Plan: | Noordoosttangent 2009 II |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0855.BSP2009017-e001 |
Vanuit de huidige natuurwetgeving is de initiatiefnemer bij ruimtelijke ingrepen verplicht op de hoogte te zijn van de mogelijke voorkomende beschermde natuurwaarden in het plangebied en in de beïnvloedingszone. Het gaat daarbij om beschermde natuurgebieden (Natuurbeschermingswet 1998 en het beschermingsregime van de EHS) en beschermde soorten (Flora- en faunawet). Middels een uitgebreide voortoets is zowel de gebiedsbescherming als de beschermde soorten onderzocht.
Het wettelijke toetsingskader van de gebiedsbescherming is verankerd in de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet 1998), die op 1 oktober 2005 in werking is getreden. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn, en in de toekomst de Habitatrichtlijn, zijn hiermee in de nationale regelgeving verankerd. Voor de Habitatrichtlijngebieden geldt echter dat de overheid bij vergunningverlening de habitattoets dient te voeren conform de EU-HRL (Habitatrichtlijn), zolang het gebied nog niet formeel is aangewezen door LNV. Op dit moment vallen de habitatrichtlijngebieden op grond van de jurisprudentie nog onder de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn. De VRL (Vogelrichtlijn) gebieden zijn in 2000/2003 wel formeel aangewezen en vallen derhalve onder de Nbwet 1998.
Om schade aan de natuurwaarden waarvoor de zogenoemde Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, te voorkomen, bepaalt de Nbwet 1998 dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de habitats kunnen verslechteren of die een verstorend effect kunnen hebben op de soorten, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning (artikel 19d, eerste lid). Ook plannen moeten getoetst worden op hun gevolgen voor de Natura 2000-gebieden (artikel 19j).
Op 1 februari 2009 is de Nbwet 1998 gewijzigd ten aanzien van het zogenoemde ´bestaand gebruik´. Onder ´bestaand gebruik´ vallen activiteiten in en om beschermde Natura2000-gebieden die al plaatshadden voordat een gebied als beschermd gebied is aangewezen. De wijzigingen zijn gericht op verbetering van de werking van de wet in de praktijk en verbetering van de aansluiting van de wet bij de Habitatrichtlijn. De wetswijziging regelt dat zolang er geen beheerplannen voor de Natura2000-gebieden zijn vastgesteld voor bestaand gebruik met mogelijke verslechterende gevolgen geen vergunning vereist is. Het regime voor bestaand gebruik is niet van toepassing op bestaand gebruik als het gaat om projecten met mogelijk significante gevolgen waarvoor een passende beoordeling is vereist. Ook op bestaand gebruik dat in het licht van de instandhoudingsdoelen van het gebied in betekenende mate is gewijzigd, is het regime niet van toepassing. In die gevallen is een vergunning nodig.
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan (1990) en planologisch verankerd in het Structuurschema Groene Ruimte. In de provincie Noord-Brabant is hier via enerzijds natuurgebiedsplannen en anderzijds de Groene Hoofdstructuur (GHS) in de Interimstructuurvisie en de Paraplunota invulling aan gegeven. De EHS bestaat uit een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden verbonden door verbindingszones. Het hoofddoel van het ruimtelijk beleid voor de EHS is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurlijke landschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere waarden en kenmerken.
Indien de natuur- en landschapswaarden van de EHS-natuur worden aangetast, dienen mitigerende maatregelen te worden getroffen waarmee de schade zoveel mogelijk wordt beperkt. Per saldo zal op planniveau of gebiedsniveau geen verlies mogen optreden van areaal, kwaliteit en samenhang. Deze schade dient te worden gecompenseerd.
Vanuit de Flora- en faunawet is bij de ruimtelijke ingrepen de initiatiefnemer verplicht op de hoogte te zijn van mogelijke voorkomende beschermde flora en fauna binnen het plangebied. Het doel van de Flora- en faunawet is het instandhouden van de inheemse flora en fauna. Door, voorafgaand aan ruimtelijk ingrepen, stil te staan bij aanwezige natuurwaarden, kan onnodige schade aan beschermde soorten worden voorkomen of beperkt. Indien schade niet te voorkomen is, is een ontheffing ex artikel 75 Flora- en faunawet noodzakelijk. Sinds 23 februari 2005 is het vrijstellingsbesluit van kracht. Met dit besluit is geregeld dat voor algemeen voorkomende soorten een vrijstelling geldt bij ruimtelijke ingrepen en geen ontheffing meer aangevraagd hoeft te worden. Wel blijft de algemene zorgplicht van kracht.
Uit de opgestelde voortoets komt naar voren dat ten aanzien van Natura2000-gebied Kampina en Oisterwijkse vennen door de verdubbeling van de Burgemeester Bechtweg alleen sprake is van externe werking. Echter, door de geringe toename van de auto's op de A58, de afstand tussen de A65 (ten zuiden van de burgemeester Bechtweg) en de ligging van dicht bebost eiken- en berkenbos naast de A58 zijn er geen significante effecten op de instandhoudingsdoelen voor het Natura 2000-gebied Kampina & Oisterwijkse Vennen te verwachten.
Doordat er geen sprake is van negatieve effecten op soorten hoeven geen mitigerende maatregelen uitgevoerd te worden.
Ook ten aanzien van Natura2000-gebied Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen komt uit de opgestelde voortoets naar voren dat alleen sprake is van externe werking door (verkeers)aanzuigende werking door de verdubbeling van de Burgemeester Bechtweg. Doordat deze aanzuigende werking op de N261 en de A65 zich beperken tot respectievelijk tot 0,4% en 0,5% van het totaal aantal auto's is deze toename van verkeer te verwaarlozen. Dit betekent dat er door de zeer geringe toename geen extra stikstofdepositie in het Natura2000-gebied zal plaatsvinden. Negatieve effecten ten aanzien van stikstofdepositie door de verdubbeling van de Burgemeester Bechtweg hebben hierdoor geen invloed op de instandhoudingsdoelen.
Negatieve effecten op de soorten van het Natura2000-gebied treden niet op, doordat de soorten ongevoelig zijn voor een toename van het geluid.
Doordat er geen sprake is van negatieve effecten op soorten hoeven geen mitigerende maatregelen uitgevoerd te worden.
Bij de aanleg van de huidige Burgemeester Bechtweg is al rekening gehouden met een verbreding in de toekomst en neemt het ruimtebeslag dus niet toe. Doordat in de huidige situatie al sprake is van een bestaande weg heeft de verdubbeling van de burgemeester Bechtweg dus geen effect t.a.v.op het ruimtebeslag van de EHS-gebieden. Door de verbreding van de weg is er wel sprake van een toename van de versnippering. Door het nemen van mitigerende maatregelen (het aanleggen van faunapassages) wordt de verontsnippering grotendeels tegengegaan.
Een toename van de verkeersintensiteit zorgt daarnaast voor een toename van de verstoring in de EHS. Het verlies van natuurwaarden (door verstoring) moet, in overeenstemming met het provinciale beleid, worden gecompenseerd volgens de geldende richtlijnen van de provincie Noord-Brabant en op basis van de berekende kwaliteitsvermindering. Ten aanzien van de kwaliteitsvermindering in de EHS-gebieden is voorgesteld om de kwaliteitsvermindering van drie hectare aan te merken als compensatieverplichting, die gecompenseerd moeten worden.
Randvoorwaarden compensatie
Door de toename van verkeer is compensatie noodzakelijk, omdat de kwaliteit van de naastgelegen EHS-gebieden als gevolg van geluidsverstoring en stikstofdepositie afneemt (af kan nemen). De compensatie dient dan ook in een omgeving te worden gerealiseerd die niet verstoord is.
In de voortoets is geconcludeerd dat een oppervlakte van 3 ha verstoord wordt. Op basis van de provinciale beleidsregel natuurcompensatie (provincie Noord-Brabant, 2005) dient deze oppervlakte 1 op 1 te worden gecompenseerd.
Compensatie dient bij voorkeur plaats te vinden in de GHS in nabijheid van de aantasting. Eventueel mag ook buiten de GHS gecompenseerd worden indien dit leidt tot robuustere structuren (provinciale Noord-Brabant, 2005).
De noordelijke EHS-gebieden (het Noorderbos) zijn aangewezen als multifunctioneel bos (droog berken-zomereikenbos). De zuidelijker gelegen EHS-gebieden (Hazennest en Loven noord 1) zijn aanwezen als bos met verhoogde natuurwaarde (droog wintereiken-beukenbos en vochtig wintereiken-beukenbos). De meest zuidelijke EHS-gebieden (Moerenburg / Voorste Stroom) zijn aangewezen als multifunctioneel bos, berkenbroekbos/elzenbroekbos en braam/doornstruweel. Deze natuurdoeltypen zijn met name van belang voor kleine en grotere zoogdieren en vogels van bossen en struwelen.
De compensatie dient in principe gelijksoortige natuur (natuurdoeltypen) te betreffen, dus multifunctioneel bos, bos met verhoogde natuurwaarde, berken/elzenbroekbos en braam/doornstruweel.
Compensatieplan
Ten westen van het Noorderbos heeft de gemeente Tilburg tussen de Kalverstraat, de Houtsestraat en de weg Vijfhuizen diverse percelen in eigendom. Deze percelen liggen in de GHS.
De bovengenoemde percelen hebben in totaal een oppervlakte van ca. 11 ha. De percelen in de driehoek Kalverstraat - Vijfhuizen hebben een totale oppervlakte van 36.857 m2. Hiervan kunnen drie hectaren ingezet worden voor het realiseren van de compensatie (zie onderstaande figuur).
P.M. Invoegen figuur
Figuur 1. Locatie compensatie Burgemeester Bechtweg
Het gaat hierbij om de percelen A 152, A3712, A 3714 en A3711 (gedeeltelijk). De percelen zijn weergegeven in figuur 2.
P.M. invoegen figuur
Figuur 2. Kadastrale kaart van de locatie t.b.v. de compensatie
Op de laarpodzolgrond van de percelen tussen de Kalverstraat en Vijfhuizen kunnen de natuurdoeltypen vochtig wintereiken-beukenbos en braam/doornstruweel worden gerealiseerd. De natuurdoeltypen droog berken-zomereikenbos, droog wintereiken-beukenbos en berken/elzenbroekbos kunnen hier gezien de bodem en de grondwaterstand niet gerealiseerd worden. Daar staat tegenover dat vochtig wintereiken-beukenbos een relatief zeldzaam natuurdoeltype is binnen de gemeente Tilburg en daardoor een waardevolle aanvulling kan zijn. Tevens worden nieuwe en bestaande (natuur)percelen langs de Voorste Stroom in het gebied Moerenburg (her)ingericht om de ecologische verbindende functie van de Voorste Stroom te verbeteren en de natuurwaarden van de bestaande gebieden te verhogen.
Hoewel niet alle gelijksoortige natuurdoeltypen op de locatie gerealiseerd kunnen worden, is toch gekozen om deze locatie voor compensatie te gebruiken. Met de realisatie van de compensatie kan een deel van de verbinding tussen de natuurgebieden het Noorderbos en de Brand worden versterkt/gerealiseerd.
Inrichtingsplan
Op de percelen zal bos moeten worden gerealiseerd van het natuurdoeltype vochtig wintereiken-beukenbos. Daarnaast zal langs alle zijden van het nieuwe bos een bosrandzone met een mantel- en zoomvegetatie van minimaal 15 meter worden gerealiseerd om het natuurdoeltype braam/doornstruweel te compenseren.
Planologische bescherming
In het vigerende bestemmingsplan ´De Zandleij´ hebben de betreffende percelen de bestemming ´Agrarisch met natuurwaarden´ (biotoop amfibieën en reptielen en dagvlinders). Daar deze bestemming niet geheel overeenkomt met de gewenste inrichting in het compensatieplan, is er voor gekozen om de percelen mee te nemen bij de gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan Noordoosttangent 2009 II. De percelen worden toegevoegd aan het plangebied van dit bestemmingsplan en krijgen de bestemming ´Natuur´. Daarmee is de compensatie planologisch verankerd.
Uit de resultaten van het veldonderzoek blijkt dat in de nabije omgeving van de Burgemeester Bechtweg beschermde soorten voorkomen. Dit gaat om soorten van tabel 1 (algemene soorten volgens de Flora- en faunawet), en de grote bonte specht en de buizerd (beide streng beschermde soorten volgens de Flora- en faunawet).
Sinds februari 2005 is het vrijstellingsbesluit bij artikel 75 Flora- en faunawet van kracht. Voor de algemene soorten van tabel 1 geldt sindsdien een vrijstelling voor artikelen 8 tot en met 12 van de Floraen faunawet. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld, mits de zorgplicht in acht wordt genomen.
Voor het vernietigen van de vaste rust- en verblijfplaats van de grote bonte specht en de buizerd geldt voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting geen vrijstelling, (ook niet op basis van een gedragscode), maar is een ontheffing nodig.
Door de verdubbeling van de Burgemeester Bechtweg is de kans zeer groot dat de vaste verblijfplaatsen van deze twee soorten worden vernietigd. Hierdoor dient een ontheffing aangevraagd te worden voor artikel 11 van de Flora- en faunawet. Indien de werkzaamheden effect hebben op bovengenoemde soort is een ontheffing nodig. De de ontheffingsaanvraag voor deze soorten wordt getoetst aan drie criteria (zware toets):
De criteria staan naast elkaar en niet na elkaar (aan alle drie moet voldaan zijn). Voor voor het verontrusten en verlies van leefgebied van strikt beschermde soorten kan een aanvullend compensatieplan noodzakelijk zijn, waar in detail mitigerende en compenserende maatregelen worden uitgewerkt.
Voor de start van de werkzaamheden zal er ontheffing worden aangevraagd ex artikel 75 van de Flora-en faunawet. De ontheffingsaanvraag is geldig voor een maximale duur van 5 jaar.