direct naar inhoud van 5.3 Externe veiligheid
Plan: Vossenberg Midden 2012
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2011002-e001

5.3 Externe veiligheid

5.3.1 Inleiding

Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven en transportverbindingen (wegen, spoorwegen en waterwegen) en buisleidingen. Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten en regelingen. De belangrijkste zijn:

  • 1. besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);
  • 2. Circulaire "Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" (cRvgs) december 2009;
  • 3. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), 1 januari 2011.

Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen, zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.

5.3.2 Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico is de kans dat iemand die zich op een bepaalde plaats bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten risicocontour). Het Rijk heeft als maatgevende risicocontour de kans op overlijden van 10-6 per jaar gegeven (indien een persoon zich gedurende een jaar binnen deze contour bevindt, is de kans op overlijden groter dan één op een miljoen jaar).

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan het plaatsgebonden risico 10-6. Het plaatsgebonden risico 10-6 is voor ruimtelijke besluiten vertaald naar grenswaarden en richtwaarden.

De wetgeving is erop gericht om voor bestaande situaties geen personen in kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en grote kantoren) en zo min mogelijk personen in beperkt kwetsbare objecten (zoals kleine kantoren en sportcomplexen) bloot te stellen aan een plaatsgebonden risico dat hoger is dan 10-6 per jaar.

Nieuwe ontwikkelingen van kwetsbare objecten binnen de risicocontour van 10-6 per jaar zijn niet toegestaan. Nieuwe ontwikkelingen van beperkt kwetsbare objecten zijn ongewenst, maar wel toegestaan indien gemotiveerd kan worden waarom dit noodzakelijk is. Daarnaast dient aangetoond te worden dat afdoende maatregelen worden genomen om de risico's en de gevolgen van een eventueel ongeval te beperken.

5.3.3 Groepsrisico

Het groepsrisico is een maat voor de kans dat een bepaald aantal mensen overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De hoogte van het groepsrisico hangt af van:

  • 1. de kans op een ongeval;
  • 2. het effect van het ongeval;
  • 3. het aantal personen dat in de omgeving van de bron (inrichting of transportroute) verblijft;
  • 4. de mate waarin de personen in de omgeving beschermd zijn tegen de gevolgen van een ongeluk.

Het groepsrisico kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de kans per jaar op tenminste dat aantal slachtoffers. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het zogenaamde invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Hoe meer personen per hectare in het invloedsgebied aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is, en hoe hoger het groepsrisico.

Verantwoordingsplicht

Bij het opstellen van een bestemmingsplan, waarvan het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van een risicobron, geldt een verantwoordingsplicht. In Bijlage 3 Verantwoording Externe Veiligheid is de verantwoording opgenomen.

5.3.4 Inrichtingen

Binnen het voorliggende plan liggen geen risicovolle inrichtingen. Tevens worden nieuwe Bevi-inrichtingen in het nieuwe bestemmingsplan uitgesloten.

Buiten het plangebied liggen 9 risicovolle inrichtingen die potentieel relevant zijn; de relevantie van deze inrichtingen voor dit bestemmingsplan wordt in onderstaand overzicht per inrichting inzichtelijk gemaakt. Uit deze analyse blijkt dat geen van deze inrichtingen relevant zijn voor het plangebied. Geen van deze inrichtingen dient dus betrokken te worden bij de verantwoordingsplicht van het groepsrisico.

Het bestemmingsplan maakt uitsluitend een windturbine als nieuwe ontwikkeling mogelijk. Verder is er sprake van een actualisatie van de bestaande situatie. Een windturbine wordt gezien als een installatie en niet als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object. Hiermee is er geen sprake van een toename van het groepsrisico.

1   Ardagh glas Dongen   Eindsestraat 133 Dongen   Ondergrondse LPG-tank 20 m3  
2   Maatschap Dilven - de Bie   Heibloemstraat 1 Dongen   Propaantank 3 m3  
3   J.A.M. de Bie   Heibloemstraat 5 Dongen   Propaantank 8 m3  
4   Coca Cola enterprises   Eindsestraat 137 Dongen   Diverse opslagen  
5   LPG-tankstation de Fakkel   Eindsestraat 124 Dongen   LPG-tankstation (vergund 200 m3)  
6   - Fuji Film
- Windmolens  
Oudenstaart 1 Tilburg
Fuji Film terrein  
- Diverse opslagen
- Windmolen  
7   Rijnen brandstoffen   Herastraat 55 Tilburg   Propaantank 6 m3 & Gasflessen 5 m3  
8   Gasdrukmeet en regelstation de Voldijk   Voldijk 20 Tilburg   Gasdrukmeet en regelstation  
9   Versteijnen's internationaal Transportbedrijf B.V.   Zeusstraat 3 Tilburg   Diverse opslagen en overslag  

  • 1. Ardagh glas Dongen 

De inrichting Ardagh Glas Dongen heeft een ondergrondse LPG-tank van 20 m3. De inrichting valt formeel niet onder het BEVI aangezien het een LPG-tank betreft en geen propaantank. Daarnaast is ook geen sprake van gecombineerde opslag van brandbare en toxische producten. De inrichting is daarmee (formeel gezien) niet relevant voor de verantwoording van het groepsrisico.

Het invloedsgebied van een LPG-tank is circa 320 meter. De afstand tussen de LPG-tank en het bestemmingsplan is tenminste 580 meter. Door deze afstand is de LPG-tank mede dus ook vanwege de afstand niet relevant voor dit bestemmingsplan.

  • 2. Maatschap Dilven - de Bie

De inrichting Maatschap Dilven - de Bie heeft een propaantank van 3 m3. Deze propaantank valt niet onder het Bevi, maar onder het Activiteitenbesluit. De inrichting is daarmee niet relevant voor de verantwoording van het groepsrisico.

Vanuit het Activiteitenbesluit geldt een veiligheidsafstand maximaal 20 meter. De afstand tussen de inrichting en het bestemmingsplan is circa 800 meter. Aan de veiligheidsafstand wordt daarmee voldaan.

  • 3. J.A.M. de Bie

De inrichting J.A.M. de Bie heeft een propaantank van 8 m3. Deze propaantank valt niet onder het Bevi, maar onder het Activiteitenbesluit. De inrichting is daarmee niet relevant voor de verantwoording van het groepsrisico.

Vanuit het Activiteitenbesluit geldt een veiligheidsafstand maximaal 25 meter. De afstand tussen de inrichting en het bestemmingsplan is circa 600 meter. Aan de veiligheidsafstand wordt daarmee voldaan.

  • 4. Coca Cola enterprises

De inrichting Coca Cola Enterprises Nederland BV betreft een inrichting voor de vervaardiging van mineraalwater en frisdranken. De inrichting heeft drie opslagen van gevaarlijke stoffen: opslag fosforzuur 40.000 liter; ondergrondse LPG-tank 20 m3 en een opslag chloorbleekloog 6.000 liter.

De inrichting valt niet onder het BEVI omdat er geen gecombineerde opslag van brandbare en toxische producten plaatsvindt. De inrichting is daarmee formeel niet relevant voor de verwoording van het groepsrisico.

Gezien het gevaaraspect is in het verleden echter wel een QRA (Quantitative Risk Assessment) opgesteld. Uit de berekening blijkt dat de 10-6 op het eigen terrein ligt. De 10-8 risicocontour (net) niet ligt over de bedrijfsbestemmingen van voorliggend bestemmingsplan. Voor inrichtingen wordt de 10-8 gezien als het gebied waarbinnen de belangrijkste effecten optreden.

Het effectgebied 1% letaal van de inrichting ligt wel over het bestemmingsplan. Uit de QRA blijkt dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt. Het bestemmingsplan maakt geen toename van de personendichtheid mogelijk. De uitgevoerde groepsrisicoberekening is dus representatief voor dit bestemmingsplan.

Voor deze inrichting bestaat geen reden deze inrichting bij de verantwoordingsplicht te betrekken.

  • 5. LPG-tankstation de Fakkel 

De inrichting LPG-tankstation de Fakkel betreft een Bevi-inrichting. Het invloedsgebied van een LPG-tankstation is 150 meter. De afstand tussen de inrichting en het bestemmingsplan is 450 meter. De inrichting is daarmee niet relevant voor dit bestemmingsplan.

  • 6. Fuji Film

De inrichting Fuji Film Manufacturing Europe B.V. betreft een inrichting voor de vervaardiging van fotochemische producten. Fuji Film is een BRZO (Besluit Risico's Zware Ongevallen) bedrijf dat, voor wat betreft de vergunde waarde aan opslagen, is ingedeeld als PBZO (Preventiebeleid Zware Ongevallen) bedrijf. Tevens heeft Fuji Film vergunning tot het oprichten van 5 windmolens.

