direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Landgoed Heihorsten herziening 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0847.BP02013019-VS01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gebroeders Swinkels zijn voornemens om samen met Waterschap Aa en Maas in de gemeente Someren een Landgoed te realiseren ten zuidwesten van Someren. Het plangebied beslaat 43.8 hectare landbouwgrond waar de Kleine Aa tussendoor stroomt. Een groot deel van het toekomstige landgoed is als onderdeel van de Groene Hoofd Structuur (GHS) aangeduid als beheersgebied.

Nagenoeg alle gronden van het landgoed zullen worden ingericht en worden beheerd als natuur. De kleine Aa wordt opgewaardeerd tot ecologische verbindingszone. In en rond het gebied liggen bospercelen die onderdeel zijn van de Ecologische Hoofd Structuur (EHS). Ten behoeve van de hengelsport wordt in de zuidhoek van het terrein open water aangelegd. Op het landgoed mogen 8 wooneenheden worden gebouwd. Dit is gebaseerd op de oppervlakte van de nieuw te realiseren natuur. Het bestemmingsplan Landgoed De Heihorsten is vastgesteld op 26 januari 2011 en onherroepelijk geworden op 11 april 2012. De gebroeders Swinkels willen, vanwege gewijzigde inzichten, de bestemmingsplanregeling voor het woongedeelte van het bestemmingsplan De Heihorsten wijzigen. De woonbestemming blijft ongewijzigd, alleen de bouwvlakken en goot- en nokhoogtes wijzigen.

Om de gewijzigde bestemmingsplanregeling voor het woongedeelte van landgoed planologisch te verankeren is dit bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Gebiedsvisie Heihorsten

In het gebied De Heihorsten (ruim 400 hectare groot) komen verschillende initiatieven samen met betrekking tot recreatie en toerisme (intensief en extensief), verblijfsrecreatie en natuur- en landschapsontwikkeling. Eén van deze projecten is Landgoed De Heihorsten. Voor De Heihorsten is een streefbeeld gemaakt. Dit streefbeeld is weergegeven in figuur 1.1. Voor een beschrijving van de verschillende deelprojecten wordt verwezen naar:

  • Gebiedsvisie Projectlocatiegebied De Heihorsten (gemeente Someren, januari 2006);
  • Gebiedsontwikkeling Projectlocatiegebied De Heihorsten (gemeente Someren, december 2006).

Het gebied De Heihorsten wordt aan de noordzijde begrensd door de Provincialeweg en aan de oost- en zuidkant door de Hollestraat/Hoevenstraat en De Hoof. Aan de noordwestelijke kant gaat het projectgebied direct over in de Strabrechtse en Somerensche Heide. Het woongedeelte van het landgoed ligt aan de noordoostzijde (geel gebied, zie figuur 1.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02013019-VS01_0001.png"

Figuur 1.1 streefbeeld De Heihorsten.

1.3 Ligging van het plangebied

De beoogde locatie voor het Landgoed De Heihorsten ligt ten zuidwesten van de plaats Someren. Het plangebied volgt de loop van de Kleine Aa en wordt in het noorden begrensd door de Vaarselstraat en in het zuiden door de Dellerweg. De landgoederen zijn geprojecteerd aan de Hollestraat op het vrije perceel tussen huisnummer 14 en 18 (oranje cirkel).

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02013019-VS01_0002.png"

Figuur 1.2 het plangebied 

1.4 Vigerende bestemmingsplannen

Binnen de grenzen van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Landgoed Heihorsten", zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Someren op 26-01-2011.

1.5 De onderdelen van het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit de toelichting, de regels en de verbeelding.

De toelichting heeft geen bindende werking. Dit onderdeel heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en het geeft uitleg over bepaalde bestemmingen en regels.

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het bepalen van de bebouwingsmogelijkheden en het gebruik van de gronden, gebouwen en bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk worden de diverse bepalingen artikelsgewijs besproken.

Op de verbeelding worden de bestemmingen en randvoorwaarden visueel weergegeven. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan.

1.6 Bij het plan behorende stukken

Voor de totstandkoming van het plan Landgoed Heihorsten herziening 2013 zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd, waarvan de resultaten op hoofdlijnen in dit bestemmingsplan zijn verwoord. De volgende rapportages, behorende bij dit plan, zijn als separate bijlagen opgenomen:

1.7 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt het relevante beleid behandeld. De beschrijving van het plan komt in hoofdstuk 3 aan de orde en de uitgevoerde onderzoeken in het kader van de voorgenomen ontwikkeling in het vierde hoofdstuk. Hoofdstuk 5 gaat over de economische haalbaarheid en hoofdstuk 6 gaat in op het verwoorden van de plan uitgangspunten in de regels. De uitvoerbaarheid van het plan wordt in hoofdstuk 7 uiteengezet. Hoofdstuk 8, ten slotte, gaat in op de te doorlopen procedure.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Algemeen

In dit hoofdstuk is het relevante Europese-, rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen.

2.2 Europese richtlijnen

2.2.1 Habitat- en vogelrichtlijn

De Vogelrichtlijn (1979) heeft betrekking op de instandhouding en de regulering van alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten in Europa. Biotopen en leefgebieden van vogels moeten beschermd, hersteld, dan wel in stand gehouden worden. De Vogelrichtlijn wijst bepaalde beschermingszones aan. In deze leefgebieden moeten speciale beschermingsmaatregelen worden getroffen.

De Habitatrichtlijn (1992) heeft tot doel bij te dragen aan het waarborgen van de biologische diversiteit door het in standhouden van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna in Europa. In Habitatrichtlijngebieden bestaat de verplichting om maatregelen te treffen om de te beschermen habitats en/of soorten in stand te houden en de verplichting maatregelen te treffen om kwaliteitsverlies en verstoring te voorkomen.

Op circa 2 a 3 kilometer van het plangebied ligt de Strabrechtse Heide welke is aangewezen als Vogel- en Habitatrichtlijngebied in het Europese netwerk van beschermde natuurgebieden en daarom beschermd onder de Natuurbeschermingswet. Het Beuven (en omgeving) is in het kader van de Natuurbeschermingswet aangewezen als 'Beschermd Natuurmonument'. Dit betekent onder andere dat wanneer plannen of ingrepen in de omgeving van het natuurmonument een effect (kunnen) hebben op de kenmerken van dat natuurmonument, die plannen of ingrepen vergunningsplichtig zijn.

Conclusie

Onderhavig plan heeft geen effect op het Vogel- en habitatgebied.

2.2.2 Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn water is een Europese richtlijn gericht op de verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De KRW is sinds december 2000 van kracht en maakt het mogelijk om verontreiniging van oppervlaktewater en grondwater internationaal aan te pakken. Doel is in 2015 de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in orde te hebben. In het verleden zijn vele Europese richtlijnen op het gebied van water verschenen. De Kaderrichtlijn water moet in deze verschillende soorten regels meer eenheid brengen.

De KRW geeft in principe normen voor de waterkwaliteit, maar deze zijn nog niet officieel vastgesteld. Momenteel hanteert het waterschap ook voor “sterk veranderde wateren” de normen voor “natuurlijke wateren”.

Conclusie

Het plangebied voldoet aan de doelstellingen van de kaderrichtlijn water.

2.3 Rijksbeleid

2.3.1 Structuurvisie infrastructuur en ruimte

Deze structuurvisie schetst de ambities van het Rijk tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De Nota ruimte is hiermee komen te vervallen. Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschappen laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten.

Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe voorziening, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en bereikbaarheid. Naast de ladder voor duurzame verstedelijking, is ook een goed en bestendig ontwerp onderdeel van een gedegen afweging in de planvormende fase.


Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Het betreft vooralsnog de volgende nationale belangen:

  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • Defensie, en
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.


Conclusie

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft geen bijzondere aanwijzingen voor het plangebied.

2.3.2 Nota natuur, bos en landschap in de 21e eeuw

In de Nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur (Nota natuur, bos en landschap in de 21e eeuw, NBL-21) wordt het beleid voor de komende tien jaar geschetst. Deze nota draagt bij aan een meer samenhangend natuurbeleid en vervangt vier groene nota's (Natuurbeleidsplan, Nota Landschap, Bosbeleidsplan en Strategisch plan van aanpak biodiversiteit). Verder biedt de nota het kader voor behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit in onder meer landbouw, visserij, toerisme en water.

De term 'Ecologische Hoofd Structuur' (EHS) werd in 1990 geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan (NBP) van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur (plant en dier) in feite voorrang heeft en bestaat uit kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat de natuurgebieden hun waarde verliezen. In deze gebieden mogen in principe geen ruimtelijke ingrepen plaatsvinden. De EHS kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur en bestaat uit:

  • Bestaande natuurgebieden, reservaten en natuurontwikkelingsgebieden en robuuste verbindingen.
  • Landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer (beheersgebieden).
  • Grote wateren (zoals de kustzone van de Noordzee, het IJsselmeer en de Waddenzee).

Kleinere natuurgebieden, kleine bosjes, sloten, rietkragen et cetera maken geen deel uit van de EHS, maar dragen uiteraard wel bij aan de natuurkwaliteit van stad en platteland. Het Rijk gaat ervan uit dat deze in voldoende mate door andere partijen (gemeente, waterschappen, grondeigenaren en dergelijke) worden beschermd. Vervolgens hebben de provincies in hun streekplannen meer concrete grenzen voor de EHS vastgelegd. De provincies bepalen zelf de contouren. De gemeenten wordt verzocht om de gebieden in het bestemmingsplan de juiste juridische bescherming te geven.

Conclusie

Onderhavig plangebied ligt niet in de EHS.

2.4 Provinciaal en regionaal beleid

2.4.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

In deze structuurvisie, vastgesteld op 1 januari 2011, zijn de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040) van de provincie Noord-Brabant opgenomen. De volgende voor onderhavig plan relevante doelen wil de provincie bereiken:

  • Concentratie van verstedelijking

De concentratie van verstedelijking vindt plaats in het zogenaamde “kralensnoer” van steden (met omliggende kleinere kernen) op de overgang van zand naar klei (van Bergen op Zoom tot aan Oss) en rond de steden op het zand (Eindhoven – Helmond, Tilburg en Uden – Veghel). Hier wordt de bovenlokale groei van de verstedelijking opgevangen.

  • Inspelen op demografische ontwikkelingen

De provincie vindt het belangrijk dat tijdig wordt ingespeeld op de (toekomstige) bevolkingsontwikkelingen

  • Meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit

De provincie wil dat nieuwe ontwikkelingen meer inspelen op het karakter en de kwaliteit van de plek.

  • Zorgvuldig ruimtegebruik

De provincie wil dat de kansen voor functiemenging, inbreiding, herstructurering en zo nodig transformatie in het stedelijk gebied goed worden benut, inclusief de mogelijkheden voor intensivering en meervoudig ruimtegebruik.

In de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Noord-Brabant zijn de volgende zaken relevant:

Voor de uitvoering gemengd landelijk gebied zijn juridische instrumenten beschikbaar. De uitwerking is te vinden in de Verordening Ruimte. Deze stelt regels ten aanzien van de ontwikkeling van niet agrarische functies, zoals wonen, werken, recreatie(woningen), landgoederen en niet agrarische bedrijven in het landelijk gebied (AMvB).

Verder is een definitie opgenomen over een nieuw landgoed. Een functionele eenheid, bestaande uit bos of natuur al dan niet met agrarische gronden met een productiedoelstelling. Vormen van bos- en landbouw kunnen deel uitmaken van de bedrijfsvoering. Het geheel omvat minimaal tien hectaren grond en is overwegend openbaar toegankelijk. Op het landgoed staan één of meer wooncomplexen met een tuin van allure en uitstraling. Als ruimtelijk kenmerk geldt dat er een raamwerk van wegen, waterlopen, lanen en singels is waarbinnen de verschillende ruimtegebruiksvormen zijn gerangschikt. Het geheel is een ecologische, economische en esthetische eenheid waarvan de invulling is geïnspireerd door het omringende landschap, de cultuurhistorie en de bodemgesteldheid.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkeling binnen het vigerende beleid past.

2.4.2 Verordening Ruimte

In de Verordening ruimte, d.d. 1 juni 2012, staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen, waaronder ook ruimtelijke onderbouwingen bij een omgevingsvergunning inbegrepen. De onderwerpen die in de verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. De relevante regels voor landgoederen zijn voor het onderhavige plan van toepassing:

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02013019-VS01_0003.png"

Figuur 2.1: Verordening Ruimte, kaart Natuur en Landschap

Het woongedeelte (gelegen binnen rode cirkel van figuur 2.1) van het bestemmingsplan Landgoed De Heihorsten ligt in de groenblauwe mantel. Voor zover relevant zijn de volgende onderdelen van de Verordening Ruimte van toepassing.

Regels voor landgoederen

  • 1. Een bestemmingsplan dat is gelegen in de ecologische hoofdstructuur, groenblauwe mantel of agrarisch gebied, niet zijnde een landbouwontwikkelingsgebied of een vestigingsgebied glastuinbouw, kan voorzien in de aanwijzing van een landgoed, zijnde een ruimtelijk-functionele eenheid, bestaande uit bos en overige natuur al dan niet in combinatie met agrarische bedrijfsgronden .
  • 2. Op het bestemmingsplan bedoeld in het eerste lid zijn in aanvulling dan wel in afwijking van de voor deze gebieden geldende regels van deze verordening de volgende regels van toepassing:

het landgoed wordt als zodanig aangewezen met een omvang van ten minste 10 hectare;

  • een of meer woongebouwen ten behoeve van een of meer woonfuncties zijn toegelaten waarbij er geen sprake behoeft te zijn van een VAB-vestiging;
  • de woonbebouwing heeft een karakteristieke verschijningsvorm van allure en de situering en omvang daarvan passen bij de aard en het karakter van het landgoed. De bebouwing wordt zoveel mogelijk geconcentreerd opgericht, waarbij in ieder geval een situering in de ecologische hoofdstructuur is uitgesloten;
  • telkens wordt per woonfunctie ten minste 5 hectare landgoed aangewezen;
  • ingeval van nieuwbouw van een woongebouw wordt per woonfunctie een gebied van ten minste 2,5 hectare aangewezen ten behoeve van het realiseren van nieuwe natuur of een nieuw bos. Daaronder wordt mede begrepen een gebied waar een daadwerkelijke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur wordt voorzien;
  • in afwijking kan worden voorzien in de vestiging van of splitsing in meerdere woonfuncties in cultuurhistorisch waardevolle bebouwing mits deze vestiging of splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze bebouwing;
  • uitsluitend een grondgebonden agrarisch bedrijf kan onderdeel uitmaken van een landgoed;
  • verzekerd is dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  • de nodige voorzieningen worden getroffen voor extensieve recreatie, waarbij feitelijk en juridisch is verzekerd dat deze voorzieningen openbaar toegankelijk zijn;
  • 3. de aanleg en duurzame instandhouding van het landgoed, met inbegrip van de op grond van dit lid vereiste voorzieningen, zijn verzekerd, in voorkomende gevallen door middel van enigerlei vorm van onderlinge samenwerking door de rechthebbenden, zulks zonder afhankelijk te zijn van middelen die beschikbaar zijn op grond van enige subsidieregeling.
  • 4. De toelichting bij een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid bevat een verantwoording waaruit blijkt dat de op grond van het tweede lid toegelaten ontwikkeling leidt tot een duurzame verrijking van de aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke, ecologische en waterhuishoudkundige waarden en kenmerken.
  • 5. Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lidkan voorzien in een planologische gebruiksactiviteit binnen de op grond van het tweede lid, onder b, toegelaten woonbebouwing, anders dan wonen, mits de beoogde ruimtelijke ontwikkeling ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en in ieder geval niet leidt tot:
  • een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;
  • twee of meer zelfstandige bedrijven;
  • een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopoppervlakte van meer dan 200 m2.
  • 6. Een landgoed dat is aangemerkt als complex van cultuurhistorisch belang kan niet worden aangewezen als landgoed.
  • 7. Het artikel Kwaliteitsverbetering van het landschap alsmede de bepalingen inzake een VAB-vestiging zijn niet van toepassing op een als zodanig aangewezen landgoed.

Op basis van het oppervlakte van 43.8 ha mogen er op landgoed De Heihorsten 8 woningen worden gebouwd. Dat betekent dat er minimaal 20 hectare nieuwe natuur moet worden gecreëerd. Met 31.3 ha nieuwe natuur wordt daar in dit plan ruimschoots aan voldaan.

Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit

Op grond van de Verordening Ruimte heeft de gemeente een zorgplicht voor de ruimtelijke kwaliteit in het landelijke gebied. Het landgoed De Heihorsten is gelegen in het projectlocatiegebied recreatie en toerisme de Heihorsten, zoals opgenomen in het Reconstructieplan De Peel. De ontwikkeling van het Landgoed vindt plaats dankzij de provinciale landgoedregeling. In de anterieure overeenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer is overeengekomen dat 60% van de natuur gerealiseerd dient te worden alvorens met de bouw van de woningen kan worden begonnen. Tevens is een onderhoud en beheerplan als vereiste opgenomen. Het oprichten van bebouwing in het buitengebied is niet zomaar mogelijk en wenselijk. Voor de woningen is een beeldkwaliteitsplan opgesteld en voor het overige deel van het landgoed een landschappelijk inrichtingsplan. Het beeldkwaliteitsplan is te vinden in Bijlage 1. Indien deze bebouwing tevens wordt afgetrokken van de totale te slopen bebouwing van het agrarisch bedrijf zal er in totaal circa 3000m2 aan bedrijfsbebouwing aan het buitengebied van Someren worden onttrokken door de ontwikkeling van de visvijvers en de golfbaan. Voor wat betreft het landgoed zijn in het kader van de landgoedregeling reeds voldoende compensatiemaatregelen genomen om de 8 woningen toe te staan.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkelingen voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in deregels voor landgoederen en dragen daarnaast bij aan het versterken van de natuurwaarden. Onderhavig plangebied voldoet daarom aan de Verordening Ruimte.

2.4.3 Provinciale milieuverordening

Volgens de Provinciale Milieu Verordening Noord-Brabant ligt de locatie niet in een beschermingszone ten behoeve van drinkwaterwinning en valt het ook niet binnen een boringsvrije zone.

2.4.4 Provinciale waterhuishouding

Een aantal percelen langs de Kleine Aa vallen volgens de Verordening Waterhuishouding Noord-Brabant in een beschermd gebied. Het overige deel van het plangebied, waaronder het gedeelte waar de bouwblokken komen, valt niet in een attentiegebied of beschermd gebied.

2.4.5 Beleid Waterschap

Het beleid van het waterschap is opgenomen in de waterparagraaf.

2.5 Gemeentelijk beleid

2.5.1 Structuurvisie Buitengebied

Op 21 juni 2010 heeft de gemeente Someren de Structuurvisie Buitengebied vastgesteld. De structuurvisie is opgesteld met als doel het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. De structuurvisie bestaat uit het verbinden van de structuurschets "buitengebied in ontwikkeling' (BiO, juni 2009 Pouderoyen Compagnons) en het "Landschapsontwikkelingsplan" (LOP, juli 2009 Grontmij / Bureau Praedium). De Structuurvisie bevat geen nieuw beleid. Voor wijziging van het woongedeelte van bestemmingsplan De Heihorsten is met name de gemeentelijke structuurschets van belang.

2.5.1.1 Gemeentelijke structuurschets

In de gemeentelijke structuurschets "buitengebied in ontwikkeling" geeft de gemeente Someren haar visie op de ontwikkeling van de bebouwingsconcentraties. Het doel van de studie is een helder ruimtelijk en functioneel kader te creëren voor toekomstige ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen dienen een bijdrage te leveren aan verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door verruimde hergebruikmogelijkheden van bestaande (agrarische) bedrijfscomplexen.

De structuurschets bevat een aantal uitwerkingen van projecten die in het regionale reconstructieplan zijn aangewezen. Het beoogde landgoed maakt onderdeel uit van de structuurschets. Voorwaarde voor het realiseren van het landgoed is wel, dat de nieuwe activiteit een bijdrage levert aan de versterking van de omgevingskwaliteiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02013019-VS01_0004.png"

Figuur 2.2 Uitsnede van de gemeentelijke structuurschets "buitengebied in ontwikkeling"

2.5.2 Structuurvisie Heihorsten

De structuurvisie Heihorsten heeft betrekking op het projectlocatiegebied de Heihorsten, zoals dit gebied is aangeduid in het Reconstructieplan De Peel. Binnen het gebied zullen nieuwe recreatieve activiteiten gerealiseerd kunnen worden en bestaande recreatieve activiteiten krijgen de mogelijkheid om zich uit te breiden.

De ruimtelijke ontwikkelingen beschreven in de structuurvisie komen overeen met de ontwikkelingen genoemd in de Gebiedvisie en Gebiedsontwikkelingsplan voor het projectlocatiegebied de Heihorsten. De structuurvisie Heihorsten bevat in aanvulling op de Gebiedsvisie/Gebiedsontwikkelingsplan een uitvoeringsparagraaf waarin de gemeente aangeeft op welke wijze zij de ruimtelijke ontwikkelingen binnen het projectplangebied de Heihorsten wil realiseren.

Het landgoed maakt onderdeel uit van deze structuurvisie.

2.5.3 Waterplan Someren 2005

De gemeente Someren heeft samen met de waterpartners een Waterplan 2005 opgesteld om het water en de waterdoelstellingen door te kunnen laten werken in ruimtelijke afwegingen. Voor het plangebied zijn de volgende doelstellingen van belang.

Er wordt naar gestreefd om de waterkwaliteit van de kleine Aa te verbeteren. De voorkeur gaat uit naar het biologisch zuiveren en de aanleg van meer natuurlijke oevers. Voor de inrichting is door waterschap Aa en Maas een inrichtingsplan opgesteld.

2.6 Conclusie beleidskader

De voorgenomen ontwikkelingen passen binnen het Europees, landelijk, provinciaal, regionaal en gemeentelijke beleid. Wel worden er voorwaarden gesteld aan de inrichting van het plan. De voorwaarden worden voor het ontwikkelen van het plangebied in de volgende hoofdstukken nader uitgewerkt en hebben mede geleid tot de uiteindelijke inrichting van het plangebied.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Inleiding

Het landgoed ontleedt zijn naam aan de veldnaam Heihorsten. Dit gebied ligt op de flank van de dekzandvlakte waar het dorp Someren op is ontstaan, naar het “beekdal” van de Kleine Aa.

Op de kaart van 1840 zien we Someren nog als langgerekt dorp midden op die dekzandvlakte liggen met ten noordoosten en zuidwesten daarvan grote akkers. Vanuit het dorp lopen er op regelmatige afstand wegen naar het beekdal en verder richting de Somerensche Heide. Op korte afstand van de rand van de akkers ligt een weg evenwijdig aan de beek. Op de kruising van die weg en wegen vanuit het dorp naar het beekdal liggen kampjes, kleine gehuchten aan de overkant van de akker als vooruitgeschoven posten van het dorp.

De akkers waren grootschalig en open, de beekdalen kleinschalig verdicht met slootjes en houtwallen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02013019-VS01_0005.png"

Figuur 3.1 kaart van het plangebied uit 1840

Nu is er veel veranderd. De wegenstructuur is in stand gebleven. De akkers zijn voor een groot deel bebouwd. De verschillen tussen de resten van de akkers en het beekdal is verdwenen en heeft plaats gemaakt voor verschillen op perceelsniveau (gras, maïs, akker). De met bomen beplante wegen verdelen het gebied grote blokken. De houtwallen langs de Kleine Aa hebben plaats gemaakt voor een aantal grotere bosjes. Wat is gebleven, is het reliëf dat van de Hooge Weg afloopt richting de beek wat voor wie het weet het oude bouwland (bolle akker) nog enigszins beleefbaar maakt. De bebouwing langs de wegen in het buitengebied is ten opzichte van vroeger verder verdicht. Nog wel herkenbaar, aan typologie en ouderdom, zijn de kampjes.

Het plangebied bestaat uit verschillende onderdelen, waarvan het woongedeelte van het landgoed (blauwe cirkel, figuur 3.2) onderdeel uitmaakt. Gezamenlijk vormen zij een aantrekkelijk geheel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02013019-VS01_0006.png"

Figuur 3.2 ontwerp van het gebied Heihorsten (woongedeelte blauw omcirkeld)

3.2 Landgoederen

Een traditioneel landgoed kent veel verschillende verschijningsvormen. Uitgestrekte bossen, of weilanden en akkers omzoomd door lommerrijke lanen. Veel landgoederen danken hun kwaliteit voor een groot deel aan het feit dat ze een ruimtelijke eenheid zijn, die zich onderscheid van zijn omgeving. Met andere woorden: het landgoed is in het landschap als zodanig herkenbaar. Dat is ook het vertrekpunt geweest bij het ontwerp van de Heihorsten. Daarbij is het bestaande landschap de inspiratiebron geweest. De overgang van hoge grond naar beekdal (een overgang die van oost naar west verloopt) wordt benadrukt met nieuwe bossen en lanen. Deze nieuwe bossen “kaderen”, samen met de bestaande bossen, het landgoed en zorgen er voor dat het zich als landschappelijke eenheid onderscheid van de andere gebieden langs de rand van de hoge gronden. De bebouwing is gegroepeerd als een klein gehucht bij een statig huis en ligt op een plek vergelijkbaar met de gehuchten die op de kaart van 1840 langs de flanken van de hoge gronden zijn te vinden.

