direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: Vossenberg Midden 2012
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2011002-e001

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Functie

De voor ´Bedrijventerrein´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 2 tot en met 4.2, met dien verstande dat:
    • 1. de categorie van bedrijfsactiviteiten die maximaal voor de gronden is toegestaan per bestemmings(deel)vlak op de verbeelding is weergegeven;
    • 2. bedrijven behorende tot categorie 2 voor zover de oppervlakte van het bouwperceel groter is dan 5000m²;
    • 3. ten noorden van de Theseusstraat zijn tevens categorie 2 bedrijven toegestaan voor zover het groothandelsbedrijven, bedrijven in een bedrijfsverzamelgebouw en bedrijven die ondersteunend zijn aan en ten dienste staan van de bedrijven die gelegen zijn op het bedrijventerrein Vossenberg betreffen, zonder dat sprake is van een oppervlakte beperking;
    • 4. risicovolle inrichtingen vallende onder artikel 2 lid 1 van het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' alleen zijn toegestaan, voor zover deze bestaan op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
    • 5. inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder niet zijn toegestaan;
  • b. opslagen en installaties behorende tot Bijlage 2 Staat van Bedijfsactiviteiten-lijst opslagen en installaties zijn toegestaan voor zover passend binnen de toegestane milieucategorie zoals bepaald in sub a, c en d van dit artikel;
  • c. bedrijven uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afwijkende milieucategorie' en voor zover de locatie met de toegestane SBI-omschrijving en categorie is vermeld in onderstaande tabel:

Locatie (adres)
 
Soort bedrijf   SBI-code   Nr.   Cate- gorie  
Hectorstraat 11   Kunstharsenfabrieken e.d.   2016     5.2  
Polluxstraat 9   Kunststofverwerkende bedrijven:- zonder fenolharsen   222   1   4.1  
Polluxstraat 29   Destilleerderijen en likeurstokerijen   110101     4.2  
Polluxstraat 4 + 2c   Kunststofverwerkende bedrijven:- zonder fenolharsen   222   1   4.1  
Polluxstraat 49 A   Kunststofverwerkende bedrijven:- zonder fenolharsen   222   1   4.1  
Polluxstraat 51   Overige chemische produktenfabrieken n.e.g.   205903   B   4.2  

  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. bouwwerken van algemeen nut.
3.1.2 Aanduidingen
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf' zijn de voor ´Bedrijventerrein´ aangewezen gronden mede bestemd voor de vestiging van een bedrijf ten behoeve van de exploitatie van een energiebedrijf met bijbehorende werkruimten, stallingsruimten en opslagruimten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' zijn de voor ´Bedrijventerrein´ aangewezen gronden mede bestemd voor een windturbine ten behoeve van het opwekken van windenergie met bijbehorende gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van de windturbine;
3.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor ´Bedrijventerrein´ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. kantines en restauratieve voorzieningen, voor zover ondersteunend en ondergeschikt aan de bedrijfsvoering;
  • b. kantoorruimten, zijnde maximaal 35 % van de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwperceel en voor zover ondersteunend en ondergeschikt aan de bedrijfsvoering met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf' de maximale oppervlakte aan kantoorruimte van de ter plaatse gevestigde bedrijven gezamenlijk niet meer mag bedragen dan 35 % van de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte;
  • c. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen zijnde maximaal 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte per bouwperceel met een maximum van 100m²;
  • d. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;
  • e. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • f. tuinen en erven;
  • g. objecten voor beeldende kunst;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • i. bedrijfspompen, alleen voor zover deze ten dienste staan van een transportbedrijf, geplaatst worden/zijn op het eigen bouwperceel en dienen ten behoeve van het eigen gebruik,

voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan de onder 3.1.1 en 3.1.2 genoemde functies.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;
  • b. naast de in deze bestemming opgenomen bouwregels wordt verwezen naar de algemene bouwregels met bijbehorende bijlagen opgenomen in artikel 12 en de overige regels opgenomen in artikel 18.
3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;
  • c. het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan het met het maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum;
  • d. het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet minder bedragen dan het met het maatvoeringsaanduiding aangegeven minimum;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan het met het maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum;
  • f. de afstand van de bedrijfsgebouwen tot aan de perceelsgrens dient tenminste 5 meter te bedragen met dien verstande dat de minimale afstand van de bedrijfsgebouwen niet zijnde de representatieve delen van die gebouwen, zoals kantoren/kantoorruimte, showroom, receptie, ontvangstruimte etc. tot de ontsluitingswegen 20 meter dient te bedragen;
3.2.3 Windturbine

Voor het bouwen/plaatsen van windturbine gelden de volgende bepalingen:

  • a. de windturbine mag uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'windturbine' alsmede binnen het bouwvlak;
  • b. de windturbine dient te worden geplaatst in het hart van de aanduiding 'windturbine';
  • c. de totale hoogte - nader aangeduid als De tiphoogte van een windturbine - mag niet meer bedragen dan 130m gemeten boven NAP.

