direct naar inhoud van Artikel 7 Gemengd
Plan: Reeshof Oost 2010
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2010012-e001

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Functie

De voor ´Gemengd´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 tot en met 2, met uitzondering van:
    • 1. bedrijven, vallend onder artikel 41 van de Wet geluidhinder,
    • 2. bedrijven, die aan te merken zijn als een risicovolle inrichting;
  • b. opslagen en installaties, die zijn genoemd in de bij dit plan gevoegde Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten-lijst 2 Opslagen en Installaties onder de categorieën 1 en 2 met uitzondering van:
    • 1. opslagen en installaties, vallend onder artikel 41 van de Wet geluidhinder,
    • 2. opslagen en installaties binnen een risicovolle inrichting;
  • c. kantoren tot maximaal 250 m² bruto vloeroppervlak per zelfstandige eenheid met een maximum van 700 m² bruto vloeroppervlak per bestemmingsvlak;
  • d. maatschappelijke voorzieningen met dien verstande dat in dit geval tot maatschappelijke voorzieningen niet worden gerekend de zogenaamde 'andere gezondheidszorggebouwen' (blijkens hun constructie en inrichting bestemd voor doeleinden van medische verpleging, verzorging of behandeling dan wel van medisch onderzoek) zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen;
  • e. recreatie;
  • f. sport;
  • g. dienstverlening;
  • h. wonen (grondgebonden en gestapeld);
  • i. bouwwerken van algemeen nut.
7.1.2 Aanduidingen
  • a. Ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. horeca van categorie 1;
    • 2. horeca tot en met horecacategorie 2;
    • 3. religie;
    • 4. specifieke vorm van detailhandel-vuurwerkverkooppunt;
    • 5. specifieke vorm van bedrijf-autowasplaats,

zijn de voor ´Gemengd´ aangewezen gronden mede bestemd voor de desbetreffende functie(s).

  • b. Ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'maatschappelijk uitgesloten';
    • 2. 'wonen uitgesloten';
    • 3. 'bedrijf uitgesloten';

zijn deze functies niet toegestaan.

7.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor ´Gemengd´ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • b. tuinen en erven;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;
  • e. groen- en speelvoorzieningen;
  • f. kantines / restauratieve voorzieningen;
  • g. objecten voor beeldende kunst,

voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan de onder 7.1.1 en genoemde functies.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;
  • c. het bebouwingspercentage mag 100 bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;
  • d. de maximale oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'religie' mag niet meer bedragen dan 500 m²;
  • e. de goot- en/of bouwhoogte en/of afschuiningshoek mag niet meer bedragen dan met de maatvoeringsaanduiding is aangegeven.
7.2.2 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht met uitzondering van de gronden gelegen voor de (verlengde) voorgevelrooilijn;
  • b. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m;
  • c. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen op het onbebouwd erf niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de hoogte van een klokketoren ter plaatse vand e aanduiding 'religie' mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag in het bouwvlak en in het erf niet meer dan 3 m en in het onbebouwd erf niet meer dan 1 m bedragen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    • 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de brandveiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
  • c. de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10 m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3 m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;
  • d. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil indien de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 10 m, zulks in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 7.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  • a. het bepaalde in 7.2.1 onder a voor bouwen buiten het bouwvlak ten behoeve van overstekende daken, draagconstructies van de gebouwen, luifels, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die naar hun aard en bestemming op een onbebouwd erf toelaatbaar zijn en hieraan gelijk te stellen voorzieningen;
  • b. het bepaalde in 7.2.1 onder c met betrekking tot het bebouwingspercentage tot een maximum van 100;
  • c. het bepaalde in 7.2.1 onder d met betrekking tot de maximale goot- en bouwhoogte en afschuiningshoek;
  • d. het bepaalde in 7.2.3 onder a voor de hoogte en situering van erfafscheidingen binnen het bouwvlak tot een hoogte van maximaal 3 m;
  • e. het bepaalde in 7.2.3 onder b voor de hoogte en situering van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 10 m.
7.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 7.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  • a. het bepaalde in 7.2.3 onder a voor de hoogte en situering van erfafscheidingen binnen het onbebouwd erf tot een hoogte van maximaal 3 m;
  • b. het bepaalde in 7.2.3 onder b, voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die naar hun aard en bestemming op een onbebouwd erf toelaatbaar zijn, met een maximum van 10 m;
  • c. het bepaalde in 7.2.1 onder a voor trappenhuizen, buiten trappen en liftschachten en hijsinrichtingen;
  • d. het bepaalde in 7.2.1 onder a voor reclametoestellen en draagconstructies voor reclames;
  • e. het bepaalde in 7.2.1 onder a voor entrees, aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 40% van het onbebouwd erf doch niet meer dan 20 m2 per eenheid en een bouwhoogte van maximaal 4,5 m.
7.4.3 Voorwaarden

Omgevingsvergunning als bedoeld in 7.4.1 en 7.4.2 wordt slechts verleend indien:

  • a. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;
  • c. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast
  • e. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • h. rekening wordt gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen;
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming ´Gemengd´, wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • b. het gebruik van een woning voor de huisvesting van meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur} anders dan toegelaten op grond van 7.1.1 en 7.1.2;
  • c. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij deze ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
  • d. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij deze ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
  • e. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • f. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.