke bedrijvige linten en met name de rustige linten geldt de beoogde strategie van versterking van het bestaande woonmilieu. Zij voegen zich verder naar hun directe omgeving. Dit vertaalt zich in het realiseren van grondgebonden woningen. Alleen in bedrijvige linten is bij wijze van uitzondering nog ruimte voor enig appartementenbouw. De grondgebonden koopwoningen kennen een basis kwaliteit en zijn daarmee betaalbaar voor tweepersoons huishoudens die starten of doorstromen uit de huursector (bijvoorbeeld uit de bedrijvige linten). Ook (jonge) gezinnen zijn een potentiële doelgroep.
Voor alle linten geldt boven alles dat het historische karakter en de diversiteit van bebouwing moet worden behouden en indien mogelijk versterkt. Immers zijn dit de woonkwaliteiten die deze straten uniek en waardevol maken. Dit vraagt bijzondere aandacht voor bijvoorbeeld korrel van de bebouwing (breedte) relatie met het achtergebied, architectuur, ontwerp en woningtypologie, waarbij individualiteit van bebouwing en het adagium 'geen wanden maar panden' als uitgangspunt geldt. Linten zijn ook prima plekken voor vormen van particulier opdrachtgeverschap, combinaties tussen wonen en werken en woonvormen voor bijzondere doelgroepen.
Vanaf de Middeleeuwen tot aan de dag van vandaag vormen de Tilburgse linten de ruggengraat, de bloedvaten van de stad. Het web van verbindingswegen en gehuchten is nog steeds herkenbaar als een eerste stedenbouwkundige laag, ondanks alle veranderingen en nieuwe lagen uit de 19e en 20e eeuw.
De linten kunnen beschouwd worden als de 'grachten van Tilburg': sociaaleconomisch en stedenbouwkundig een essentiële, historisch gegroeide structuur met het daarbij horende beeld, inclusief de steeds aanwezige, eveneens historisch gegroeide, functionele dynamiek en diversiteit. Aan de linten gebeurde het: daar werd gewoond en gewerkt door arbeiders en fabrikanten, daar werden nieuwe zaken opgestart, daar kwam al het verkeer door, daar werd gebouwd en ontmoette men elkaar bij werkplaats, kerk, school of winkel. Deze linten zijn afwijkend van andere straten door de combinatie van multifunctionaliteit (wonen en werken), een grote dynamiek (economisch en verkeerskundig) en de bijzondere verschijningsvorm (openbare ruimte, perceelsgewijze lintbebouwing).
De Tilburgse linten kenmerken zich van oudsher door een lintbebouwing die per perceel werd bebouwd door particulieren. Hierdoor is veel diversiteit ontstaan binnen de linten wat betreft het type bebouwing en de bouwperioden, maar zeker ook wat betreft het gebruik. Ook de linten zelf variëren onderling. Dit komt door de combinatie van multifunctionaliteit (wonen en werken), een grote dynamiek (economisch en verkeerskundig) en de bijzondere verschijningsvorm (perceelsgewijze lintbebouwing, korrelgrootte, openbare ruimte). Bij een aantal linten is die dynamiek in de loop der tijden sterk gewijzigd; veelal verminderd (vroeger waren bijna alle linten bedrijvig).
De historische lintenstructuur en de hierin aanwezige kwaliteiten zijn uniek en verdienen om deze reden bijzondere aandacht. Oude structuren, ensembles en objecten bepalen in belangrijke mate de identiteit van de Tilburgse linten en een aantal driehoekige pleinen. De linten geven Tilburg een eigen karakter dat ingezet kan worden om leefbaarheid en economie te ondersteunen. Cultuurhistorische waarden kunnen een meerwaarde zijn voor een woon- of een winkelgebied. De aantrekkelijkheid wordt groter als historische elementen mede de sfeer bepalen. De linten zijn bovendien van nature “bedrijvig” en verdragen dus ook goed allerlei kleinschalige activiteiten. Het ruimtelijke erfgoed kan zo een belangrijke rol spelen in de toekomst van de linten.
Om inzicht te krijgen in de stedenbouwkundige, cultuurhistorisch bebouwing en structuur heeft Fontys Hogescholen Bilan een rapport opgesteld waarbij zowel de straten als de waardevolle ensembles in kaart zijn gebracht18. In combinatie met bestaande informatie (beschermde monumenten, stadsgezichten en Monumenten Inventarisatieproject, archeologie) is dit de basis om cultuurhistorie te koppelen aan andere sectoren (openbare ruimte, economische bedrijvigheid en wonen) en aan een nieuwe, meer specifieke stedenbouwkundige aanpak met een goede balans tussen oud en nieuw. (zie ook bijlage 5).
