Plan: | Buitengebied Landgoederenzone Bredaseweg, 1e herziening (tophockeycomplex) |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0855.BSP2011029-e001 |
Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven en transportverbindingen (wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen). Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten, regelingen en andere documenten. De belangrijkste zijn:
Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen, zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat iemand die zich op een bepaalde plaats bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten risicocontour). Het rijk heeft als maatgevende risicocontour de kans op overlijden van 10-6 per jaar gegeven (indien een persoon zich gedurende een jaar binnen deze contour bevindt is de kans op overlijden groter dan één op een miljoen jaar). Het plaatsgebonden risico 10-6 is voor ruimtelijke objecten en bestemmingen vertaald naar grenswaarden en richtwaarden.
De wetgeving is erop gericht om voor bestaande situaties geen personen in kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en grote kantoren) en zo min mogelijk personen in beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren en sportcomplexen) bloot te stellen aan een plaatsgebonden risico dat hoger is dan 10-6 per jaar.
Nieuwe ontwikkelingen van kwetsbare objecten binnen de risicocontour van 10-6 per jaar zijn niet toegestaan. Nieuwe ontwikkelingen van beperkt kwetsbare objecten zijn ongewenst, maar wel toegestaan indien gemotiveerd kan worden waarom dit noodzakelijk is. Daarnaast dient aangetoond te worden dat afdoende maatregelen worden genomen om de risico's en de gevolgen van een eventueel ongeval te beperken.
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat een bepaald aantal mensen overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De hoogte van het groepsrisico hangt af van:
Het groepsrisico kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de kans per jaar op tenminste dat aantal slachtoffers. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het zogenaamde invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Hoe meer personen per hectare in het invloedsgebied aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is en hoe hoger het groepsrisico.
De verantwoordingsplicht bij een ruimtelijk besluit draait kort gezegd om de vraag in hoeverre risico's ten gevolge van een calamiteit worden geaccepteerd en welke mogelijke veiligheidsverhogende maatregelen worden genomen in het te nemen ruimtelijke besluit. De verantwoordingsplicht beoogd dat betrokken partijen samen een goede ruimtelijke afweging maken waarin de veiligheid voldoende gewaarborgd wordt. De afweging is kwalitatief van aard en richt zich op aspecten als bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.. Bij de invulling van de verantwoordingsplicht worden de volgende elementen beschouwd:
1 beschrijving van de ontwikkeling;
2 de hoogte en toename van het groepsrisico;
3 bronmaatregelen;
4 ruimtelijke maatregelen;
5 mogelijkheden tot bestrijdbaarheid van een calamiteit en de gevolgen daarvan;
6 mogelijkheden tot zelfredzaamheid;
7 nut en noodzaak ;
8 mogelijkheden en voorgenomen maatregelen in de nabije toekomst.
In de Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico (Ministeries van VROM en Binnenlandse Zaken, december 2007) zijn deze onderdelen nader uitgewerkt en toegelicht.
Conform het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) moeten alle ruimtelijke besluiten binnen het invloedsgebied van een inrichting verantwoord worden. Conform de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs) moet het bevoegd gezag verantwoording afleggen bij elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of toename van het groepsrisico ten gevolge van de ruimtelijke ontwikkeling.
De Bredaseweg vormt een onderdeel van de gemeentelijke routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het doel van het vastleggen van de route voor gevaarlijke stoffen vormt het managen van de risico's met gevaarlijke stoffen.
Bij het bestemmingsplan voor de verdubbeling van de Bredaseweg is bij het bepalen van het vervoer van gevaarlijke stoffen, gebruik gemaakt van de inventarisaties vervoer gevaarlijke stoffen aan de hand van het Wm-inrichtingenbestand. Dit is in opdracht van de provincie Noord-Brabant vastgelegd in een rapport dat door Haskoning en RMD op 25 april 2008 is opgesteld.
Om inzicht te krijgen in de veiligheidsrisico's van de verdubbeling van de Bredaseweg is een rapport opgesteld waarin de vervoersgegevens uit dit rapport als uitgangspunt zijn genomen. Om robuustheid te creëren, is de berekening uitgevoerd met een factor 10 keer de vervoersgegevens uit het rapport "Inventarisaties vervoer gevaarlijke stoffen". Uit de berekening blijkt dat de externe veiligheidsrisico's stijgen door de robuuste toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen. Er liggen binnen de PR 10-6 contour van 3 meter geen (beperkt) kwetsbare objecten. Het groepsrisico blijft met een factor 0,012 van de oriëntatiewaarde onder de oriëntatiewaarde.
Echter zal de ring om Tilburg midden 2012 worden afgerond en zal de route gevaarlijke stoffen verlegd worden naar de ring over de Tangenten. De Bredaseweg gaat dan geen onderdeel meer uitmaken van de routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Bredaseweg mag dan alleen nog plaatsvinden met een ontheffing.
Gezien deze voorgenomen herroutering wordt ervan uitgegaan dat het aantal transportbewegingen met gevaarlijke stoffen over deze weg eerder zal afnemen dan toenemen. Aangezien de Bredaseweg op korte termijn buiten de route gevaarlijke stoffen valt, is voor de uitbreiding van het sportcomplex geen berekening uitgevoerd.
Het aantal transportbewegingen over de Bredaseweg in de toekomst is zodanig beperkt dat er geen sprake is van een 10-6 risicocontour noch van zichtbare groepsrisico's, doordat het vervoer aan gevaarlijke stoffen beperkt is.
In het voorliggende plan zijn risicovolle bedrijven en opslagvoorzieningen binnen het plangebied uitgesloten. Buiten het plangebied zijn geen bedrijven of opslagvoorzieningen aanwezig met een risicocontour die van invloed is op het plangebied.
Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van buisleidingen binnen of rondom het plangebied.
Het overig transport van gevaarlijke stoffen in Tilburg vindt plaats over het spoor en over het Wilhelminakanaal.
Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor
Door de gemeente Tilburg loopt de spoorlijn Breda - Tilburg - Eindhoven/'s-Hertogenbosch. Hierover worden onder andere brandbare gassen en brandbare vloeistoffen vervoerd.
In de beleidsvisie externe veiligheid is vastgelegd dat, tot het moment dat het Basisnet in wetgeving is vastgelegd, uitgegaan wordt van de uitgangspunten zoals deze zijn verwoord in het beleidsdocument Koersen op veilig. Dit betekent dat, tot het van kracht worden van het Basisnet, geen objecten mogen worden opgericht binnen 29 meter van het hart van de buitenste spoorlijn. Het bestemmingsplan maakt geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk binnen deze afstandsmaat.
Ten aanzien van het groepsrisico geldt dat voor dit bestemmingsplan hier geen sprake is van een toename van het groepsrisico van het spoor en geen sprake is van overschrijding van de oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over het Wilhelminakanaal
Uit de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (december 2009) blijkt dat voor het Wilhelminakanaal geen risico- en veiligheidsafstanden gelden.
Binnen het bestemmingsplan zijn geen bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en opslagen van professioneel vuurwerk aanwezig. Burgemeester en wethouders kunnen voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er wordt daarom geen medewerking verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk.