direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf
Plan: Kom Nieuw-Vossemeer
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0851.nvBPkomnv2012-o001

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten tenzij anders op de verbeelding is weergegeven;
  • b. kantoren;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – grondverzetbedrijf', tevens voor een grondverzetbedrijf met een milieucategorie van ten hoogste 3.1;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', uitsluitend voor nutsvoorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens voor een bedrijfswoning;


met de daarbij behorende;

  • f. bijbehorende bouwwerken;
  • g. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • h. wegen en paden;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • l. tuinen en erven;

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag met in achtneming van de onderstaande regels worden gebouwd.

4.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage van het bouwvlak betreft 100% tenzij anders op verbeelding is weergegeven;
  • c. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens dient minimaal 5 m te bedragen;

4.2.2 Gebouwen

Ten aanzien van het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen van de bedrijfsbebouwing mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte';
  • b. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 m.

4.2.3 Bedrijfswoning

Ten aanzien van het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag enkel gebouwd worden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. het aantal bedrijfswoningen mag per bouwperceel niet meer dan 1 bedragen;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m.

4.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken horende bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 1 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd,
  • b. aan- en bijgebouwen dienen op de zijdelingse bouwperceelsgrens of minimaal 1 m uit de zijdelingse bouwperceelsgrens gebouwd te worden;
  • c. indien de oppervlakte van het bouwperceel 100 m² of minder bedraagt, mag de gezamenlijk oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak, ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen, met een maximum van 50 m²;
  • d. indien de oppervlakte van het bouwperceel meer dan 100 m² bedraagt, mag de gezamenlijk oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak, ten hoogste 15% van de resterende oppervlakte buiten het bouwvlak extra bedragen, met een maximum van 80 m²;
  • e. in afwijking van sub c en d geldt dat daar waar ten tijde van de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan het bebouwingsoppervlak aan bijbehorende bouwwerken groter is dan de onder c en d genoemde oppervlaktematen, het bestaande bebouwingsoppervlak gehandhaafd mag blijven;
  • f. de goothoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • g. de bouwhoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • h. aan- en bijgebouwen voor de voorgevel mogen niet worden voorzien van een kap;
  • i. de bouwhoogte van overige bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van (licht)masten mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. detailhandel, met uitzondering van detailhandel voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge deze regels is toegestaan;
  • b. de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten die niet genoemd zijn in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten die behoren tot een hogere categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – grondverzetbedrijf.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

4.4.1 Afwijken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten die niet genoemd zijn in de Staat van Bedrijfsactiviteiten
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.3 voor het toestaan van bedrijfsmatige activiteiten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, mits;
  • b. het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. uit voorafgaand onderzoek is gebleken dat er geen (milieu) planologische belemmeringen zijn;
  • d. de parkeerbalans en verkeersafwikkeling in de directe omgeving niet onevenredig worden benadeeld.

4.4.2 Afwijken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten die horen tot een hogere categorie uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.3 voor het toestaan van bedrijfsmatige activiteiten die horen tot een hogere categorie uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan genoemd op de verbeelding, mits;

  • a. uit voorafgaand onderzoek is gebleken dat er geen (milieu) planologische belemmeringen zijn;
  • b. de parkeerbalans en verkeersafwikkeling in de directe omgeving niet onevenredig worden benadeeld.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een beëindiging van de bedrijfsmatige activiteiten van een grondverzetbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - grondverzetbedrijf,' de betreffende aanduiding verwijderen, waarbij geldt dat;

  • a. ter plaatse enkel nog bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan zijn;
  • b. de bestemmingsregels van de bestemming 'Bedrijf' overeenkomstig van toepassing blijven.