direct naar inhoud van 5.5 Bodem
Plan: Noordoosttangent 2009 II
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2009017-e001

5.5 Bodem

In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.

5.5.1 Beleidskader
5.5.1.1 Bodembeleid gemeente Tilburg: 'in goede aarde'

n deze nota valt te lezen hoe de gemeente Tilburg te werk gaat bij bodemsanering in Tilburg. Het rapport is opgebouwd uit vier delen, respectievelijk de hoofdlijnen van het beleid, het gemeentelijk beleid verder uitgewerkt, het maatregelenprogramma en het meerjarenprogramma bodemsanering.

Het eerste deel gaat in op de Tilburgse bodemproblematiek: hoe is de bodemverontreiniging ontstaan, en welke soorten verontreinigingen worden aangetroffen, om hoeveel verontreinigde plekken gaat het en waarom moet er gesaneerd worden. De aanpak van bestaande verontreiniging richt zich in eerste instantie op de ruimtelijke ambities van de stad. Bodemsanering wordt zoveel mogelijk geïntegreerd in deze projecten opgepakt.

Daarnaast wordt voor de hele stad de bodemkwaliteit in beeld gebracht. Deze bodemkwaliteit wordt vergeleken met de basiskwaliteit om vast te stellen waar nog onderzoek en sanering moet plaatsvinden. Bij het wegwerken van de werkvoorraad stimuleert de gemeente dat anderen dan zijzelf de gevallen van bodemverontreiniging saneren, zoals bedrijven op bedrijventerreinen, projectontwikkelaars en in voorkomende gevallen door publiekprivate samenwerking.

Bij urgente gevallen wacht de gemeente eventuele ontwikkeling van plannen niet af. Waar mensen een gezondheidsrisico lopen of de verontreiniging zich snel verspreidt, dwingt de gemeente verantwoordelijke partijen de sanering ter hand te nemen.

In het tweede deel van de nota staan partijen die bij de bodemproblematiek betrokken zijn centraal. De zorg voor de bodem in algemene zin volgt uit de gemeentewet. Vanuit de Wet Milieubeheer heeft de gemeente de taak om nieuwe bodemverontreiniging te voorkomen. De gemeente is het bevoegd gezag bij de aanpak van bodemsanering vanuit de Wet bodembescherming en is budgethouder in het kader van de Wet stedelijke vernieuwing. Als het bevoegd gezag Wbb heeft de gemeente Tilburg vastgesteld aan welke basiskwaliteit de Tilburgse bodem moet voldoen. De gemeente stimuleert marktwerking bij de uitvoering van bodemsanering en voert waar nodig zelf bodemsanering uit.

De gemeente toetst op grond van de Woningwet de bodemkwaliteit bij de aanvraag van een bouwvergunning. De gemeente onderzoekt in het kader van de Wet ruimtelijke ordening de bodemkwaliteit bij het opstellen van bestemmingsplannen en weegt dit aspect mee bij het vaststellen van bestemmingen. In het kader van de Wet collectieve preventieve volksgezondheid betrekt de gemeente de GGD bij bodemonderzoek en sanering. Een nieuw onderwerp is bodemsanering en archeologie. In de komende periode worden deze twee werkvelden op elkaar afgestemd. De gemeentelijke bodemtaken worden op transparante en toetsbare wijze uitgevoerd. Hiervoor wordt het kwaliteitshandboek gehanteerd waarin werkprocessen en richtlijnen zijn vastgelegd.

Verder gaat de gemeente in deze nota in op de verantwoordelijkheid van de gemeente als eigenaar van terreinen en als planontwikkelaar. Ook wordt er stilgestaan bij de uitvoering van bodemsanering. Tevens wordt er informatie gegeven welke van belang is voor bedrijven. Enerzijds wordt de regels en maatregelen in het kader van milieuvergunningsverlening om bodemverontreiniging te voorkomen behandeld en anderzijds wordt stilgestaan bij de aanpak van bestaande verontreiniging.

Informatie die van belang is voor initiatiefnemers van bouwwerken en ontwikkelingslocaties worden tevens gegeven. Zo wordt er weergegeven wat de bodemtoets bij een aanvraag bouwvergunning inhoudt en hoe Tilburg met een bijdrage in de marktwerking stimuleert bij bodemsanering.

Als laatste laat de gemeente zien hoe haar bodemtaken en -beleid afgestemd zijn met andere partijen, hoe belanghebbenden bij bodemsanering worden betrokken en hoe over het bodembeleid in het algemeen zal worden gecommuniceerd.

5.5.2 Randvoorwaarden en uitgangspunten

Historisch onderzoek

In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.

Het betreft hier de verdubbeling van de Burgemeester Bechtweg in het tracé vanaf de Snelweg A65 tot aan de spoorlijn Tilburg - Den Bosch.

