direct naar inhoud van Artikel 5 Centrum
Plan: Kom Nieuw-Vossemeer
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0851.nvBPkomnv2012-o001

Artikel 5 Centrum

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Wonen, al dan niet op de verdiepingen, en in samenhang daarmee de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd', aaneengebouwde, twee-aaneengebouwde of vrijstaande woningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', uitsluitend vrijstaande woningen;
  • d. (kleinschalige) bedrijfsmatige activiteiten tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • e. detailhandel;
  • f. dienstverlening;
  • g. kantoren;
  • h. praktijkruimten;
  • i. (lokale) maatschappelijke voorzieningen;
  • j. horecavestigingen behorende tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'zend en ontvangstinstallatie', uitsluitend voor een zend en ontvangstinstallatie;


met de daarbij behorende:

  • l. bijbehorende bouwwerken;
  • m. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • n. wegen en paden;
  • o. parkeervoorzieningen;
  • p. groenvoorzieningen;
  • q. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • r. tuinen en erven.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag met in achtneming van de onderstaande regels worden gebouwd.

5.2.1 Algemeen
  • a. per bouwperceel is maximaal één woning toegestaan, uitgezonderd bestaande woningen op de verdiepingen;
  • b. het type woning dient overeen te komen met de onder 5.1 b en c genoemde woningtypen, met uitzondering van woningen op de verdiepingen;

5.2.2 Hoofdgebouwen

Ten aanzien van het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m, tenzij op de verbeelding anders is weergegeven;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m, tenzij op de verbeelding anders is weergegeven;
  • d. bij vrijstaande woningen dient de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens aan beide zijden minimaal 2,5 m te bedragen;
  • e. bij twee-aaneengebouwde woningen dient de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens aan één zijde minimaal 2,5 m te bedragen;

5.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 1 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd,
  • b. aan- en bijgebouwen dienen op de zijdelingse bouwperceelsgrens of minimaal 1 m uit de zijdelingse bouwperceelsgrens gebouwd te worden;
  • c. indien de oppervlakte van het bouwperceel 100 m² of minder bedraagt, mag de gezamenlijk oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak, ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen, met een maximum van 50 m²;
  • d. indien de oppervlakte van het bouwperceel meer dan 100 m² bedraagt, mag de gezamenlijk oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak, ten hoogste 15% van de resterende oppervlakte buiten het bouwvlak extra bedragen, met een maximum van 80 m²;
  • e. in afwijking van sub c en d geldt dat daar waar ten tijde van de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan het bebouwingsoppervlak aan bijbehorende bouwwerken groter is dan de onder c en d genoemde oppervlaktematen, het bestaande bebouwingsoppervlak gehandhaafd mag blijven;
  • f. de goothoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • g. de bouwhoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • h. de goot- en bouwhoogte van overige bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van zend en ontvangstinstallaties mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.3.1 Horecabedrijven

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik ten behoeve van horecabedrijven uit een hogere categorie dan algemeen toelaatbaar op basis van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. het gebruik ten behoeve van horecabedrijven die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 5.3.1 ten einde horecabedrijven toe te laten die:

  • a. voorkomen in één categorie hoger dan algemeen toelaatbaar, indien en voorzover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, indien en voorzover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten.

5.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van de bebouwing;

  • a. het geheel of gedeeltelijk slopen van de in onder a bedoelde bouwwerken is slechts toelaatbaar indien de ruimtelijke en visuele karakteristiek van de gronden en de gebouwde omgeving niet in onevenredige mate wordt aangetast waartoe het bevoegd gezag advies inwint bij de monumentencommissie of een ander vergelijkbaar orgaan;
  • b. het in sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • 1. het normale beheer en onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.