Een groot deel van het toekomstige landgoed is onderdeel van de GHS. Als leefgebied voor kwetsbare soorten zijn deze gronden van betekenis voor amfibieën, planten, struweelvogels en vlinders. De Aa wordt opgewaardeerd tot ecologische verbindingszone. Nagenoeg alle gronden van het landgoed zullen worden ingericht en worden beheerd als natuur, met bloemrijke graslanden, verspreide bosjes, struwelen en bomen langs de beek en structuurrijke bossen op de flanken naar de hogere gronden. Naast de beek, die met flauwe oevers licht slingerend door het gebied zal komen lopen, liggen er op de laagste terreingedeelten poelen.

Door middel van een uitgekiend stelsel van lanen en paden kan straks vanuit Someren via het landgoed naar de Somerensche Heide en het Keelven worden gewandeld en vanuit het dorp kunnen via het landgoed ommetjes door het aangrenzende buitengebied worden gemaakt.

De eigenaren van het landgoed gebruiken historische boerderijen als referentie voor de bebouwing die ze op het landgoed willen ontwikkelen. Daar past ook een historische setting bij. Daarom zijn de historische kampjes gekozen als aanknopingspunt voor de groepering van de woningen op het landgoed. Er is als het ware zo'n kampje aan het landschap toegevoegd. Het ligt iets van de Hollestraat af, waardoor het zich onderscheidt van de reguliere bebouwing langs de straat zelf. Aan het gehucht is een "statig huis" toegevoegd. Het statige huis is via een lindenlaan en een open voorruimte verbonden met de Hollestraat en aan de achterkant volledig georiënteerd op het beekdal. De erven van de overige woningen op het landgoed zijn omgeven door hoge beukenhagen.

Die beukenhagen vormen vanaf de Hollestraat gezien de grens van het landgoed. Rijdend over die Hollestraat, een lint met verspreide bebouwing, presenteert de Heihorsten zich door middel van een lange hoge beukenhaag. Achter de entree van het landgoed begint een met bomen omzoomde oprit met aan het eind daarvan het statig huis. Aan de noord- en de zuidzijde is het bebouwingscluster van de omgeving afgescheiden door twee nieuwe bossen en twee lanen. Vanaf het beekdal gezien is het “statige huis” nadrukkelijk aanwezig, de overige bebouwing valt voor een groot deel weg achter hoge hagen en boom en struikbeplanting. Dat het “huis” vanuit verschillende plekken op het landgoed prominent zichtbaar is, ingekaderd tussen bossen en lanen en met een groene achtergrond van bomen, is het gevolg van de keuze huis en landgoed op elkaar te oriënteren.

De gebouwen bevatten de hoofdvorm, maat en schaal van het traditionele type waarvan ze zijn afgeleid. Dit is een heldere hoofdvorm zonder aanbouwen (serres, uitbouw etc.) behalve als aangegeven (hoofdgebouw). Het landhuis komt door de situering, architectuur en het volume duidelijk naar voren als zijnde hoofdgebouw.

In de architectuur, detaillering en materialisering krijgen de gebouwen een eigentijdse uitwerking. Om onderlinge samenhang te creëren krijgen alle stenen gebouwen dezelfde gevelstenen. Ook alle houten gebouwen (stal) cq gebouwdelen hebben dezelfde kleur en de kleuren van kozijnen en deuren zijn gelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02013019-VS01_0007.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02013019-VS01_0008.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02013019-VS01_0009.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02013019-VS01_0010.jpg"

Figuur 3.3 indicatieve foto's van gewenste architectuur

Wellicht kan de dakbedekking als ondersteuning van de architectuur bijdragen aan het maken van verschillen tussen de gebouwtypen. De beeldkwaliteit van de woningen is tevens verwoord in het in Bijlage 1 bijgevoegde beeldkwaliteitsplan, welke seperaat wordt vastgesteld door de gemeenreraad van Someren als welstandsnota .

De gebouwen zijn allemaal riante woningen met grote tuinen. De tuinen zijn omgeven door beukenhagen die het landgoed zijn gezicht geven. De "openbare ruimte" tussen de gebouwen is eenvoudig ingericht met smalle klinkerpaden/wegen eventueel aangevuld met halfverharding en grasbermen. Het parkeren gebeurt op eigen erf. Visite parkeert op het publieke terrein van het landgoed, zodat geen gebruik wordt gemaakt van de openbare weg voor het parkeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02013019-VS01_0011.png"

Figuur 3.4 impressie indeling van het landgoed

De bebouwingstypen kunnen bestaan uit statige landhuizen met 2 bouwlagen en een kap en kunnen beschikken over een bijpassend bijgebouw. Verder beschikt het landgoed over ruimte voor een stal met 6 paardenboxen met opslag. De voorschriften in het bestemmingsplan bieden de ruimte voor dit bebouwingstype.

Hoofdstuk 4 Onderzoek planeffecten

4.1 Algemeen

In dit hoofdstuk staan de planeffecten centraal. Daarbij wordt een samenvatting gegeven van de uitgevoerde onderzoeken. Voor een volledige weergave van het onderzoek wordt verwezen naar de bijlagen.

Achtereenvolgens worden de volgende onderzoeken behandeld:

4.2 Milieuzonering

Op basis van de VNG-publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering’ is voor de overige omliggende (industriële) bedrijven, gelegen binnen een straal van ruim 150 meter rondom het plan van gebroeders Swinkels in het plangebied tussen de Hollestraat, kleine Aa, Vaarselstraat en Dellerweg nagegaan welke bedrijven hier liggen met aangegeven de NAW-gegevens, bedrijfsaard, AMvB of vergunningplicht en de SBI-code met bijbehorende richtafstanden.

NAW-gegevens
(Someren)  
Bedrijfsaard   Vergunning / melding   SBI-code 2008   Richtafstanden  
1. Van Eijk
Vaarselstraat 83  
Akkerbouw   Melding   011, 012, 013   30 m geluid
10 m geur, stof, gevaar  
2. Beelen – Welten
Vaarstelstraat 76  
Horeca   Melding   561, 563   10 m geur, geluid, gevaar  
3. Gilde van St. Joris
Einhoutsestraat 12  
Schietterrein   Vergunning   931.8   500 m gevaar
300 m geluid
10 m geur  
4. Flupsen
Heikantstraat 19  
Rundveehouderij en constructiewerkplaats   Melding   251, 331 (alleen constructie-werkplaats)   100 m geluid
30 m geur, stof, gevaar  
5. Kanters
Heikantstraat 29  
Glastuinbouw   Melding   011, 012, 013   30 m geluid
10 m geur, stof, gevaar  
6. Van Santvoort
Hollestraat 3  
Glastuinbouw   Melding   011, 012, 013   30 m geluid
10 m geur, stof, gevaar  
7. Wijnen
De Hoof 10  
Caravanstalling   Melding   772   30 m geluid
10 m geur, stof, gevaar  
8. De Hoof groepsaccomodaties
De Hoof 18  
Kampeerboerderij en horeca   Melding   553, 552   50 m geluid
30 m geur, gevaar  
9. Tankstation v.d. Boomen
Loovebaan 45  
Tankstation met LPG   Vergunning   473   50 m gevaar
30 m geluid, geur  

Tabel 4.1 milieuzonering omliggende bedrijven

In dit overzicht is uitsluitend uitgegaan van bedrijven en milieuzonering Editie 2009 (paarse boekje), met richtafstanden voor rustige woonwijk / rustig buitengebied tot milieugevoelige bestemmingen zoals woningen.

Conclusie zonering

De conclusie is dat de richtafstanden niet zijn gelegen binnen milieugevoelige bestemmingen. Dit betekent dat er voor woningbouw geen belemmeringen zijn.

4.3 Geurhinder

Voor het opstellen van een nieuw bestemmingsplan is in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) een Goede Ruimtelijke Onderbouwing benodigd. In het kader van de planologische procedure is het van belang om inzicht te verkrijgen in de geurbelastingen van veehouderijen in de omgeving op het plangebied.

In dit rapport wordt voor de individuele geurcirkels exact nagegaan wat de invloed van deze relevante veehouderijen op het plangebied is. Dit wordt uitgevoerd volgens de methode van de zogenaamde omgekeerde werking.

4.3.1 Normstelling

De Wet geurhinder en veehouderij bevat (afstands)normen (uitgedrukt in odour units respectievelijk meters) die in acht moeten worden genomen. Van deze normen kan worden afgeweken in de gemeentelijke geurverordening.

De gemeente Someren heeft van deze bevoegdheid gebruik gemaakt door het vaststellen van een gemeentelijke geurverordening. In deze verordening heeft de gemeente een individuele norm van 1,0 OUe/m³ voor geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom vastgesteld. Voor het buitengebied is de gemeente niet afgeweken van de wettelijke norm van 14 OUe/m³ op geurgevoelige objecten voor het buitengebied.