Dit tracé is globaal in te delen in 3 deelgebieden:

  • 1. Vanaf de snelweg A65 tot aan de Zandstraat:

In dit gebied zijn ook de afritten van de snelweg gesitueerd. In de periode 1992 - 1996 zijn hier diverse bodemonderzoeken en bodemsaneringen uitgevoerd voor de aanleg van de Burgemeester Bechtweg. In hoeverre deze onderzoeken en saneringen volledig zijn in het kader van de verdubbeling van de Burgemeester Bechtweg is niet duidelijk. Hiervoor is een uitgebreid historisch bodemonderzoek nodig.

  • 2. Vanaf de Zandstraat tot aan de Enschotsebaan:

Voor dit tracégedeelte is in 2008-2009 reeds een historisch vooronderzoek uitgevoerd. Vervolgens is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de aanwezige verdachtmakingen (voormalige spoorrails, voormalige erfverharding, slootdemping, diverse ontgrondingen. Hierbij zijn maximaal lichte verhogingen gemeten. Een vervolgonderzoek is niet noodzakelijk

  • 3. Vanaf de Enschotsebaan tot aan de spoorlijn Tilburg - Den Bosch:

Dit tracé gedeelte valt binnen het gebied Overhoeken. Hiervoor is in 2005 een historisch onderzoek uitgevoerd. Binnen het gebied van de geplande verdubbeling zijn enige verdachte lijnbronnen (slootdempingen, puinverhardingen) gelegen welke nog verkennend onderzocht moeten worden.

Voor het uitvoeren van een historisch of verkennend bodemonderzoek moet met circa 2 maanden rekening worden gehouden vanaf de start van het bodemonderzoek. Voor beide onderzoek is reeds opdracht verstrekt. Indien er aanleiding is tot nader onderzoek zal hiervoor een aantal maanden nodig zijn. Bij de noodzaak tot saneren moet uitgegaan worden van een termijn van minstens een jaar.

Uit de milieueffectrapportage is naar voren gekomen dat de gronden ter hoogte van Loven Noord 1 in de historische bodemonderzoeken niet is meegenomen. En dat dit in het kader van de bestemmingsplanprocedure alsnog zou moeten plaatsvinden. Geconcludeerd is echter dat het tracé ter hoogte van Loven Noord 1 reeds verdubbeld is en er hier geen planologisch wijziging aan de orde is, waardoor nader bodemonderzoek niet aan de orde is.

Verkennend bodemonderzoek

Naar aanleiding van het historisch bodemonderzoek van Oranjewoud (180552-15, d.d. 23 december 2008) is er door de gemeente Tilburg opdracht gegeven voor een verkennend bodemonderzoek, betreffende het weggedeelte gelegen tussen de A65 en de Enschotsebaan. Het doel van het bodemonderzoek is de bodemkwaliteit vast te leggen om in het kader van de voorgenomen werkzaamheden de gebruiksmogelijkheden van het terrein te bepalen.

In het uitgevoerde bodemonderzoek is overeenkomstig de NEN 5740 de milieuhygienische bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie vastgesteld. De in het historisch onderzoek onderscheiden verdachte deellocaties zijn in het verkennend bodemonderzoek onderzocht.

Uit het verkennend bodemonderzoek wordt geconcludeerd dat slecht één deellocatie kan worden aangemerkt als ´verdachte locatie´, vanwege verhoogde gehalten aan PAK en PCB (7). De onderzoeksresultaten geven echter geen aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek of sanerende maatregelen, omdat de gemeten concentraties kleiner zijn dan de betreffende tussen- en interventiewaarde. De resultaten vormen geen milieuhygienische belemmering voor de voorgenomen werkzaamheden.

Naar aanleiding van het historisch bodemonderzoek van Tauw (92611260, d.d. 15 januari 2009) zijn ook in het noordelijke deel van het plangebied een aantal verdacht locaties aangetroffen. Voor deze verdachte locaties dient dan ook nog een verkennend bodemonderzoek plaats te vinden. Het doel is om vast te leggen in het kader van de voorgenomen werkzaamheden wat de gebruiksmogelijkheden van het terrein zijn. Met andere woorden vormt de bodem geen mlieuhygienische belemmering.

Dit verkennend bodemonderzoek is inmiddels door de gemeente uitgezet, echter omdat ook onderzoek gedaan moet worden op gronden die niet in eigendom zijn van de gemeente, vergt dit de nodige voorbereiding. Indien uit het onderzoek vast komt te staan dat er sprake is van een milieuhygienische belmmering, dan zullen er maatregelen worden getroffen om de gronden wel geschikt te maken voor het voorgenomen gebruik.