Uit de QRA (Quantitative Risk Assessment) van 20 april 2009 blijkt dat de plaatsgebonden risico 10-6 van de opslagen niet ligt over onderhavig bestemmingsplan. De plaatsgebonden risico 10-8 van de opslagen ligt eveneens niet over dit bestemmingsplan. Voor inrichtingen wordt de 10-8 gezien als het gebied waarbinnen de belangrijkste effecten optreden en kan, bij het ontbreken van een vastgesteld invloedsgebied, ook wel benaderd worden als het invloedsgebied.

De opslagen van Fuji Film zijn daarmee niet relevant voor dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2011002-e001_0011.png"

* Voor de windmolens geeft de figuur de PR 10-5 weer.

Op het bedrijventerrein van Fuji Film heeft Evelop Ontwikkeling B.V. een windpark met vijf windturbines ontwikkeld. Voor de windturbines op het Fuji Film-terrein is door Fuji Film een veiligheidsrapport opgesteld met de risico's die Fuji Film met en zonder windturbines heeft en is een memo met de titel "veiligheidsrisico's wind-turbines (PR,GR en installaties) voor bedrijven nabij het Fuji Film-terrein", opgesteld door Ecofys (20 april 2009).

De PR 10-6 van één van de windmolens ligt over onderhavig bestemmingsplan. Windmolens kennen geen invloedsgebied. Het bestemmingsplan maakt binnen de PR 10-6 geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk.

De gehele inrichting van Fuji Film is daarmee niet relevant voor de verantwoordingsplicht van het groepsrisico.

  • 7. Rijnen Brandstoffen

De inrichting Rijnen Brandstoffen B.V. betreft een groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen. De inrichting heeft vergunning voor een propaantank van 6 m3 en gasflessen tot 5m3. Deze opslag valt sinds het Revi III onder het Bevi. Tabel 3 van bijlage 1 van het Revi bevat de afstand die van toepassing is op opslagvoorzieningen voor gasflessen met brandbare, verstikkende of oxiderende gassen. Deze afstand voor het plaatsgebonden risico is van toepassing en bedraagt 20 meter.

De afstand tussen de inrichting en het bestemmingsplan is circa 25 meter. Het bestemmingsplan ligt buiten de plaatsgebonden risico 10-6. Voor de opslag van gasflessen geldt geen invloedsgebied.

De inrichting is niet relevant voor het bestemmingsplan.

  • 8. Gasdrukmeet- en regelstation de Voldijk

De inrichting van het gasdrukmeet- en regelstation de Voldijk valt op basis van de gastoevoerbus (< 20") niet onder het Bevi maar onder het Activiteitenbesluit. De inrichting is daarmee niet relevant voor de verantwoording van het groepsrisico.

Vanuit het Activiteitenbesluit geldt een veiligheidsafstand van maximaal 25 meter voor een gasdrukmeet- en regelstation. De afstand tussen de inrichting en het bestemmingsplan is circa 500 meter. Aan de veiligheidsafstand wordt daarmee voldaan. 

  • 9. Versteijnen's internationaal transportbedrijf B.V.

De inrichting van Versteijnen's transportbedrijf B.V. betreft twee opslagen met gevaarlijke stoffen en een overslagruimte voor gevaarlijke stoffen. Voor de opslagen en overslag is een veiligheidsrapport opgesteld. Er ligt geen plaatsgebonden risicocontour over het plangebied. 

5.3.5 Buisleidingen

Binnen en buiten het plangebied zijn leidingen gelegen. Het betreft de volgende leidingen:

10   RRP   36" en 24"  
11   PRB   12"  
12   Gasleiding   Z-522-06-KR-003  
13   Gasleiding   Z-522-01-KR-027  

Uit onderstaande inventarisatie blijkt dat alleen de gasleidingen relevant zijn voor dit bestemmingsplan. Deze gasleidingen liggen binnen dit bestemmingsplan en zijn op de verbeelding vermeld.

  • 10. RRP en
  • 11. PRB

Op circa 300 meter ten noorden van noorden van het plangebied ligt een leidingtracé van de Rotterdam - Rijn Pijpleidingmaatschappij (RRP). In dit tracé liggen twee leidingen (24 en 36 inch) die brandbare vloeistoffen en aardolieproducten van de K1-categorie van Rotterdam naar het Ruhrgebied (D) transporteren. Daarnaast ligt in dit tracé een PRB-leiding (8 inch) waarmee nafta (K1-categorie) van Rotterdam naar het Chemelot complex vervoerd wordt.

