direct naar inhoud van Artikel 8 Gemengd-Buurt
Plan: Reeshof Oost 2010
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2010012-e001

Artikel 8 Gemengd-Buurt

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Functies

De voor ´Gemengd-Buurt´ weergegeven gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, tot maximaal 1000 m2 bruto vloeroppervlak per zelfstandige eenheid, met uitzondering van grootschalige en volumineuze detailhandel;
  • b. kantoren tot maximaal 250 m² bruto vloeroppervlak per zelfstandige eenheid met een maximum van 700 m² bruto vloeroppervlak per bestemmingsvlak;
  • c. maatschappelijke voorzieningen met dien verstande dat in dit geval tot maatschappelijke voorzieningen niet worden gerekend de zogenaamde 'andere gezondheidszorggebouwen' (blijkens hun constructie en inrichting bestemd voor doeleinden van medische verpleging, verzorging of behandeling dan wel van medisch onderzoek) zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen;
  • d. wonen (grondgebonden woningen en gestapelde woningen), met dien verstande dat bij gestapelde woonbebouwing op de begane grond tenminste 50% van de totale vloeroppervlakte met één of meerdere van de onder a t/m c bedoelde functies dient te worden gerealiseerd, dan wel met een menging hiervan;
  • e. bouwwerken van algemeen nut.
8.1.2 Aanduidingen
  • a. Ter plaatse van de aanduiding horeca van categorie 1 zijn de voor ´Gemengd-Buurt´ aangewezen gronden mede bestemd voor de daarbij weergegeven functie.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgezonderd' is deze functie niet toegestaan.
8.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor ´Gemengd-Buurt´ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;
  • b. kantines / restauratieve voorzieningen;
  • c. objecten voor beeldende kunst;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

voor zover deze behoren bij, en ondergeschikt zijn aan de onder 8.1.1 en 8.1.2 genoemde functies.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.

8.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;
  • c. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum;
  • d. de goot- en bouwhoogte binnen het bouwvlak mag per bouwperceel niet meer bedragen dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum.
8.2.3 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht met uitzondering van de gronden gelegen voor de (verlengde) voorgevelrooilijn;
  • b. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m;
  • c. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag in het bouwvlak niet meer dan 3 m bedragen.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    • 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de brandveiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 8.4.2, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  • a. het bepaalde in 8.2.2 onder a voor bouwen buiten het bouwvlak ten behoeve van entrees, overstekende daken, draagconstructies van de gebouwen, luifels, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die naar hun aard en bestemming op een onbebouwd erf toelaatbaar zijn en hieraan gelijk te stellen voorzieningen;
  • b. het bepaalde in 8.2.2 onder c met betrekking tot het bebouwingspercentage tot een maximum van 100;
  • c. het bepaalde in 8.2.2 onder d met betrekking tot de maximale goot- en bouwhoogte tot een maximum van 10 m;
  • d. het bepaalde in 8.2.4 onder a voor de hoogte en situering van erfafscheidingen tot een hoogte van maximaal 3 m;
  • e. het bepaalde in 8.2.4 onder b voor de hoogte en situering van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 10 m.
8.4.2 Voorwaarden

Omgevingsvergunningen als bedoeld in 8.4.1 worden slechts verleend indien:

  • a. dit vanuit het oogpunt van de bedrijfsvoering, de constructie of evrschijning van het gebouw of de aard van het bedrijf noodzakelijk is;
  • b. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;
  • d. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast
  • f. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • h. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • i. vanuit stedenbouwkundig oogpunt in beginsel rekening worden gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming ´Gemengd-Buurt´, wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • b. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij deze ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
  • c. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij deze ter realisering en/of handhaving van de bestemming is.
8.6 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Gemengd-Buurt' wijzigen, zodanig dat een aanduiding ´horeca van categorie 1´, of ´horeca kleiner of gelijk aan categorie 2´ wordt toegevoegd- in de navolgende gevallen:
    • 1. ten behoeve van een horeca-inrichting van de categorie 1 of 2, die in hoofdzaak gericht is op het verstrekken van alcoholhoudende dranken, het plan slechts kan worden gewijzigd indien zich binnen een straal van 250 m van het beoogde vestigingspunt geen dergelijke horeca-inrichtingen van de categorie 1, 2 of 3 bevinden;
    • 2. ten behoeve van een horeca-inrichting van de categorie 1 of 2, die in hoofdzaak gericht is op het verstrekken van maaltijden, het plan slechts kan worden gewijzigd indien zich binnen een straal van 250 m van het beoogde vestigingspunt niet meer dan 2 dergelijke horeca-inrichtingen van de categorie 1, 2 of 3 bevinden;
    • 3. geen sprake mag zijn van strijd met rijks-, provinciaal dan wel gemeentelijk beleid;
  • b. Burgemeester en wethouders verklaren op de gewijzigde bestemming de regels van het plan van overeenkomstige toepassing.