Het historische karakter van linten is een kracht die beter kan worden benut, voor zowel rustige als bedrijvige linten. Dit karakter is vaak bepalend voor de sfeer, voor een herkenbare leefomgeving en het draagt bij aan de ruimtelijke kwaliteit. Het is van belang een juiste balans te vinden of te creëren tussen (historische) karakteristiek en (gewenste) dynamiek; ofwel tussen behoud en ontwikkeling van de cultuurhistorie.
Het erfgoed leeft in de stad. Uit reacties bij nieuwe bouwinitiatieven blijkt steeds weer dat Tilburgers het spijtig vinden dat het historische karakter van de linten verdwijnt. Meer zorg voor de historische bebouwing en de kenmerkende korrelgrootte is daarom geboden.
De gemeente vindt het van belang dat de cultuurhistorie (objecten, ensembles, gevelbeeld, context, schaal en maat) nadrukkelijk “meedoet” bij gebiedsontwikkeling en nieuwe ontwerpopgaven (transformatieprocessen). Omdat aspecten als sfeer, functie, schaal en beeld van oud én nieuw essentieel zijn bij de waardering van de leefomgeving, kan het erfgoed dienen als inspiratiebron, referentie of randvoorwaarde voor nieuwe stedenbouwkundige ontwikkelingen, de inrichting van de openbare ruimte en architectuur. Daar waar de gemeente de regie voert of initiatieven toetst zal daarom nadrukkelijk aandacht worden gevraagd voor het aanwezige erfgoed, op de locatie en in de omgeving. In alle linten wordt daarom bij planvorming het erfgoed als aandachtspunt of randvoorwaarde voor ontwikkeling opgenomen. Ook hergebruik van erfgoed (bijvoorbeeld van oude winkels of bedrijfsruimten op de achterterreinen), aandacht voor de historische structuur voor de herkenbaarheid van de openbare ruimte zijn factoren die moeten worden meegenomen.
Als er met een stedenbouwkundige bril naar de linten wordt gekeken, wordt snel duidelijk dat de linten te kampen hebben met verschillende problemen met betrekking tot bijvoorbeeld de (te) kolossale (in hoogte en breedte) nieuwbouw, winkels verdwijnen, er is steeds meer leegstand, sloop van historische panden en een gebrek aan kwaliteit van de openbare ruimte. Daarom is het van belang dat alle betrokken partijen zich verantwoordelijk voelen voor een hoge kwaliteit van de linten ten aanzien van nieuwbouw, erfgoed (behoud/hergebruik), sfeer (historisch karakter), winkelstructuur en de openbare ruimte aan de linten. Om dit te kunnen bewerkstelligen worden daarom in deze visie een aantal uitgangspunten aangereikt. Deze uitgangspunten moeten ervoor zorgen dat er zorgvuldiger wordt omgegaan met de linten. De rustige linten wordt puur ingericht voor wonen en op de bedrijvige linten wordt meer aandacht besteed aan de diversiteit, korrel, maat en schaal van de bebouwing. Deze kunnen op termijn omgezet worden in (juridische) regels voor nieuwe bestemmingsplannen.
Uitgangspunten voor nieuwbouwprojecten aan de bedrijvige linten
Om de historisch waardevolle linten te behouden gelden voor nieuwbouwprojecten aan de bedrijvige linten de volgende uitgangspunten:
Flexibele begane grond
Opmerkelijk aan de bedrijvige linten is de hoeveelheid winkels en bedrijven. Wanneer winkels of bedrijven verdwijnen komen er tegenwoordig niet zomaar nieuwe winkels of bedrijven voor in de plaats. Eigenaren wachten hun kans af om hun onroerend goed tegen een gunstige prijs te verkopen. Volgens het huidige bestemmingsplan moet de nieuwe eigenaar bij nieuwbouw dan op de begane grond minstens 50% van de vloeroppervlakte commerciële ruimte maken. Die nieuwe commerciële ruimte is echter veel duurder dan de commerciële ruimte die net gesloopt is, met als gevolg dat hij geen nieuwe huurders hiervoor kan vinden en alsnog toestemming vraagt om er woningen van te maken. Veel tijd en moeite zijn dan voor niets geweest. Als nieuwe uitgangspunt geldt dat de begane grond minstens 3½ meter hoog moet zijn en elk bouwdeel van circa 5 meter breedte (zie verder 'onder de korrel van bebouwing') voorzien moet zijn van een eigen voordeur. Hiermee kan de begane grond flexibel ingericht worden - als woning of als winkel/bedrijfje – opdat de toekomst zelf uitmaakt wat het gaat worden.
