direct naar inhoud van Artikel 27 Wonen
Plan: Buitengebied Waterland 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0852.BPBGwaterland013-va03

Artikel 27 Wonen

Link naar de toelichting van "Wonen".

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen met bijbehorende bouwwerken al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 2. mantelzorg;
    • 3. kleinschalig toeristisch overnachten;

alsmede in combinatie met:

    • 1. een hoveniersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "hovenier";
    • 2. opslag, ter plaatse van de aanduiding "opslag", met uitzondering van brand- en explosiegevaarlijke stoffen;
    • 3. caravanstalling, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - caravanstalling 1" en "specifieke vorm van bedrijf - caravanstalling 2";
    • 4. een metaalbewerkingsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerkingsbedrijf";
    • 5. een theetuin en fluisterbotenverhuur, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - theetuin en fluisterbotenverhuur";

waarbij, indien de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. andere bouwwerken.
27.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegelaten.

27.2.1 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken geldt:

  • er worden geen bouwwerken gebouwd, ter plaatse van de aanduidingen "specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing" en "specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen en overkappingen".
27.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt:

  • a. als hoofdgebouw worden uitsluitend woonhuizen gebouwd;
  • b. per bestemmingsvlak wordt ten hoogste één hoofdgebouw gebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - twee hoofdgebouwen" in welk geval per bestemmingsvlak ten hoogste twee hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • c. de inhoud van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 600 m³;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen ten behoeve van een hoveniersbedrijf, opslag, caravanstalling 1, caravanstalling 2 en een metaalbewerking, ter plaatse van de specifieke aanduidingen, bedraagt respectievelijk ten hoogste 350 m², 300 m², 300 m², 1120 m² of 750 m²;
  • e. de afstand van een hoofdgebouw ten opzichte van de weg bedraagt ten minste de bestaande afstand;
  • f. de goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 6,00 m;
  • g. de dakhelling van een hoofdgebouw bedraagt ten minste 30º en ten hoogste 60º;
  • h. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 10,00 m;

in afwijking van hetgeen onder c, f, g en h is bepaald, bedraagt ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - specifieke regeling" de oppervlakte, de goothoogte, de dakhelling en de bouwhoogte ten hoogste de bestaande maatvoeringen.

27.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken geldt:

  • a. de bijbehorende bouwwerken worden ten minste 2,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het verlengde daarvan gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 40 m²;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt, met inachtneming van het gestelde onder b, ten hoogste 80% van de oppervlakte van het hoofdgebouw;
  • d. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 3,00 m;
  • e. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten minste 30º en ten hoogste 60º;
  • f. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 6,00 m.
27.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt:

  • a. er worden geen andere bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie, paardrijbakken, zwembaden en tennisbanen gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 2,00 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 7,00 m;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 5,00 m.
27.3 Afwijken van de bouwregels
27.3.1 Vergroten oppervlakte bijbehorende bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 27.2.3 onder b in die zin dat, met behoud van het bepaalde in 27.2.3 onder c, de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:

  • a. de vergroting alleen wordt toegestaan op percelen met een omvang van ten minste 1000 m²;
  • b. er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en het erf;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het bebouwingsbeeld.
27.3.2 Vergroten verhouding hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 27.2.3 onder c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met inachtneming van het gestelde onder 27.2.3 onder b, ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt, mits:

  • a. er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en het erf;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
27.3.3 Vergroten oppervlakte bijbehorende bouwwerken ten behoeve van compensatie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 27.2.3 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw wordt vergroot ten behoeve van de vervanging van landschapsontsierende bijbehorende bouwwerken, mits:

  • a. bij vervanging boven de in 27.2.3 onder b toegestane 40 m² ten hoogste 50% van de gesaneerde oppervlakte wordt teruggebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 200 m²;
  • b. met de vervanging de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw ten hoogste 240 m² bedraagt;
  • c. de vervanging bijdraagt aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
27.3.4 Veranderen dakhelling bijbehorende bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 27.2.3 onder e in die zin dat de dakhelling van bijbehorende bouwwerken wordt verlaagd dan wel dat een bijbehorend bouwwerk wordt voorzien van een plat dak, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

27.3.5 Paardrijbakken, zwembaden en tennisbanen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 27.2.4 onder a in die zin dat paardrijbakken, zwembaden en/of tennisbanen worden toegestaan, mits:

  • tevens de in 27.5.3 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
27.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit in een hoofdgebouw zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige toeristische overnachting in een hoofdgebouw zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van het hoofdgebouw, en meer dan twee kamers worden gebruikt;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden en horecadoeleinden, anders dan kleinschalig toeristisch overnachten en waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • d. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - twee woningen", in welk geval een woonhuis gebruikt wordt voor ten hoogste twee woningen;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning en voor een beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, en/of een kleinschalige toeristische overnachtingsmogelijkheid;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel bij een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  • g. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, zwembad en/of een tennisbaan, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
27.5 Afwijken van de gebruiksregels

27.5.1 Kleinschalig toeristisch overnachten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 27.4 onder b en e in die zin dat ten hoogste 50% van de brutovloeroppervlakte van het woonhuis en bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 100 m² wordt gebruikt voor het bieden van een kleinschalige toeristische overnachtingsmogelijkheid, mits:

  • a. dit geen onevenredige parkeerdruk met zich meebrengt;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeers- en parkeersituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
27.5.2 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 27.4 onder e in die zin dat afhankelijke woonruimte in de zin van mantelzorg wordt toegestaan in een bijbehorend bouwwerk, mits:

  • a. eerst alle mogelijkheden van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken optimaal benut worden om door inwoning een oplossing te bieden aan tijdelijke huisvesting ten behoeve van mantelzorg;
  • b. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • c. de mantelzorg geboden wordt in de bestaande bebouwing;
  • d. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte beperkt blijft tot 60 m²;
  • e. het bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de mantelzorg een ruimtelijke eenheid vormt met het op hetzelfde perceel gesitueerde woonhuis, waarbij de maximale afstand van het woonhuis tot het bijbehorend bouwwerk 20,00 m bedraagt;
  • f. dit geen onevenredige parkeerdruk met zich meebrengt;
  • g. geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeers- en parkeersituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
27.5.3 Paardrijbakken, zwembaden en tennisbanen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 27.4 onder g in die zin dat gronden worden gebruikt voor een paardrijbak, een zwembad of een tennisbaan, mits:

  • a. de paardrijbak, het zwembad of de tennisbaan binnen het bestemmingsvlak wordt aangelegd op een afstand van ten hoogste 100 m uit de dichtstbijzijnde gevel van het woonhuis;
  • b. de paardrijbak, het zwembad of de tennisbaan zoveel mogelijk recht achter de voorgevel van (het hoofd)gebouw(en) wordt gesitueerd en landschappelijk wordt ingepast;
  • c. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² bedraagt;
  • d. geen bouwwerken ten behoeve van verlichting bij een paardrijbak, een zwembad en/of een tennisbaan worden aangebracht;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeers- en parkeersituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
27.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het (gedeeltelijk) verwijderen van karakteristieke gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek".
27.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 27.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
27.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een pand of bijgebouwen betreft die op zichzelf niet karakteristiek zijn en waarbij door verwijderen daarvan de karakteristieke hoofdvorm niet onevenredig wordt aangetast.
27.7 Wijzigingsbevoegdheid
27.7.1 Wijzigen met compensatie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse een bestemmingsvlak 'Wonen' wordt aangebracht ten behoeve van de bouw van een woonhuis ter compensatie van de sloop van voormalige bedrijfsgebouwen en/of overkappingen, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 27 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. het ter compensatie van de sloop nieuw te bouwen woonhuis in de directe nabijheid van het bestaande woonhuis wordt gebouwd;
  • c. er voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig is;
  • d. geen sprake is van een onevenredige beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende bedrijven;
  • e. op het betreffende bouwperceel aanwezige voormalige bedrijfsgebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van tenminste 1.000 m², die tenminste tien jaar oud zijn en niet bestaan uit cultuurhistorisch waardevolle en/of karakteristieke bedrijfsgebouwen, worden gesloopt;
  • f. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere waarde;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de verkeers- en parkeersituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
27.7.2 Wijziging naar stolp

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Wonen' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - Stolp', inclusief het leggen van een bouwvlak, mits:

  • a. na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 28 van overeenkomstige toepassing zijn, waarbij de inhoud van de stolp ten hoogste 900 m³ en de goot- en bouwhoogte respectievelijk ten hoogste 6,00 en 10,00 m bedraagt;
  • b. de omvang van het bestaande perceel ten minste 1.000 m² bedraagt en het perceel solitair gelegen is;
  • c. het bestaande woonhuis geen rijksmonument is of niet is aangeduid als karakteristiek pand;
  • d. deze wijziging wordt toegepast indien ter plaatse het bestaande woonhuis wordt vervangen door een nieuw woonhuis in de vorm van een stolp;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
27.7.3 Wijzigen naar agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Wonen' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', waarbij ter plaatse de aanduiding 'bouwvlak' wordt aangebracht, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. bij de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de voorwaarden en criteria worden gehanteerd uit het Afsprakenkader Ontwikkeling Landbouw en Landschap Waterland-oost, 31 juli 2012, voor zover deze van toepassing zijn op het perceel waarop de wijziging betrekking heeft;
  • c. de omvang van het bouwvlak ten hoogste 1,5 hectare bedraagt;
  • d. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • e. met de vormgeving en inrichting van het bouwvlak zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de historisch gegroeide landschapsstructuur;
  • f. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.