Zie voorts art. 14.4 veiligheidszone - windturbine 

3.2.4 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;
  • b. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m;
  • c. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen in het onbebouwd erf niet meer dan 2 m mag bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag in het bouwvlak niet meer dan 15 m en in het onbebouwd erf niet meer dan 2 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de brandveiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Binnenplans afwijken

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 3.4.2, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  • a. het bepaalde in 3.2.2 met betrekking tot de maximale bouwhoogte:
    • 1. voor ten hoogste 25% van het bouwperceel tot 20 m;
    • 2. voor ten hoogste 20% van het bouwperceel tot 25 m;
    • 3. voor ten hoogste 15% van het bouwperceel tot 30 m,
  • b. het bepaalde in 3.2.2 met betrekking tot de genoemde afstand tot de perceelsgrens;
  • c. het bepaalde in 3.2.2 met betrekking tot het minimale bebouwingspercentage tot 25% per bouwperceel;
  • d. het bepaalde in 3.2.5 voor de hoogte van erfafscheidingen in het onbebouwd erf, zulks tot een hoogte van maximaal 3 m;
  • e. het bepaalde in 3.2.5 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 30 m in het bouwvlak en tot een hoogte van maximaal 10 m in het onbebouwd erf;
  • f. het bepaalde in 3.2.3 sub b voor wat betreft het verschuiven van de windturbine ten opzichte van het hart van de aanduiding 'windturbine' waarbij geldt dat de 10-5 contour die samenvalt met/gelijk is aan de aanduiding 'windturbine' niet wordt verplaatst;
  • g. het bepaalde in 3.2.3 sub a voor wat betreft het bouwen van ondergeschikte bouwdelen zoals funderingen/heipalen/boorpalen e.d. buiten het bouwvlak.
3.4.2 Voorwaarden

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:

  • a. dit vanuit het oogpunt van de bedrijfsvoering, de bedrijfspresentatie, de constructie of verschijning van het gebouw of de aard van het bedrijf noodzakelijk is; mede in relatie tot een zorgvuldig ruimtegebruik;
  • b. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;
  • d. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de aanduiding 'windturbine' en de hiermee samenhangende 10-5 contour niet wordt gewijzigd;
  • g. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • h. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • i. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • j. zulks verenigbaar is met het principe van zorgvuldig ruimtegebruik.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken anders dan genoemd in 3.1;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken als geluidshinderlijke inrichting op grond van de Wgh of risicovolle inrichting op grond van Bevi;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten, anders dan bedoeld in 3.1.3 sub b;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan bedoeld in 3.1.3;
  • f. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
  • g. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
  • h. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
  • i. het gebruik van de onbebouwde gronden binnen de zone van 10 m vanaf het Wilhelminakanaal en binnen de zone van 20 m vanaf de Burg. Letschertweg ten behoeve van buitenopslag;
  • j. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • k. gebouwen voor zover gelegen binnen de veiligheidszone - windturbine mogen niet worden gebruikt als kwetsbaar object.
3.5.2 Binnenplans afwijken t.b.v. milieucategorie

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  • a. het bepaalde in 3.1.1 voor de uitoefening van een bedrijf of een activiteit die/dat niet voorkomt in de tot het plan behorende Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten, maar die/dat naar aard en invloed op de omgeving overeenkomt met de toegelaten milieucategorieën;
  • b. het bepaalde in 3.1.1 voor de uitoefening van een bedrijf of activiteit die/dat in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten is vermeld in de categorie 2 en die/dat vanwege de hinder en de omvang niet in een woonomgeving past;
  • c. het bepaalde in 3.1.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijf of activiteit die/dat in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten is vermeld in een categorie die niet is toegestaan op het betreffende perceel, tot maximaal één hogere categorie dan is weergegeven voor dat perceel, mits door of namens de aanvrager of andere betrokkenen gemotiveerd wordt onderbouwd dat:
    • 1. het bedrijf/de activiteit naar aard en omvang passend is in de omgeving;
    • 2. het bedrijf/de activiteit uit milieutechnisch oogpunt inpasbaar is;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.
3.5.3 Binnenplans afwijken t.b.v. bevi inrichtingen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 3.1.1 sub a ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf of een activiteit behorende bij een bevi-inrichting, mits:

  • a. de bevi-inrichting of de activiteit behorende bij een bevi-inrichting niet is gelegen op gronden met de gebiedsaanduiding 'Bevi-inrichting - uitgesloten';
  • b. de 10-6 -contour voor het PR is gelegen binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting. De contour mag eveneens liggen op aangrenzende gronden met de bestemming Verkeer en Groen ;
  • c. er een verantwoording wordt gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied als bedoeld in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi) en die verantwoording door het bevoegd gezag aanvaardbaar wordt geacht.