Voor een aantal deelgebieden van de gemeente Someren gelden afwijkende geurnormen. Artikel 2 (geurverordening gemeente Someren) stelt de maximale waarde voor de geurbelasting van een veehouderij op een geurgevoelig object in de gemeente Someren vast op:

  • I. Bebouwde kom 1,0 OUe/m³
  • II. Waterdael III 5,0 OUe/m³
  • III. Brim 6,0 OUe/m³
  • IV. Lierop - Zuid 3,0 OUe/m³
  • V. Buitengebied 14,0 OUe/m³

Aangezien het plangebied in het buitengebied is gelegen kan gerekend worden met een maximale geurbelasting van 14,0 OUe/m³.

In figuur 4.1 worden de individuele geurcontouren weergegeven ten opzichte van het plangebied. Het woongedeelte van het landgoed is blauw omcirkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02013019-VS01_0012.png"

Figuur 4.1 geurcontouren

4.3.2 Conclusie

Uit dit onderzoek is gebleken dat de geurcontouren niet het plangebied overlappen. Er is geen belemmering voor de planontwikkeling. Er wordt een goed tot zeer goed woon- en leefklimaat in het plangebied gegarandeerd.

4.4 Externe veiligheid

In het kader van de Goede Ruimtelijke Onderbouwing dient voor het wijziging van een planologisch regiem de externe veiligheid onderzocht te worden. Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), dat 27 oktober 2004 van kracht is geworden. Het externe veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen staat in de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, die op 4 augustus 2004 in de Staatscourant is gepubliceerd en voor het laatst gewijzigd is in 2012. Deze Circulaire vervalt van rechtswege op de dag nadat de Wet tot wijziging van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen in verband met de totstandkoming van een basisnet (Wet Basisnet) en het Besluit transportroutes externe veiligheid in werking zijn getreden.

In verband met het bovenstaande is in dit kader is een risico-inventarisatie uitgevoerd naar de aanwezige risicobronnen nabij of binnen het te ontwikkelen plangebied.

Daarbij is gekeken naar de aanwezigheid van de volgende risicovolle activiteiten:

  • Risicovolle inrichtingen die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen;
  • Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water;
  • Hogedrukaardgasleidingen en K1, K2 en K3-vloeistofleidingen.
4.4.1 Risicovolle inrichtingen

In de nabijheid van het Landgoed bevinden zich enkele risicovolle inrichtingen. Dit betreft de volgende risicovolle inrichtingen:

  • Texaco-tankstation van den Boomen v.o.f. (lpg-tankstation) Loovebaan 45

Deze risicovolle inrichting bevindt zich direct naast het landgoed op circa 300 meter. Het lpgtankstation heeft een vergunde jaardoorzet voor lpg van 490 m³. Het invloedsgebied (GR) van dit lpg-tankstation is 150 meter waardoor het niet van invloed is op de ontwikkeling van het plangebied.

  • Shell-station Linden (lpg-tankstation) Ter hofstadlaan 140

Dit lpg-tankstation bevindt zich op circa 1.600 meter van het Landgoed. Het lpg-tankstation heeft een vergunde jaardoorzet voor lpg van 800 m³. Het invloedsgebied (GR) van dit lpgtankstation is 150 meter waardoor het niet van invloed is op de ontwikkeling van het plangebied.

  • A.P.L.A. Sleegers (fokkerij en houder van pluimvee) Houtbroekstraat 9

Deze fokker en pluimveehouder beschikt over een propaaninstallatie. De propaaninstallatie aan de Houtbroekstraat 9 bevindt zich op circa 460 meter van het te ontwikkelen landgoed. Deze inrichting bevat een bovengrondse propaantank van 38 m³. Uit ervaring kan worden gesteld dat de bovengrondse propaantank niet van invloed is op het plangebied vanwege de grote afstand tussen het plan en de tank.

  • H.M. Raijmakers, (fokkerij en houder van pluimvee) Houtbroekstraat 4

Aan de Houtbroekstraat 4 bevindt zich een propaaninstallatie op circa 750 meter van het te ontwikkelen landgoed. De bovengrondse propaantank heeft een inhoud van 28 m³. Uit ervaring kan worden gesteld dat de bovengrondse propaantank niet van invloed is op het plangebied vanwege de grote afstand tussen het plan en de tank.

4.4.2 Vervoer gevaarlijke stoffen

In de nabijheid van het Landgoed bevinden zich enkele routes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Dit betreft de volgende routes:

  • Provinciale weg N609

Aan de zuidzijde van de N609 op circa 300 meter van de weg komt het te ontwikkelen Landgoed De Heihorsten te liggen. In 2006 en 2007 zijn er door DVS (Dienst Verkeer & Scheepvaart) tellingen uitgevoerd van de risicovolle wegen in Nederland. De N609 is daarbij niet geteld. Het landelijk beleid is dat transport van gevaarlijke stoffen via de kortst mogelijke route naar plaats van bestemming plaatsvindt. Gezien de ligging van Texaco-lpg-tankstation van den Boomen v.o.f. zal vervoer van gevaarlijke stoffen hiernaartoe plaatsvinden via (een deel van) de N609. Volgens de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen hoeven in principe geen beperkingen aan het ruimtegebruik te worden gesteld in het gebied dat op meer dan 200 meter van een route of tracé ligt. De afstand tot de weg bedraagt circa 300 meter. Daarnaast is het aantal nieuwbouwwoningen dermate laag dat er geen verandering van het groepsrisico optreedt. Hiermee vervalt ook de plicht tot de verantwoording van het groepsrisico.

  • Spoorweg

Nabij het plangebied bevindt zich geen spoortracé.

  • Waterweg

De dichtstbijzijnde waterweg van het plangebied is de Zuid-Willemsvaart ten oosten van het plangebied. De Zuid-Willemsvaart bevindt zich op circa 2.600 meter van het plangebied. Externe veiligheid is hierbij niet van invloed.

4.4.3 Buisleidingen

Nabij de planontwikkeling ligt conform vier uitgevoerde oriëntatieverzoeken (meldnummers 09O009147, 09O009193, 09O009194 en 09O009197) bij het Kadaster door Grontmij hogedrukaardgastransportleiding van de Gasunie op een afstand van circa 670 meter, zijnde

  • A585 KR 055;
  • A521 KR 055;
  • A521 KR 0540.

De aardgastransportleiding heeft een wanddikte van 12 inch en een nominale werkdruk van 66,2 bar. De inventarisatieafstand bedraagt in dit geval 170 meter. De afstand van de leiding tot de beoogde woningen bedraagt 670 meter. Hierdoor heeft dit geen gevolgen voor externe veiligheid. Verder bevinden zich geen K1, K2 en K3-vloeistofleidingen van het Ministerie van Defensie in of in de nabijheid van het plangebied

4.4.4 Conclusie

Uit de risico-inventarisatie voor het te ontwikkelen Landgoed De Heihorsten te Someren is het volgende gebleken. Er bevinden zich in de nabijheid van het te ontwikkelen projectgebied diverse risicovolle inrichtingen die van invloed zijn op externe veiligheid rondom de inrichting. Het plan bevindt zich op ruime afstand van deze risicobronnen, waardoor er geen belemmering ontstaat voor het plangebied.

Het Texaco-lpg-tankstation aan de Loovebaan bevindt zich naast het Landgoed De Heihorsten op circa 300 meter. Het invloedsgebied (GR) van dit lpg-tankstation is 150 meter waardoor het niet van invloed is op de ontwikkeling van het plangebied. De overige risicovolle inrichtingen bevinden zich op grotere afstanden en zijn niet van invloed op externe veiligheid.

Gezien de ligging van risicovolle inrichtingen zal vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvinden via (een deel van) de N609. Deze ligt op een dermate grote afstand (ca. 300 meter) dat geen nader onderzoek naar de externe veiligheid hoeft te worden uitgevoerd. Nabijgelegen spoor- en waterwegen leveren geen verhoogd extern veiligheidsrisico op.

De hogedrukaardgastransportleiding van de Gasunie bevindt zich op een afstand van circa 670 meter van de beoogde woningen. De leiding heeft een wanddikte van 12 inch en een nominale werkdruk van 66,2 bar. De inventarisatieafstand bedraagt in dit geval 170 meter. Hierdoor heeft deze leiding geen gevolgen voor externe veiligheid. Verder bevinden zich geen K1-, K2- en K3- vloeistofleidingen van het Ministerie van Defensie in of in de nabijheid van het plangebied.

4.5 Historisch bodemonderzoek

Om te bepalen of de gronden geschikt zijn voor woningbouw heeft een verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden.

Ten aanzien van het plangebied kan de volgende conclusie worden getrokken:

Op basis van de verkregen resultaten van het uitgevoerde historisch onderzoek kan geconcludeerd worden dat in het verleden op het plangebied geen bodemonderzoek is uitgevoerd. Tevens zijn er geen bodembedreigende locaties aanwezig in het plangebied.

In de directe omgeving van het plangebied zijn diverse locaties bekend waar een bodemverontreiniging dan wel een bodembedreigende activiteit aanwezig is. In de onderstaande tabel zijn deze locaties weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02013019-VS01_0013.png"

Tabel 4.2 onderzochte locaties

Over het algemeen zijn er bodemverontreinigingen aangetroffen op percelen waar bedrijfsmatige activiteiten plaats vinden of waar in het verleden zinkassen zijn toegepast. Deze bedrijven hebben een milieuvergunning in het kader van de Wet milieubeheer.

Op de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Someren wordt het plangebied ingedeeld in de zone met schone grond. Voor deze zone geld dat de boven- en de ondergrond schoon zijn en het grondwater licht verontreinigd.

Hergebruik van grond

Op basis van de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan van de gemeente Someren kan geconcludeerd worden dat grondverzet binnen dezelfde zone of van een zone met een lagere achtergrondwaarde naar een zone met hogere achtergrondwaarden mogelijk is. De voorwaarden die hiervoor gelden zijn opgenomen in het bodembeheerplan van de gemeente Someren.

4.6 Flora- en faunaonderzoek

De natuurbeschermingswetgeving in Nederland valt uiteen in gebiedsbescherming en in soortenbescherming. Gebiedsbeschermende wetgeving voorziet in de bescherming van aangewezen natuurgebieden en wordt geregeld in de nieuwe gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. Soortenbescherming is vastgelegd in de Flora- en faunawet. Deze wet ziet toe op de bescherming van soorten planten en dieren zowel binnen als buiten beschermde natuurgebieden. Daarnaast zijn er ook beleidsmatig beschermde gebieden en soorten.

Op basis van de in het voorgaande wordt getoetst welke effecten de voorgenomen ingrepen/activiteiten hebben op de aanwezige natuur- en landschapswaarden. Getoetst wordt op:

  • 1. Natuurbeschermingswet: de Europees beschermde Natura2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijn) en beschermde natuurmonumenten;
  • 2. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS);
  • 3. Het vigerende bestemmingsplan.
4.6.1 Natuurbeschermingswet

Het plangebied De Heihorsten is niet beschermd onder de Natuurbeschermingswet. De op circa 1,5 kilometer noordwestelijk gelegen plangebied grenzende Strabrechtse Heide is echter als Vogel- en Habitatrichtlijngebied in het Europese netwerk van beschermde natuurgebieden (Natura 2000) opgenomen en daarom beschermd onder de Natuurbeschermingswet. De Strabrechtse Heinde en Beuven zijn primair als Habitatrichtlijngebied begrensd vanwege de aanwezigheid van de onderstaande habitattypen.

Habitattype:

  • 1. Psammofiele heide met Struikhei (Calluna) en Stekelbrem (Genista);
  • 2. Mineraalarme oligotrofe wateren van de Noord-Atlantische zandvlakten met oeverkruidvegetatie (Littorelletalia uniflorae);
  • 3. Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot de Oeverkruid-orde (Littorelletalia uniflorae) en/of Dwergbiezen-klasse (Isoëto-Nanojuncetea).

Daarnaast is het gebied aangemeld voor de volgende habitattypen en soorten:

  • Open grasland met Buntgras en Struisgrassoorten (Corynephorus en Agrostis-soorten) op landduinen;
  • Noord-Atlantische vochtige heide met Dophei (Erica tetralix);
  • Alluviale bossen met Zwarte els (Alnus glutinosa) en Es (Fraxinus excelsior) (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae); 
  • Drijvende waterweegbree.

Vanuit de vogelrichtlijn is het gebied voor 3 vogelsoorten aangewezen.

Vogelrichtlijn soorten:

Niet-broedvogels:

  • Roerdomp;
  • Woudaap;
  • Kraanvogel.
4.6.2 Ecologische hoofdstructuur (EHS)

Het projectgebied De Heihorsten ligt grotendeels binnen de EHS als beheersgebied. Het woongedeelte van het landgoed valt buiten de ecologische hoofdstructuur als beheersgeied.

4.6.3 Conclusie

Op grond van het veldbezoek van 26 oktober 2009 kan het volgende worden geconcludeerd;

  • Het projectgebied ligt op circa 1,5 kilometer afstand van Vogel- en Habitatrichtlijn Strabrechtse heide en Beuven;
  • Er bevinden zich geen poelen of vijvers binnen het projectgebied, die mogelijk kunnen dienen als voortplantingswater voor amfibieën. Gezien het intensieve agrarische gebruik van de gronden is de functie als foerageergebied onwaarschijnlijk.

4.7 Waterparagraaf

Als onderdeel van het nieuwe bestemmingsplan wordt de toekomstige waterhuishouding in kaart gebracht en als waterparagraaf opgenomen. Deze waterparagraaf beschrijft de toekomstige waterhuishouding rond de te realiseren woningen.

Vanaf 1 november 2003 is het verplicht om een watertoets uit te voeren. De watertoets verschaft inzicht in de kwalitatieve en kwantitatieve waterhuishoudkundige gevolgen van ruimtelijke plannen en besluiten. Als onderdeel van de waterparagraaf worden eventuele mitigerende en compenserende maatregelen voor de (negatieve) gevolgen va n de ruimtelijke plannen en besluiten schetsmatig uitgewerkt. Verder wordt de ruimteclaim van eventuele waterhuishoudkundige maatregelen bepaald. De resultaten van de watertoets worden gebruikt bij de uitwerking van het stedenbouwkundig plan en voor de invulling van de waterparagraaf.

Er wordt een drietal opties gegeven voor het verwerken van het hemelwater in het plangebied. In de uitvoering van het plan wordt één van deze opties uitgewerkt (zie 4.7.6).

4.7.1 Bodem en geohydrologie

Via het Dinoloket zijn er circa 20 boorbeschrijvingen in het plangebied beschikbaar. De maximale boordiepte is 4,5 meter. De profielen bestaan overwegend uit zand. Bijna alle boorprofielen bevatten een of meerdere leemlaagjes. Volgens REGIS kan de diepere bodemopbouw als volgt worden geschematiseerd:

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02013019-VS01_0014.png"

Tabel 4.3 Diepere bodemopbouw

4.7.2 Bodemkaart van Nederland

Volgens de bodemkaart van Nederland (Stiboka, blad 51 oost, 1981) bestaat de bodem van het plangebied uit Hoge zwarte enkeerdgronden gevormd in lemig fijn zand (zEZ23). Enkeerdgronden zijn ontstaan door bemesting van potstalmest. De eeuwenlange bemesting heeft tot een geleidelijke ophoging van het maaiveld met humeuze grond geleid. De bodemopbouw van Hoge zwarte enkeerdgronden in de omgeving van Someren kan als volgt geschematiseerd worden:

Van maaiveld tot 0,25 tot 0,3 m –mv bestaat de bodem uit matig humeus, sterk lemig fijn zand. Dit betreft een opgebrachte ploeglaag laag.

  • Van 0,25 à 0,3 m –mv tot 0,5 à 0,8 m –mv is de bodem lichter van kleur dan de bovenliggende
  • laag. De textuur is hetzelfde, maar het humusgehalte lager. Ook deze laag betreft een opgebrachte laag.
  • Van 0,5 à 0,8 m –mv tot 0,7 à 1,0 m –mv wordt de bouwvoor van de oorspronkelijke bodem aangetroffen. Deze laag is veelal humusrijker dan de bovenliggende laag.
4.7.3 Gemeentelijk archief Someren

Uit het gemeentelijk archief van Someren zijn boringen verkregen die ter plaatse van Vaarselstraat 59-61 zijn uitgevoerd. Het betreft een bodemonderzoek uit 2005. Volgens de boringen bestaat de bodem ter plaatse overwegend uit matig fijn zand. Dit is in overeenstemming met data uit het Dinoloket en de bodemkaart van Nederland.

4.7.4 Grondwater

Op de bodemkaart van Nederland is de fluctuatie in grondwaterstanden aangeduid als grondwatertrap V en VI. Bij grondwatertrap V is de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) ondieper dan 0,4 m -mv en de Gemiddeld Laagste Grondwaterstand (GLG) is lager dan 1,2 m - mv. Bij grondwatertrap VI varieert de GHG tussen de 0,4 en 0,8 m -mv en is de GLG lager dan 1,2 m –mv.