De korrel van bebouwing
De Tilburgse linten kenmerken zich van oudsher door een lintbebouwing die per afzonderlijk perceel werd gebouwd door particulieren. Sinds de jaren-70 zien we steeds meer professionele ontwikkelaars bouwen aan de linten, waarmee de nieuwbouw doorgaans steeds hoger en breder wordt. De oorspronkelijke 'korrel' (breedte van een gemiddelde woning/winkel) van 4½ tot 6½ meter breed groeit tot een korrel van 16½ meter breed en nog breder. Deze bouwwijze met een doorgaans moderne zakelijke architectuur roept veel weerstand op bij de inwoners van Tilburg. De nieuwe uitgangspunten gaan uit van een tweedeling in K1 en 'korrel overig'. Uitgangspunt voor K1 is de huidige hoogte, breedte en diepte van een pand. Binnen deze afmeting wordt binnen de bestemmingsplansystematiek gebouwd. Indien de huidige afmetingen van een pand kleiner zijn dan 11 meter hoog, 6,5 meter breed en 12 meter diep, dan mag binnen het bestemmingsplan worden uitgebreid tot maximaal deze afstanden (=K1). Bouwen boven de 11 meter of de huidige hoogte tot max. 15 meter hoog is K2. De breedte van K2 is max. 16,5 meter en diepte 15 meter. Wil men hoger dan 15 meter en breder dan 16,5 meter bouwen, dan wordt gesproken van een K3. Bij zowel K2 als K3 moet een nieuw postzegel bestemmingsplan worden opgesteld (dit is alleen een optie bij bedrijvige linten). Wanneer een bouwplan in voorbereiding is dient dus gekeken te worden naar de breedte van de bebouwing aan het lint om te bepalen of het onder K1, K2 of K3 valt. De schaalgrootte van een initiatief bepaalt de randvoorwaarden die aan de desbetreffende korrel worden gesteld.
Uitzondering op bovenstaande regels vormen de ensembles. Indien ensembles worden gesloopt en er nieuwbouw plaatsvindt, dient de bouwmassa van het ensemble als basis voor het nieuw te bouwen pand te worden aangehouden.
Bouwregels bij verschillende korrels
Bij elke korrel horen eigen bouwregels. Bij K1 staan de bescherming en flexibiliteit in gebruik van de huidige winkelpanden centraal. Tot 80m2 bedrijfsvloeroppervlak krijgt bijvoorbeeld ontheffing van de gemeentelijke parkeernorm omdat het anders vaak onmogelijk is. Bij categorie 'korrel overig' (K2 en K3) ontstaat een grotere onderhandelingsruimte omdat in deze gevallen een apart bestemmingsplan gemaakt moet worden. Bij K2 wordt hierbij extra aandacht geschonken aan de flexibiliteit van de begane grond en de ontsluiting en een beperking van de maximale breedte. Bij K3 is het ook van belang om onder andere de relatie met het binnengebied en de achterliggende wijk te verbeteren, meer groen te introduceren, een grotere diversiteit aan woningtypes te genereren, meer cultuurhistorisch waardevolle panden/ensembles te behouden en een overcapaciteit aan parkeren te maken.
Functiemenging, diversiteit en meervoudig ruimtegebruik
De linten zijn van oudsher intensiever bebouwd dan de gebieden tussen de linten waar voorheen agrarisch gebied was en waar textielfabrieken neerstreken. De linten kennen een grote variëteit aan functies en bebouwing met een beperkte openbare ruimte. Die diversiteit willen we in de bedrijvige linten behouden en stimuleren. In plaats van veel kleine vrijwel identieke appartementen wordt gestreefd naar meer verschillende woonvormen en meer gebruik door verschillende doelgroepen. Door slimme manieren van parkeren kan op maaiveld de beschikbare ruimte meervoudig gebruikt worden, als speelplaats bijvoorbeeld. Daarnaast dient het hergebruik van bestaand vastgoed met reeds een grote diversiteit te worden gestimuleerd.
Mooi en lelijk, passend of niet passend
Over mooi en lelijk verschillen de meningen nogal, over passende en niet passende bebouwing aan de linten zijn die verschillen vaak al minder groot, maar een absoluut criterium is niet te geven. Daarom kunnen voorbeeldprojecten een verhelderende rol spelen in de onderlinge discussie. Als uitgangspunt wordt hier meegegeven om in een vroegtijdig stadium van het planproces op basis van referentiebeelden af te tasten wat de passende vorm van nieuwbouw zou kunnen zijn. Voor toetsing van plan is ook de omgeving en context van belang. In de loop van de tijd wordt met de verschillende partners in de stad, door concrete plannen maar ook door stadsdebatten en samenwerking met de onderwijs instellingen van de stad, steeds meer ervaring opgedaan over deze wijze van het ontwikkelen van de linten.
Rustige linten worden puur ingericht voor grondgebonden wonen19. Ten opzichte van de bedrijvige linten betekent dit minder menging van functies, relatief minder overlast en meer groen.