Plan: | Groenewoud 2008, 3e herziening (Vogeltjesbuurt) |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0855.BSP2012013-e001 |
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Hiermee is het Verdrag van Malta uit 1992 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Dit betekent onder meer het volgende:
Met de komst van de wet wijzigt het archeologiebestel in Nederland met name voor de overheidsorganen sterk. De nota 'Grond voor het verleden' (2007) is het beleidsplan voor het Tilburgse archeologiebeleid.
De volgende werkinstrumenten zijn hoofdzakelijk gebruikt bij het archeologische deel van bureauonderzoek:
Naast deze bronnen is gebruik gemaakt van de Archeologische Waarschuwingskaart Tilburg (ARWATI) en het databestand van het Regionaal Archief Tilburg (RAT). Op grond van de beschikbare gegevens wordt een goed beeld verkregen van de algemene archeologische verwachtingswaarde in het plangebied. Dit beeld wordt verder aangescherpt door een landschapsanalyse en door gebruik van lokale bronnen. De landschapsanalyse is opgesteld aan de hand van onder andere de geomorfologie en de bodem, maar ook door het interpreteren van bijvoorbeeld de (vroegere) infrastructuur en lokale archeologische waarnemingen. Om de historische ontwikkelingen in het plangebied in een breder kader te kunnen plaatsen, werd eerst de ontwikkelingsgeschiedenis van Tilburg in het algemeen onderzocht en vervolgens die van het plangebied in detail. De lokale bronnen omvatten onder andere historische kaarten, architectuurfoto´s en luchtfoto´s en geschreven bronnen waaronder plaatsbeschrijvingen en veldnamen, bebouwingsgegevens en veldverkenningen. Landschappelijke, archeologische en (cultuur)historische gegevens werden in het onderzoek samengevoegd tot een reconstructie van de ontwikkelingsgeschiedenis van het plangebied. De reconstructie werd vervolgens vertaald naar een archeologische verwachtingswaarde voor het plangebied, die nader kon worden gespecificeerd door er bodemverstorende activiteiten zoals wegen- en huizenbouw bij te betrekken.
Het plangebied kent een hoge tot middelhoge archeologische verwachting voor bebouwde gedeelten. Verwacht wordt dat de bestaande bebouwing de mogelijke archeologische waarden slechts beperkt heeft aangetast. Daarom wordt hierop een dubbelbestemming Waarde Archeologie gelegd. Zo kan worden voorkomen dat werkzaamheden een verdere verstoring van de ondergrond teweeg brengen.
Het gemeentelijk beleid is erop gericht om bestaande cultuurhistorische en architectonische kwaliteiten te handhaven en nieuwe toe te voegen. Hierbij zijn vooral de Monumentenwet, de gemeentelijke Monumentenverordening en de lijst van gemeentelijke monumenten het kader.
Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie wordt de sloop van een groot aantal MIP-objecten betreurd. Toch blijft er ook na de beoogde planontwikkeling in de directe omgeving van het plangebied voldoende vooroorlogse bouwmassa over om het gebied als een woonwijk uit de jaren tussen 1920 en 1955 herkenbaar te houden. Het verdient verder de voorkeur om bij vervolgontwikkelingen te zoeken naar bouwkundige oplossingen, zoals bijvoorbeeld het samenvoegen van wooneenheden, waarbij tenminste een groot deel van de bestaande bebouwing in hoofdvorm behouden kan worden, en daar waar er sprake is van kenmerkende detaillering daarmee met respect om te gaan. Op het niveau van de stedenbouwkundige structuur van de wijk worden grootschalige ingrepen niet wenselijk geacht.
Bronnen en afkortingen: