direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Buitengebied Waterland 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0852.BPBGwaterland013-va03

Artikel 3 Agrarisch

Link naar de toelichting van "Agrarisch".

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch grondgebruik uitsluitend op de wijze van veehouderij;
  • b. het agrarisch grondgebruik op de wijze van veehouderij, akker- en vollegrondstuinbouw, fruitteelt, sierteelt en wisselteelt van bloembollen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - primair agrarisch gebied";
  • c. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel";
  • d. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel";
  • e. cultuurgrond;
  • f. kleinschalige natuurontwikkeling;
  • g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van het open veenweidelandschap, niet zijnde gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - primair agrarisch gebied";

met daaraan ondergeschikt:

  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • j. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • k. ontsluitingswegen en agrarische kavelpaden;
  • l. openbare fiets- en wandelpaden;
  • m. sloten, vaarten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • n. stallingsruimte voor fietsen;
  • o. een baggerdepot, ter plaatse van de aanduiding "baggerspeciedepot";
  • p. een boomgaard, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - boomgaard";
  • q. vier hotelkamers, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - hotelkamers";

met de daarbijbehorende:

  • r. bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsgebouwen, en overkappingen;
  • s. veldschuren, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - veldschuur";
  • t. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 2. mantelzorg;
    • 3. kleinschalig toeristisch overnachten;

waarbij bedrijfswoningen die gebouwd zijn in de vorm van een stolp, ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", waarbij gestreefd wordt naar het behoud en het herstel van de bestaande hoofdvormen van de stolpen;

  • u. bestaande torensilo's;
  • v. andere bouwwerken.
3.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegelaten.

3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt:

  • a. er worden uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de in 3.1 onder b en c genoemde agrarische bedrijven gebouwd;
  • b. de gebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen de grenzen van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel" gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • c. in afwijking van het gestelde onder b mogen melkstallen of schuilgelegenheden buiten de grenzen van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel" worden gebouwd, waarbij ten hoogste één melkstal of één schuilgelegenheid per agrarisch bedrijf wordt gebouwd;
  • d. per bouwvlak worden uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf gebouwd;
  • e. het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste één per bouwvlak, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning" of "bedrijfswoning uitgesloten", in welk geval respectievelijk een tweede bedrijfswoning of geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • f. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de naar de weg gekeerde zijde(n) van het bouwperceel bedraagt ten minste 10,00 m;
  • g. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg bedraagt ten minste de bestaande afstand;
  • h. de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten opzichte van de naar de weg gekeerde zijde(n) van het bouwperceel bedraagt ten minste 20,00 m, met dien verstande dat bedrijfsgebouwen en overkappingen achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • i. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning worden ten minste 2,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan gebouwd;
  • j. de maatvoering van een gebouw of een overkapping voldoet voorts aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte/inhoud   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamen-lijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   5,00   15   60   11,50  
Melkstal of schuilgelegenheid   50 m²   -   -   15   60   3,00  
Bedrijfswoning*   600 m³*   -   6,00*   30*   60*   10,00*  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   40 m²   3,00   -   60   6,00  
Veldschuur   bestaand   -   3,00   -   60°   -  
Bestaande torensilo   bestaand   -   -   -   -   bestaand  

* tenzij het betreft gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stolp', in welk geval de volgende bouwregels gelden:

- een stolp wordt uitsluitend gebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stolp';

- de oppervlakte, de goothoogte en de dakhelling van een stolp bedragen ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, de goothoogte en de dakhelling.

3.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt:

  • a. mest-, voeder- en sleufsilo's, platen en mestbassins worden uitsluitend gebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. er worden geen andere bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie, paardrijbakken, zwembaden en tennisbanen gebouwd, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - paardrijbak", in welk geval een paardrijbak is toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van een mestsilo of een mestbassin bedraagt ten hoogste 5,00 m, exclusief afdekking;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen de bouwpercelen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of, indien geen bedrijfswoning aanwezig is, de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 7,00 m;
  • f. de bouwhoogte van voedersilo's bedraagt ten hoogste 10,00 m;
  • g. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt binnen het bouwvlak ten hoogste 5,00 m;
  • h. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt buiten het bouwvlak ten hoogste 1,50 m;
  • i. de plaatsing van tijdelijke boog- en gaaskassen is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel" toegestaan.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Biomassa-/mestvergistingsinstallatie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 onder d en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie bij een agrarisch bedrijf worden gebouwd, mits:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt verleend ten behoeve van mestvergisting en de verhandeling van de daarbij vrijkomende energie als ondergeschikte tak bij een agrarisch bedrijf;
  • b. de gezamenlijke inhoud van de bouwwerken ten behoeve van de (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting ten hoogste 10.000 m³ bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van een mest- en/of organische (bij)productvergistingsinstallatie ten hoogste 10,00 m bedraagt;
  • d. tevens de in 3.5.1 genoemde afwijking wordt verleend;
  • e. bij de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid de voorwaarden en criteria worden gehanteerd uit het Afsprakenkader Ontwikkeling Landbouw en Landschap Waterland-oost, 31 juli 2012, voor zover deze van toepassing zijn op het perceel waarop de afwijking betrekking heeft;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeers- en parkeersituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.2 Goot- en/of bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 onder j in die zin dat de goothoogte en/of de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen wordt vergroot respectievelijk tot ten hoogste 6,00 m en 15,00 m, mits:

  • a. deze omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend als gevolg van milieumaatregelen en/of maatregelen ten behoeve van het verbeteren van het dierenwelzijn;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.3 Afwijkende bouwvormen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 onder j in die zin dat bedrijfsgebouwen worden gebouwd in de vorm van boogstallen, serrestallen of naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsgebouwen, mits:

  • a. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • b. de goothoogte van een bedrijfsgebouw ten hoogste 7,00 m bedraagt;
  • c. de dakhellingsregeling niet van toepassing is;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.4 Afwijken maatvoeringen stolpen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 onder j in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen, tot ten hoogste 15%, en gevelindeling van de stolp, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hoofdvorm van de stolp.

3.3.5 Afwijking ten behoeve van kleinschalig kamperen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 onder a in die zin dat ten behoeve van kleinschalig kamperen één gebouw voor sanitaire voorzieningen wordt gebouwd, mits:

  • a. de oppervlakte van het gebouw ten hoogste 50 m² bedraagt;
  • b. het gebouw binnen het bouwvlak wordt gebouwd;
  • c. de goothoogte van het gebouw ten hoogste 3,00 m bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van het gebouw ten hoogste 6,00 bedraagt;
  • e. tevens de in 3.5.2 bedoelde omgevingsvergunning voor kleinschalig kamperen is verleend.
3.3.6 Zwembaden en tennisbanen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2 onder b in die zin dat paardrijbakken, [vernietigd bij uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State van 16 juli 2014, zaaknummer 201304565/1/R1] zwembaden en/of tennisbanen worden toegestaan, mits:

  • tevens de in 3.5.8 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een biomassa-/mestvergistingsinstallatie of een daarmee gelijk te stellen installatie, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • c. het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten buiten het bouwvlak, met uitzondering van tijdelijke opslag (oogstperiode) van mest en/of landbouwproducten, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - opslag mest en/of landbouwproducten";
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden en horecadoeleinden, anders dan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - hotelkamers", kleinschalig toeristisch overnachten en waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend dan wel productiegebonden detailhandel bij een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  • f. het gebruik van een bedrijfswoning voor meer dan één woning, tenzij het betreft de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - twee woningen", in welk geval een bedrijfswoning gebruikt wordt voor ten hoogste twee woningen;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit in een bedrijfswoning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige toeristische overnachting in een bedrijfswoning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning, en meer dan twee kamers worden gebruikt;
  • i. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning en voor een beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, en/of een kleinschalige toeristische overnachtingsmogelijkheid, tenzij ter plaatse van de aanduiding "verblijfsrecreatie", in welk geval logies in een vrijstaand bijbehorend bouwwerken is toegestaan;
  • j. het gebruik van gronden ten behoeve van sierteelt, fruitteelt, bosbouw, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - primair agrarisch gebied", in welk geval opgaande meerjarige teeltvormen met een hoogte van ten hoogste 2,00 m is toegestaan, en ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - boomgaard";
  • k. het gebruik van de gronden ten behoeve van de teelt van bloembollen, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - primair agrarisch gebied", in welk geval wisselteelt van bloembollen is toegestaan;
  • l. het aanleggen van dammen, tenzij de aanleg plaatsvindt in het kader van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • m. de aanleg van nieuwe wegen, paden en verhardingen anders dan kavelpaden ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering of de ontsluitingswegen van bebouwde percelen;
  • n. het gebruik van gronden voor het scheuren van grasland ten behoeve van de teelt van ruwvoedergewassen ter voorziening in meer dan de eigen bedrijfsbehoefte, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - primair agrarisch gebied";
  • o. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, zwembad en/of een tennisbaan, anders dan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - paardrijbak" en waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • p. het gebruik van gronden ten behoeve van het creëren en/of innemen van een ligplaats voor woonschepen en vaartuigen;
  • q. het ankeren van woonschepen of vaartuigen.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Biomassa-/mestvergistingsinstallatie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4. onder a in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met het vergisten van biomassa en/of mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, mits sprake is van de volgende wijze van biomassa-/mestvergisting:

  • a. het bedrijf verwerkt eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt en/of naar derden afgevoerd;

mits:

  • b. de gronden zijn voorzien van een bouwvlak;
  • c. het aantal biomassa-/mestvergistingsinstallaties binnen het gemeentelijk grondgebied ten hoogste 5 bedraagt;
  • d. geen sprake is van een onevenredige beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende bedrijven;
  • e. de capaciteit van de vergisting ten hoogste 20 ton per dag bedraagt;
  • f. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeers- en parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.5.2 Ondergeschikte tweede tak of deeltijdfunctie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4 onder b in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in bijlage 3 opgenomen bedrijvigheid, mits:

  • a. de gronden ter plaatse zijn voorzien van een bouwvlak met uitzondering van boerengolf en kleinschalig kamperen;
  • b. geen sprake is van een onevenredige beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende bedrijven;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tweede tak of de deeltijdfunctie ten hoogste 400 m² aan gebouwen dan wel ten hoogste 30% van de bestaande bebouwingsmogelijkheden of 30% van de (onbebouwde) gronden van het bouwvlak bedraagt;
  • d. bij de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid de voorwaarden en criteria worden gehanteerd uit het Afsprakenkader Ontwikkeling Landbouw en Landschap Waterland-oost, 31 juli 2012, voor zover deze van toepassing zijn op het perceel waarop de afwijking betrekking heeft;
  • e. dit geen onevenredige parkeerdruk met zich meebrengt;
  • f. alle activiteiten ten behoeve van de uitoefening van de toegelaten bedrijvigheid, waaronder opslag, binnen de gegeven bebouwingsmogelijkheden blijven. Bij boerengolf en kleinschalig kamperen mogen eveneens in beperkte mate de bijbehorende gronden worden gebruikt;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeers- en parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.3 Opslag buiten bouwvlak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4 onder c in die zin dat gronden buiten het bouwvlak worden gebruikt voor het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten, mits:

  • a. binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte is voor de opslag of de afwijking noodzakelijk is vanuit milieuwetgeving;
  • b. de opslag van de mest en/of de andere landbouwproducten aansluitend aan het bouwvlak plaatsvindt, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak en de mestopslag ten hoogste 1,5 hectare bedraagt;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijk, natuurlijke en cultuurhistorische waarden, de verkeers- en parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.4 Kleinschalig toeristisch overnachten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4 onder d en i in die zin dat ten hoogste 50% van de brutovloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 100 m² wordt gebruikt voor het bieden van een kleinschalige toeristische overnachtingsmogelijkheid, mits:

  • a. dit geen onevenredige parkeerdruk met zich meebrengt;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeers- en parkeersituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.5 Inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4 onder f en toestaan dat een bedrijfswoning al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten wordt gebruikt voor meer dan één huishouden, mits:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
  • b. geen sprake is van een tweede bedrijfswoning;

de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon noodzakelijk is voor het constante toezicht op het agrarisch bedrijf dan wel de huisvesting noodzakelijk is in verband met de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;

  • c. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot;
  • d. geen sprake is van een onevenredige beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende bedrijven;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.6 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4 onder i in die zin dat afhankelijke woonruimte in de zin van mantelzorg wordt toegestaan in een bijbehorend bouwwerk, mits:

  • a. eerst alle mogelijkheden van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken optimaal benut worden om door inwoning een oplossing te bieden aan tijdelijke huisvesting ten behoeve van mantelzorg;
  • b. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • c. de mantelzorg geboden wordt in de bestaande bebouwing;
  • d. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte beperkt blijft tot 60 m²;
  • e. het bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de mantelzorg een ruimtelijke eenheid vormt met de op hetzelfde perceel gesitueerde bedrijfswoning, waarbij de maximale afstand van de bedrijfswoning tot het bijbehorend bouwwerk 20,00 m bedraagt;
  • f. dit geen onevenredige parkeerdruk met zich meebrengt;
  • g. geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeers- en parkeersituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.7 Kleinschalig kampeerterrein bij een paardenhouderij

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4 onder d in die zin dat de gronden worden gebruikt ten behoeve van een klein kampeerterrein aansluitend op een kampeerterrein dat met toepassing van 4.5.5 binnen de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf' wordt toegestaan, mits:

  • deze afwijking tegelijkertijd wordt verleend met de afwijking genoemd in 4.5.5 en de daarin genoemde criteria hier eveneens van toepassing zijn.
3.5.8 Zwembaden en tennisbanen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4 onder o in die zin dat gronden worden gebruikt voor een paardrijbak, [vernietigd bij uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State van 16 juli 2014, zaaknummer 201304565/1/R1] een zwembad of een tennisbaan, mits:

  • a. de paardrijbak, [vernietigd bij uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State van 16 juli 2014, zaaknummer 201304565/1/R1] het zwembad of de tennisbaan bij een agrarisch bedrijf op een afstand van ten hoogste 100 m uit de dichtstbijzijnde gevel van de bedrijfswoning ten behoeve van het eigen hobbymatig gebruik wordt aangelegd, waarbij het zwembad of de tennisbaan uitsluitend binnen het bouwvlak is toegestaan;
  • b. de paardrijbak anders dan bij een agrarisch bedrijf wordt aangelegd op een afstand van ten hoogste 100 m uit de dichtstbijzijnde gevel van de bedrijfswoning of het woonhuis, ten behoeve waarvan de paardrijbak voor het eigen hobbymatig gebruik wordt aangelegd; [vernietigd bij uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State van 16 juli 2014, zaaknummer 201304565/1/R1];
  • c. de paardrijbak, [vernietigd bij uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State van 16 juli 2014, zaaknummer 201304565/1/R1] het zwembad of de tennisbaan zoveel mogelijk recht achter de voorgevel van (het hoofd)gebouw(en) wordt gesitueerd en landschappelijk wordt ingepast;
  • d. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² bedraagt; [vernietigd bij uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State van 16 juli 2014, zaaknummer 201304565/1/R1];
  • e. geen bouwwerken ten behoeve van verlichting bij een paardrijbak, [vernietigd bij uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State van 16 juli 2014, zaaknummer 201304565/1/R1] een zwembad en/of een tennisbaan worden aangebracht;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeers- en parkeersituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het deels of geheel dempen, het verbreden, en/of vergraven van waterlopen;
  • b. het scheuren van grasland ten behoeve van de teelt van ruwvoedergewassen ter voorziening in de eigen bedrijfsbehoefte;
  • c. het ophogen en afgraven van gronden;
  • d. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik.
  • e. het (gedeeltelijk) verwijderen van een stolp voorzover de gronden zijn voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp".

De vergunningplicht voor de onderdelen a. t/m e. geldt niet ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - primair agrarisch gebied".

3.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 3.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud, een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of het normaal agrarisch gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

3.6.3 Toetsingscriteria voor 3.6.1. onder a tot en met e
  • a. De omgevingsvergunning wordt slechts verleend mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het open landschap.
  • b. De omgevingsvergunning bedoeld onder 3.6.1 onder a wordt daarbij slechts verleend mits de karakteristieke verkavelingspatronen, dat is de strokenverkaveling in het veenpolderlandschap en de rationele verkaveling in de droogmakerijen, niet onevenredig worden aangetast.
  • c. De omgevingsvergunning bedoeld onder 3.6.1 onder b wordt niet verleend in de veenpoldergebieden, zoals weergegeven in bijlage 6.
3.6.4 Toetsingscriteria voor 3.6.1. onder e

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een stolp betreft die op zichzelf niet karakteristiek zijn en waarbij door verwijdering daarvan de karakteristieke hoofdvorm van de stolp niet onevenredig wordt aangetast.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijziging vergroten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan een bouwvlak grenzende gronden worden voorzien van de aanduiding 'bouwvlak', mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 1,5 hectare;
  • b. bij de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid ten aanzien van de nieuwe en de oude bedrijfslocatie de voorwaarden en criteria worden gehanteerd uit het Afsprakenkader Ontwikkeling Landbouw en Landschap Waterland-oost, 31 juli 2012, voor zover deze van toepassing zijn op het perceel waarop de wijziging betrekking heeft;
  • c. zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering / verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid en duurzaamheid van de bedrijfsuitbreiding of de noodzakelijke plek voor opslag is aangetoond;
  • d. binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte is voor de benodigde uitbreiding of de opslag;
  • e. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie, de verkeers- en parkeersituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.2 Wijziging situering bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een ter plaatse aangegeven bouwvlak, bij gelijkblijvende oppervlakte, qua situering wordt gewijzigd, mits:

  • a. een bedrijfstechnische noodzaak is of milieutechnische redenen zijn om ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen of het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten, de situering van het bouwvlak te wijzigen;
  • b. sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Afsprakenkader Ontwikkeling Landbouw en Landschap Waterland-oost, 31 juli 2012, voor zover deze van toepassing zijn op het perceel waarop de wijziging betrekking heeft;
  • c. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.3 Wijziging nieuw agrarisch bouwperceel ten behoeve van verplaatsing

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse een nieuw bouwperceel met de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel" ten behoeve van een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering wordt aangebracht, met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:

  • a. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de verplaatsing van een duurzaam agrarisch bedrijf, waarbij uitbreiding op de bestaande bedrijfslocatie niet mogelijk is;
  • b. bij de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid ten aanzien van de nieuwe en de oude bedrijfslocatie de voorwaarden en criteria worden gehanteerd uit het Afsprakenkader Ontwikkeling Landbouw en Landschap Waterland-oost, 31 juli 2012, voor zover deze van toepassing zijn op het perceel waarop de wijziging betrekking heeft;
  • c. de omvang van het bouwvlak ten hoogste 1,5 hectare bedraagt;
  • d. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • e. met de vormgeving en inrichting van het bouwvlak zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de historisch gegroeide landschapsstructuur;
  • f. de situering van het bouwperceel vergezeld gaat van een erfinpassingsplan dat rekening houdt met het landschapstype;
  • g. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de verkeers- en parkeersituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.4 Wijziging nieuw agrarisch bouwperceel

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse een nieuw bouwperceel met de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel" ten behoeve van een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering wordt aangebracht, met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:

  • a. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - primair agrarisch gebied";
  • b. bij de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de voorwaarden en criteria worden gehanteerd uit het Afsprakenkader Ontwikkeling Landbouw en Landschap Waterland-oost, 31 juli 2012, voor zover deze van toepassing zijn op het perceel waarop de wijziging betrekking heeft;
  • c. de omvang van het bouwvlak ten hoogste 1,5 hectare bedraagt;
  • d. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • e. met de vormgeving en inrichting van het bouwvlak zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de historisch gegroeide landschapsstructuur;
  • f. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.5 Wijziging tweede bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat daar waar ten hoogste één bedrijfswoning aanwezig is, ter plaatse de aanduiding "specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning" wordt aangebracht, mits:

  • a. sprake is van een bedrijfsomvang van ten minste 100 NGE aanwezig en de bedrijfswoning noodzakelijk is in verband met permanent toezicht en de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;
  • b. ter plaatse niet al sprake is van inwoning door een tweede huishouden;
  • c. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • d. de tweede bedrijfswoning aan de wegzijde binnen het bouwvlak in de directe omgeving van de bedrijfsgebouwen wordt gesitueerd;
  • e. geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. nog niet eerder bij het agrarisch bedrijf een tweede bedrijfswoning is gebouwd;
  • g. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.6 Wijziging waterberging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding "waterberging" wordt aangebracht, mits:

  • a. ter plaatse de gronden ten behoeve van de waterberging worden ingericht;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.7 Wijziging naar natuur

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Natuur - 3' ten behoeve van de natuurontwikkeling, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 18 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling in eigendom zijn verworven;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.8 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch', uitsluitend voorzover ter plaatse voorzien van een bouwperceel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Stolp' ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 27 of 28 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. bij de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de voorwaarden en criteria worden gehanteerd uit het Afsprakenkader Ontwikkeling Landbouw en Landschap Waterland-oost, 31 juli 2012, voor zover deze van toepassing zijn op het perceel waarop de wijziging betrekking heeft;
  • c. de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel" ter plaatse wordt verwijderd;
  • d. geen sprake is van een onevenredige beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende bedrijven;
  • e. in de voormalige bedrijfswoning een woonfunctie wordt ondergebracht;
  • f. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.9 Wijziging vergroten bestemmingsvlakken wonen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Stolp' uitsluitend ten behoeve van het vergroten van bestemmingsvlakken met de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Stolp', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 27 of 28 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de oppervlakte van het bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Stolp' na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ten hoogste 500 m² bedraagt;
  • c. geen sprake is van een onevenredige beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende bedrijven;
  • d. de toegevoegde grond uitsluitend als zij- of achtererf wordt gebruikt;
  • e. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • f. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.10 Wijziging verplaatsen bestemmingsvlakken wonen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Stolp' uitsluitend ten behoeve van het verplaatsen van bestemmingsvlakken met de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Stolp', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 27 of 28 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. het voormalige bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Stolp' ter plaatse wordt verwijderd en die betreffende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch';
  • c. de huidige ligging van het bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Stolp' belemmeringen oplevert voor de omgeving dan wel voor de bewoners zelf en er met een gewijzigde situering een verbetering kan worden bewerkstelligd;
  • d. de omvang van het bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Stolp' niet wordt vergroot;
  • e. geen sprake is van een onevenredige beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende bedrijven;
  • f. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • g. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.11 Wijziging naar niet-agrarische bedrijvigheid ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch', uitsluitend voorzover ter plaatse voorzien van een bouwperceel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf', ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van artikel 4 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel" ter plaatse wordt verwijderd;
  • c. geen sprake is van een onevenredige beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende bedrijven;
  • d. bij de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de voorwaarden en criteria worden gehanteerd uit het Afsprakenkader Ontwikkeling Landbouw en Landschap Waterland-oost, 31 juli 2012, voor zover deze van toepassing zijn op het perceel waarop de wijziging betrekking heeft;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.12 Wijziging naar meerdere woningen in stolp

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een bedrijfswoning in de vorm van een stolp, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" wordt gebruikt voor meer dan één woning, mits:

  • a. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van het behoud van de stolp;
  • b. ter plaatse tevens de aanduiding "specifieke vorm van wonen - meerdere woningen" wordt aangebracht;
  • c. de oppervlakte van het vierkant ten minste 200 m² bedraagt, waarbij de oppervlakte van iedere bedrijfswoning ten minste 100 m² bedraagt;
  • d. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot;
  • e. geen sprake is van een onevenredige beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende bedrijven;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.