In de Wateratlas Noord-Brabant is te zien dat de GHG loodrecht op de Kleine Aa afneemt van tussen de 0,2 à 0,4 m –mv tot 1,2 à 1,4 m -mv en de GLG toeneemt van 1,4 à 1,6 m –mv tot dieper dan 2,5 m –mv.

Grondwaterstroming

De grondwaterstroming in het eerste watervoerende pakket is noordwestelijk. De globale stromingsrichting van het freatisch grondwater is noordwestelijk. Lokaal kan de stromingsrichting van het freatisch grondwater afwijken. De Kleine Aa heeft een drainerende werking.

4.7.5 Oppervlaktewater

De locatie valt binnen het beheersgebied van Waterschap Aa en Maas. Aan de noordzijde van het gedeelte waar de kavels ontwikkeld worden, loopt een schouwsloot. Door gebied stroomt de Kleine Aa. Tijdens grootscheepse ruilverkaveling in de 60-er jaren is de Kleine Aa rechtgetrokken. Waterschap Aa en Maas richt het tracé van de Kleine Aa op het aan te leggen landgoed opnieuw in. De beek wordt weer meanderend gemaakt en wordt een Ecologische VerbindingsZone (EVZ). Er komen een aantal schouwsloten op de Kleine Aa uit. Deze vallen buiten het gebied waar deze waterparagraaf betrekking op heeft.

4.7.6 Uitwerking duurzaam watersysteem

Het ontwerp Waterbeheerplan 2010 - 2015 is oktober 2009 goedgekeurd. Twee drietrapsstrategieën zijn leidend in het beleid van het waterschap. Voor de waterkwantiteit geldt: “Vasthoudenbergen-afvoeren” en voor de waterkwaliteit geldt: “Voorkomen-scheiden-zuiveren”.

Dit houdt in dat gebiedseigen hemelwater bij voorkeur vastgehouden dient te worden. Mocht dit niet mogelijk zijn, dan kan het water vertraagd afgevoerd worden. Ook dient er een afwateringssysteem met maximale afkoppeling te komen, zodat ‘schoon’ hemelwater niet naar een rioolwaterzuivering wordt afgevoerd, maar via een alternatief systeem opgevangen en naar het grond danwel oppervlaktewater afgevoerd wordt.

Er dient hydrologisch neutraal ontwikkeld te worden. Dit houdt in dat de ontwikkeling geen hydrologische achteruitgang ten opzichte van de referentiesituatie tot gevolg heeft. Eventuele negatieve effecten van ingrepen in het watersysteem of waterketen mogen niet afgewenteld of afgeschoven mogen worden.

Het plangebied moet voldoende berging bevatten om een statistische bui met een herhalingskans van 1 keer in de 10 jaar + 10% te kunnen bergen. Bij een bui met een herhalingskans van 1 keer in de 100 jaar + 10% mag geen wateroverlast optreden. De leeglooptijd van de bergingsvoorziening (door afvoer, infiltratie en verdamping) is maximaal 72 uur, zodat de volledige bergingscapaciteit beschikbaar is voor het opvangen van een volgende bui. Met de door het waterschap ontwikkelde HNO-tool kan de benodigde berging worden berekend.

Voor het plangebied wordt een minimale bergingscapaciteit van 260 m3 geadviseerd. Voor de verdere uitwerking van het plangebied is gekozen om het groengedeelte in de oprijlaan te verlagen zodat de berging van het hemelwater is gewaarborgd. Deze keuze is in bijlage 7 van de toelichting beschreven en wordt voor de uitvoering van het plan nader uitgewerkt.

Vuilwater afvoer

De afvoer van vuilwater van de 8 woningen wordt aangesloten op de drukrioolstelsel in de Hollestraat.

4.7.7 Beschermde gebieden keur

Een deel van het gebied langs de Kleine Aa bestaat uit gedeeltelijk beschermd gebied en een paar percelen uit volledig beschermd gebied.

De nieuwe inrichting van vrijwel het gehele gebied zal onverhard blijven. Voor het nieuwe verharde oppervlak dient het duurzaam watersysteem te worden uitgewerkt. Op basis van de gebiedsinventarisatie wordt voor de uitwerking van het duurzame watersysteem in het plangebied uitgegaan van infiltreren van hemelwater afkomstig van het toekomstig verhard oppervlak. Door de diepe GHG en een vrij goede tot goede doorlatendheid maakt het gebied geschikt om te infiltreren.

De ontwikkeling van de kavels gebeurt bovenstrooms van de Kleine Aa. Het freatisch grondwater stroomt richting de Kleine Aa. Daar de Kleine Aa als Ecologische Verbindingszone wordt ingericht is het van belang dat de gebruikte materialen bij de woningbouw en bij de inrichting van het openbaar gebied niet-uitlogend zijn.

4.8 Archeologie

Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen leiden tot verstoring en vernietiging van archeologische vindplaatsen, vooral indien sprake is van graafwerkzaamheden. In het kader van ruimtelijke plannen dient de archeologische waarde van gebieden te worden beoordeeld en desnoods te worden onderzocht. Archeologische bronnen geven een indicatie van de archeologische verwachtingswaarde van gebieden dan wel de trefkans van archeologische vindplaatsen.

Archeologie van het totale plangebied landgoed De Heihorsten kan voor wat betreft de verwachting archeologie verdeeld worden in twee zones:

  • 1. De hoger gelegen gronden ten oosten van de Kleine Aa. Hoofdzakelijk het gebied waar de woningbouw is gepland, waar gesproken kan worden van "droge archeologie" (locatie A op figuur 4.2). Het betreft hier een zogenaamde dekzandrug, eigenlijk vooral de westelijke flank daarvan, waar verspreid over de dekzandrug nederzettingssporen (en grafvelden) verwacht kunnen worden vanaf het laat-paleolithicum (einde Oude steentijd ca 11.000 voor Chr.) tot in de late Middeleeuwen (ca 1500 na Chr.) Het gaat daarbij vooral om bewoningssporen zoals sporen van boerderijen, bijgebouwen, waterputten, greppels, akkerzones en graven/begraafplaatsen van verleden bewoners.
  • 2. Het beekdal van de Kleine Aa, waar een verwachting is voor "natte archeologie". Te verwachten zijn fenomenen die zich hoofdzakelijk manifesteren als puntlocatie (bijv. restanten van voorden, bruggen, sluizen, fuiken, visweren of plaatsen van rituele depositie. Daarnaast kunnen zich op kleine zanddonken in het beekdal tijdelijke verblijfplaatsen of kampementen van laat-paleolithische en mesolithische jagers en verzamelaars bevinden. Voorts fenomenen die zich meer als lijnelement of vlaklocatie kunnen kenmerken (bijv. perceleringssystemen, wegen en dammen, gegraven molentakken, winningszones van grondstoffen, stortzones van (nederzettings-)afval, etc.). De verwachting voor terrein B is hoger dan voor terrein C in verband met de historische wegen die door of langs deze locatie lopen. Vandaar dat hiervoor verschillende onderzoeksstrategieën worden gehanteerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02013019-VS01_0015.png"

Figuur 4.2 De archeologische onderzoekslocaties met voorgestelde onderzoeksmethode. A. Bouwblok: proefsleuvenonderzoek; B. Visvijvers: archeologische begeleiding; C. Natuurontwikkeling: archeologische inspectie.

Op de lokaties waar in het kader van de ontwikkelingen bodemingrepen gaan plaatsvinden is het archeologisch onderzoek afgerond. Voor het gebied geldt niet langer een noodzaak voor planologische bescherming van aanwezige archeologische waarden. Het gebied is vrijgegeven.

Conclusie

Voor de gebieden waar bodemingrepen plaatsvinden is het archeologisch onderzoek afgerond. Er is geen dubbelbestemming Waarde-Archeologie nodig. De overige gebieden zijn wel archeologisch beschermd met een dubbelbestemming.

4.9 Geluid

In het kader van de ontwikkeling van het landgoed Heihorsten is als onderdeel van het bestemmingsplan een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Op het landgoed worden in totaal 8 wooneenheden gerealiseerd. Het landgoed bevindt zich binnen de wettelijke onderzoekszone van de Hollestraat en Vaarselstraat. Het onderzoek heeft tot doel om de geluidsbelasting op de gevels van de te projecteren woningen te onderzoeken en te toetsen aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder.