Voor de leidingen gelden de volgende plaatsgebonden risicocontouren:

  • RRP 24" leiding: een PR 10-6 van 25,4 meter;
  • RRP 36" leiding: een PR 10-6 van 32,6 meter;
  • PRB-leiding : een PR 10-6 van 12 meter.

Het plangebied ligt buiten de plaatsgebonden risico contouren.


Voor buisleidingen wordt normaal gezien de effectafstand 1% letaal als invloedsgebied aangehouden. Voor de leidingen gelden de volgende invloedsgebieden

  • RRP 24" leiding: een effectafstand van 36 meter;
  • RRP 36" leiding: een effectafstand van 43 meter;
  • PRB-leiding : een effectafstand van 12 meter.

Het plangebied ligt buiten de effectgebied afstanden.

De RRP en PRB leidingen zijn niet relevant voor het plangebied.

  • 12. Gasleidingen Gasunie Z-522-06-KR-003
  • 13. Gasleidingen Gasunie Z-522-01-KR-027

Binnen het bestemmingsplan liggen twee hogedruk aardgasleidingen.

Leidingbeheer-der   Leidingnummer   Diameter   Ontwerpdruk   10-6 risicocontour   Invloedsgebied  
Gasunie   Z-522-01-KR-026/027   8"   40 bar   0   95 meter  
Gasunie   Z-522-06-KR-001/002   6"   40 bar   0   75 meter  

Uit onderzoek (Arcadis, D01011.000616.0100, 26-09-2011) blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 van de leidingen 0 meter bedraagt.

Voor de gasleidingen is in hetzelfde onderzoek het groepsrisico in de huidige situatie berekend, welke gelijk is aan de toekomstige situatie omdat het een conserverend bestemmingsplan betreft. Uit de berekeningen blijkt dat het groepsrisico onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde ligt. Omdat het plan geen ontwikkelingen mogelijk maakt, is er geen sprake van toename van het groepsrisico. Conform het Bevb moeten de beide gasleidingen betrokken worden bij de verantwoordingsplicht, maar kan volstaan worden met het invullen van de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

De belemmerende strook bedraagt 4 meter aan weerszijden van de leidingen. In dit bestemmingsplan liggen binnen deze strook geen bestemmingen die objecten mogelijk maken.

5.3.6 Overig transport van gevaarlijke stoffen

Het niet-leidinggebonden transport van gevaarlijke stoffen in Tilburg vindt plaats over de weg, per spoor en over het Wilhelminakanaal. Het bestemmingsplan ligt binnen het invloedsgebied van de volgende risicobronnen.

vervoer
 
14   Noordwest Tangent (NWT)   vervoer van gevaarlijke stoffen  
 
 
15   Spoorlijn Breda - Tilburg   vervoer van gevaarlijke stoffen  

 
16   Wilhelminakanaal   vervoer van gevaarlijke stoffen  

Uit onderstaande inventarisatie blijkt dat geen van deze risicobronnen bij de verantwoordingsplicht betrokken hoeft te worden.

  • 14. Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

De noordzijde van het plangebied grens aan de Burgemeester Letschertweg (noordwest tangent /NWT). De Eindsestraat/Burgemeester Letschertweg, de voorloper van de NWT, is door de gemeente aangewezen als routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Uit de uitgevoerde risicoberekening (Arcadis, D01011.000616.0100, 26-09-2011) blijkt dat voor de Eindsestraat/ Burgemeester Letschertweg geen sprake is van een plaatsgebonden risico 10-6. Daarnaast blijkt uit de berekening dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt. Omdat het plan geen ontwikkelingen mogelijk maakt, is er geen sprake van toename van het groepsrisico. Omdat er geen sprake is van toename van het groepsrisico of overschrijding van de oriëntatiewaarde, hoeft de Eindsestraat/ Burgemeester Letschertweg niet betrokken te worden bij de verantwoordingsplicht.

De Eindsestraat/ Burgemeester Letschertweg hoeft niet betrokken te worden bij de verantwoordingsplicht van het groepsrisico.