Rekenresultaat van de Hollestraat

In de onderstaande figuur is de ligging van de 48 dB-contour vanwege het verkeer op de Hollestraat weergegeven op een waarneemhoogte van 4,5 meter. De berekende geluidcontour is inclusief een correctie van 5 dB conform artikel 3.4 van het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2012. Uit deze figuur kan de conclusie getrokken worden dat er geen van de woningen op het landgoed Heihorsten een geluidbelasting van meer dan 48 dB (de voorkeursgrenswaarde) heeft vanwege de Hollestraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02013019-VS01_0016.png"

Figuur 4.3 ligging 48 dB-contour vanwege verkeer op de Hollestraat

Rekenresultaat van de Vaarselstraat

Uit figuur 4.4 kan de conclusie getrokken worden dat geen van de woningen op het landgoed Heihorsten een geluidbelasting van meer dan 48 dB (de voorkeursgrenswaarde) heeft vanwege de Vaarselstraat. De berekende geluidcontour is inclusief een correctie van 5 dB.

afbeelding "i_NL.IMRO.0847.BP02013019-VS01_0017.png"

Figuur 4.4 ligging 48 dB-contour vanwege verkeer op de Vaarselstraat

Conclusie

Er zijn geen problemen met betrekking tot geluid.

4.10 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (Wm) zijn luchtkwaliteitseisen (hoofdstuk 5) opgenomen met daarbij behorende regelgeving, tezamen bekend onder de naam 'Wet luchtkwaliteit'. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005 (BLK 2005). Op basis van deze nieuwe wetgeving kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • 1. Grenswaarden niet worden overschreden, of
  • 2. De luchtkwaliteit per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft, of
  • 3. Het initiatief niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, of
  • 4. Het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Het Besluit NIBM en de Regeling NIBM (die beide onderdeel uitmaken van de Wet luchtkwaliteit) geven aan wanneer een initiatief in betekenende mate bijdraagt. Projecten die minder bijdragen dan 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2), worden geacht niet in betekenende mate bij te dragen. Voor dergelijke projecten hoeft geen luchtkwaliteitsonderzoek te worden uitgevoerd. Ook is toetsing aan de normen niet nodig.

Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid

5.1 Landgoed

Het beheer en onderhoud van de openbare ruimten binnen het landgoed zal in eigen beheer plaatsvinden. De kosten voor planontwikkeling worden door de initiatiefnemers betaald. Het plan geeft geen aanleiding tot het vaststellen van een exploitatieplan.

5.2 Kosten planontwikkeling

Er is een anterieure overeenkomst d.d. 25-8-2010 afgesloten tussen gemeente en initiatiefnemer. Hierin is het kostenverhaal verzekerd.

5.3 Conclusie

Het plan is economisch haalbaar.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald.

Het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (plankaart) en de planregels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van deze gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en eventueel specifieke regels voor het gebruik van de bouwwerken. De verbeelding (plankaart) heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding (plankaart) vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de bestemmingsplanvorm, de systematiek en leeswijzer bij de regels en ten slotte de handhaafbaarheid.

6.2 Planvorm

De Wet ruimtelijke ordening biedt de keuze uit drie planvormen:

  • 1. het gedetailleerde bestemmingsplan;
  • 2. het globale eindplan;
  • 3. het globale bestemmingsplan met uitwerkingsregels.

Het verschil tussen de eerste twee bestemmingsplannen en het globale bestemmingsplan met uitwerkingsbevoegdheden is dat de eerste twee bestemmingsplannen een basis bieden voor het verlenen van bouwvergunning. Voor het globale bestemmingsplan met uitwerkingsregels moet eerst een uitwerkingsplan worden vastgesteld, voordat bouwvergunning verleend kan worden. Het is denkbaar dat in één bestemmingsplan verschillende planvormen worden gemengd.

6.3 Planregels

6.3.1 Indeling hoofdstukken

Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid dienen de regels in hoofdstukken te worden geplaatst. Daarbij dient conform de SVBP een vaste volgorde te worden aangehouden, te weten:

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels

begrippen

wijze van meten

  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

bestemmingen

voorlopige bestemmingen

uit te werken bestemmingen

dubbelbestemmingen

  • Hoofdstuk 3 Algemene regels

anti-dubbeltelbepaling

algemene gebruiksregels

algemene aanduidingsregels

algemene afwijkingsregels

algemene wijzigingsregels

overige regels

  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

overgangsrecht

  • Slotregel
6.3.2 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen.

Artikel 2 Wijze van meten

In artikel 2 wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden.

6.3.3 Bestemmingsregels

De regels in verband met de bestemmingen kennen allen een gelijke opbouw (voor zover van toepassing). De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin limitatief de functies worden genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan.

De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Ook het gebruik van gronden en bebouwing is gekoppeld aan de bestemmingsomschrijving. In de bouwregels staan uitsluitend bepalingen die betrekking hebben op het bouwen. Bouwregels zijn dan ook alleen van toepassing bij de toetsing van aanvragen om bouwvergunning. Middels een omgevingsvergunning heeft bevoegd gezag de bevoegdheid om onder voorwaarden af te wijken van een specifieke regel. De specifieke gebruiksregels vormen een nadere concretisering van het toegestane gebruik. In het kader van een Wabo zijn bepaald werk en werkzaamheden niet toegestaan zonder dat hiervoor een omgevingsvergunning is verkregen van het daartoe bevoegde gezag.

6.3.4 Algemene regels

In hoofdstuk 3 van de regels is een aantal standaardbepalingen opgenomen te weten, de anti-dubbeltelbepaling, algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels.

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelbepaling, overeenkomstig artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening, is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is bepaald wat onder strijdig gebruik wordt verstaan.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is aan bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

In artikel 10 is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om gebruik te maken van een bestemmingswijziging. Hierbij gaat het om een wijzigingsbevoegdheid die geldt voor alle bestemmingen in het plan.

Artikel 10 Overige regels

in dit artikel wordt aangegeven welke overige regels van toepassing zijn.

6.3.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

In deze bepaling is vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht overeenkomstig artikel 3.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 12 Slotregel

Als laatste is de slotregel opgenomen. Deze bepaling omschrijft de titel van het plan.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de (economische) uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond.

7.1 Handhaving

Ingevolge de Wet ruimtelijke ordening is het handelen in strijd met de bestemmingen verboden. Door bij het ontwerpen van het plan tijdig te overleggen met de gebruikers van het gebied , is ernaar gestreefd een bestemmingsplan op te stellen dat voldoende ruimte biedt aan de gebruikers en bewoners. Indien zich strijdige en ongewenste ontwikkelingen of activiteiten voordoen, staan een aantal bevoegdheden ter bevordering van de naleving van de planregels ter beschikking. Bij de toepassing van deze bevoegdheden tot het toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom wordt gebruik gemaakt van een opgesteld draaiboek. De controle op de naleving van het bestemmingsplan wordt uitgevoerd door het team Handhaving van de afdeling Veiligheid, Vergunningen en Handhaving (V.V.H.). Nadat een feit is geconstateerd zal, behoudens spoedeisende gevallen, eerst de overtreder worden benaderd om aan de overtreding een einde te maken. Dit kan door middel van staken en het opheffen van de strijdigheid. Indien de strijdigheid niet wordt beëindigd, zal aan het dagelijks bestuur van de gemeente worden voorgelegd om door middel van bestuursdwang of door het opleggen van een dwangsom te bevorderen dat de situatie in overeenstemming wordt gebracht met het bestemmingsplan. Daartoe zal aan de overtreder een schriftelijke waarschuwing worden verzonden waarin is vermeld binnen welke termijn de overtreding moet worden beëindigd. Tevens staat in de waarschuwing vermeld welke actie vanwege de gemeente kan worden verwacht indien de strijdigheid niet wordt beëindigd. De kosten voor het toepassen van bestuursdwang worden verhaald op de overtreder.

Hoofdstuk 8 Procedure

8.1 Inspraak en vooroverleg

Ten opzichte van het bestemmingsplan Landgoed Heihorsten zijn de wijzigingen in onderhavig plan van geringe aard. Derhalve is ervoor gekozen om het plan direct als ontwerp in procedure te nemen.

8.2 Vaststelling

Het ontwerp bestemmingsplan Landgoed Heihorsten herziening 2013 heeft vanaf 6 februari 2014 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder schriftelijke of mondelinge zienswijze naar voren kunnen brengen bij de gemeenteraad.

Binnen de gestelde termijn is één zienswijzen ingediend. Daarnaast is één zienswijze te laat binnengekomen, maar toch in behandeling genomen. De zienswijzen zijn bijgevoegd in Bijlage 8.

De beide zienswijzen hebben op onderdelen geleid tot aanpassing van het ontwerp plan. In de bijlage van het vaststellingsbesluit is te lezen welke onderdelen dit betreft.

8.3 Beroep

Na vaststelling van het bestemmingsplan Landgoed Heihorsten herziening 2013 kan binnen 6 weken na bekendmaking beroep worden ingediend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er staat echter geen beroep open als geen zienswijze is ingediend, tenzij het beroep zich richt tegen wijziging bij vaststelling van het bestemmingsplan Landgoed Heihorsten herziening 2013.