  • 15. Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor

Op circa 2.200 meter ten zuiden van het bestemmingsplan loopt de spoorlijn Breda - Tilburg. Over deze spoorlijn worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Aangezien bestuurlijke toezeggingen zijn gedaan rondom de Prognosecijfers van 2003, is gerekend met de Prognosecijfers uit 2003 en de uitgangspunten van het Basisnet. Het Basisnet is een project dat het ministerie van Verkeer en Waterstaat samen met onder andere het ministerie van VROM, gemeenten, provincies en bedrijfsleven uitvoert. Dit project is gestart omdat er steeds meer ontwikkelingen zijn nabij spoorzones die zorgen voor een spanningsveld tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen en de ruimtelijke ontwikkelingen. In de discussies rondom het Basisnet speelt veiligheid een grote rol. Door het nemen van maatregelen en het aansturen op vervoer van gevaarlijke stoffen over de Betuweroute wordt de veiligheid over de Brabantroute vergroot. Hier blijft voor nu en in de toekomst wel sprake van een vervoersas waarover gevaarlijke stoffen vervoerd blijven worden. Ondanks het feit dat de veiligheid drastisch zal verbeteren als het Basisnet uitvoering krijgt, zal aandacht moeten zijn en blijven voor het spoor en het vervoer van gevaarlijke stoffen dat hier overheen gaat.

Plaatsgebonden Risico

In de beleidsvisie externe veiligheid is vastgelegd dat, tot het moment dat het Basisnet in wetgeving is vastgelegd, uitgegaan zal worden van de uitgangspunten zoals deze verwoord zijn in het beleidsdocument Koersen op veilig. Dit betekent dat, tot het van kracht worden van het Basisnet, geen objecten mogen worden opgericht binnen 29 m van het hart van de buitenste spoorlijn. Gezien de afstand tot het plangebied is het plaatsgebonden risico niet relevant.

Groepsrisico

Ten aanzien van het groepsrisico geldt dat voor dit plan geen sprake is van een toename van het groepsrisico en geen overschrijding van de oriëntatiewaarde ter hoogte van het plangebied.

Voor het bepalen van de hoogte van het groepsrisico kan gebruik gemaakt worden van de reeds eerder uitgevoerde risicoberekening voor een andere ruimtelijke ontwikkeling: de VMBO-school aan de Warmondstraat. Deze berekening geeft een representatief risicobeeld voor onderhavig bestemmingsplan. Uit de berekening blijkt dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt.

Omdat geen sprake is van toename van het groepsrisico of overschrijding van de oriëntatiewaarde, is voor de spoorlijn Breda - Tilburg dan ook geen invulling gegeven aan de verantwoordingsplicht. 

  • 16. Vervoer van gevaarlijke stoffen over het Wilhelminakanaal

Uit de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (dec 2009) blijkt dat voor Wilhelminakanaal geen (veiligheids)afstanden gelden.

5.3.7 Vuurwerk

Binnen het bestemmingsplan zijn geen bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en opslagen van professioneel vuurwerk aanwezig. Burgemeester en wethouders kunnen voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er wordt dan ook geen medewerking verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk.

5.3.8 Restrisico en conclusies

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de volgende relevante risicobronnen: twee hogedruk aardgasleidingen. Personen in het plangebied worden aan een externe veiligheidsrisico blootgesteld, ook na maatregelen.

Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobronnen is de verantwoordingsplicht ingevuld, zie Bijlage 3 Verantwoording Externe Veiligheid en Bijlage 10 Advies Brandweer externe veiligheid windturbine. Hierin zijn de volgende conclusies getrokken:

  • het bestemmingsplan ligt binnen het invloedsgebied van twee hogedruk aardgasleidingen, het bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan;
  • de mogelijkheden voor ontvluchting in geval van een calamiteit zijn niet optimaal voor wat betreft de percelen langs de Polluxstraat;
  • goede communicatie kan een bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid van personen. In Tilburg vindt geen actieve risicocommunicatie plaats.

Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.

5.3.9 Windturbine Elho Atlasstraat 11

Op de locatie van Elho wordt de ontwikkeling van een windturbine in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Het gaat hier om een windturbine met een vermogen tussen de 2 en 3 Megawatt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2011002-e001_0012.jpg"

Locatie van de windturbine op het terrein van Elho.

5.3.9.1 Milieuhinder bedrijven

Een windturbine is volgens de VNG brochure "Bedrijven en Milieuzonering" een categorie 4.2 inrichting. Binnen de richtafstand liggen geen gevoelige bestemmingen.

5.3.9.2 Geluid

Er gelden Europese normen voor de geluidsbelasting afkomstig van windturbines op de gevels van woningen. Deze bedragen 47 Lden in de dag en 41 Lden in de nacht. Uit het akoestisch onderzoek dat is opgesteld door LBP sight van 6 oktober 2011 blijkt dat de windturbine voldoet aan de geluidnorm op de gevels van woningen. De hoogst berekende waarde bedraagt 42 dB Lden en 25 dB Lnight ter plaatse van Eindsestraat 143-145.

5.3.9.3 Externe veiligheid

PR contour-beoordeling

Bij windturbines wordt overeenkomstig het activiteitenbesluit uitsluitend getoetst aan de plaatsgebonden risicocontour 10-6. Binnen de 10-6 contour mogen uitsluitend beperkt kwetsbare objecten aanwezig zijn. De contour van de windturbine ligt deels over het pand van Prologis realty III BV, Athenastraat 6 en het pand van Steenberg beleggingen BV, Heibloemseweg 17. Het pand aan Heibloemstraat 17 vormt een beperkt kwetsbaar object. Het totale pand aan Athenastraat 6 is een kwetsbaar object. Het totale object omvat diverse kantoren met een bruto vloeroppervlakte van meer dan 1500m² en een bedrijfsgebouw dat is verdeeld in vier compartimenten.

Bekeken is of er argumenten zijn om uitsluitend dat gedeelte van het gebouw te beoordelen waarover de plaatsgebonden risicocontour 10-6 ligt. Het pand is gecompartimenteerd. Deze compartimenten zijn bedoeld om er bij brand voor te zorgen dat deze beperkt blijft tot het compartiment waar de brand uitbreekt. De bouwtechnische constructie van de compartimenten is zodanig dat ook bij een inslag van een wiek niet het volledige gebouw zal instorten maar de impact beperkt zal blijven tot de compartimenten die door de wiek geraakt worden. Deze beperkte impact is aanleiding om bij de beoordeling van de kwetsbaarheid uitsluitend uit te gaan van de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 . De plaatsgebonden risicocontour 10-6 ligt uitsluitend over dat deel van het gebouw dat aangemerkt wordt als bedrijfsgebouw. Als er sprake is van een kwetsbaar object moet er sprake zijn van een bedrijfsgebouw met grote aantallen personen.

In het bedrijfsgebouw werken op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan ongeveer 300 personen per ploeg in een drieploegendienst. Het totale oppervlakte van het bedrijfsgebouw bedraagt ongeveer 65.000 m². Dit betekent dat er per 200 m² één persoon aanwezig. In de beleidsvisie externe veiligheid is bepaald dat er sprake is van een kwetsbaar bedrijfsgebouw indien er (meer dan) 1 persoon per 100m² aanwezig is. Het deel van het gebouw binnen de risicocontour is beperkt kwetsbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2011002-e001_0013.jpg"

Groepsrisico beoordeling

In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat het groepsrisico bij windturbines zeer beperkt zal zijn. Slachtoffers vallen alleen op die plaatsen waar onderdelen van de windturbine terecht komen. Voor de besluitvorming geldt dat het groepsrisico niet formeel hoeft te worden meegenomen, vanwege het feit dat windturbines niet vallen onder het Bevi. Er heeft dan ook geen groepsrisicoberekening plaatsgevonden.

Bevi-inrichtingen

In de directe omgeving bevinden zich drie Bevi-inrichtingen Coca cola, Versteijnen en Fuji. Deze inrichtingen bevinden zich buiten de maximale werpafstand van een windturbine waardoor er geen verhoging van de faalkans van de Bevi-inrichtingen kan optreden. Dit blijft dan ook verder buiten beschouwing.

Hogedruk gasleiding

De gasleiding ligt op een afstand van 210 meter tot de geplande windturbine. Hiermee ligt de windturbine buiten de High impact zone en is verdere kwantificering van de risico's niet nodig.

Route gevaarlijke stoffen.

De windturbine staat gepland op ongeveer 500 meter van de route gevaarlijke stoffen. De afstand is voldoende groot om dit verder buiten beschouwing te laten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2011002-e001_0014.jpg"

Route gevaarlijke stoffen

5.3.9.4 Slagschaduw

Slagschaduw is de bewegende schaduw van draaiende wieken. In de ministeriele regeling waarnaar wordt verwezen in het activiteitenbesluit staat voorgeschreven dat een windturbine moet zijn voorzien van een automatische stilstandvoorziening indien er slagschaduw optreedt bij gevoelige objecten.

Onder gevoelige objecten worden gevoelige gebouwen en terreinen verstaan volgens de Wet geluidhinder. Uit het slagschaduwonderzoek blijkt dat er hinder wordt verwacht bij woningen in de nabije omgeving. Hierin wordt voorzien door het aanbrengen van een stilstandvoorziening waardoor de turbine voldoet aan de norm